•1 «■ '■'*-■.
''■•U
W V
•'K,N':v^-.
■ ■ ■ ^- • • • . . . »
•>»■?.
*: •'»■-'• :
'J*i->;-^^
► .••••■•»•• •..'•-•r'r^ -•'■■■"'".•■,'.•.'."., v '-'.-'■•.. 'j/»-."^ ,^ • '. • ■
^ 1 ■««■ . ^<^'
Presented to the
LIBRARY of the
UNIVERSITY OF TORONTO
bythe
INSTITUTE FOR
CHRISTIAN STUDIES
2:
.<>
It)
c5
.W/
''"^/i:^ ÜNTARiO. ^
ALGEMEENE
KERKELIJKE
GESCHIEDENIS,
DER
CHRISTENEN.
ld
'i
a :
i. U
Wik.
/i 3 1
ALGEMEENS
KERKELIJKE
GESCHIEDENIS,
DER.
CHRISTENEN,
DOOR.
IJSBRAND VAN HAMELSVELD.
DERDE DEEL.
MET PLAATEN.
r. ^,
i :^ ÜUa
T E H A A R-L lï M B IJ
F Pv A N g O I S B O H N,
:vi D c c c.
a s \i j a :i il a ^i
M 1
if T:
/LI.
:/[Aii
QKi/;
N H o U D
. VAN HET. ..
DERDE DEEL,' ^
^ . ... " "ob'raH 120 n:f. •■::'•_'■
VERVOLG VAN HET ,fciabnoW lué
TWEEDE BO E Kf ^
Bevattende lïet tweede tijdperk, van den dood van joSn-
NES , den laatften der Apostelen , tot aan dé regeering'
van den Keizer konstantyn den Grooten , in het begin
der vierde, eeuw. .,
ACHTSTE HOOFDSTUK.
Verfchillen met NoëTus , sabellius , en andere
Dwaalleeraaren. Twisten over de wcdcrrian-
neming der afgevallen Christenen. Scheuring,
door NOVATUs en novatianus veroorzaakt. Bladz. i,
NEGENDE HOOFDSTUK.
Berichten van oRiGENES, dionysius van .Alex-
andrië ,^en andere voorname Kerldeeraaren en
Schrijvers, van dezen tijd. . , 42,
tien-
INHOUD.
TIENDE HOOFDSTUK,
Lotgevallen der Christenen onder den Keizer gal-
lus , en zijne opvolgers , tot aan het begin der
regeering van diocletianus. . . iio,
ELFDE HOOFDSTUK.
Schriften der Heidenen tegen de Christenen. Be-
richten van GREGORIUS THAURIATURGUS , of
den Wonderdoener. ' Gevoelens van paulus van
Samofata, ivianes en de Manicheën enz, . 009.
twaalfde HOOFDSTy K.
Lotgevallen der Christenen , van het begin der "re-
geering van den Keizer Diocletianus, tQthet - ; ,
einde der laatHe openbare vervolging. . t :;. ,j:;-:-l/ "^9*
a 1 a
': 1301 nDllidi>' ;/.
. AVOVI IC • :
KER-
KERKELIJKE
GESCHIEDENIS.
VERVOLG VAN HET
TWEEDE BOEK.
BEVATTENDE HET TAVEEDE TYDPERK ; VAN DEN
DOOD VAN JORNNES, DEN LAATSTEN DER APOS-
TELEN, TOT AAN DE REGEERING VAN DEN
KEIZER KONSTANTYN DEN GROOTEN ,
IN liET BEGIN DER VIERDE EÈL'W.
ACHTSTE HOOFDSTUK.
^erfch'ilkn met Noëtiis , Sabellius , en andere DivanU
leer'daren. Twisten over de wederaanneming der
afgevallen Christenen. Scheuring^ door No-
vatiis en Novatianus veroorzaakt,
J_Je Tiist, die de Christenen, vóór het uitbcrsten H
■der vervolging onder den Keizer decius , eenige jaa- ^^lu
ren genoten hadden, had niet alleen, gelijk wij, in Hoofdft.
het voorgaande Deel , gezien hebben , gediend , tot ^^^' ^*
eene verflapping van godzaligheid en deugd, niaar tot 251.*
was ook door fommigen misbmikt, tot het verwek- 7
ken van twisten en verdeeldheden , door liet voordra- len m-i"
gen , en flaande houden van gevoelens en begrip- God, dea
pen, over ondei'Wcrpen , die, uit hunnen aart, het ^oor'eu
lïï. Deel. A peil H. Geesf.
o a ^ K E R K E L IJ K E
II peil der mensclilijke vatbaarheid m hu\m gaan. De
^^Jl'J Christenen werden gedoopt in den naam des Vaders ,
Hoofdfl. des Zoons, en des Heiligen Geests; delleil. Schrif-
na C. G. ten leerden van jesus ciiristus, dat hij Cods Zoon,
tot '^<i! '^'^ tevens 'smenfchen Zoon, was; en de Christenen
■ vereerden hem, den Stichter van -hunnen Godsdienst,
van eerftcn af, als God; doch tevens was de leere
van den. ééiten waariichtigen God , (J^ïonarchia Deï)^
de hoofdleere , die het Christendom keiimerkend van
het Heidendom ondcrfcheidde. Zich niet vergenoe-
gende, met, in den naam van jesus ciiristus, als
den Zoon van God, in God tot zaligheid te gelooven,
en door ^tn Geest van God, naar jesus voorbeeld,
heilig en deugdzaam te leven , begon men reeds,
in de tweede eeuw van het Christendom , nader te
verklaren, hoedanig een perfoon jesus, als Gods
Zoon^ en op welke wijze. God, Vader, Zoon, en
Heilige Geest zij, en, dewijl men niet altijd, met
de verëischte behoedzaamheid, en behoorlijke onder-
fcheiding, over dit in de daad moeilijk ondenverp,
hetwelk tot het voor de menfchen onbegrijpelijk be-
flaan des oncindigen Gods behoorde, dacht, of zijne
gedachten uitdrukte, geraakte men, fpoedig, in dool-
hoven vcnvard, die tot veifchillende gevoelens leid-
den, welke niet zelden :in uiterften liepen, en tot
wederzijdfche beichuldigirigen , dat men de waarheid
miskende, aanleiding gaven. Tenvijl fommigen, ten
einde de waardigheid van jesus, als Gods Zoon,
te handliaven , zelfs met tehulproeping der Piaio-
nifche ^Vijsgeerte , alles meenden te ontvouwen en
begrijpelijk te maken , vreesden anderen , dat men ,
GESCHIEDENIS.. 3
dus doende, de éénheid van het Oppenvezen te nu II
kwam, en bedachten zoodanige uitlegging van de 'J^Y[
bewoordingen der Heih'ge Schriften, waar door alle Hoofdft.
ondeifclieid tiisfchen God , den Vader, Zoon , en "•' C. G.
Heiligen Geest, en tevens de Godlijke waardigheid van [^^^ 251.
jESUs CHRISTUS , wcggenomen werd. Hier van had
den THEODOïUS de Lederbereider ^ artemon, prax-
EAS , en in 't gemeen allen , die men Monarchia'
nen en Patropasfianen enz. , noemde , voorbeelden
gegeven (*).
Ten dezen tijde maakten zich , door foortgelijke Noërus
eevoelens , als de laatstgemelden , Noërus en sa- ^" ^'J"®
& ' ö ' gevoe-
BELLius bekend. De eerlle was te Smirna , niet te lens.
Efeze^ zoo als epifanius fchrijft (f), geboren,
alwaar hij ook- zijn gevoelen openbaar maakte. Dit
gevoelen wordt, door hippolytus, die tegen Noë-
Tus gcfchreven heeft, dus voorgefleld: „ Hij zei-
„ de, dat Christus zelve de Vader was, en dat
„ de Vader zelve geboren is, geleden heeft, en ge-
„ ftorven is." AVat breeder en duidelijker door
THEODORETUS (S): 95 Zij zcggen , dat 'er maar
„ één God en Vader is, de A\^erkmeester van al-
„ les, wel ongeboren, van het begin, maar gebo-
5, ren, wanneer hij uit eene maagd wilde geboren
„ worden. Niet kunnende lijden en onflerfhjk , maar
„ wederom kunnende lijden en flerflljk. AV^ant niet •
„ kun-
(*) Zie II. Deel, Bladz. 209. volgg.
Ct) //..;■«.• 57.
(§) FLerei. Fah. III. 3.
A 2
4 K E R K E L IJ K E
II „ kunnende lijden , zegt hij , heeft hij , dit willende 5
?"^'^ „ het lijden van het kruis onderdaan. Dezen noe-
Hoüfdll. 59 nien zij Zoon en Vader."'' Doch, op welke wij-
na C. G. 2e NoëTus dit gevoelen nader verklaard , en of hij
tot i<A. gewild hebbe, dat Christus een bloot mensch ge-
— — — wcest zij, met wien de Godheid zich, op zekere
wijze, verëenigd hebbe, dan wel of hij in christus
eene Godlijke en menschlijke natuur onderfteld heb-
be, eene Godlijke, zijnde zeker uitvloeizel uit de
ééne Godlijke pcrfoon, den Vader, welk uitvloeizel
of kracht naderhand weder in de Godheid , den Va-
der , zij wedergekeerd , is , wegens de duisterheid der
Ouden , geheel onzeker ( * ) ; zoodat men , met zeker-
heid , niet anders van zijn gevoelen kan zeggen , dan
dat hetzelve genoegzaam fchijnt overeen te Ivpmen,
met dat van praxeas. De beweegreden tot hetzel-
ve was zijn ijver, om de éénheid van het Godlijk
Wezen zuiver te bewaaren, waar toe hij alle die
Bijbelplaatzen , die deze eenheid leeren , gcduurig her-
haalde, doch zijne voornaamlle bewijsplaats uit de
H. Schrift, was Rom. IX. 5., gelijk wij uit dit be-
richt van iiippoLYTus weten : ,, christus was
„ God, en heeft voor ons geleden, zijnde zelve de
„ Vader, opdat hij ons ook zou kunnen zaligen.
„ Want anders , zeide noütus , kunnen wij niet
„ zeggen, nademaal ook de Apostel éénen God be-
„ lijdt,
(*) liet eeiRe verdedigt wesselinc , Pvobab. C.
XXVI. tot het lantfie neigt venema Hist. Eccles. Tow.
III. pas. 710. fqq.
GESCHIEDENIS. 5
„ lijdt, zeggende: Welker zijn de Vaders^ en uit II
„ welken ciiristus is ^ zoo veel het vleesch aan- ^^:^
„ gaat , dewelke is God boven allen te prijzen , Hoofdft.
„ in der eeuwigheid.'''' "^ C. G.
Noëïus, deze gevoelens verfpreidende , werd, door [^^ ^51.
de Oudilen of Ouderlingen der Gemeente te Smirna , •
daar over onderliouden ; eerst ontkende hij, maar
naderhand , ziende , dat dezelve bij verfcheiden Chris-
tenen ingang vonden, verdedigde hij dezelve, met
te vraagen : „ AVat kwaad hij daar mede deed , dat
„ hij CHRISTUS verheerlijkte? " Hij werd vervol-
gends, door deze Ouderlingen, of door tranquil-
Lus, Bisfchop van Chalce'don ^ omdat hij bij zijne
gevoelens volhardde, uit de gemeenfchap der Kerk
gefloten , en , als hij kort daarna overleed , lieten de
Christenen te Smirna zijn lijk , als ook dat van zijnen
broeder , onbegraven liggen , onder voorwendzel , dat
zij afgevallen waren van hun geloof. Zoo zeer waren
thans reeds fommigen ontaart van die eerfte belijders
van dezen menschlievenden Godsdienst, die zelfs de
onbegraven ligchaamen van Heidenen, hunne veiTol-
gers, ter aarde befteld hadden!
Deze berichten, nopens noctus en zijne gevoe-
lens, zijn voornaamlijk ontleend uit epifanius (*)
en THEODORETUS (f), doch bijzonder uit hippo-
LYTus, in wiens Werken (§) men eene wederleg-
ging van dezelve vindt , vvaarfchijnlijk behoorende
tot
(*) H.eres. 57-
(t) Hcsret. fab. L. III. C. 3.
C5) Oper. Tom. II. pag. 5-- '20.
A3
tot 251,
6 K E R K E L IJ K E
II tot zijn voor ons verloren Werk over de Ketterijen ^
^^l^ waar van fotius melding maakt (*), uit welke
Hoofdft. wederlegging bevestigd wordt, het geen v/ii boven
na C. G. zeiden , van de min behoedzame uitdrukkingen , welke
tot s-ci. Sommigen , die voor rechtzinnigen gehouden werden,
gebruikten. Zoo zegt deze wederlegger van NoëTus :
„ Dat het Godlijk Woord, (de Logos,') op zich
„ zelven , zonder het vleesch , of de menschheid ,
„ geen volkomen Zooji geweest is." — „ De Zoon
„ was de ecrfle Stem des Vaders , en geteeld , als
5, hcht uit licht, of als water uit eene bron, en
„ ftond, als eene draal tot de Zon, in betrekking
„ tot den Vader." — Verders, „ de overëenftem-
„ mende Huishouding , ( Oeconomia , } in de God-
„ heid zal deze zijn: 'er is één God, de Vader,
„ die beveelt, 4e Zoon, die gehoorzaamt, en de
„ Heilige Geest, die wetenfchap leert."
Men is niet volkomen zeker, omtrent den waaren
leeftijd van NOëTus , wien epïfanius 130 jaai-en
vóór zijnen eigenen , dat is , omtrent het jaar 245 ,
bepaalt, terwijl anderen meencn, dat hij reeds voor
het jaar 220 moet gebloeid hebben , dewijl hippoly-
Tus, die tegen hem gefchreven heeft, den Martel-
dood zal geleden hebben, in het jaar 230 (f),
doch, alzoo dit laatfle geheel onzeker is, kan epï-
fanius tijdbepaling heel wel toegelaten worden.
NoëTUS wordt gezegd, tot voorgangers in zijne
gqvoelens gehad te hebben , zekeren epigonus en
CLE-
(*) Cod. 121.
(t) Venema ///s;. Eales, Tom, l\\. pag. 705.
GESCHIEDENIS. >r
CLEOMEXES , terwijl CALLISTUS cn anderen dezelveii lï
ijverig voortplantten; evenwel fchijnen de No'ètianen ^^^^
■Az\\ naauwlijks tot in de vierde eeuw ibande gehoii- Hoofdft.
den te hebben , wanneer hun naam door aanzienlijker "^ C. G.
naamcn \^n lieden , die met hun in gevoelens genoeg- ^^^ ~^J[\
zaam overeenkwamen, verduisterd werd.
Dus heeft zich , kort na Noëxus , sabellil'S ver- Sabelli-
niaard gemaakt , wien fommigen voor eenen leerling ^'^•'
van NOëTus houden ; hij was een Afrikaan , uit tle
Provintie van PentapoUs , in wier Hoofdftad hij , tus-
fchen de jaaren 250 en 260, fchoon anderen hem
\Toeger plaatzen, zijne gevoelens geleerd heeft, al-
hoewel het onzeker is, of hij een openbaar Leeraar-
ambt aldaar bekleed hebbe, gelijk fommige jonger
Schrijvers zeggen. Hij wordt geroemd , als een kun-
dig en geleerd man, die ecnige gefchriften heeft na-
gelaten , van welke nog in de vijfde eeuw het één
en ander overig was. Volgends augustinus (*),
zal hij, insgelijks, uit de gemeenfchap der Kerk ge-
floten zijn. Zeker is het, dat dionysius van Alex-
andri'è ^ in eenige Brieven, en novatianus m zijn
Boek over den regel des geloof s (f), hem breed-
voerig wederiegd hebben. Meer weten wij niet van
de lotgevallen van sabellius.
Ten opzichte van 's mans gevoelens , heerscht , Zijne ze-
even als omtrent die van noctus , \Tij wat duister- ^o^^^^s,
nis. In 't gemeen is dit zeker, dat hij van de leere
der
(*) Z)^ H.eres. ex Philastrio.
(t) -D^ regula fidei oï de Trinitate ^ waar van wij,
op zijne plaats, nader fpreken zullen.
A 4
^ KERKELIJKE
II der Christenen omtrent God den Vader, Zoon,.
^f^^ en Heiligen Geest , verfchilde , en wel uit zorg,.
Hoofdft. dat dezelve, gelijk zij gemeenlijk verdaan werd,
na C. G. aanleiding mogt geven tot het geloof van eea
1 fliir " '^K
tot 2^1 Veelgodendom. Wanneer dus de SaheUlanen eenen
• eenvouvvigen Cln-isten ontmoetten , zegt ons epif^-
Kius , vraagden zij hem : „ Wat moeten v\ij dan
„ zeggen? Hebben wij é énen God? of drie Goden?'*
Door welke vraag zij menigen Christen tot hunne
partij overhaalden. Doch, op welke wijze sabel-
Lius eigenlijk de Iccre van Vader, Zoon, en Heiligen
Geest, verklaarde, zonder meer dan éénen Godlij-
ken perfoon te erkennen, en hoe hij zich den per-
foon van jesus voorftelde, is niet zoo gemaklijk te
bepaalen. Wij misfcn de Brieven van dionysius
ran- Alexandrie ^ die ons hier hcht hadden kunnen
geven , en van wien , betrcIFende de leere van sabel-
Lius , EüSEBius (*) ons alleen deze woorden be^
waard heeft, uit zijnen Brief aan xystus of slxtus ,
Bisfchop van Rome ^ welke echter niets beftemmen,
alleen noemt hij deze leere: „ Godloos en lasterend
tegen den Almagtigen God, en Vader van onzen
„ Hecre jesus Christus; vol ongeloof jegens zij-
, ncn Eeniggeboren Zoon, den Eerstgeboren onder
„ alle Schepzelen, en het Woord, dat vlcesch ge-
v/orden is ; en eindelijk vol onverftand omtrent
den Heiligen Geest." epifanius , die meer in
bijzonderheden treedt, fchrijft aan sabellius toe,
dat hij in God Hechts éénen perfoon erkend hebbe,
d'jch
( * ) Ilisl. Eccks, Libr. VU. C. ö.
GESCHIEDENIS. 9
doch die zich door drie Benamingen van Vader, II
Zoon, en Heiligen Geest, naai- onderfcheiden AVö'c//- BPJ:^
ten of Werkingen , heeft beleend gemaakt. Hetwelk Hoofdft.
SABELLTUS , door veifchciden geliikcnisfen , zal opgc- '" C. G.
Taar 2^5.
helderd hebben. Gelijk in den mensch Ligchaam,-^^ ^^j^
Ziel, en Geest, zijn, dus zal in de Godheid de
Vader, als 't ware, het Ligchaam, de Zoon als de
Ziel, en de Heilige Geest als de menschlijke Geest
zijn, enz. Van den Zoon beweerde hij, zegt epi-
FANius, dat hij, als eene ftraal, is uitgezonden,
en na des menfchen verlosfing op aarde volbrachit
te hebben, weder ten hemel opgenomen is, gelijk
eene lichtfh-aal, uit de Zon uitgevloeid, tot dezelve
wederkeert. De Heilige Geest wordt ook in de we-
reld gezonden, komt op ieder, die zijns waardig is,
herftclt het leven , fchenkt nieuwen moed en hart ,
en verwarmt, om zoo te fpreken, den mensch door
zekere kracht en gewilligheid van Geest Men
fchijnt dus niet te kunnen ondcrftcllen , met ciiry-
sosTO.MUs, dat hij Vader, Zoon , en Heiligen Geest,
voor ( 4'<Aias ovofAxlx , ) Ip/oo^e naamen gehouden heb-
be , maar liever voor drie krachten of werkingen
der Godheid, of gelijk andere Ouden het uitdruk-
ken, dat hij de Drieëenheid befchouwde, als eene
uitgebreide of zich uitbreidende Eenheid , naamlijk ,
door hare werldngen (*). jesus christus fchijnt
hij als een bloot mensch befchouwd te hebben, in
wien flechts eene Godlijke Kracht voor eenen tijd
"zal gewoond hebben.
Men
(*) Venema Hist. Eccles. Tom. ÏIL pag. 710, 711.
A5
lo K E 11 K E L IJ K E
II Men gaf aan de aanhangers van sarellius cii
BOEK
VIII
NoeTus , even gelijk aan die van praxras , en an-
Hoofdft. deren, die fleclits éénen perfoon in de Godheid er-
na C. G. kenden, den naam van Patropaspuincn ^ ook dien van
Jaar 235. ,
i)t 251. i'O'ï'^'Jöfss', en Unionitce, omdat zij Unio en niet
Unit as erkenden. Zoo vruchtbaar maakte de ijver
Vcrlchei- ^^^^ ^^^ rechtzinnigheid de Christenen in het uitvin-
den bena- -^
niin!>en den en fmeeden van benamingen , om de Ketters te
sandeSa- keiin^ej-kej, alhoewel sarellius niet regelrecht leer-
belhanen , ^^ , , , , , , ,- , , ^
gegeven. ^^•> ^"^^ "'^ yader geleden hebbe, or dat de Zoon
de Vader , en de Vader de Zoon zij , doch , het was
genoeg, dat men zulke ongerijmdheden , door gevolg-
trekking, uit zijne leere meende te kunnen afleiden.
Voort- Saeellius leere en gevoelens maakte , in het
g^ ng en .^^ ^^^.^j ^^^^ opgang : verfcheidcn Bisfclioppen van
ticnr.an- Egypte en Afrika omhelsden dezelve. Omtrent het
Imnavrn q^xxCxq. der vierde eeuw, waren nog velen te Rome ^
SABELLI- . ^, „ ... . ,, \ 1
J-s. m Mefupotamie , en m Fontus , deze gevoelens toe-
gedaan; ja in de vijfde eeuw vond men nog nodig,
dezelve opzetlijk in gefchrift te wederleggen. ])och
men vindt geene melding van geleerde mannen onder
dezen aanhang, die zich door hunne fchriften heb-
ben vermaard gemaakt, alhoewel, in volgende tijden,
de befchuldiging van SahcUlanerij tegen verlcheiden
geleerde mannen is ingebraclit, die het onderfcheid
der perfoonen in het Godlijk Vv'ezen gezegd werden
te ontkennen.
Br.uYi,- Beryllus, Bisfchop van Bostra^ in Arahië^ een
LUS door geleerd man , Schrijver van verfcheidcn fchriften (*),
had,
(*) EusEB. Hiit. Eccks. VI. 30.
GESCHIEDENIS. ii
had, door zijne begrippen omtrent den perfoon van II
jEsus CHRISTUS , de Gemeenten in die gewesten ^J-^
ontrust. Hij meende, dat jesus Christus, vóór Hoofdfl.
zijne vcrkeering onder de menfcben , geen voorbe- na C. G.
jftaan, als perfoon, hebbe gehad, als ook dat men ^^^^ ^'^J[
hem gccne eigene Godlijke natuur moete toefchrij-
ven, hebbende alleen de Godheid des Vaders, rrg. origenes
. ' " van zijn
duurende zijn verblijf op aarde , in hem gewoond (*). gevoelen
De twist, hier door ontdaan, gaf aanleiding tot het f^'"".? g'^-
houden van verfclieidene Kerkvergaderingen en Bij-
ëenkomften der Leeriiaren , tot ééne van dewelke ,
te Bostra ^ in het jaar 244, gehouden, de vermaar-
de ORiGENES genodigd werd , wien het , met een
zeldzaam voorbeeld, in de Kerkelijke Gefchiedenis ,
gelukte, door vi'iendelijke gefprckkcn en onderhan-
delingen, BERYLLUS te overtuigeu en te bewegen,
om zijne begrippen op te geven , die zelfs orige-
NES daar voor , als voor ecne uitnemende weldaad ,
fchriftelijk bedankte, (f)
Van eenc andere natuur waren de twisten , welke , Twist
ten dezen tijde, de Westerfche Kerkgemeenten, bij- ^^'^'^'''^"^
' wcder-
zonder die van Carthago , beroerden , betreffende de annne-
vraag, hoe men zich omtrent die genen behoorde '"'^"'■^ci'
te gedragen , welke , geduurende de vervolging der ^^^^"^^ ^'
Chris-
(*) Das geeft ons eusebius Hist. Ecclcs. VI. 33,
's mans gevoelen , in het gemeen , op.
(f) Eusebius /. c. HiëRONVM. ek viris illustr. C. 5o.
ORIGENES zelve doelt op deze gevoelens van beryllus,
in Frasm. Conment, in Tit. Opp. Tom. IV. p. 22.
12 K E R K E L IJ K E
II Christenen onder decius, aan afval van den Cods-
*°^ j dienst , op de ééne of andere wijze , hadden fchuldig
Hoofdft. gemaakt. In voorgaande vervolgingen , had wel het ge-
na C. G. val plaats gehad , dat enkele pcrfoonen , voor het ge-
tot 251!^^'^^^^^ de bedreigingen bezweken, het Christendom
• hadden verlaten ; berouw hebbende , werden zij niet ,
dan na eene openlijke en moeilijke boete en verootmoe-
diging, weder in de gemeenfchap der Kerk aange-
nomen; fommigen echter wisten zich van de voor-
fpraak der Martelaren , dat is , van zulke Christe-
nen, die, in gevangenisien, reeds ter dood veroor-
deeld, of ieder oogenbhk hun doodvonnis verwach-
tende waren, welke allengs meer en meer hoogach-
ting en eerbied bij de Christenen verkregen, te be-
dienen , wanneer zij , op eene gemaklijker wijze,
met de Kerk verzoend werden (*). Men gebruikte
echter, hier bij, alle omzichtigheid, ten einde het
misbruik voor te komen. Niet alleen was tot hier
toe het getal van zulke afvalligen gering, maar de
INIartelaars verleenden ook hunne voorfpraak niet,
dan na een naauvvkeurig onderzoek, en aan bekende
perfoncn , met naame bepaald ; ook zorgde men , dat
gec-
(*) Tertullianus ad Mart. C. 1. de Pvdicitia C.
22. bezwanrt zich, over deze gemaklijke toelating der
afgevnllenen , ten hoogflen, ovcrcenkomftig zijne fombere
gejiartheid. Doch dionysius van Alcxandric ^ bij euseb.
Hist. Eccles- VI. 42. en doorgaands de Christenen, oor-
deelden het billijk, dat men zulken vergiffenis fchonk»
die door de Martelaaren voor Broeders erkend werden.
GESCHIEDENIS. 13
geene onvoorzichtige (lappen begaan werden , door n
Diakonen in tle 2;evangenisfen te zenden, welke de ^f/;?^
begeerten der Maitelarcn , ten dezen , niet hunnen i loofdfl.
raad , volgends de voorfchriften der Heilige Schrift , "^ C. G.
beftuurden. Doch , ten dezen tijde , zelfs terwijl de j^'^ '^^^
vervolging onder decius nog duurde, werd, bij
zonder in de Gemeenten van Afrika^ en voornaam-
lijk te Carthngo , van deze vooifpraak der Martela-
ren, en Belijders, QConfesfores ^^ een in het oog lo-
pend misbruik gemaakt. Het groot aantal der af-
valligen , het toenemend aanzien der IMartelaren en
Belijders, die Ilandvastig gebleven waren, velen van
welken zich deze hoogachting te gretig lieten aanleu-
nen, en die 'm begrip fcheenen te ftaan, dat hunne
ftandvastigheid verdiende zelfs bij God had , ter ver-
geving van zonden, ook van anderen, die hunne
voorfpraak begeerden, waar bij nog kwam het mis-
noegen , hetwelk eenige Ouderlingen en Kerkendie-
naars te Carthngo tegen cyprianus koesterden, dit
een en ander werkte famen , dat een groot aantal af-
valligen, (cYPRiAN'us fpreekt van dttizemJen ^) zon-
der eenig voorafgaand onderzoek , zonder uitdruk-
king dikwijls van hunne perfoonen of namen, brie-
ven van voorfchrijving , ( libeJli pacis , ) van de
Martelaren en Belijders wisten te bekomen , om we-
der in de gemeenfchap der Kerk opgenomen te wor-
den. Ja, 'er is vermoeden, dat fommigen dezelve
voor geld hadden weten te verkrijgen. De Opzieners
der Gemeente te Carthago ^ zijnde cyprianus zelven
nog in zijne fchuilplaats afwezig, in het jaar 250,
liaastten zich, zonder hem te raadplegen, of eenig
on-
14 K E R K E L IJ K E
II onderzoek te doen , de afvalligen te herllellen. Men
BOEK
Vlfl
vorderde hun geene boetdoening, zelfs geene open-
Hoofdft. bare belijdenis van hunne zonden af, geen leeriiar
na C. G. legde hun de handen op , maar zij werden tot het
Tnnr o •* ^ *^
tot 251.' Ï^^^^^S Avondmaal toegelaten, even of 'er geen afval
had plaats gehad.
Cypria- Cyprianus, hier van bericht zijnde, befchouwde
nia-'nTtoc ^'^^ verval der Kerkelijke tucht met leedwezen , doch
behoed- zweeg echter een' tijd lang , opdat het niet zou fchij-
znam- ^^^^^ ^-^^ ^p |-,jj ^jj^onder dtn inbreuk, welke, door
deze handelwijze , op zijn gezag als Bisfchop , ge-
maakt werd, ter harte nam. Dra nogthans oordeel-
de hij zich verplicht, om zich tegen deze ongere-
geldheid te verzetten , waar toe hij ook meende ,
door Godlijlve gezichten bij nacht, en door zekere
kinderen , die in geestverrukking vielen , en daar in
zagen, hoorden, en fpraken, wat God aan zijiic
Gemeente wilde doen weten , van 's hemels wegc ,
opgewekt te zijn C * )• ^^^U fchreef dan aan de
Martelaren en Belijders, aan de Ouderlingen en Ker-
kendienaars te Carthago^ en aan de Gemeente al-
daar (t), vermanende de eerften tot omzichtig-
heid, beilrafiènde de Opzieners der Kerk, tevens
met de bedreiging, dat, indien fommigen onbezon-
nen en trotsch genoeg miOgten zijn, om bij hun ge-
drag
(*) Epht. 10. allh \6. Dit moet ons in cypul^nus
niet verwonderen. Wij zullen , van dezen Kerklecraar in
het vervolg fprekende, meer dergelijke voorbeelden ont-
moeten, en daar bij nader oordeclen kunnen.
(f) Bpht, II. aliii 15. Epiit. 12. alih 17.
G E S C IJ r E D E N I S. 15
tirag te volharden, dezelve voor eenen tijd buiten de II
gemeenfchap der Kerk moesten gefloten worden: De ?,'!': ^
Gemeente eindelijk waaifchuwende voor alle ontijdige Hoofdlh
en onberaden flappen , met belofte , dat eens alles "^ ^' ^.
onderzocht worden, en de Gemeente dan zelve me- j\-,j ^^i*
de oordeelen zoude. '
Inmiddels hadden de Opzieners van de Gemeente Brief vnn
te Rome , welke thans oecnen Bisfchop had , heb- '^'^ f*^'^*
bende na de dood van fabl\nus nog geene verkie- Gemecn-
zing kunnen gelchieden , aan de Opzieners te Car- ^^ ^^ 1* ^'
thago gefchreven ( * ) , en bij die gelegenheid de ^^ Ii^^-q,
vlucht van cyprianus meer ontfchuldigende dan valiencii,
goedkeurende,, met betrekking tot de afvalligen ge-
raden , die tot bekeering te vermanen , en hen , als
zij ziek werden en berouw betuigden, weder onder
de gelovigen aan te nemen. Deze Brief, het toene-
men van ziekten, bij het aannaderen van den zo-
mer, en het hevig aandringen van fommige afgeval-
lenen op verzoening , deed cyprianus nog meer toe-
geven , in zoo verre , dat afgevallenen , die eene voor-
fchrijving van de Martelaren hadden, wanneer zij in
cene ziekte vielen , voor eenen OudcrVrng , of in ge-
val van doodsgevaar, ook voor eenen Diakon ^ hun-
ne zonden , zijns oordeels , belijden , de oplegging der
handen ontvangen, en dus gerust de wereld verla-
ten konden (f). Doch, die zich onder hen be-
klaagden over de Pcrenge Kerketuclit, mogten tot de
lierik'lling van den vrede der Kerk wachten, opdat
als-
(*) Cyprian. Epht. 8. aliii 3.
(1} Epiit, iC, 19, 20. ajih 13, 14, 15,
ï6 K E R K E L IJ K E
II ïilsdan , in eene algemeene bijeenkomst van Leet*
??j^'j aaren en Kerkendienaren ^ ah ook van andere k"
Hoofdft. den der Gemeente , ( flantium plebs , ) wien men
na C. G. QQJj naarmate hunner Godzalic^heid , achtinff fchiü-
Jaar 235. . . o 9 b
tot 2SI. ^^^ ^^5 hmme zaak , en de algemeene belangen
"" der Kerk, beoordeeld en beflist kon worden.
Hevig- T)QZQ. gematigdheid van cyprl\nus zou, waar-
den Belii f'^^iy^ly^^ i van goed gevolg geweest zijn, indien niet
der Luci- de drift van eenen anders welmeenenden Belijder ,
AKus. jijg 2ich , in de vei-volging , ijverig en flandvastig in
zijn geloof bewezen had, lucianus genaamd, den-
zelven eene menigte voorichrijvingsbrieven had doen
iiitdeelen , in den naam van eenen Martelaar , pau-
lus, die hem gezegd had: „ lucianus! ik z(tg
„ u , in de tegenwoordigheid van chrlstus , dat
„ gij, indien iemand, na mijne opëifching, (na
„ mijne dood , ) van u den vrede begeert , dien in
„ mijnen naam fchenkt , " en op den naam van
eenen aurelius , een' jongman , die de pijnbank had
doorgeRaan , en niet kon fchrijven. Hij fchreef , met
de overige Belijders , aan cyprianus zelven, den
volgenden korten, maar ftouten en dreigenden Brief:
„ Alle de Belijders aan Paus (*) cyprl\nus !
„ Weet , dat wij den vrede gefchonken hebben , aan
5, allen , die u goede rekenfchap zullen doen , van
„ het
(*) Deze Titel, Papa of Paus, vvns nog niet met
nitfluiting eigen aan de Bisfchoppen van Kome , maar
werd, gelijk die van Pater of Fadcr^ aan de Bisfchop-
pen gegeven.
GESCHIEDENIS. 17
„ \ïet gene zij , rw hunne zonde , hebben gedaan. II
„ \V\j hebben gewild, dat deze Brief, door middel ^^^^
„ van Uy aan de andere Bisfchoppen zou worden Hoofdfl.
„ overhandigd: wij wenfchen , dat gij den wede hebt "'^ ^' ^•
„ met de Heilige Martelaren. In tegenwoordigheid tót 25U
„ van eenen Voorlezer en Duivelbezweerer der Gees- -^
„ telijkheid, met de hand van luciaxus," (*)
De wensch , dat hij vrede hehbe met de Marte-
laren^ geeft niet duister te kennen: W^ij zullen u
van onzen vrede ( gemeenfchnp ) ter oven , zo gij
4en vrede , door ons gegeven , niet bekrachtigt-,
■Hier door bemoedigd , eischten velen -der afgeval- De Op-
lenen de gemeenfchap der Kerk , welke zii ook , ^'"^"^^^
^ ^ ■' 'enBehj-
door hunnen aanval , bij vele Bisfchoppen m de fte- ders te
den van Afrika doordrongen (f), doch cypria- ^^"^^
Nus bleef bij zijn gevoelen , en gebood den Ouder- u,et cy-
lingen te Carthago , dat de afgevallenen geduld zou- prianus
den hebben, tot dat hun gedrag behoorlijk onder- ^^^'■^^"'
zocht zou wezen (§). Hij werd in zrjne denk-
beelden geflijfd, door de verklaring der Opzieners
van de Kerk te Rome ^ in Brieven aan die van Cai*
thago , en naa Sicilië , en aan cyprl\nus zelven ,
Avaar bij zich ook de Belijders te Rome in eenen
Brief aan hem voegden , in welken zij zijn voornemen
•goedkeurden, om, .:< bedaarder tijden , in eene alge-
meene bijeenkomst der Leeraaren en Gemeente, over
^ze zaak te handelen , met bijvoeging , dat de ^^fge-
(*) CvpRiAN. Epist. 23. aliis 17.
(t) Cyprian. Ep. 27. aliis 23.
C5) Ep. 26. alüi iS.
l\L Deel. S
i8 K E R K E L IJ K E
II vallenen wel aan de deur der Kerk aankloppen , maar
??":'[ die niet met geweld openbreken mogten. cypPvIAnus
Hoofdil. liel^ ook niet na, deze beide Brieven (*) alom te
na C. G. verbreiden en gemeen te maken. Ook Ichreer" hij ,
tot «^i! ^^" dezen tijde, aan de afgevallcnen zelven (f),
"' waar van eenigen hem gemeld hadden , dat zij reeds ,
zonder hem , door den Martelaar paulus , in de ge-
meenfchap der Kerk herlleld waren, terwijl anderen
hem gefchreven hadden , dat zij , alhoewel vooifch rij-
ving van Martelaren hebbende , echter als boetelin-
gen , zijne komst wilden afwachten. De laatften
prees hij wegens dit hun voornemen , maar de eer-
ften beftrafte hij nadruldijk, hun onder het oog bren-
gende, dat, volgends de uitfpraak v'^an Christus:
gij zijt PETRUS enz. , de Kerk op de B'nfchoppen
gegrond was ( § ) , zoodat alle hare handelingen
door deze Opzieners behooren befluurd te worden,
tevens liet hij de Kerkelijke gemcenfchap opheffen
met allen , die dezeh^e met zulke afgevallen Christe-
nen onderhielden.
Kerkver- Eindelijk kwam 'er een geruster tijd voor de Chrjs-
gndenng fejigji, zoodat cyprianus in het jaar 251 tot zijne
teCartha- ' '
go 2;e- Gemeente naa Carthago terug Icon keeren. Uier
houden y^Qx^^ hij , hoe zelfs fommige Belijders zich ongefchikt
iaV"<i. SC^^'ocgen, zich aan twisten, dronkcnfchap , en on-
kuischheid , overgevende , welke hij , in eenen bijzon-
deren Brief, bellrafte , en tot hunnen pligt terug traeh-
tc
(*■) Ep. 30, 31. aliis 31. en 25.
(t) r.p. 33, 34. alm 27, 28.
GESCHIEDENIS. 19
te te brengen (*). Vcrvolgends beriep hij de be- II
loofde vergadering te Carthago ^ in dat zelfde jaar, ^^jj.
bijeen , op welke befloten werd , alle die genen , Hoofdlh
welke men Schriftelijke Afcievallenen noemde, die de "^ ^* ~^'
Kerkelijke boete begonnen hadden, teritond weder m tot 251.
de Gemeente aan te nemen , maar zulken , die daadlijk '
ffan de Afgoden geüjferd hadden , aan eene langer
boete te onderwerpen , en naar de omftandighedeu
van himnen afval en gedrag , te behandelen. \^an deze
befluiten der vergadering gaf cyprianus, met eeueu
Brief, kennis aan de Gemeente van R<)nie en andere.
Zij werden genoegzaam overal goedgekeurd en aan-
genomen , en bijzonder te Rome bevestigd , in cene
Kerkvergadering van zestig Bisfchoppen , vele Ouder-
lingen, Kerken dienaars , en andere Christenen, door
den Bisfchop cornelius , in dat zelfde jaar 251,
gehouden, (f)
Volgends deze befluiten, werden alle afgevallcnen , Uit'/oe-
die tot geene boute verthan wilden , uit de gemeen- P"? . *^'"
fchap der Kerk gefloten ( S } ? niaar daar tegert , omtrent
voornaamlijk toen eene nieuwe vervolging de Chris- c*^ Afg^-
tenen bedreigde , alle afgevallenen , die boete gedaan
hadden , zonder onderfcheid , weder aangenomen (**}.
In het bijzonder, werden Bisfchoppen en anderen,
die
(*) Ep. 13. aliis 7.
(t) Cï'PRIANüS Epist. 55. alÜS 55. EUSEBiUS Hisf,
Eccles. VI. 43. HiëRONYMUS Catal. Script, Ecchs, C. 66,
(§) Cyprianus EpisL 55. af/is 52.
(**) Epist. 57. aliis 54.
B 2
ao KERKELIJKE
II die den post van Leeriiaren bekleed , en zich aait
^^^T '^'Ev^l fcliuldig gemaalct hadden , van hun ambt , voor
HoofdH:. ■^Itijclj Jifgezet, alhoewel zij tot de Kerkeboete wer-
na C. G. den toegelaten. Dit was Ijet geval met twee Bis-
jQj ^^J' fchoppen in Spanje, basilides en martialis, die,
* door een fchriftelijk getuigenis , hun Christendom
verzaakt hadden. Bovendien had. basilides , ziek
zijnde. God gelasterd, doch, dit belijdende, op
aandrift van zijn geweten , zijn Bisfchops-ambt neder-
gelegd, betuigende zich te zullen vergenoegen, in-
dien hij Hechts als leek de gemeenfchap der Kerk
genieten mogt. martialis had de gastmalen en
gezelfchappen van Heidenen bijgewoond , en zijne
Zoonen in één hunner graven ter aarde befleld, en
dus deel aan hun Bijgeloof genomen. Doch basi-
lides, en ook, naar het fchijnt, imartialis, ver-
volgends naa Rome gereisd zijnde, hadden den Bis-
fchop van die Gemeente, stefanus, die, wegens
de afgelegenheid hunner Bisdommen , niets van hun
wist, weten te belezen, om hen in de gemeenfchap
der Kerk toetclatcn , waar op zij beweerden, ook
weder rechtmatige Bisfchoppen te zijn. Hunne
Spaan fche Gemeenten , door dit geval verlegen , zon-
den afgevaardigden , met eenen Brief aan de Bis-
fchoppen in Afrika, om troost en bijfliand. Deze
in het jaar 254 te Carthago , onder voorzitting van
CYPRiANUS, hier over geraadpleegd hebbende , lieten
den Spaanfchen Christenen , door CYPRiANUS,hun ge-
voelen bekend maken , dat basilides en martialis
niet voor Bisfchoppen erkend konden worden , en dat
iuin-
GESCHIEDENIS. *i
hunne list, te Rome gepleegd , hun eerfle misdrijf n
nog vergrootte. (*) ^^^^^
Daar was ook , in het Jaar 252 , te Carthago nog Hoofdft.
eene Kerkvergadering gehouden van 66 andere Bis- na C. G,
Tqor o 5 C
ichoppen , onder de voorzitting van cyprianus , J^'^ 2 j!
voornaamlijk 5 over de zaak der afgevaHenen; aizoo ■
fommiffen eenige nieuwe vragen en twijfelingen over Kerkver-
^ -' » 2;adenng
dezelve hadden , niettegcn (bande de uitfpraken der teCnrtha-
vergadering van het voorige Jaar. Deze tegenwoor- go, in het
dige verzachtte de gemelde uitfpraken merklijk , en ^ ' *^ *
wilde , dat aan alle boetdoende afvalligen de gemeen-
fchap der Kerk zou wedergegevcn worden , ook uit
aanmerking der vervolging, welke thans weder be-
gon uit te breken. Deze vergadering beroept zich
op eene bijzondere ingeving van den Heiligen Geest
en een Godlijk onderwijs door vele en openbare ge^
zichten , in den ' Brief, in welken cyprianus aan
den Roomfchen Bisfchop cornelius hare befluiten
bekend maakt (f). Doch, men heeft hier bij in
het oog te houden , dat cyprianus , - die ^Q.zt ver-
gadering befluurde , zich veelmaalen op gezichten
en openbaringen gewoon was te beroepen , gelijk wij
nader zien zullen. Uit eenen anderen Brief van den
zelfden Kerkleeraar , in naam van zes- en zestig Bis-
fchoppen , en dus waarfchijnlijk van deze zelfde ver-
gadering, aan den Bisfchop fidus gefchreven (§),
blijkt, dat ook andere onderwerpen in deze vergade-
ring
(*) CypRiAN. Epist. 6j. aliis 62.
( f ) Episf. 57. a/üs 54.
(5) Epist. (54. a/iis 5^.
B 3
52 K E Pv K E L IJ K E
TI ring beliandeld zijn geworden. Insgelijks werd door
^'IJ^ haar de vvederaanneming van den Ouderling victor
Hoofda. i" ^ï'-' Gemeente van den Risfchop therapius, hoe-
i)j C. G. wel door dezen te overhaast, en vóór dat de tijd
t^j^'j^J,* der hem voorgefchreven Kerkelijke boete verlopen
. _ was, gefchonken , bevestigd. „Wij geloofden", ichrijft
CYPRiANus, die voor de eere der Bisfchoppen ten
hoogden bezorgd was, „dat de Kerkenvrede, door
„ eenen Priester van God éénmaal, op welke wijze
^ dan ook, gefchonken, niet behoorde vernietigd te
„ worden."
CypRiA- Gedüurende den loop dezer twisten, fchreef CY-
overX^ PRÏANUS ook, in het jaar 251 , zijn Boek van de Af-
afgevrl- gevallenen^ (^de Lapfis ^~) waar uit wij zoo veel voor
wwQw. Qj^g [lei-icht nopens dit onderwerp hebben overgeno-
men. Hier verdient alleen nog de volgende plaats
uit hetzelve geplaatst te worden, waar in cypri-
ANUS zich verklaart , nopens de verdienden der Mar-
telaren , ten voordeele van de Afgevallenen , die op
derzelvcr voorfpraak zich verlieten. „ De Heere al-
5, leen," zegt hij, „kan zich ontfermen. IJij al-
„ leen kan de zonden, tegen Hem begaan, verge-
„ ven , die onze zonden gedragen , voor ons de
„ fmarten geleden, en dien God voor onze zon-
5, den overgegeven heeft. Een mcnsch kan niet
„ grooter zijn dan God , noch door zijne toegc-
,, vendhcid dat -gene kwijtfchelden of vergeven , wat
„ doür ecne groote overtreding tegen den Heere be-
„ gaan is : opdat de zonde des afgevallenen niet ook
,, daar door vergroot worde, dat hij niet zou we-
„ ten 3 het gene te ^vorcn gezegd is : Vervloekt is
„ de
GESCHIEDENIS. $3
„ de man, die op ecneii mcnsch verti'ouwt! II
5, Wij geloven wel, dat de verdienden der Marte- ^^^
„ laren en de werken der Rechtvaardigen bij den Hoofdft.
Richter veel vermogen; doch eerst, wanneer de "a C. G.
„ oordeelsdag zal gekomen zijn , wanneer, na den ^^^ 251.
„ ondergang van dezen tijd en deze wereld , het
„ volk van christus voor zijnen Richterftoel ftaan
„ zal. Om deze laatrte woorden van cyprianus
wel te begrijpen , moet men zich , uit het voorgaan-
de verhaal, herinneren, hoe veel aanziens men aan
de Martelaren toelchreef, en hoe veel deze zich lie-
ten aanleunen , waar door de Kerkentucht , maar ook
het aanzien der Bisfchoppen , nadeel kon lijden , ter-
wijl nu CYPRIANUS het laatfle voornaamlijk voorflrond ,
durfde hij tevens liet eerllc niet te na komen. Hij er-
kent dan, dat de Martelaars, die zich wel voor de
zaak van den Godsdienst gedragen hebben ( * ) , door
hunne gebeden bij God veel vermogen, maar ver-
fchuift zulks tevens tot den jongden dag , en nog be-
paalt hij, in het gene hier op in zijn Boek volgt,
deze ftelling veel naau\ver , Jeerende , dat de geval-
lene door oprechte boetvaardigheid en bekeering tot
Gods gunst belioort weder te kecren , zonder
welke de uitwendige boete voor de Gemeente niets
baten kan.
Door den ijver van cyprianus , en de gematigde Einde
bedniten der Kerkvergaderingen van Carthapo^ fchii- ^^^. *^^"
, . ■, ^n ö ' j twis tover
nen de twisten over de Afgevallenen een einde ge- de afge-
nomen te hebben , waar toe ook de nieuwe vervol- vallenen.
ging
( ) Merita martijnim voor martijrei bene meriti,
B4
ff4 KERKELIJKE
II ging der Christenen veel toebracht (*). Deze zttf^
^^Y] ^^ twisten, evenwel, ftrekten tot een voorwendzeï
Hoofdft. van grootcr en duiu'zamer onrusten onder de Chris-
nn C. G. tenen te Carthago en te Rome , de fcheuring naam-
tó: ''-K ^li'^ *^°*^^ ^^" aanhang van novatus en novatia-
• Nus, uit deze en andere oorzaken ontdaan, waar
I wisten ^.^1^ - ^g dezer plaatze , eenig verllag moeten
mee NO- •" t 7 o ö
vATüs en doen.
NovATiA- KovATus vvas , volgcuds CYPRiANus C t "^ 9 de
aanlegger en aanftokcr vaa deze bewegingen. Ou-
NOVATUS , . „
vervv'ckt derhng te Carthago zijnde, geraakte hij met zijnen Bis-
ecnc fchop cyprianus reeds vóór de vervolging van het
de Ge"^ i"^^^ -5° ^'^ misverfland.. cyprianus befchrijft hem ,
van Car
in
meente als een' man van zeer flcchte gciiaitheid, en zeer
bedorven zeden , een' omiistfloker, onverzadelijk gie-
rig en roofzuchtig , die weezen bcilolen , wedu-
wen bedrogeiT, en gelden, die aan de Kerk behoor-
den, aan zich getrokken, zijnen Vader van honger
derven , en niet eens had laten begraven , ja die aan
zijne huisvrouw een kindermoorder was. Ivlet één
woord, deze Bisfchop maalt hem met zoo affchuw'-
lijke kleuren, dat elk oordeelen moet, dat hij aan
zijne partijdigheid tegen hem te veel toegegeven, en
aan allerhande geruchten en lasteringen het oor ge-
kend hcbbc, te meer, omdat hij zelve elders erkent,
dat de Ouderlingen, die het met novatus hielden,
in
(*) Men leze over deze twisten de Schrijvers aan-
gehaald door scHRÖCK Kirch-Gefdu T. IV. S. 298. ert
MOSHEiM Nod. Ophelder. UI. Deel, Bladz. 84. volgg,
(I)- Episi. 52. aliis 49,
GESCHIEDENIS. 2^
in Jfiaren en aanzien uitmuntten, en het gantfche if
beloop der zaken aantoont , dat novatus zeer veel ^^^-^
invloed moet gehad hebben bij de Gemeente, waar Hoofdd»
mede een zoo geheel fchandclijk gedrag niet kan n^ C. C.
-^ Tont» oO^
overcengebracht worden. Hoe het zij, novatus, j'' '"^j
fchoon niet meer dan Ouderling , ftelde felicissi •
M'.is, eenen Christen te Carthago ^ aan tot Diakon,
zonder voorweten en toeflemming van den Bisfchop
cYPRiANus, enkel, gelijk deze fchrijft, uit eergie-
righeid , en zich verëenigende met nog vijf Ouderlin-
gen , die geene vnnenden van cyprianus waren , als
die ook , bij zijne verkiezing tot Bisfchop , hem
hunne ftem niet gegeven hadden.
Deze FELicissiMus wordt insgelijks door cypri- pELicrs-
ANus C * ) zeer haatliik afgemaaid , en van roofziicht , f^^'^'*' '
,- u n. 1 1, T \ j , 'hethoofd
het belieelen van hem toebetrouwde goederen , hoe- der
rerij en echtbreuk, befchuldigd. Als cyprianus, uit fcheu-
zijne fchuilplaats onder de vervolging van decius ,
twee Bisfchoppen en Ouderlingen naa Carthago had
gezonden , om eenige aalmoesfen onder de armen
uit te deelen , en te onderzoeken , of en wie onder
dezelven tot eenige Kerkelijke bedieningen konden ge-
bruikt worden , wilde felicissimus , die misfchien
meende , dat de uitdeeling van aalmoesfen hem , als
Diakon ^ toekwam, en tevens, gelijk vele anderen,
de vlucht van cyprianus afkeurde, hun zulks niet
toelaten, jzelfs die genen met den ban dreigende,
welke den Bisfchop in dezen gehoorzamen zouden.
Doch deze liet, zonder dreigen, terflond ter zaak
ko-
(*) Epht. 41, 6p. aliis 38, 55,
B5
56 K E R K E L IJ K E
tl komende , hem door zijne afgezameii in den ban
yjijjj d(jen, welke afgezanten , niet min driftig dan hy
Hoofdlh zelve, verfcheiden andere Christenen, die felicissi-
?" ^; ^S ^^^'^ begunlligden , uit de gemeenfchap der Kerk uit-
tot 25 1 ! floten ( * ) — Door deze hevigheid vermeerderde
fleclits de twist; de bovengemelde vijf Ouderlingen
verklaarden zich openlijk voor felicissimus , wiens
partij zich ook door hare infchiklijklieid jegens de
afgcvallenen , die zij zonder eenige, of ten minften
enkel met eene korte en ligtc boete, in de Kerkge-
meenfchap aannam , verflerkte. cyprianus, die,ge-
duurende zijne afwezigheid, zijne Gemeente, door
nadruklijke fchriftelijke voortellingen , tegen zijne
partij , welke hij Ketters en ver/Ioorers van alle
Priesterlijk gezag en magt noemde, gewaarfchuwd
had, in het jaar 251 te Carthago teruggekeerd,
bracht , oji de Kerkvergadering , van welke wij ge-
fproken hebben, te vvege, dat felicissimus en de
vijf Ouderlingen, na gehoord te zijn, eenparig uit
de Gemeente gefloten werden, wegens hunne toege-
vendheid jegens de afgevallenen , en de geringach-
ting der Kerkelijke tucht, meer dan om eenige an-
dere overtredingen, die niet zoo regelrecht di'^w Bis-
fchop betrolTen.
Nu was de fcheuring volkomen. De gebannen
partij vormde zich tot eene afzonderlijke Gemeente,
en verkoos éénen der vijf Ouderlingen, forïuna-
Tus, tot Bisfchop, welke door vijf andere Bisfchop-
pcn van Numidlè werd ingewijd , ook zond zij fe-
LI-
(*) CypRiAN. Epist. 41, 42. aliii 38, 39.
GESCHIEDENIS. 27
LicissiMUS met eenige anderen na Rome^ om den ir
Bisfchop coRNELius aldaar gunftig voor in te ne- ?^^^
men , hetwelk haar ook gelukt zou zijn , indien niet Hoofdft.
het aanzien van cyprianus den reeds wankelenden "^ C. G.
Tont» o '^ ^
Bisfchop daar van had terug gehouden. Thans keurde {^^ ^ci
hij de befluiten der vergadering van Carthago goed , .
en veroordeelde felicissimus , met deszelfs aanhang ,
welke zich maar korten tijd, misfchien tot aan den
dood van cyprianus , heeft ftaande gehouden , zon-
der dat wij eenige verdere berichten daar omtrent
vinden. Jammer is het, dat wij, in alles, wat deze
zaak betreft, ons alleen met het verhaal van cypri-
anus behelpen moeten , die niet weinig drift en een-
zijdigheitl in zijn geheele gedrag openbaart.
Gelijk de aanhang van felicissiiaius tot al te Scheu-
zachte maatregelen jegens de afgevallenen overhelde, ^'"S^^"
t^ ,J Vl 11 NOVATIA-
zoo Irreng wilde aan den anderen kant nova tja- ,xus te
Nus te Rome met hun gehandeld hebben , hetwelk Rome.
aldaar eene fcheuring veroorzaakte , die langer van
duur en gewigtiger was, dan die van den eerstge-
melden.
NovATiANUS , wien fommige Oude Schrijvers , Zijne ge-
EUSEBIUS , SOCRATES , eUZ., OOk NOVATUS uoc- ^''^Iiiede-
men , en met den bovengemelden novatus , die,
zich van felicissimus afgezonderd hebbende, te Ro-
v;e kwam, en zich met novatianus voegde, ver-
waiTen, alhoewel zij onderfchciden perfonen zijn,
gelijk uit de Brieven van cyprianus en cornelius
duidelijk blijjct, novatianus was in het Heidendom
geboren eu opgevoed , en had , als Wijsgeer en Scln-ij-
ver,
a8 K E R K E L IJ K E
Il ver, geen' geringen roem van geleerdheid en wel-
vrn fprckendheid verworven. Hij ging eindelijk van het
Hoofdd. Heidendom tot het Christendom over; van welken
na C. G. overgang corneliüs , Bisfchop van Rome^ 'm eenen
Tanr235.
tot 251. Brief aan fabius, Bisfchop van AntiöchVè (*), de-
^ ze bijzonderheden vermeldt: „ De aanleiding, om
5, gelovig te worden, gaf hem de Duivel, die in
5, hem gevaren was, en een' tijd lang in hem ge-
5, woond had. Toen de Duivelbezweerers hem te
„ hulp kwamen, viel hij in eene zwaare ziekte ;
5, en dewijl men niet anders dan de dood te ge-
5, moet zag, werd hij, door bcfprenging, op zijn
5, ziekbed (f) gedoopt; indien men anders zeggen
„ mag, dat hij gedoopt is. Ook heeft hij, na zijn
„ herftcUing, niet aan zich laten voltrekken, wat naar
5, de Kerkelijke regelen aan hem had moeten ge-
5, fchieden. Hij is niet plegtig door eenen Bisfchop
„ be-
(*) Bij EUSEB. Hiit. Eccles. VI. 43.
(f) Men doopte , in gevallen van eene doodlijke
ziekte, den lijder op het bed, hetwelk men den Bed-
doop ^ (^Baptismus Clinicomm ,^ noemde, welke echter
van velen voor eenen onvolkomen Doop gehouden werd,
die fpottend aan zulke gedoopten den naam van Clinici
gaven, voornaamlijk, omdat bij denzelven geene indom-
peling kon plaats hebben. Zachter echter dacht cypri-
/\Nus hier omtrent, QEpist. 6^. aliis 7Ö. ) oordeelende
dat indompeling of befprenging geen wezenlijk onder-
fcheid bij den Doop maakte; in welk gevoelen ook an-
deren met hem inllemden.
GESCHIEDENIS. 29
„ tevestigd; hoe zou hij dan den Heiligen Geest ir
„ ontvangen hebben?" Men bedenke, dat dit het ^°^:^
bericht is van eenen hevigen tegenftrever , die alles Hoofdft.
van de donkere zijde belchouwt. Eene zwaarmoe- "^ C. G.
digheid, vermeerderd door eene zieklijke ligchaams- -^^^ ^ci.
gefteldheid , zal als eene blijk van bezetenheid zijn
aangemerkt , gelijk oudtijds meer plaats had. nova-
TIANUS, het Christendom omhelsd hebbende, werd
al fpoedig door den toenmaligen Bisfchop tot Ou-
derling ( * ) der Gemeente te Rome aangefteid , niet-
tegenftaande de tegenkanting van andere Oudften , eii
fommige leden der Gemeente, waar uit het gunftig
gevoelen van dezen Bisfchop omtrent 's mans deugd
■en bekwaamheden blijken mag. Ook heeft hij zich
door verfcheiden gefchriften onder de Christenen lof
verworven (f), van welke fommigen geheel verlo-
ren zijn gegaan, bij voorbeeld, over het Pafcha^
den Priester^ en het Gehed. Anderen echter zijn
bewaard gebleven, en door ed. welchman te Lon-
den 1784 8vo. en j. jackson 1728 , insgelijks in
Octavo, uitgegcv^en. Doch van dezen zijn fommi-
gen onzeker, bij voorbeeld, over de ^oodfche fpij-
zen , fommigen zekerlijk niet van novatianus , ge-
lijk de verhandeling over de Befnijdenis, Doch ,
waarfchijnlijk is van hem het Werk over den Geloofs-
regel ^ of van de Driéeenheid ^ welk met veel wel-
fpre-
(*) Pmbijter , Oudde , of Ouderling. Van dit woord
k naderhand hec woord Priesrer gemaakt, en de Oud-
itenof Ouderlingen als Priesters aangemerkt.
( t ) HiëRONYAlUS Cdt. SS, f.QQks. C, /O,
30 K E R K E L IJ K E
!I fprekendheid , iii eene geleidelijke orde, zuiveren,
Vlll tluidclijkeii , en vrij levciidigen ftijl is opgeftcld.
Hoofdll. JACKSON heeft daar in het leerftelzel der Arianen
na C. G. nieenen te vinden , doch , alhoewel fommige uitdruk-
Jaar 235.
tot 25 1 . kingen vrij onbepaald zijn , over het geheel echter ,
wordt dat leerftelzel daar in niet geleerd. Hij was
ook de fleller van den Brief der Roomfche Geeste-
lijkheid , betreffende de afgevallenen , welken zij in
het jaar 250, na de dood van haren Bisfchop, aan
CYPRiANus zond, en welken wij boven (*} heb-
ben gewaagd, gelijk cyprianus dit getuigt (f).
Niettegendaande dit alles gaat cornelius voort
hem te befchuldigen , onder anderen , wegens zijn ge-
drag ten tijde der vervolging, wanneer hij gewei-
gerd zou hebben, zijne kamer, waar hij zich opge-
(loten had, te verlaten, om noodlijdende broederen
te helpen.
Zijnevei'- Cornelius was insgelijks Ouderling te Rome ^ en
fchillen verfcliilde met novatianus , die van eene fomberc
NELius. geaartheid was, omtrent de behandeling der afge-
vallenen, welke novatianus niet weder tot de ge-
meenfchap der Kerk wilde toelaten, fchoon hij over
huime vergeving bij God niet wilde oordeelen. De
twist tusfchen deze beide Ouderlingen , die elk zijnen
aanhang in de Gemeente had, openbaarde zich, na
de dood van den Bisfchop fabtanus , in het jaar
250. Beiden kwamen toen in aanmerking, om zijn
opvolger te wezen, en hoe zeer novatianus, gc-
hjk
(*) Blach, 15.
(1} Epht, 55. aliii 52.
GESCHIEDENIS. 31
lijk cORNELius , uit het bericht van eenigen van II
-WOVATIANUS vrienden , verhaalt , met cenen plegti- ^y^
gen eed, verklaard had, dat hij het Bisdom niet Hoofdft.
beffeerdc, was hij nogthans, met fommige Ouder- "^ ^* ^*
lingen en Belijders, onvergenoegd , toen cornelius , to^ 251.
met meerderheid van ftemmen , verkozen werd , om-
dat hij hun toefcheen , al te zachte maatregelen om-
trent de afgevallenen te volgen.
ïlicr op volgde eene volkomene fcheiu^ng, tus- Defclieü-
fchen deze beide partiicn , welke door novatus , j"^ ^'^
die om dezen tijd te Rotire was aangekomen , niet ihau.
weinig werd aangeflookt. Door zijn toedoen , werd
NO VATIANUS , doof Zijnen aanhang , genoodzaakt , zich
tot Bi'^fchop te laten verkiezen , wordende van drie
Bisfchoppen van kleine Italiaanfche Steden ingewijd,
waar op hij terftond afgevaardigden naa Afrika^ en
Brijven aan vele Gemeenten, zond, onder welken
fommigen, als ook velen xwQalli'é en Aft'è^ hem erken-
<ien , hebbende hij, gelijk men hem nagaf, zijne annhan-
geren te Rome , bij het gebruiken van het Avondmaal ,
doen zweercn , dat zij hem nooit verlaten zouden.
Zelfs de Gemeenten van Afrika flonden eenigen Cvpria-
tijd in twijfel, voor wien zij zich verklaren zow-^^'^y^'^'
ëeni."'t
den, tot zij, eindelijk, cornelius erkenden, wien zich'met
CVPRIANUS , bijzonder uit ijver voor de Bisfchoppe- corne-
lijke waardigheid , hier bij goede dienften deed , door ^^^^'
zijne toegeeflijkheid jegens afvalligen , bijzonder jegens
zekeren TR OP HiMus, te verdedigen. Hier door aange-
moedigd, beriep cornelius eene Kerkvergadering,
welke NOVATiANL^s , met zijnen aanhang , in den ban
deed. cyprianus,. éénmaal panij gekozen hebben-
de,
sa KERKELIJKE
II de , befchoiiwde novatianus niet gunfligcr dan
Vlll coRNELius zelve deed. Hij noemt hem (*) „eenen
Hoofdft. 5, afvalligen van de Kerk, eenen vijand van barm-
na C. G. haitigheid , eenen vervalfcher der waarheid, en
tot 251. •5 5 verderver der liefde; dien wel de Duivel en de
•— „ Antichrist , als eenen vijand der Kerk , niet ont-
„ rust, omdat hij zulke van hem reeds overwon-
„ nen lieden veracht, en daar tegen waare Chris-
„ tenen aanvalt, maar die ook, alhoewel hij, bui-
,, ten de Kerk, om Gods wil, gedood werd, ech-
5, ter geen Martelaar zou kunnen WQzm, maar al-
„ leen de ftraf zijner trouwloosheid zou dragen."
DioNYsi- Andere Christen - Leeraars waren nogthans niet
us van 200 bitter tegen novatianus. Wij hebben bii eu-
drie be- SEBius (f) eenen Brief van dionysius , Bisfchop
handelt van Alexandri'è ^ aan novatianus, in welken hij
^°J'^"'^' hem Broeder noemt, maar hem tevens vriendelijk
zachter, vermaant , tot de gemeenfchap der Kerk weder te
keeren, al ware het ook, dat hij tot de fcheuring
door zijne vrienden mogt genoodzaakt zijn. Nader-
hand echter fchrijft dionysius, waarfchijnlijk door
het aanzien van cyprianus en cornelius bewo-
gen, fcherper van hem, in eenen Brief aan di-
onysius. Ouderling te Rome (S)* 99 ^Vij ver-
„ wei*pen , zegt hij , novatianus , met reden , die
,,, de Kerk verdeeld, eenige Broeders tot Godloos-
„ heid en lastering gebracht, en eene zeer fchande-
59 lij-
(*) Epist. 60. aliis 57.
(t) Hist. Eccles, VI. 45.
C§) EusEB. Hist. Ecdcs, VII. S.
GESCHIEDENIS. 33
, lijke leere van God ingevoerd heeft; die onzen II
, s;oedertierenen Heere tesus christus als onbarm- '^°';'5
Vfll
, hartig lastert; die bovendien het heilig Waterbad [lootUih
, nutteloos maakt, het v^óór hetzelve voorafgaande "a C. G.
, geloof en belijdenis te niet doet, en den Heiligen J^^'" ^•^^*
, Geest geheellijk uit den Christen verdrijft , alhoe ■
, wel 'er hoop is , dat hij bij denzelven nog is , of
, terug keeren zal." De Romeinfche Kerkvergadering
befcliuldigt hem ook van een gevoelen, ftrijdig met
de Menschlijkheid en Broederliefde.
Daar wij , bij het verhaal van deze fcheuring , Beoorde-
geene andere berichten hebben, dan zulken, die van 'i"Sv:m
deze
de hand der tegenpartijen van novatianus komen , fcheu-
bij welke deels bijzondere redenen van belang , deels ring,
grootc zucht, om de eere en het gezag der Bis-
fchoppen te handhaaven, doorflraalen , gebiedt ons
de onzijdige waarheidsliefde, ons oordeel over deze
fcheuring, met billijkheid, te regelen. Wij merken
aan , dat zelfs de geweldigfte tegenpartijders van
KOVATIANUS hem geene. zedenloosheid te last leg-
gen , en tevens erkennen , dat hij , ten opzichte van
de geloofsleere , met de Christelijke Kerk eenftem-
mig gevoeld hebbe. De Kerkelijke Gefchiedfchrijver
socRATES , hier en daar, bij gelegenheid, melding
makende van de N^orntianen , geeft ons van dezen aan-
hang gunfliger denkbeelden , en maakt zelfs-, ten
dezen opzichte, de aanmerking, dat het ftilzwijgen
van EUSEBR'S, en anderen, hier omtrent zal toe
te fchrijven zijn, aan het gene meermalen bij Ge-
fchiedfchrijvers plaats heeft, „ dat zij veel plegen
„ voor bij te gaan, of omdat zij fommigen onge-
IIÏ. Deel. C „ ne-
34. K E R K E L IJ K E
II „ negen zijn , of om aan anderen te behaagen." (♦)
^^1^;^ Hij verhaalt ook (f), dat novatianus, in de ver-
Hoofdft. volging van den Keizer valerianus, den Maitel-
na C. G. (^QQ(j voor het Christendom geleden heeft. Het is
tot nrf.'vvaar, men heeft dezen Gefchiedfchrijver, zoo wel
' • als sozoMENUs , die hem volgt , om deze reden ,
verdacht gehouden , van tot den aanhang der Nova-
ttanen te behooren, doch hier voor geene andere
fchijnbaarheid kunnen bijbrengen.
Het blijkt verders, uit cyprianus zelven (S),
dat novatianus, ten aanzien van de flrengheid,
omtrent de genen , die zich aan zulke groote zon-
den mogten ichuldig gemaakt hebben, die de Heil.
Schrift zonden tot de dood ^ (^doodzonden ^^ noemt,
waar toe de Christenen vervülgends rekenden, afval
van het Christendom , overfpel of echtbreuk , en
moord, geene nieuwigheid geleerd heeft, alzoo vele
Bisfchoppen ibortgelijke misdaaden van de boete ,
of van de Kerkelijke vi'ijfpraak , uitlloten , tenvijl an-
deren tot meer zachtheid neigden , hoewel men ,
doorgaands, niet meer dan éénmaal vergeving voor
zoodanige zonden, na den Doop begaan, verleende.
Maar, wanneer, bij de vervolging onder decius ,
zoo velen zich aan afval fchuldig maakten, en dan
weder, op eene onftuimigc Vv'ijze, als met geweld,
zonder zich aan cenige boetdocning te onderwer-
pen, hunne wederiianneming eischten, begreep no-
v<\-
(*) Ilht. Eccles. Lïbr. I. Cap, lo.
(t) Libr. IV. Cap. 28.
(§) Epist. 55. alN^ 52,
GESCHIEDENIS. 35
VATLVxus , dat men niet alleen hen niet weder moest II
aannemen, maar dat hij zelfs geene Kerkelijke ge- ^J^'j'j
meenfchap met hun kon blijven oefenen, die de noofdlT.
zoodanigen weder tot hunne gcmeenfchap toelieten; na C. G.
betoonende zich dus een' handhaver van eene Itrenge J^^. „.\^
Kerkentucht, en vreezende voor een geheel verval -
van dezelve onder de Christenen. Ook hebben de
tegenpartijders van novatianus zijne eigenhjke ge-
voelens met hunne gevolgtrekkingen bezwaard , en de-
zelve zoo voorgefteld , als of hij de afgevallenen
zelfs van de zaligheid uitfloot, daar hij enkel leer-
de, dat de Kerk hen, tot de gemeenfchap der heili-
ge Verborgenheden , niet vermogt toe te laten , fchoon
hen tevens tot boetvaardigheid vermanende , „ alzoo
,, zij de hoop op vergeving, niet van den Priester,
„ maar van God, moesten verwachten, die alleen
„ recht en magt heeft , om de zonden te vergeven ,'*
gelijk zich acesius , een Novatiüan , uitdmkt bij
socRATES (*). Bij zijne tegenlbevers was, buiten
de gemeenfchap der Kerk , en van de zaUgheid uit-
gefloten te zijn , hetzelfde , en op deze gevolgtrek-
king bcfchuldigden zij novatianus , van een on-
bannhartig en onmenschlijk gevoelen. Het is ook
bezwarend , wanneer fommige Ouden aan novatl\-
Nus opdringen, dat hij alle zonden, na den Doop
begaan, zonder onderfcheid, voor onvergeeflijk zou
verklaard hebben ; daar het zelfs twijfelachtig is , of hij
dit niet alleen tot den afval van het Christendom be-
paald hebbe; allioewel socrates (f) zijne (treng-
' held
(*) Hht. Ecch:. I. 10. (t) Hut. Eccki. IV. 28.
C a'
36 K E R K E L IJ K E
II heid uitflrekt tot allen, die tot den dood gezondigd
y°^j hebben. Zelfs zijne navolgers hielden niet alle zon-
floofdfl:. den voor onvergeeflijk^ alfchoon velen dit van hun
na C. G. geloofden, gelijk atticus, Bisfchop van Confianti-
tot ~o.^i.*^opol^^'> in de volgende eeuw, tegen asklepiades,
* eenen Bisfchop der Novatianen , zeidc , dat hij no-
VATIANUS kon goedkeuren, maar zijne aanhangers
moest afkeuren. „ Hem," zegt hij (*), „ prijze
„ ik, omdat hij geene gemeenfchap heeft willen hou-
„ den , met de genen , die aan de Afgoden geofferd
„ hadden." Waar op asklepiades hem antwoord-
de: „ Behalven het offeren aan de Afgoden, zijn
„ 'er , volgends de Heilige Schriften , nog vele ande-
„ re zonden tot de dood; om welke gijliedcn wel
„ de Geestelijken, maar wij ook de Leeken uitflui-
„ ten, aan God alleen overlatende, hun vergiffenis
„ te fchcnken." Uit welk gezegde het waare ge-
voelen der Novatianen kan verdaan worden, het-
welk, door zijne ftrengheid in de Kerkelijke tucht,
vrij veel gelijkheid had , met dat der Blontanisten , ter-
wijl de Christenen , in het gemeen , den middenweg
poogden te houden , tusfchen deze fti'engheid van
NovATiANus , en de te groote toegevendheid van
■FELicissiJMus. Volgends cyprianus (f) zal no-
VATiANüS die genen , welke van de rechtzinnige
Kerk tot zijn gevoelen overgingen, herdoopt heb-
tien. Wij vvilicu dit getuigenis niet wraken, doch
•vinden hier in niets vreemds , dewijl hij daar in
over-
(*) Bij socRATEs Hist. Ecclcs. VII. 25.
(t) Epiit. 7Z' ■
GESCHIEDENIS. 37
overeenkwam met vele rechtzinnigen , die insgelijks H
herdoopten de genen, die tot hen overgingen. ^^^
In dit vcrfchil van gevoelens over de oefening Hoofdft.
der Kerkelijke tucht, zou de eenheid der Kerk zon- "^ C. G.
Tonr o ^ ^
der fcheuring hebben kunnen bewaard blijven , in- ^^^ ^5 r.'
dien niet de zwaarmoedige geaartheid van novati
ANUS, aan den dénen, en de hevigheid, en jaloers- ,^"^^"^
' ^ ^ j derNova-
heid voor het Bisfchoplijk gezag , van cyprianus tianeu,
en cORNELius, van den anderen kant, de gemoe-
deren had verhit. Ondeitusfchen vond novatianus
niet alleen te Rome^ maar ook in andere Landfchap-
pen , bijzonder in Frygie en Paflagoni'é , alwaar ook
de Montanisten te vooren grooten opgang gemaakt had-
den, alzoo de zeden dezer volken tot (Irengheid
neigden , zeer vele aanhangers (*). Insgelijks breidde
zich deze aanhang uit hi Egypte en Armenië, gelijk
blijkt uit de Brieven van dionysiüs van AlexandrVé ,
aan de Gemeenten in dezelve , over de Afgevallenen
en de Boete of Kerketucht gefchreven (f). Men veroor-
deelde wel hunne gevoelens op de Kerkvergadering
te Rome^ in het jaar 251, en op eene te Cartha'
go ^ misfchien ook op eene te Antiöchi'ê^ gelijk men
uit EUSEBius C5) kan opmaken; men beftreed hen
fchriftelijk, gelijk 'er nog een Boek tegen de Nova»
tianen , onder de Werken van cyprianus , doch
ten onrechte, gerekend, voorhanden is. cyprianus
Ichreef, bijzonder, tegen hen en alle fcheurmakers ,
zya
(•) SocRATEs Hist. Eccles. IV. 28.
Ct) EusEB. Hist. Eccles, VI. 45. (§> ^- ^-
C3
35 . K E R K E L rj K E
II zijn Boek de Unitate Ecckjta^ (^van de éénheid der
BOEic j[{erk , ) of van de edele eenvouwighcid der Leer-
PIoQfdil. (jaren , ( de SimpUcitnte Priclatorum , ) wtiar in hij ,
na C. G. ten ijverigften , bevveeit , dat , gelijk jesus de Kerk
tot 2^1 ^P PETRUS gebouwd heeft , 'er ook maar één Bis-
« dom is, waar aan elk Bisfchop deel heeft, van het-
welk zicli af te zonderen grooter zonde zal zijn,
dan zelfs een afval van het Christendom ; wan-
„ neer het Bisdom van Rome en dat van Alex-
„ andri'è , de palen van het Priesterfchap te buiten
„ gaande, in eene heerfchappij veranderd was, ont-
„ nam de Bisfchop van Rome aan de Novatianen
„ hunne Kerken , die genen , die met hun in net
5, geloof overëenftemden, niet toelatende, vrij hun-
„ ne bijëenkomflen te houden , maar hen, terwijl
5, zij hen om hunne rechtzinnigheid prezen , van
,, alle hunne goederen beroovende : " ( * ) Doch,
niettegenitaande alle ^'izt pogingen , bleven de No-
vatianen , te Rome , in Gallié , Spanje , Afrika ,
Egypte, Afi'è , en inzonderheid naderhand te Con-
jiantinopolen, talrijke Gemeenten behouden , in wel-
ke veifcheiden geleerde en deugdzame Leeraars
van tijd tot tijd gevonden werden. Sommigen van
him hebben, in de twisten met de Arianen , ook
de Kerkvergadering van Nicea bijgewoond, en zich
tegen de Ar innen verklaard (f). Sommigen zulku
zelfs
(*) Het zijn de woorden van socrates Ilist. Ec-
des. VII. II.
(f) Socrates lliiï. Eccles. I. lo. VII. 25,
GESCHIEDENIS. 39
zelfs door won denverken bekend geweest zijn (*}. II
Op deze wijze heeft deze gezindte, verfcheiden eeu- ?^^^
wen, beftaan, noemende zich Kxd-x^oi^ ( C^^y^i^'-/, Hoofdft.
zuiver ert , ) omdat zij zich door gemeenfchap met "^ C. G.
T?ïir " ''s
grove zondaren niet bevlekten, alhoewel zij ook nu ^q^ IZ^'
en dan door verdeeldheden in nieuwe fcheurhigen ■
viel , waar van een voorbeeld voorkomt bij socra-
TES Cf), in het verfchil, onder hen over den tijd
van het vieren van het Paaschfeest ontftaan (§).
Als een gevolg van den tv\ast met novatianus Uitflel
kan men belchouwen de gewoonte , waar door ve- ïf " '^^^
Doop.
len zoo lang mogelijk iiitftelden, zich te laten Doo-
pen , zoo wel ten aanzien van kinderen , als van
vohvasfenen , omdat men geloofde, dat, door den
Doop , alle zonden , die bedreven waren , werden
uitgewischt, maar zich tevens bekommerd maakte,
of de zonden , na den Doop begaan , wel zoo ligt
zelfs bij God vergeving vonden, waar toe de woor-
den van PAULUS Hebr. VI. 4., gebruikt werden.
TERTULLiANus had dit intftellen van den Doop
reeds fterk aangeraden (**), en de fbeiige zeden-
lee-
(*) Hier van heeft socrates een voorbeeld , Hist.
Ècc/es. VIL 17. (f) Hist. Ect/es. IV, 28.
(§) Over het nlgcmeen oordeelen de Leeraars der
Roorafche Kerk niet zoo gurxrtig over de Novatianen
ïils de Protejïauten , omdat zij de p.fzondering van de
Kerk niet wel in hun verfchoönen kunnen. Men zie
de Schrijvers aangehaald door schröck Kirch-Hist. T.
IV. S. 315. en voeg 'er bij venema, Hi%t. Eccks. Tom.
JII. pag. 743. fqq. (♦*) Bovea II. Deel, Bladz. 358.
C4
40 K E R K E L IJ K E
Il lecre der Novatianen diende bij velen zeer, om ^tzz
vTlI gedachten te verflerken.
Hoofdft. Volgends de beide katere Kerkelijke Gefchied-
"^ ^* ^- fchriivers socrates C*) en sozomenus Ct), Saf
Jaar 235. ' , ^ ^ v 1 ^ 7 o
tot 25 1 . de (Irengheid der Novatianen , ten dezen tijde , aan-
• •' ' ' leiding, tot het inflellen van een nieuw ambt in de
lin "• vaii ^^^'^^ ' bijzonder in meer talrijke Gemeenten , dat , naam-
eenen lijk, van ceriQü Ouder /ing, (^Presbijter oï Priester ^^
Ouder- ^^^ Boetelingen. Te weten , volgends de Oude
hng voor ° ' '^
de Boete- Kerkentucht der Christenen, waren de Boetelingen
Jingcn. gehouden , openlijk , voor de Gemeente , hunne zon-
den te bekennen , waar na zij verfcheidene foorten
van Boetdoeningen , voor korter of langer tijd , naar
gelang van hunne zonden, moesten ondergaan, eer
zij in den vrede of gemcenfchap der Kerk herllcld
werden. Doch, als, wegens het getal der Afgeval-
lenen , zoo veel twist en ftrijd , over derzelver be-
handeling, ontftond, gelijk wij gezien hebben, be-
floot men , in grooter Gemeenten , om verwarring
voor te komen, éénen der Ouderlingen daar toe te
beftemmen, aan wien de Boetelingen den aart hun-
ner zonden afzonderlijk belijden , en van hem raad
en onderricht , niet willekeurig , maar volgends de
Kerkelijke Wetten , zouden ontvangen , nopens de
Boetdoeningen, die zij, vervolgends, openlijk in de
Kerk ondergaan moesten. Men zou zeer mistasten,
indien men deze belijdenis der zonden voor dezen
Ouderling der Boetelingen verwarren wilde , met
de
, (*) Hist. Eccles. V. ip.
(f) Hist. Eccles. Vil. \6,
GESCHIEDENIS. 41.
de Biecht der Kerkleden vóór het Heilig Avond- Il
maal, of met de geheime Oorbiecht^ en daar op ?^^"'
medegedeeld wordende Abfolutie of vrijlpreldng. De Hoofdft.
belijdenis , die hier voor dezen Ouderling gefchied- "^ ^- ^'
•* ' ° ° Jaar 235.
de , werd niet telkens vóór liet vieren van het tot 25 1 .
Avondmaal herhaald , maar betrof alleen zulke zwaa- — — —
re zonden, die openbare ergernis gegeven hadden.
Het flond wel den Christenen vrij , ook andere
overtredingen aan den Leeraar te belijden, ja fom-
migen openbaarden hem wel eens zondige gedach-
ten en voornemens, waar bij zij zijnen raad en bij-
ftand verzochten (*), doch dit was niet geboden.
Voorts gefchiedde deze belijdenis niet aan eiken
Priester, maar alleen aan dezen Ouderling of Pries-
ter der Boetelingen. Ook moesten de Boetdoenin-
gen openlijk gefchieden , en niet deze Leeraar , maar
de Kerk, fchonk op dezelve de vergeving , of de
herflelling in hare gemeenfchap. Eindelijk, wegens
ingeflopen misbruiken, is deze gewoonte, onder den
Keizer theodosius , eerst door nectarius , Bisfchop
van Konflantimpolen^ en vervolgcnds ook van an-
deren weder afgelchaft, na welken tijd, de Kerke-
lijke Zedentiicht merküjk is verflapt, zijnde aan elk
de vrijheid overgelaten, om zich zelven vóór het
Avondmaal te beproeven. Dus sozojvienus (f).
(*) Cyprian. de Lap/Is pag, 134. (t) /. f.
C 5 NE«
^ K E R K E L IJ K E
NEGENDE HOOFDSTUK.
Berichten van Origenes , Dionysiiis van Alexan'
dri'é ^ en andere voorname Kerkïeeraaren en
Schrijvers ^ van dezen tijd.
ÏI 1 £
en dezen tijde hadden de Christenen, onder hiin-
Ï50EK ne Leeraaren , vcrfcheiden , door hunne geleerdheid
IX 9 :> ö
Hoofdft. ^" Tchriften vermaarde , mannen , van welke wij eenig
na C. G. nader bericht moeten geven. De voornaamlle onder
janr235. (jg2en is, naar aller oordeel, origenes, die door
tor 251. ' , ' '
zijnen ijver en bekwaamheid in het onderwijzen, en
Vermaar- ^^qq^. 2ijne fchriften , zich bij de Christen - Kerk ,
leeraars ^^" zijnen tijd niet alleen, maar van alle volgende
ten dezen eenwen , verdienftelijk heeft gemaakt, hoewel hij, te
^ '^* gelijk , door fommigen zijner gevoelens, aanleiding
heeft gegeven tot he\dge gefchillen , die ,' grooten-
deels eerst na zijne dood , ontdaan , en met zoo
vele hevigheid gevoerd zijn , dat men zelfs , in laater
tijden , over zijne zaligheid getwist heeft ( * ). Een'
onpartijdig vei^flag van zijne vemchtingen , lotgeval-
len , fchriften , en gevoelens , zal den Lezer in ftaat
ftellen , om hem naar waarheid te beöordcclen , en
recht te doen vvedervaaren.
Orige- Origenes is, in het jaar 185, in eene Stad van
Nts-Ziine ^o-y/,^^ geboren, uit Christelijke Ouders. In het
I^üt-''e-
Viillcn. '^^^^ ^^^^ (1)9 hebben wij reeds gezien, dat zijn
Va-
( * ) Zie BAYLE Dict. F. Qrigéne. ( f ) Bladz, 2P4.
GESCHIEDENIS. 43
Vader leonides, onder severus, den Marteldood ir
geleden , en welken ijver de jonge oiügenes, bij ^^^
die gelegenheid, getoond hcbbe. Door zijnen Vader Hoofdft.
vlijtig in het Christendom onderwezen , en vei-vol- "''' C. G.
gends het onderwijs van clemens van y^lexandrië [^^ 2sil
genoten hebbende , was hij , reeds in den jeugdigen ■
ouderdom van 16 of 18 jaaren, in ilaat, als Leer-
meester in de Spraakkunde , het onderhoud voor zij-
ne Moeder en zijne zes kleine Broeders te verdie-
nen, alzoo het goed van zijn' Vader verbeurd ver-
klaard was , ook gaf hij tevens onderwijs in de
eerfte beginfelen van het Christendom, zijnde door
den Bisfchop van Alexandri'è ^ deimetrius, tot Ca-'
techeet of Leermeester aangefbeld , met zoo . goed ge-
volg, dat hij verfcheiden Heidenen tot het Chris-
tendom overhaalde, onder welke meer dan éc'u Mar-
telaar voor het Christendom geworden is; Dit, en
zijn ijver, in de gevangen Christenen te bezoeken,
en de veroordeelden ter ftrafplaats te geleiden, en
tot hunnen dood te verzeilen, haalde hem den haat
der Heidenen op den hals , welke hem zoodanig
\'ervolgde, dat de Stad Akxandrïè hem te naauw
werd.
Terwijl hij anderen onderwees , hoorde hij voor
zich zelven de lesfen van den vermaarden Wijsgeer
AMMOXius SACCAS, den Stichter der nieuwe Wijs-
geeite ( * ) ; wanneer het getal zijner leerlingen in
het Christendom daaglijks vermeerderde, liet hij zijn
On-
(*) Zie het II Deel, Bladz. 315.
44 K E R K E L IJ K E
II Onderwijs in de Spraakkunde vaaren, en bepaalde
BOKK 2ich alleenlijk tot dat in de leere des Christendoms ,
Hoofdft. verkopende, ten einde geenen onderftand van ande-
na C. G. ren te behoeven , zijne kostbare Handfchriften van
^^j'"^^^' Oude Schrijveren, en latende zich van den koper
• daaglijks vier oboH , ( vier of zes ftuivers , ) beta-
len. Tevens leidde hij een allerflrengst leven, bij
dag leerende, en dikwijls vastende, en het grootfle
deel van den nacht befteedende aan het onderzoek
der fchriften, en het overige op den grond flapende.
Zijne kleding was zeer gering, ook ging hij meest
barvoets , niet zonder nadeel van zijne gezondheid. (*)
Of hij Men zou echter dezen ijverigen jongeling van
aicli zei- geestdriiverii niet kunnen vriipliiten , indien , het geen
venont- ^ ^ ^ 'K ' l
mand men van hem verhaalt, waarheid zy. Ilijzal, naam-
hebbe? jjjk^ de woorden van jesus , (matth. XIX. 12.)
van ^efhedenen , die zichzelven verminkt hebben^
em het Koningrijk des Hemels^ in eenen eigenlij-
ken en letterlijken zin verdaan, en zich zelven of
met ftaal, of door zeker geneesmiddel , ontmand
hebben, om alle verzoeking tot onkuischheid , maar
ook alle lasteringen , te ontgaan , dewijl hij , bij zijn
Onderwijs , ook veel omgang met vrouwen had (f),
gelijk hij dan ook het vooifchrift van jesus, om
van twee rokken, die men heeft, den éénen aan
den armen te geven, naar de letter zal hebben op-
gevat. Doch , niettegenflaande de vrienden en vijan-
den
(*) EusEBiiTs Hist. Eccks. VI. 2, 3.
(t) EusEuius Hist. Eeclci, VI. 8.
GESCHIEDENIS. 45
den van origenes dit van hem verhalen, en de II
Bisfchop DEiNiETRius van Alexandri'è , die echter ^^
gezegd wordt , hem , in het eerst , wegens deze daad Hoofdd.
geprezen te hebben, zijne ontmanning als eene re- "^ •
^ ^ ' •' ^ Jaar 235.
den aanhaalde , waarom origenes het Ouderling- tot 251.
of Priesterfchap niet zon kunnen bekleeden , trekt •
nogthans venema (*; dit gcheele geval in twijfel,
vermoedende , dat men op 's jongelings kuischheid
en onthouding de woorden van je sus toegepast ,
en deze toepasfing , naderhand , haatlijk verdraaid
hebbe. origenes zelve erkent (f) , „dat hij
,, CHRISTUS , Gods Woord, te vooren naar het
„ vleesch en naar de letter gekend hebbe , maar
„ thans niet meer, en dus dat hij den letterlijken
„ zin te dezer plaatze afkeurt, die men geestelijk
„ moet verklaren, ten einde niemand uit den letter-
„ lijken zin aanleiding neme, om zichzelven te ver-
„ minken , gelijk fommigen gedaan hebben." Het
is waar, hij zegt daar niet, dat hij ook onder dezen
behoorde ; maar , was eene duidelijker verklaring
hier nodig? en zou men niet integendeel , bij de-
ze gelegenheid, van hem, eene klaagreden over den
laster zijner vijanden hebben mogen verwachten ,
indien dezen hem valschlijk daar mede beticht had-
den?
Eenigen tijd daar na deed origenes eene reize Leert
naa Rome , om deze zoo oude Gemeente te be- \^^ ^^' ,
, ,..^ , breeuvvsch.
zoeken ; na een kort verbhjt terug gekeerd , her-
vat-
(*) Uiit, Eccles. Tom. lil. pag. ^^B.
(t) Comnmit. ad Matth. XIX.
4Ö
KERKELIJKE
II
BOEK
]X
Hoofdd.
mC.G.
JJiar 235.
tot 251.
Groote
ver-
man rd-
heidvan
ORIGE-
N&S.
vatte hij , op dringend verzoek van den Bisfchop
DEMETRius , zijn Onderwijs der Catechumenen ; doch,
daar dit liem van den ochtend tot den avond be-
zig hield , nam hij , ten einde eenigen tijd, tot
het beoefenen der Heilige Schrift , uit te winnen ,
iiËRACLAS , dénen zijner kundiglle leerlingen , tot
zijnen medehelper aan, aan vvien hij het onderwijs
der kinderen en eerstbeginncnden toebetrouwde , zel-
ve de meer gevorderden onderwijzende. Den tijd,
dien origenes hier door uitwon, befteedde hij, om
de Hebrecuwfche Taal, fchoon hij nu reeds dejtig
jaaren oud was , aan te leeren , welker kennis , die
tot hier toe aan de meeste Kerkleeriiars , zedeit de
Apostelen, ontbroken had, hem in ftaat (lelde, om
met meer vrucht de Schriften van het Oude Tes-
tament te beoefenen (*).
Daar origenes zijne leerlingen niet alleen in de
lecrflukken van het Christendom, maar ook in de
Wijsgeerte en andere Wetcnfchappen , lesien gaf, ver-
fpreidde zich de roem zijner geleerdheid niet alleen
onder de Christenen , maar ook bij de Pleidenen ,
zoodat niet alleen rechtzinnigcn , maar ook Ketters,
en zelfs Heidenfche Geleerden , hem kwamen hoo-
ren , velen van welken hij tot het aannemen van het
Christendom overhaalde; onder anderen zekeren aim-
BROsius, die een aanhanger van valentinus ge-
weest was , een vermogend man , die naderhand
Diakon werd, en aan origenes de kosten tot het
bearbeiden en uitgeven van vele fchriften bezorg-
de.
(*) EusF.B. /ƒ/>•/. Eixks. VI. 14, 15, 16.
GESCHIEDENIS. 47
de (*). \''an eenen Arabifchcn Vorst kwamen Blieven II
aan den Bisfchop deisietrius , met verzoek, om hem ^'^!^
ORiGENES te zenden , ten einde deze hem zijne leere Hoofdft.
zoude mededeelen , waar op origenes eene reize naa na C. G.
Tgnr o "^ ^
^r^Z'/è' , met eenen goeden uitflag , ondernam. Op de- ^oj l^j]
zelfde wijze , werd hij , gelijk wij , in het tweede
Dee/ (f), gezien hebben , door de Keizerinne imammea
ontboden , met welke hij verfcheiden gefprekken had ,
over de geleerdheid en Godsdienst, in het jaar 218.
Eenigen tijd te vooren, in het jaaj- 215, had Onge-
ORIGENES , dewijl 'er te u^lexandrië een zwaar op- "'^egen
_ . , , ^ ^ . . van den
roer ontftaan was, zich van daar naa dzjaree m Bisfclioo
'Pahzftina begeven, alwaar hij, op verzoek van den de^jetri-
Bisfchop dier plaats , en dien van ^erufahm , open- P ''^'^^^
lijk voor de Gemeente, de Heilige Schrift verklaar-
de, hoewel hij enkel een Leek was ("§), hetwelk
door den Bisfchop dejmetrius hem kwalijk geno-
men werd, die hem naa Alexandri'è ^ tot het v/aar-
iiemen van zijnen post, terug ontbood (**).
Van dien tijd af, fchijnt zich kwaad bloed gezet
te hebben , tusfchen den Bisfchop demetrius en
origenes , welke laatfte , op aanfporing en met be-
hulp van AMBROsius , die hem , op zijne kosten , af-
fchrijvers bezorgde , verfcheiden geleerde Boeken , en
verklaringen der Heilige Schrift , opftelde en uitgaf, e:i
in
(*) EusEB. Ilht. Eccïes. VI. 18. epifan. Hi?r. 6\.
G. 3. HiëRON. (ie viris llirntr. C» 56.
(t) Bladz, 391.
(§) Vergelijk ons tweede Deel, Bladz, 285,
(**) EusEBiüS Hist. Eccleu VI. 19.
48 K £ R K E L IJ K E
n in het jaar 228 eene rcize na Achaje deed, op ver-
BOEK 2oek der Gemeenten aldaar, om eenige Ketterijen,
Hoofdfi:. <^i£ ^^'^^^ ontrustten , te beflrijden en te wederleggen ;
na C. G. bij welke gelegenheid hij te Atheenen vlijtig de
•j^r^ ^?T ' Schooien der Wijs2;ceren bezocht. Op deze reize
tot 251. •' "^ ^
— door PaïcCjfilna komende, werd hij door de boven-
gemelde Bisfchoppen van Cmfare'é en 'Jerufakm tot
Ouderling, of Priester, aangefteld en ingewijd; dit
voerde het misnoegen van demetrius ten top, die,
hoe zeer hij origenes eenen aanprijzings- brief had
maicgegeven, echter niet kon dulden, dat orige-
nes , die tot zijne Gemeente behoorde , door andere
Bisfchoppen , en wel door die , over wier gedrag hij
reeds te vooren reden van ongenoegen meende te heb-
ben, tot Ouderling bevorderd was. origenes, x&Alex-
andri'è wedergekeerd , en zijnen post van Onderwijzer
hervat hebbende , ondeiTond dra de gevolgen van dit
misnoegen (*) ; demetrius bewerkte , op eene verga-
dering van Bisfchoppen en eenige Ouderlingen, in het
jaar 231 , een befluit: ,,Dat origenes uit AlexandrVè
„ moest gedreven , en hem geenszins toegelaten wor-
„ den, daar te woonen of te leeraarcn (f)." Doch
hier
( * ) Hij zelve gevvnngt , Tom. VI. in Joann. pag. 94.
welk Werk hij ten dezen tijde fchreef, van een onweder^
dat tegen hem opkwam, niettegenftaande het welke, hij
deze verklaring over joSnnes zoo ver had kunnen
brengen.
(f) pHOTius Cod. CXVIII. ex pamfili apolog. pra
ORIG. MOSHEiM Nod. Ophelder. III. Deel, vermoedt,
dat dit bericht gebreklijk is, dewijl hij niet begrijpt,
hoe
GESCHIEDENIS. 49
hier mede niet te vtede, rustte de Bisfchop niet, voor- II
dut hij hem, in eenc tweede vergadering, uit Egypti- ^^^^
fche Bhfchoppen beftaande , en waar bij van geene Hootdfl.
Ouderlingen gewaagd wordt , ook van zijn Ouderling- "^ C. G.
fchap had laten afzetten, hier toe, gelijk men ver- ^^j ^^j'
haalt , ook de verminking van origenes , die hij eerst ■
geprezen had, tot eene beweegreden aanvoerende.
01" , bij deze veröordeeling van origenes , en Of ori-
zijne afzetting als Ouderling of Priester , ook fom- ^'^■'^^^
■> ^ 0 5 aandeAf-
mige gevoelens van hem hi aanmerking zijn gdco- goden ge-
men , en hij tevens uit de gemeenfchap der Kerk öiferd
gefloten zij ( * ) , is niet zeker, epifanius ( f ) geeft
nog eene andere reden van zijne veröordeeling op. Door
de Heidenen gevangen, zal hem de keuze gegeven
zijn , van of aan de Afgoden te offeren , of zich
fchandelljk door ontucht te laten mishandelen, ori-
•GENES verkoos het eerde, hoewel men 'er bijvoegt,
dat, terwijl hij befluiteloos ftond, de Heidenen zel-
ve hem A&i wierook uit de handen op het Outerviiur
gefchud zullen hebben. Wegens dezen afv^al, was
ORIGENES, uit de Gemeente gefloten, en zag zich,
door d^ Christenen gehoond en veracht , ge-
nood-
?ioe de Clirïsreneu iemnnd in ballingfchap zouden heb-
ben kunnen verdrijven. Hij gist, dat origenes, moede-
loos over de bthiir. delingen van den Bisfchop demetrius ,
aijnen post als Leermeester te vooren verlaten, en dat
dit verlaten voor dezen het fchijnbaar voorwendzel ge-
weest zij , om oiUGEixEs te veröordeelen.
(*) Dit bericht HièRON. Libr, II. in Risftnum. C, 5.
rt) Hares, 64. C. 2.
m. Deel. D
50 KERKELIJKE
Il noodzacikt, Alexandri'é te verlaten : Docli epifa-
^^J^ Nius is de eerde, die dezen afval aan ortgenes te
Hoofdft. last legt, waar van geen Schrijver, vriend of vijand
nn C. G. y2Ln dezen grooten man , vóór hem gewaagt ; en
Tnar2 3'5. ,, .... ,
tot 2-1 EPiFANius was een gellagen - vijand van origenes,
— ■■ — die tevens zeer ligtgelovig was, en vcrfcheidcn an-
dere misflagen , ten aanzien van origenes , begaan
heeft. Zou origenes , nu veertig jaaren oud , zoo-
danige zwakheid betoond hebben , die in zijne jeugd
met zoo veel ijver voor den Godsdienst pal Hond?
Ook zou dit moeten gebeurd zijn , onder de regee-
ring van ALEXANDER SEVERUS , wicns Moeder mam-
MEA , gelijk wij gezien hebben , origenes zoo hoog
in achting hield, en die de Christenen niet vervolgd
heeft. Men zou , in zoodanig geval , origenes in de
Gemeenten van Palxflina niet zoo vereerd hebben , ge-
Hik men deed , noch hem toegelaten hebben , openlijk te
leeren. origenes zelve, die anders zoo nederig van
zich zelven fpi-eekt , maakt niet alleen nergens van de-
7.t gewaande zwakheid gewag, maar klaagt (*), dat
zijn vijand demetrius hem onrecht hebbe aangedaan.
OniGE- Origenes , door de hem aangedane moeilijkhe-
r:Es be- ^en verdrietig , liet het Beftuur en het Onderwijs op
geeft zich
nr.a Cje- ^'^ School over aan zijnen leerhng heraclas , en
farea. begaf zich, in het jaar 231, van Alexandri'è naa
Cafarea in PaUfiiiia ^ alwaar hij van den Bisfchop
theoktistus, die, benevens de Bisfchoppen van
PaldEJiina^ Arahi'é^ Feniciè ^ en Achaje^ de beflui-
ten der vergadering te Alexandri'è afkeurde, met
al-
(*) /. fiipra LComvient. in joaNN. T. Vl.p. loi , 103.
GESCHIEDENIS. Jï
alle achting ontvangen werd ; deze Bisfchop droeg hem II
zelfs het ambt op , om alleen de Heilige Schrift ^^^
voor de Gemeente te verklaren, en vereerde hem, Hoofcift.
met andere Bisfchoppen , als hunnen Leeraar (♦). Te "'"^ ^' ^
Taar 235.
Ca farea zette origexes ook zijnen arbeid van on- ^qj 251.
derwijzen, en het uitleggen van den Bijbel, onver •
hinderd, voort, alleen zag hij, ten tijde van Kei-
zer MAXiMiNus (f), in het jaar 235, zich genood-
zaakt , voor één of twee jaaren zich te verbergen ,
maar na deszelfs dood, keerde hij weder na Cccfa-
rea terug , van waar , of van Atheene , waar heen
hij eene reize gedaan had, hij des verzocht zich naa
Arahië begaf, en het genoegen had , beryllus ,
Bisfchop van Bostra^ door minlijke onderhandelin-
gen, van zijne gevoelens af te brengen, gelijk hier
voor verhaald is (§}.
Kort nadat origenes Aiexandnè verlaten had , Orige-
was de Bisfchop demetrius overleden , hebbende f^^
.. , , brengt
tot zijne opvolgers , eerst heraclas , en na dezen ecnige
DiONYSius , beide leerlingen en vrienden van ori- Arahi-
GENES , waar door alle vervolgingen tegen hem op- christe-
hielden, en hij, ongeffcoord, voort kon vaaren, met nen van
het verklaren der Heilige Schrift , ook kwam thans ^"""^
dwaling
zijne verdedigmg van het Christendom tegen cel- terug , ea
sus in het licht , behalven dit alles fchreef hij eene ^^'^^'*"
Tnenigte Brieven, onder anderen aan den Keizer fi-
LIP-
(*) EusEB. Hht. Eccles. Libr. VI. Cnp. 26, 27.
(t) Van wiens vervolging gefproken is II DeelBladz. 401.
(§) Bladz. 10. en II.
D 2
52 K E R K E L IJ K E
II Lippus , en deszelfs Gemaalin severa. Zestig j'aa-
^^^ ren oud zijnde, flond hij toe, dat zijne Homiliën
Hoofdft. of Leerredenen werden nagefchreven , hetwelk hij
na C. G. tot liier toe niet geduld had. Thans bezwaarde men
Tciir ^ *? c
tot Iti'. ^^^^^ *^^^ befchuldigingen over fommige leerflellin-
• gen, die men uit Boeken haalde, welke hij niet ten
^jjende opei^iy^ gebruik beftemd had, waarom hij aan den
ten. Romeinfchen Bisfchop fabianus , en andere Bis-
fchoppen. Brieven fchrecf met zijne geloofsbelijde-
nis ( * ) ,• terwijl hij zelve met allen ijver werkzaam
bleef, om dwaalgevoclens , door overtuiging der waar-
heid , te keer te gaan. Dus begaf hij zich , op ver-
zoek der Bisfchoppen van Arahie^ niet lang vóór
het jaar 250, andei'maal derwaards, ten einde eenige
onlusten te flillen, die door fommige Arabifche Chris-
tenen , in de Gemeenten , verwekt waren , daar zij
beweerden, dat de ziel te gelijk met het ligchaam
fterft en vergaat , maar daartegen in den jongflen
dag weder met het ligchaam zal opfbaan (f), en
het gelukte hem, op eene Kerkvergadering, met dit
oogmerk bijeengeroepen, deze lieden, door kracht
van redenen , te bewegen , om deze hunne gevoelens
af te leggen. Hij waarfchuwde insgelijks (§) de
Christenen tegen eenen aanhang, die echter zoo
fchielijk te niet ging, als zij ontflaan was. Deze
aanhang noemde zich Ekefa'itcn^ waarfchijnlijk naar
ze-
(*) EussB. Hht, Eccles. VI. 36.
(J) EüSEB. Ilist. Eccles. VI. 37.
(g) EusEB. Ilisi. Eccles. VI. 38.
GESCHIEDENIS. 53
zekeren elxai, eenen Jood, die reeds ten tijde van II
den Keizer TRAJANUS zijne gcvvoelens verfprcid had(*). ^^^/^
Wjlke hunne eigenlijke meningen waren, wonit ons Hoofdfl-,
niet bericht; eusebius tekent alleen, uit eene Leer- "^ C. G.
Tont» O ^ s
reden van origenes over den LXXXII Ffa/m, aan: J^^ ;^f'j
Dat zij een gedeelte der Heilige Schrift verwierpen,
en bijzonder paulus fchriften geheel. Dat zij het voor
onverfchillig verklaarden , alfchoon men Christus met
den mond verloochende, indien dit flechts niet van
harte gefchiedde. Eindelijk , dat zij een Boek toon-
den, dat, van den hemel gevallen zijnde, aan hun,
die daar in geloofden, eene andere vergeving van
zonden bezorgde, dan die door Christus. Meer
weten wij van dezen aanhang niet.
Toen de vervolging onder den Keizer decius met Zijn lij-
zoo veel hevigheid tegen de Christenen uitberstte , '■''^" ^"
*" dc ver*
ti-of dezelve ook dezen aanzienlijken Leeraar en vo];'in<'
voorflander van het Christengeloof, in zijnen hoo- van deci-
gen ouderdom. Hij werd in de gevangenis gewor- ^•^•' ^"^
pen , met een' ijzeren keten om den hals , en de dood.
voeten wijd in den ftok van één gefpcrd; men deed
hem verders allerhande pijnigingen ondergaan , en
dreigde hem nog zvvaarer, om hem het Christen-
dom te doen verzaken, maar de oude Man bleef
ftandvastig, zijnde, met het zelfde vuur, hetwelk
zich reeds in zijne jeugd geopenbaard had, zelfs
den dood getroost. Hij behield echter het leven,
maar bekwam zijne vrijheid, naar het fchijnt, niet
we-
(*) Epifanius H.eres. 19. die zelve twijfelt, of deze
RLXAi ooit eea Christen geweest is.
D q
54 K E R K E L IJ K E
II weder, voordat decius, in het jaar 252, gefneu-
DOFK yg|^^ yyjis^ £)qqj. 200 veel lijden afgemat, ov^erleed
HootUft. tle arbeidzame man, te Tyrus ^ in het jaar 254 (*)
na C. G. in den ouderdom van omtrent 70 jaaren.
Toot* O Q ^
tot 251.* ^^^^ ^OYtt fchets van het leven van origenes
i^ zal den Lezer zekerlijk hoogachting jegens den waar-
Kcrakter (jjgeii jj^^^ hebben ingeboezemd , die zich , van de
GENEs. vroegfte jeugd tot den ouderdom toe, in het voor-
ftaan van het Christendom , door de rechte en waare
middelen , van onderzoek, onderwijs , en overtui-
ging, gelijk in alle voorvallen , dus ook in de zvvaarfte
gevangenis , (land vas tig gelijk is gebleven. Het (lillen
van verdeeldheden , door dwaalenden met zachtmoedig-
heid te overtuigen , en dus de rust en vrede te her-
ftellen , zal hem altijd eerwaardig maken , en tot
eenen wezenlijken lof verftrekken , welken de laster
niet heeft kunnen bezvvalken. Met betrelddng tot
zijne twisten met den Bisfchop demetrius , zijn
wij wel niet genoeg van hulpmiddelen voorzien , om ,
m alle bijzonderheden , te kunnen oordeelen , wie
hier ichuld hebbe gehad, doch, wat ook mosheim,
ter verichoning van dejnietrius , aanvoert, over het
geheel zal de vredelievende Christen neigen, om de
gematigdlieid van origenes te prijzen , die liever
zijn ambt en zijne vadcrftad verliet , dan zijnen
voor
(*) EusEBius Hist. Eaics. VIL i. fchijnt zijne dood
wnt vroeger, in het eerlle jaar van den Keizer gallus,
te Hellen, doch zijne woorden zijn duister; en moeten,
uit andere gronden, verklaard worden. Men zie vale-
8IUS over deze plaats van eusebiüs.
GESCHIEDENIS. 55
voor de Kerk in 't gemeen zoo nuttigen arbeid te n
ftaaken , om met eenen Bisfchop te kibbelen , die , ^^^^
eerzuclitig , in zijne Bisfchoppelijke waardigheid waan- Hoofdft.
de beledigd te zijn , en hij zal de Bisfchoppen van iw C. G.
Paldsflina en de aangrenzende Gewesten billijken , J^^"* ^^ ^ *
die aan de uitftekendc bekwaamheden en verdienden — — —
van ORIGENES hebben recht gedaan, welke deze be-
kwaamheden paarde met eene voorbeeldige Gods-
vrucht en nederiglieid , die zijne vijanden zelve
niet hebben durven loochenen, epifanius ( * ) ,
een vijand van origenes, verhaalt ons een bijzon-
der geval van origenes , hetwelk hij wel tot een
bewijs aanvoert, van den afval, waar aan orige-
nes zich zou hebben fchuldig gemaakt, doch wel-
ken wij getoond hebben, enkel een verdichtzel van
den laster te zijn, maar hetwelk, waarlijk gebeurd
zijnde, uit eene veel edeler bron, van ootmoed en
zelfsgevoel , zal zijn v'oortgevloeid. Het geval is het
volgende: origenes, door de Gemeente te yeru'
falem verzocht zijnde, haar met eene leerreden en
vermaning te ftichten, floeg den Bijbel open, om
zijnen Tekst voor te lezen. Bij het openflaan valt
hem deze plaats, uit den Lllen Pfalm, onder de
oogen : „ Maar tot den Godlozen ztgt God :
„ ^Vat hebt gij mijne inzettingen te vertellen? en
„ neemt mijn verbond hi uwen mond?" Door de-
ze woorden werd origenes tot in het hart ge-
roerd, en voor dat oogenblik buiten (laat gefield ,
om te kunnen fpreken , zoodat hij het Boek dicht
floot 3
(*) Hare%, C\. C. 2.
D4
S6 K E R K E 1. tj K E
II floot, terwijl hem een fh-oom van traancn uit de oogen
^^^ berstte.
Hoofdrt. Met betrekking tot 's mans geleerdheid en geest-
na C. G. vermogens , als mede zijne arbeidzaamheid , zal ons
Tanr s^f.
tot 251.^^"^ ^°^^^ befchouwing van zijne fchriften best
' in ftaat ftcUen , om hem te kunnen beöordeelen.
^'j|".^ Zijne arbeidzaamheid was zoo groot, dat zij hem
den naam van Adamantius en XaA^tgi-le^ar , als of
men zeide, eenen man van Diamant en Koper, of
Staal , verwoiven heeft ( * ). epifanius fchrijft
hem een getal van niet min dan zesduizend Boeken
toe , hetwelk , alhoewel men , onder dezen naam ,
naar de wijze der Ouden , verfcheiden afdeelingen
van grooter Werken , Leerredenen , Brieven , en an-
dere Ideine Opftellen verftaat , ccliter zoo veel is ,
als van eenig Schrijver der Oudheid bekend is. Van
deze fchriften is een groot getal verloren geraakt,
veifcheidene , die zijnen naam dragen , zijn van an-
dere Schrijvers , en die nog overig zijn , zijn niet
zonder vreemde bijvoegzelen en veranderingen tot
ons gekomen. Wij zullen koitelijk van zijne voor-
naam-
(•) Ten zij de eerfte benr.ming misrchien een eigen
nanm vnn origeises is, gelijk eusebius Hi'st, Ecclcs. VI,
14, fchijnt nan te wijzen. Ook noerai: inëRONYMUs hem
foratijds eenvouwig adamantius, en deze naam is bij de
Ouden niet ongewoon, heuman Ha ad Hisfor. Littei\
pag. 89. Met dezen naam wordt onze Kerkleeraar on-
derfcheiden van eenen anderen origenes, eenen Wijsgeer,
die een weinig laater ontJer gallienus geleefd heeft.
Vergelijk vat.es. ad euseb. Ilist. Eccks. VI. 15?.
GESCHIEDENIS. 57
naanme fchriften fprckcn, en dan uit dezelve zijne ii
bijzondere gevoelens opmiiken , die , in volgende ^°^
tijden , tot de hevigfte twisten , over dezen vermaar- Hoofdfï.
den man , aanleiding gegeven hebben. na C. G.
Wij kunnen zijne fchriften gevoeglijkst verdeden , ^^^ ^^^'
in zulke, welke de opheldering en verklaring der
Heilige Schriften ten doel hebben, in zulken , waar .'^^l" ^'"'
ociu clan
in hij het Christendom verdedigt, of deszelfs leer- (^g j-j g^
ftukken verhandelt , en in fchriften van geniengden in- beReed.
houd. Onder zijne fchriften van de eerile klasfe, ^'^^",^ ^*
verdient zeker zijn Werk, waar mede hij zich om-
trent de oordeelkundige uitlegging des Ouden Tes-
taments verdien ftel ijk gemaakt heeft, gemeenlijk zij-
ne Hexapla genoemd, de eerfte plaats. Hoe groo-
te zorg\iildigheid de Christenen van eerften af ook
gebruiken mogten , om ^tn Tekst der Heilige
Boeken zuiver te bewaren , waar toe zij niet alleen
door den eerbied voor dezelven , maar ook door de
floute ondernemingen van veifcheiden Ketters, va-
i.EXTiNUS, MARCioN (*), CU audcten , gedreven
werden , wier ondernemingen , hoe zeer ten onrechte ,
aan de Christenen zelven werden te last gelegd (|),
nog-
(*) Ik weet wel, dat, onder anderen 5E.\iler, w.vr-
cioN, van opzetlijke vervalfcbingen , zoekt vrij te piijten,
maar de befchuldijjingen van tertl'LLIAinus , origeaes ,
EPiFAMUs, enz., tegen hera zijn zoo duidelijk, dat zij
door twijfelingen en redenkavelingen niet kunnen opge-
wogen worden.
(t) Dus laat celsus {^Libr. II.) zijnen Joud de
Christenen befchuldigen , „ dat zij drie of viertMal hun-
D 5 „ ne
58 K E R K E L IJ K E
II nogthans was het, wanneer de affchriften verraenig-
^1*X^ viildigden , onvermijdelijk,, dat niet, van tijd tot
Hoofdft. tijd, eenige fchrijfFouten , en onder die zeifs gevvig-
m C. G. fige ^ ii^ fommige Handichriften inflopen ; origenes
laar 2'^'^
lot 251'. "'^ni 5 dit overwegende , en door den bijftand van
'• " zijnen rijken vriend ambrosius onderfleund , eene oor-
deelkundig verbeterde uitgave van het Oude Testa-
ment, bijzonder van de Alexandrijnfche Overzetting
der LXX , op zich , ten welken einde hij , op zijne
reize, verfcheiden Handfchriften van deze Overzetting,
als ook van die van symmachus , aquilas, en theÖ-
DOTiöN, kocht, welke hij, met alle naauwkeurigheid ,
benevens nog twee Griekiche Overzettingen van On-
genoemden van fommige Boeken des O. T. , in
zes Kolommen naast eikanderen , liet afichrijven , waar
naar zijn Werk den naam van Hexapla kreeg, en
voor welke hij nog in twee kolommen den Hcbreeuw-
fchen Tekst, in de eerfte kolom met Hebreeuwfche
Letters , doch zonder punten , en in de tweede , dien
zelfden Tekst met Grieklclie Letters plaatlle , waar-
om ook het Werk , naar deze acht kolommen , fom-
tijds Oktapla genoemd wordt. Om het ^Verk min
kost-
„ ne Euangeliën veranderd hebben; " Op welke be-
fchuldiging ORiGïïNES , met alle gerustheid, dus antwoordt:
„ Ik ken geene andere vervnlfchcrs , dan de Marciöni-
„ ten en Valentinidnen ^ en zoo ik meen, de aanhan-
„ gers van lucianus. Doch deze euveldnad moet niet
„ aan onze Leere worden toegefchreven ; maar r.an zul-
„ ken, die zich verftouten, de Euiingeliè'n onredelijk te
„ behandelen."
GESCHIEDENIS. 59
kostbaar voor lommigen te m;iken, liet hij ook bij- n
zondere aflchriiten vervaardia;en , welke alleen de ^^^^
IX
vier ouder Overzettingen in vier Kolommen hadden, Hoofdfl:.
waar van de naam Tetrapla , die dit ^Verk ook nn C. G,
T 1511* O "J C
fomtijds draagt; (*) ja naar cene zevende Griekfche J^^ ^^•J*
uitgave, (gx^wö-*?,) 'er naderhand bijgevoegd, vindt ■.
men ook den naam Enneapla. origexes tekende,
door oordeelkundige merken, de verfchillende lezin-
gen , bijvoegzelen , uitlatingen , enz. , dezer Hand-
fchriften, hetwelk dit Werk voor de Oordeelkunde
allergewigtigst maakte , maar niet min , voor de Uit-
legkunde , uit hoofde van den veifchillenden aart der
Griekfche Overzettingen, waar door uit dezelve de
vvaare zin van zeer vele plaatzen des O. T. kan
verftaan en opgehelderd worden. Jammer is het,
dat dit Werk , waar aan origenes 28 jaaren befleed-
de, en hetwelk hij, omtrent het jaar 236, voltooide,
zoo wegens de kostbaarheid, als wegens het verval
der geleerdheid , in volgende eeuwen , niet volkomen
onze tijden bereikt heeft. Met vele moeiten heeft
men echter een aanmerklljk gedeelte van hetzelve,
na het herftel der geleerdheid, bijeenverzameld, het-
welk BERNH. van MONTFAUCON , te Pav'^s 171 3,
onder den titel van Hexaplorum Origenis , quae
fuperfunt , in II Deelen in Folio heeft uitgege-
ven , en CAREL FREDERIK BAHRDT , beknopter,
in Octavo, te Lubek , 1768 enz. Het Nieuwe Tes-
ta-
(*) EusEBius Hist. Eccles. VI. 16. IMen vergelijke
EiCHHORN Inleid, in het O. T. 1 Deel, Bladz. 2j6. volg.
6o K E R K E L IJ K E
. II tament werd door origenes , insgelijks , 6p eenc
^^^ oordeelkundige wijze, behandeld, veifchciden llund-
Hoofdfl. fchriften van hetzelve door hem vergeleken , en ver-
na C- G. fcheiden naar dezelve verbeterde lezingen in zijne
tot 25 1. affchriften overgebracht , zelfs waagde hij , op deze
•■ en gene plaatzen , oordeelkundige gisfingen , in wel-
ke hij echter niet altijd even gelukkig flaagde.
Zijne uit- De werkzaamheid van origenes bepaalde zich
leggingen j^j^j. q^qq^j j-qj- ^q oordeelkunde des Bijbels , maar
en verkla- • '
ringen deed hem insgelijks de uitlcgkunde beoefenen , in
derH. j^^^- ^^^^ ^oo wel als het ander, overtrof hij alle de
Kerkelijke Leeraars en Schrijvers, die vóór hem ge-
weest waren, zedert de tijden der Apostelen. Uit-
gezonderd de Openbaring van joünnes , omtrent
welke hij wel een voornemen had, om ze te ver-
klaren , doch hetwelk wij niet weten , of door hem
ten uitvoer is gebracht , heeft hij uitlegkundige ver-
klaringen gefchreven , over alle de Boeken des Ou-
den en des Nieuwen Testaments. Deze Verklarin-
gen zijn van drieërleië foort; y^anmerkingen of kor-
te geleerde ophelderingen , ( Sclwlia , Excerpta ,
<r>jv6i!^(r?<f ,) op den kant der Handfchriften , van ze-
kere moeilijke plaatzen , of van zekere woorden , uit
de Spraakkunde en Gefchiedenisfen. Van deze heb-
ben wij niets, ten minften dat wij, met zekerheid,
onderfcheiden kunnen , overig. Uitvoerige Verkla-
ringen^ (rojWoi, VoJumina^ of Commentarii ,') van
welke het één en ander bewaard is gebleven, doch
zeer weinig in het oorfpronglijk Grieksch ^ meest in
eene Latijnfche Overzetting, op welke men niet al-
tijd
GESCHIEDENIS. 6i
rijd vertrouwen kan. Eindelijk , Leerredenen of II
Predikatiën ^ over de Heilige Schrift, QHomiliae^ ^^^
Traciatus , ) in welke hij de Heih'ge Schrift in zoo HoofdfT.
ven*e verklaart , en tot Godzaligheid toepast , als "^ C. G.
hij overëenkomftig oordeelde , met de gefteldheid en j^j ;^^ ^
bekwaamheid zijner toehooreren. Deze heeft rufi- .
Nus zoo veel verkoit en elders weder uitgebreid (*) ,
dat wij, in de genen, die wij nog hebben, niet
zeker kunnen wezen, wat eigenlijk van de hand van
ORIGENES is.
Bij deze gelegenheid mogen wij ook gewagen van
zijn Antwoord aan julius africanus , over de Ge-
fchiedenis van susanna , wier echtheid gemelde
Schrijver beftreden had, wellce origenes tegen hem
zoekt te verdedigen , doch welke verdediging niet
zeer gelukldg is uitgevallen.
Naast den arbeid van origenes over de Heilige ZijnWerk
Schriften , verdient zijne Wederlegging , die hij tegen '•^°^"
CELSUS*
CELSUS, wellie, gelijk wij gezien hebben (f), het
Christendom, in zijn Boek, Waarachtige leer e ^ of
leere der waarheid genoemd , onder de regeering
van ADRiaNUS, beflreden had, op aanfporing van
zijnen vriend ambrosius, gefchreven heeft, in acht
Boeken , welke onzen tijd bereikt hebben , en met
recht door jmosheim eene Hoogduitfche Overzetting,
die in het jaar 1745 in Oiiarto door hem met aan-
te-
(*) Deze verfchoont zich deswegens te vergeefs iii
Perorat. in cxplanat. Ovig, piiper Epist. P. ad Kom,
Tom, IV. pag. 688. fqq. edit, Ruaei.
(t) II Deel, Blr.dz. 72.
«2 KERKELIJKE
II tekeningen is uitgegeven, waardig gekeurd zijn, ge-
^'^^ lijk zij, in de daad, in lianden van alle Christe-
Hoofdfl:. nen behoorden te wezen , dewijl, wat de hoofd-
na C. G. zaak betreft, origenes den Tegenfchrijver van het
tot 2^1! Christendom meesterlijk wederlegd en ontwapend
m heeft. Het is waar, origenes heeft in zijne We-
derlegging fommige zwakke plaatzen, hij heeft zijne
bijzondere gevoelens hier en daar te pas gebracht ,
én van de Platonifche Wijsgeerte, meer dan nodig,
of zelfs met het eenvouwig Christendom beftaan-
baar was , gebruik gemaakt , doch , zoodanige zwak-
ke plaatzen zijn Hechts weinigen , in vergelijking
van het geheel. De aantekeningen van imosheim die-
nen ook daar toe , niet alleen om de behandelde
zaken op te helderen , maar om de antwoorden
van ORIGENES te beöordeelen , fomtijds evenwel ftreng
genoeg, hoewel niet zoo ftreng, als door semler
gefchied is (*). Desniettcgenflaande erkennen deze
beide Geleerden de verdienften van origenes in dit
Werk, hetwelk ook tegen verfcheiden van hunne
berispingen zou kunnen verdedigd , ten minften , nit
zijne omftandighedcn, en de om ft andigheden van zij-
nen tijd, veifchoond worden.
ZijnBoek Het Werk van origenes , ten opfchrift hebben-
ovci de ^^^ ^g^^ a^ym ^ de Principiis ^ niet over de eerflt
oïhigin- beginfelen ^ maar over de gronden of grondbcginfC'
felenvr.n jg^ y^n de Christelijke Icere , in vier Boeken, ver-
teliik<^e- ^^^"^ voornaamlijk om die reden aanmerking, omdat
loof. men uit hetzelve de meeste befchuldigingcn ontleend
heeft,
(*) Magazin für die Keligion II tmd III Theil.
GESCHIEDENIS. 63
heeft, die men ten laste van origenes heeft aange-
' . ^ DOEK
voerd. Hij fchreef het, nog te Alexandri'è zijnde, ix
om den aart van fommige leerftukken van het Chris- Hoofdfl,
tcndom wijsgeerig te onderzoeken , en met zichzel- u^r 235!
vc, met de Heiliga Schrift, en met de Wijsgeeite tot 251,
te doen ovcrëenftemmen , en dus als tot een famen-
ftel te maken, zoodat men dit Werk niet ten on-
recht , ééne eerde proeve eener Schoolfche voor-
ftelling der Cliristclijlce leerftukken zou kunnen noe-
men. Wij hebben dit Werk alleenlijk in eene La-
tijniche Vertaling van rufinus , welke vriend en
voorftander van origenes, onder voorvvendzel, dat
het van Ketters en vij.ïnden van cr.igenes vervalscht
zij , verlcheiden }3laatzen weggelaten , en anderen ver-
vormd lieeft , door inlasichingen en veranderingen,
zoo als hij met 's mans HomUi'èn of Leerredenen
gehandeld heeft. Evenwel hebben wij nog eenige
plaatzen van den Grieldchen Tekst over in de Phl-
lokaJia van origenes , van welke wij zoo aanftonds
fpreken zullen, en van welke wij ter beöordeeling van
den zin dezes W^erks een goed gebruik kunnen ma-
ken. In heteerftc Boek van dit Werk, handelt hij
van God^ van christus, van den Heiligen Geest ^
van de Vermindering of den Val , van de Redelijke
Wezens , van het Einde der Wereld^ of de Volein-
ding , van de Ligchaamlijke en Onligchaamlijke
Wezens , van de Engelen, In het tweede Boek , van
de wereld^ van de eeuwige duuring der Ligchamen ,
van het hegin der wereld^ dat Vr maar één God
is van ' de JVet en Profeeten , naamlijk de Vader
yan onzen Hsere jesus Christus , van het onder^
feheid
64 K E R K E L IJ K E
II fcheid tmfchcn den rechtvaardigen en goeden God ,
^^y' van de menschwording des Zoons van God, vaii
Hoofdft. <^en Heiligen Geest ^ van de Ziel ^ van de Wereld ^
na C. G. van de Opfianding der Ligchamen, van het vuur
tot 251! ^^ ^^ ftraffen der hel ^ van de beloften des eeuwi-
' gen levens. In het denle Boek, van den vrijen
wil^ van de vijdndlijke magten, van de drievuldige
wijsheid, van de wenschlijke verzoekingen , dat ds
Wereld een begin gehad heeft , van het einde der
Wereld. In het vierde Boek, van de Godlij ke in-
gering der Heilige Schrift , van de rechte wijze ,
om de Heilige Schrift te ver/laan , korte herhaling
en voorjielling der voorgaande leere.
ZijnBock- Nog hebben wij van ORIOE^'ES een gcfchrift over
over het j^g^ «rebed , opgedragen aan zijnen vriend ARimio-
gebed. ? i » o
sius, en aan tatiana. In dit Werk bewijst hij
de noodzaaklijkheid des gebeds, toont deszelft recli-
te gcftcldheid aan, en verklaart vervolgends het ge-
bed, door jESus voorgefchreven , of het Onze Va-
der. Tegen de gronden van hun, die de noodzaak-
liikheid van het gebed ontkennen , omdat God toch
alles, wat gebeint, te vooren weet, omdat wij niet
weten , wat wij bidden moeten , en ligt iet Ichade-
lijks bidden , en dewijl God toch alles te vooren
verordend heeft , hetwelk hij , om ons gebed , niet zal
veranderen , merkt origenes aan , dat wij allen eenen
vrijen wil hebben ; God voorzag deze vrije hande-
lingen der menfehen, en kon gevolglijk dus beflui-
ten: „ Dezen zal ik wegens zijn vlijtig gebed ver-
hooren , maar genen onverhoord laten , of omdat hij
der verhooring onwaardig is, of omdat hij om fcha-
de-
GESCHIEDENIS. 65
deliike en onbetaiimlijke dingen bidt. „Wat betreft, 'II
dat Gods voonvetenfchap onfeilbaar is , waar uit ^^-^
eene noodzaaklijkhcid der nicnsclilijkc daaden fchijnt Hoordd.
te volffen, lui merkt aan, dat God ook dit noodzaak-."^ ^' ^''
lijk te vooren weet, dat zeker mcnsch niet zoo nood- j'^,^ „51.
zaaklijk en vast het goed of kwaad zal willen , dat —
hij aan geenc verandering onderhevig zou wezen.
Onder de vooifchriftcn , welke hij geeft, hoe en wat
men bidden zal , zijn de volgende de voornaamftcn :
Men ftelle zich levendig voor, dat God bij ons te-
genwoordig is, en dat wij, in het gebed, met hem
fpreken. Hij leert , dat men tot God den Vader
alleen^ en niet tot Christus, bidden moet, maar
tot God dQ.n Vader, door onzen Heere jesus en in
zijnen naam. Dewijl onze Heiland zelve zegt, nie-
mand is goed, dan alleen God de Vader, en na-
deraaal hij zelve onze Hoogenpriester , Hiilpe, ea
Broeder is , zoo is het een misjlag der eenvouwigen ,
als zij tot den Zoon, met of zonder den Vader,
bidden. Eindelijk vermaant hij , dat men God om
zijne heilige en bemelfche gaven, niet om het aard-
fche en geringe, bidden moet, en op dezen grond
verklaart hij , in het Onze Vader , de bede om daag-
lijksch brood., van het Brood des levens, of den
Verlosfer. Ten Hotte voegt hij hier bij eenige aan-
merkingen over den genwedstoejiand ^ in wellien men
zich, bij het gebed, behoort te plaatzen , willende,
onder anderen , dat men aan geene ontvangen bele-
digingen moet denken , indien men vvenfche , dat God
onze zonden niet gedenken zal; eene andere aan-
merking gaat over de houding des ligckaams onder
m. Derl. e bet
66 K E R K E L IJ K E
II het bidden; de plaats^ en andere omdandigheden.
"^^ Hij prijst aan de uitbreiding der handen en ophef-
Hoofdft. fi"ê' ^er oogen, en het knielen, wanneer men God
na c. G, om vergeving der zonden bidt. De beste plaats om
tot -^si." '■'^ bidden zal zijn de vergaderplaats der gelovigen
— ■ 'm de Gemeente , waar de Engelen , de kracht van
onzen Heiland, en de Geesten der heiligen en over-
ledenen tegenwoordig zijn. Onder het bidden moet
men het aangezicht naa het Oosten wenden, om te
toonen , dat de Ziel den opgang van het waare licht
verwacht. Eindelijk, het gebed zelve behoort uit
vier deelen te beftaan , na eene lofzegging aan God ,
door criPviSTUs , in den Heiligen Geest , in eene
■dankzegging voor weldaaden , eene belijdenis van
zonden, eene bede om vergeving, en om de hulp-
middelen tegen de heblijkhcid van zondigen , en eene
bede om groote en hemelfche zegeningen voor ons
en voor allen; weder met een beflnit van Gods ver-
heerlijking door CHRISTUS, in den Heil. Geest.
Opfpo- Een ander Werk van origenes , dat nog overig
ïingtot jj^ ^ draagt ten opichrift: Een opwekhingsfchrift ^
telanr- ' ^^^ ^'^^^ Martelaar fchap. Zijne beide vrienden pro-
fchap. TOKTETUS , Lccriiar der Gemeente te Ccefarea^ en
de door ons reeds meermalen gemelde ainibrosius,
moesten, geduurende tic vervolging onder den Kei-
zer JMAXiMiNus, veel -om het geloof uitftaan. De
laatfte, een vermogend man, die origenes met zijn
geld behulpzaam was geweest, in het voortzetten zij-
ner Doek - oefeningen , werd van al zijn goed be-
roofd , gevangen , en met hoon en fmaad rondge-
voerd. Dit alles echter verdroeg hij geduldig eq
(land-
GESCHIEDENIS. 6^
todvastig, zonder aan zijnen Godsdienst ontrouw II
ie worden, tot hij, de vervolging met des dvvinge- ^^^^
lands dood oplioudendc, ontflagen werd, waar na Hoofdft.
hij' nog eenige jaaren in rust leefde, en nog vóór "^ ^* ^*
° laar 235.
ORiGENES' overleed, origenes fchreef dit Werk,jot 251.
bijzonder voor ^^it.^ zijne vrienden, ten einde hen ■
tot ilandvastigheid op te Ipooren, waar toe hij alles
bijbrengt, wat niet alleen de pligt van eenen Chris-
ten, om aan de waarheid getrouw te blijven, maar
ook de eere des Martelaarfchaps , thans reeds bij de
Christenen zoo hoog geklommen , hem aanbood ;
in welk laatdc opzicht, hij zich zeer flerk, en bui-
ten alle mate, uitdrukt. Zoo zegt hij, dat niet al-
leen de goede, maar ook de kwaade Engelen, hoe-
wel dit nog ver af zij , zich eens over ftandvastige
bloedgetuigen verblijden zullen. Elders: „ Gelijk
„ die genen , die , naar de wet van moses , bij den
,, Altaar ftonden , door het bloed van ftieren en
„ bokken , vergeving der zonden , door hunnen dienst ,
„ fcheenen aan te brengen; zoo flaan de zielen der
„ genen , welke om de leere van jesus gedood zijn ,
„ niet te vergeefs bij den hemelfchen Altaar; maar
„ brengen den bidder, door hunnen dienst^ verge-
„ ving der zonden aan. Wij weten tevens, dat,
„ gelijk de Hoogenpriester pssus Christus zich-
„ zelven ten offer heeft opgeofferd , dus ook de
„ Priesters, onder welken hij de hoogde is, zich-
„ zelven ten offer opdragen : en daarom bij deit
„ Altaar, als hunne eigene plaats, gezien worden.
„ Even zoodanig een onbevlekt Priester, als voor-
E a „ maals
■ M IC E R K E L IJ K E
II „ maals de Joodfc he waven , die ook een onbevlekt
^^^^ „ offer offert, is de flandvastige Belijder en de vol-
Hoofdft. 55 komen Martelaar." Hoe veel voedzel foortgelijke
oa C. G. onvoorzichtige gezegden , tot het bovenmatig vcrëe-
tm ori' ren der Heiligen hebben gegeven, zal het vervolg
dezer Gefchicdcnis leeren , waar bij wij nog deze
voegen mogen : „ Misfchien zullen , gelijk wij door
5, het dierbaar bloed van jesus gekocht zijn
,, ook fommigen door het dierbaar bloed der Mar*
„ telaren gekocht worden, enz."
Verloren Voorts zijn zeer vele fchriften van origenes voor
fchnften ^^^ verloren gegaan , van welke wij of geheel niets ,
van ORi- iD o 1 j o
GENEs. of flechts eenige weinige brokftukken , overig hebben.
Van alle zijne menigvuldige Brieven, kunnen wij al-
leen , behalven het reedsgemclde antwoord aan ju-
Lius AFiiiKANus , QQU ftuk van cenen Brief lezen ,
waar in hij den ijver van zijnen vi'iend ambrosius
roemt, om zich in de Heilige Schriften en derzel-
ver zin te oefenen ; eenige regels uit een' anderen ,
in welke origenes zich verdedigt tegen lieden , die
zijne genegenheid voor de Griekfche Geleerdheid en
Wijsgeerte berispten ; een ftuk van eenen anderen ,
daarom merkwaardig, omdat hij daar in klaagt, over
de vervalfching van zijne fchriften , doch zich te ge-
lijk troost, omdat dit ook aan den Apostel paulus,
blijkens zijnen tweeden Brief aan de Gemeente van
Thesfaionica , gebeurd is; en een' Brief, aan zijnen
leerling, den vermaarden gregorius thaumatur-
Gus, of den ÏVonderdoener , wien hij vermaant, om
bij zijne Godsdicnilige kundigheden, ook de Griek-
fche
GESCHIEDENIS. Ö9
fche Wijsgcerte en Wctenfchappen te bate te ne- II
men — Nog had origenes twee Boeken gefchre- ^^^
ven over de Op/landing , en twee Gefprekken over Hoofdft.
het zelfde Onderwerp, van welk een en ander flechts "^.^^;,^*
eenige plaatzen zijn overgebleven — Doch gewig- tóJ Ó51*.
tiger is het verlies van een Werk, in navolging van —
het Tapijtwerk van zijnen Leenneester clemens
\an Alexandrïè, onder denzelfden Titel (j;^o»\a»\zi? ^
Tapijtwerk , of een Werk van menigvuldige geleerd-
heid en wetenfchap , ) in tien Boeken gefchreven ,
waar in hij de Leerllellingen der Christenen en der
Heidenfche Wijsgeeren met malkander vergeleken
had , van hetzelve zijn alleenlijk eenige weinige plaat-
zen voorhanden , in ééne van welke origenes , met
PLATO, leert, dat, „ de leugen fomtijds voor de
„ menfchen nuttig is , wanneer het voordeel van
„ den toehoorer verëischt, dat men zich van dub-
„ belzinnige woorden en raadzels bedient , opdat ,
,, deels, de waarheid hare achtbaarheid bij hem be-
„ houde, en deels, opdat het geen zonder fluiër
„ fchadelijk zou kunnen worden , met denzelven
,, bedekt worde. Doch, de mensch, die zich tot
„ een' leugen genoodzaakt ziet, moet zich van dit
„ middel , als van eene Ivruiderij en artzenij , met
„ mate bedienen; zoo als judith, esther, en
„ jAKOB, gedaan hebben. Doch, liegt men niet zoo,
„ dat 'er veel goeds uit ontftaat, zoo zijn wij vij-
„ anden van hem, die zichzelven de waarheid ge-
„ noemd heeft." Uit deze plaats leidt inëRONYMus (♦)
dit
(*) Libr. I. ach'. Rufin.
E3
76 K E R K E L IJ K E
II dit befliiit af: „ Wie derhalven frisch weg Hegt,
^?y^ 99 ^1^ zonder eenige fchaamte, wat hem voor deu
Hoofdft. 99 mond komt , tegen zijne broederen verdicht ,
n^ C. G. „ die betoont zich den besten Leeniar." Een be-
Tnir "^ *? c
tot 2-1!^.^^''' ^vaar mede echter alleen drift en part'jdigheid
— — — ORiGENES woorden, hoe ruw en onbeini^htzaam zij
ook zijn mogen, heeft kunnen bezwaieii.
Werken Behalven de echte fchriften van Oricenes, zijn
ren Tn ^" '^^ ^"^'^ "'^§' verfcheiden Opdellen van onbekenden ,
oRiuENEs die , onder zijnen naam , door onbekenden uitgegeven ,
toege- Qf jj^ laater tijd , zonder genoegzamen ^rond , aan
fchreveu. n . & '
hem toegefchreven zijn. Dus heelt jo, iiuD. wet-
STEiN zich , door de gelijkheid van naam , laten
misleiden, om zeker Gefprek tegen de Marciomten
jian ORIGENES toe te eigenen, hetwelk eenen laate-
ren adamantius, die, ten tijde van konstantyn
den Grooten ^ geleefd heeft, tot Schrijver heeft; ook
heeft j. GRONOvius een ander klein A^'erk, onder
den Titel <piAacro(paiAim , ( over de herflelfeh der
■ ïVijsgeeren , ) verkeerdelijk onder den naam van
ORIGENES , in zijnen Thefaurus Antiqult. Grasc. (*)
geplaatst. Om van geene anderen te fpreken.
Bij ^eze opgave van origenes fchriften, of die
aan hem worden toegekend, moeten wij nog mel-
ding maken van eene kleine verzameling van merk-
waardige oplielderingen der Heilige Sdirift , onder
het opfchrift (piAoaxhtx ^ (^uitgelezen fchoone plaat'
zen , ) door twee van origenes leerlingen ^ basilius
den Grooten^ en gregorius van Nazianztis y uit
zij-
(*) TöXK. X.pag. .257.
GESCHIEDENIS. 71
zijne Uitlegkundigc Verklaringen des Bijbels bijeen- II
gebraclit, waar door vele van zijne merkwaardige ^^^
verklaringen voor ons bc\A'aard zijn gebleven , die Hoofdlh
anders met de grooter Werken, waar uit zij getrok- "^ C. G.
ken zijn, verloren zouden wezen. ^-J^^ „''^^
^Vij zijn , om hier niet te fpreken van verfcheiden
biizondere uitgaven van enkele fchrifcen van dezen '^['.tg^ven
zijner
geleerden Kerkvader , de eerfte uitgave van het groot- Werken.
iïe gedeelte zijner Uitlegkundige Werken-, in het
Grieksch , verfchuldigd aan petrus dan. huet ,
met eene uitgebreide en geleerde Inleiding , onder
den Titel , Origeiüana , en met aantekeningen , te
Rouan i66P>, in twee Deelcn in Folio ^ naderhand
te Parp 1679, en te Frankfort aan den Main
1684. Doch de volledige uitgave van alle Werken
van oPviGENES, zoo die nog in 't Grieksch, als al-
leen in Latijnfchc Overzettingen , voorhanden zijn ,
hebben wij te danken aan charles de la rue,
en deszelfs Broeders Zoon, charles vincent de
LA rue , beiden van de orde der Benedictinen , in
IV deelen in Folio.
Laat ons nu eenen overftap doen tot de gevoelens Gevoe-
van origenes , zoo ver wij dezelve uit deze zijne ''^"^ ^'^"
fchntten m itaat zijn op te maken ; waaromtrent .^es.
vooraf de ééne en andere aanmerking ter nodige
opheldering zal kunnen dienen. Voor alles dan be-
hoort opgemerkt te worden, dat origenes in de
algemeene leere der Christenen, die hij Apostollca
et Ecclefiaflica Pradicatio noemt, Qde ApostoUfche
en Kerkelijke Prediking , ) ook Traditie , ( niet
overlevering ^ maar /fifr^ der Kerk f') hetwelk bij hem
E 4 het
7a KERKELIJKE
IT het zelfde is , even gelijk dit woord Tradltio^ bij
"j^^^ IRENEUS en andere vroeger Kerkvaders, dus genomen
Hoofdd. wordt (*), niets wilde veranderen (f); hij wil
na C. G. alleen de volksleere nader ophelderen en bepaalen ,
Janr 235
tot 25 1 .* ^" ^P ^'^^^ geleide der Wijsgeerte , de verborgene oor-
■ ' "— ' zaken en redenen, maar ook de jvijze^ en het hoe
der dingen, waar van de Godlijke Boeken fpreken,
naarfpeuren. Dit betaamt, volgends hem, de Leer-
naren en geleerde Christenen , opdat de geheele lecre
een wijsgeerig iamenhangend voordel zij, en te be-
ter tegen de Hcideniche Wijsgeeren kan verdedigd
worden. Uit deze aanmerking volgt ccne tweede:
Dewijl ORIGENES , in navolging van zijnen leermeester
CLEMENS,en anderen , tnsfchen het gene voor den een-
vouwigcn Christen , en het gene voor den fchcrpzinni-
gen geleerden voegde , onderfcheid maakte , behoeft
men zich niet te verwonderen , dat hij, fomtijds, zich-
zelven fchijnt tegen te fpreken , te weten , op de
ééne plaats fchrijvendc naar de vatbaarheid der een-
vouwigcn, en op de andere, naar de fchei-pzinnig-
heid der Wijsgeerte. Somtijds echter was dit ver-
fchil met zichzelven bij origenes een gevolg van
zijn menigvuldig fchrijven, en van zijne waarheid-
liefde, waar door hij telkens fchreef, het geen hij
thans voor waarheid hield. Eene derde aanmerking
is,
(*) Vergelijk het II. Deel, Bladz. 248.
( t ) lUa fola crcdenda est veriias , qtue in vtillo ab
Ecclefïajïica discordai traditione. „ Men moet die waar-
„ heid alleen geloven, die nergens in van de leere der
„ Kerk verfchiU." Vaorr. voor zijn Boek de Principiis,
GESCHIEDENIS. 75
is , dat ORIGENES , nederig van zichzelven gevoc- II
lende , meestal zijne meest gewaagde gevoelens , twij- ^^^^
felend en met ichroom , of ook wel enkel als beden- Hoofdft.
langen en vi'agen v^oorllelt, latende het oordeel aan "^ C* G*
.. T . , , , , jaar 235.
zijne Lezers over, en zich aan beter gedachten on- ^^^ „51.
derwerpende. Eindelijk , merken wij aan , dat zijne — ■ •
tegenpartijders met deze beide laatfte omilandighcdcn
hun voordeel gedaan, en hem dwaalgevoclens te last
gelegd hebben, omtrent welke hij zich dikwijls el-
ders beter verklaard heeft, en zijne vrije gedachten
te fcherp liebben beoordeeld, hem niet zelden ver-
keerde vertalingen zijner gezegden voor zijne gevoe-
lens opdringende , als ook , dat velen hunner eerst na
zijne dood hem hebben befchuldigd , wanneer hij zich
niet meer verdedigen kon. Door deze en fooitge-
lijke aanmerkingen in het oog te houden , zullen
wij, hoewel men hem niet geheel zal kunnen verde-
digen, dezen grooten man recht kunnen doen we-
deivaren , bij vvien wij zoo veel goeds vinden , doch ,
die zelfs bij zijn leven reeds zoo vele vijanden
had , en toen al klaagde, dat men zijne fchriften ver-
valschte.
Daar ORIGENES wel niet alle, maar nogthans de Deleere
voornaamflre leerllukken der Christenen , in welke der Kerk
volffends
hij betuigde in te ftemmen , ons heeft opgegeven (*), qrige-
vvillen wij dezelve hier eerst plaatzen , te meer , ï<es.
omdat ons dus, uit zijn getuigenis, blijken zal, dat,
in de hoofdzaak, de leere der Christenen tot hier
toe geene wezenlijke verandering ondergaan hebbe.
Het
(*} In de boven aangehaalde Foorreden.
E5
74 K E R K E L IJ K E
H Het geen dan, onder de Christenen, naar de kerf
^^^^ der Apostelen , openlijk en bepaald , werd voorgedra-
Hoofdfl. gen-) beftond, onder anderen, in de volgende pun
na C. G. te
Jaar 235.
tot 251. "
na C. G. ten : „ Eerftelijk , dat 'er één eenig God is , die
alles gefchapen en gemaakt , en uit niet alles
voortgebracht heeft. — II. Dat deze, in de laat-
fte dagen, gelijk hij te vooren door zijne Pro-
feeten beloofd had, onzen Heere jesus Christus
heeft gezonden , öm eerst Israël , maar daarna
ook de Heidenen , te roepen. lU. Dat dezelfde
JESUS CHRISTUS , die gekomen is , vóór alle
Schepfelen uit den Vader geboren is. I\^. Nadat
hij , in de Schepping van alles , den Vader gediend
had, (want door hem is alles gemaakt,) heeft
hij zich , in de laatfte tijden , vernederd , en is
een mensch geworden. Hij is vleesch ^geworden,
daar hij God was, en is God gebleven, hetwelk
hij te vooren was. Hij nam een ligchaam aan ,
gelijk het onze , en daar in alleen ondcrfcheiden ,
dat hij uit eene Maagd , en van dm Heiligen
Geest, geboren is. V. Deze christus is waar-
liik , en niet alleen in fchijn , geboren , heeft dus
geleden, en is den gemeenen -dood waarlijk ge-
ftorven. Want hij is waarlijk opgellaan , en na
zijne opftanding met de leerlingen verkeerd heb-
bende, opgenomen. VI. Eindelijk leerden zij ook
den Heiligen Geest, verëenigd, {fociatum ,^ in
cere en waardigheid , met den Vader en d(i\\ Zoon.
VIL Dat de Ziel haar eigen wezen en leven heeft ,
en als zij ééns uit de wereld verhuist, naar hare
werken beloond zal worden, en of tot het eif-
„ deel
GESCHIEDENIS. 75
;,, deel des eeuwigen levens en der zaligheid komen , II
„ als hare daaden haar zulks zullen toebrengen, of ^^^^
„ tot het eeuwig -vuur en ftraffen verdoemd, vvan- Hoofdll.
„"l^er zij zich dit, door hare zonden, waardig ge- "^ C. G.
„ maakt zal hebben. Vllf. Vaders leerde men, dat Jq^ „^j]
„ 'er een tijd komen zal , van de opflianding der ■
„ dooden, wanneer r^/'t ligchaam, hetwelk in ver-
„ derflijkheid gezaaid wordt , in onverderflijklieid *
„ verrijzen, en het gene in onëerc gezaaid is, in
„ heerlijkheid ontluiken zal. IX. In de leere der
„ Kerk is ook vastgefteld , dat alle zielen redelijk
„ zijn, en eéne vrije keuze en wil hebben. Dat zij
„ in (Irijd zijn tegen den Duivel en zijne Engelen,
„ en andere vijandlijke krachten, welke haar in de
„ zonden willen verwan-en, die wij, indien wij an-
„ ders recht en vooi"zichtig leven, veelmeer zoeken
„ af te leggen. X. Van den Duivel en zijne Enge- '
„ len en de vijandlijke krachten leeit men wel in
„ de Kerk, dat zij bellaan, maar wat zij zijn, en
,, hoe zij zijn, is niet genoeg bepaald. Doch het
„ gevoelen der meesten komt daar op uit, dat de
„ Duivel een Engel geweest en afvallig geworden
„ is, en dat hij zeer vele Engelen overreed heeft,
„ om met hem te zondigen, welke ook daarom zij-
„ ne Engelen genoemd worden. XI. In de openbare
,, leere is verders aangenomen, dat deze wereld ge-
;, fchapen is, en van zekeren tijd af heeft begon-
„ nen te beftaan , gelijk zij ook weder , naar hare
„ verderflijkheid , zal ontbonden worden. XII. De
„ Heilige Schrift is door den Heiligen Geest ge-
„ fchre'
76 K E R K E L IJ K E
Il „ fchreven of ingegeven, en heeft niet alleen den
'^'Ji'^ „ zin , die voor elk eenen open ligt , maar nog bo-
Hoofdft. 59 vendien eenen anderen , die voor de meesten ver-
na C. G. ^^ borgen is. Want de uiterlijke voorftellen der
tot 251! " Schrift zijn beelden van zekere heilige Verborgen-
" 5, heden, (^Sacramenta^') en van Godlijke zaken.
„ Hier in ftemt de geheele Kerk overeen, dat de
„ gantfche wet geestelijk is , maar dat niet alles,
,, wat de wet geestelijk aanduidt, aan allen bekend
,, is, dan alleen aan die genen, aan welke de ge-
„ nade des Heiligen Geestes, door het woord der
„ wijsheid en der kennisfe , gefchonken wordt. Ein-
„ delijk Xni. , ftaat in de leere onzer Kerke, dat
„ 'er zekere goede Engelen van God en krachten
„ zijn, welke hem ten dienst ftaan, om het heil
„ der menfchen te bevorderen; doch, wanneer zij
,, gefchapen, en van welke natuur zij zijn, is we-
„ deröm nog niet openlijk genoeg beflist."
Gevoe- Deze leere der Kerke legt origenes zelve tot
!en vnn ^qx\q.\\ ffrondflag , maar veroorlooft zich , om door
ORIGKNES ö o 7
omtrent verdere ontwikkeling derzclve, door vergelijking, en
de lijst ^ door gevolgtrekkingen, dezelve tot eene wetenfchap
Boeken' ^^ vormen, en daar aan eene Wijsgeerige gedaante
te geven, waar bij hij echter dikwijls de betuiging
herhaalt , dat hij alleen eene proeve neemt , en eenen
flap waagt , evenwel fpreekt hij ftouter , wanneer hij
meent, zekerheid te hebben. Voorts volgde hij de
Wijsgeerte van ammonius, welke hem daar toe ver-
leidde, dat hij de Heidenfche famenftcllen der Wijs-
geerte met de leere der Heilige Schrift wilde over-
een-
GESCHIEDENIS. 77
ïcnbrengcn , hetwelk noodzaalUijk , tot verderf en II
verwrikldng der laatfte , moest uitlopen. Doch , laat ^^^
ons zijne gevoelens in de bijzonderheden befchou- Hoofdd.
wen. na C. G.
De lijst der Ilebreeuwfchc Boeken des Ouden Tes- i|qj ~-^'
tamcnts is bij origenes dezelfde, als bij de Joo- — — —
den (*), alleen haalt hij ook de Boeken der 3Iak'
kabeën^ en het Boek van hexoch, onder den naam
van de Schrift aan, en gebruikt ze, om zijne ftel-
lingen te bewijzen. Dat hij ook de echtheid der
Gefchiedenis van susanna erkende, hebben wij bo-
ven reeds gezien, uit zijne verdediging dcrzelve te-
gen juLius AFiiiKANUS. Van den Brief aan de
Hebreen meldt hij, dat dezelve niet van alle Chris-
tenen voor eenen Brief van den Apostel paulus ge-
houden werd, waar aan hij ook zelve twijfelt, we-
gens den fierlijken (lijl , evenwel haalt hij dezen Brief
elders in zijne fchriften meenigmalen aan , als een
Werk van den Apostel paulus , of omdat hij na-
derhand hier van meer zekerheids verkregen had , of
omdat, gelijk hij aanmerkt, de leere en denkwijze
van dezen Apostel daar in ten minflen vervat was.
Hij t^vijfeIt insgelijks omtrent dtn tweeden Brief van
PE-
(*) In de lijst van origenes bij EvsEU.Hist. Eccles.Libr.
VI. C. 25. , ontbreekt wel de verzameling der XII kleine
Profeeten , doch alleen , door eenen misflag der affchrij-
veren, dewijl anders het getal van 22 Boeken der Jood-
fche Kerk , dat origenes opgeeft , niet uitkomt , ook
vindt men ze in de Werken van hilarius op dezelfde
lijst uitdruklijk genoemd. Zie vales, ad euseb. /. c.
78
KERKELIJKE
II
BOEK
IX
Hoofdfl.
na C. G.
Jaar 235.
tot 251.
Zijn ge-
voelen
omtrent
den '/in
der M.
Schrift.
PETRUS, den tweeden en derden van joünnes, als
ook over de Brieven van jakobus en judas, zon-
der dezelven echter aan deze Apostelen volftrekt te
ontzeggen, gelijk hij dan ook van de meesten der-
zelven in zijne fchriiten gebruik maakt. Verders
haalt hij verfcheiden onechte Boeken aan, als het
EuangeUe der Hebreen , het Euangelie v^an pe-
trus , de GefcJiiedenis van paulus enz. , zonder
echter ergens te kennen te geven, dat hij ze voor
echt erkent. Maar in zijne verldaring over den Brief
nan de Romeinen verklaart hij, dat hij den Herder
van iiERMAS , niet Hechts voor een nuttig , maar
voor een van God ingegeven Boek aanziet, doch te
gelijk erkennende, dat niet alle Christenen van dit
gevoelen waren. Uit dit alles zien wij, hoe de viij-
heid van onderzoek en denken , ten opzichte van dit
onderwerp , welke ons tevens ten waarborg verftrekt ,
dat de Christenen daar omtrent niet los of willekeu-
rig geliandeld hebben, tot hier toe voor niemand
aanftootlijk of ongeoorloofd gekeurd zij.
In de Uitlegkunde der Heilige Schrift, omtrent
welke ORiGENES zichzelven zoo verdienftelijk heeft
gemaakt , door zijnen oordeelkundigen arbeid , heeft
deze zelfde groote man , door zijne gevoelens om-
trent den zin der Heilige Schriften , een onbegrijpe-
lijk groot nadeel gedicht. \^olgends de leere van
PLATO onderftellcnde , dat de menfchen uit drie dee-
len beflaan , het Ligchaam , de Ziel , en den Geest ,
oordeelde hij, dat men ook aan de Heilige Schrift
cenen drievouwigcn zin moet geven, den woordelij'
ken , anders ook letterlijken , of gefchiedkundigen ;
deii
G E S C H I E D E N I S. 79
den zedeJijken; en den geestelijken of geheimzinni- II
gen, {Myftifchen.^ Dezen driediibbelen zin vindt ^9^
men wel niet overiil , maar evenwel fomtijds , bij mal- HoofdfT.
kander in dezelfde plaatzen , doch nergens den woor- "^ C- G.
delijken zin alleen. De woordelijke zin , het Lig- tö^ „5^
chaam der Heilige Schrift , is wel op zichzelven voor -
de eenvouwigen nuttig, maar een wijs en volmaakt
Christen moet tot de Ziel en den Geest doordrin-
gen. Het onderfdieid niet in het oog houdende,
tusfchen den letterlijken zin van oneigenlijke be-
woordingen of beelden, en den letterlijken zin, die
daar in ligt opgefloten , deed hij de onvoorzichtige
uitfpraak , dat vele Bijbelplaatzen volflxekt geenen let-
terlijken zin hebben, dat in de gefchiedenis en ze-
denicere veel vooi-komt, hetwelk naar de letter Gode
onbetaamlijk , den Heilige mannen onwaardig , on-
waar, ongerijmd , en nutteloos is. Het volgende
llrekke ten voorbeeld van zijne mwe uitfpraken, in
dit opzicht: „ Wanneer wij," zegt hij (*), fpre-
kende van de wet aangaande het onderfcheid tus-
fchen de reine en onreine dieren ,- „ hier bij de let-'
5, ter ftaan blijven, en het gene in de wet gefchre-
5, ven is, naar het Joodfche of naar het gewoon
„ gevoelen, opvatten, dan fcliaam ik mij, te mne-
„ ten zeggen, en erkennen, dat God zulke wetten
„ gegeven heeft. Want, de wetten van menfchen,
„ bij voorbeeld, der Romeinen, of Atlicnienfen , of
„ Lacedemoniërs 5 zullen veel diepzinniger en ver-
„ ftan-
(*) Homil. VII. i'i Levit. p. 226. Tom. II. Ed.
Binedictin,
8o K E R K E L IJ K E
II „ flainligcr fcliijiicn. Muar, wanneer Gods wet in
BOEK
IX
,, den zin genomen wordt, dien de Kerk leert, dan
Hoofdfl:. ,5 overtreft zij alle menschlijke wetten, en dan zal
na C. G. Ynen gelooven , dat zij waarlijk cene wet van God
Janr235. • .
tot 251. 5' is." Ook bedient hij zich, tot een bewijs van
- dit zijn gevoelen, van de woorden des Apostels,
düf de letter doodt , maar de geest levend maakt.
De meerverhcven zin der Schrift is dan, volgends
ORiGENES, deels zedelijk^ volgends welken de Bij-
belfchc verhaalcn leeringen in zich bevatten voor
de bekecring en het leven der Christenen , deels
geestelijk , zoodat de Joodfche Gefchiedenis en Wet-
ten zien op hemelfclie dingen , waar van zij icha-
duvven zijn , en de gebenrenisfen dezer wereld op
den toeftand en veranderingen der geestelijke we-
reld , zoo de hcmclfchc , als de aardfche , dat is ,
de Kerk. „ Daar is toch ," zegt hij ( * ) , „ be-
,, halven deze zichtbare en onzichtbare wereld , eene
,, andere onzichtbare, enkel door het verftand be-
„ grijpelijke , wier aanfchouwen en fchoonheid die
„ genen genieten znllen , die rein van harten zijn ,
„ en die daar door tot het aanfchouwen van God
,, zelven voorbereid worden, zoo verre God naar
5, zijn wezen aanfcliouwd kan worden. " In die
geestelijke wereld vindt hij de oorfpronglijke denk-
beelden van ahes , wat in d^zQ zichtbare wereld
voorvalt; waar in weder het gevoelen van plato ,
bij hem aangenomen, doorblinkt, nopens de denk-
beelden, of het denkbeeldige 'm God, naar welke
al-
(*) Comm. in Joann. p. 305. T. IV. ed. Bened.
GESCHIEDENIS. 8i
alles gefchapen is. Verders verdeelt origenes de- Il
zen geestelijken zin in den allegorifchen of hen- ^^
fpreiikigen^ welke op de Kerk van christus ziet, Hoofdft.
en den Anagogifchen , die tot de bovenhemelfche ^i^ C. G.
wereld opleidt. Ook maakt hij elders een onder- 1^^ *^,'
icheid tusichen den Allegorifchen , Tropologifchm , — ■•
en Anagogifchen zin der Heilige Schrift, yvaar van
hij den eerllen in liet Oude Testament, den ande-
ren in het Nieuwe Testament, en den laatften in
de toekomende wereld, zoekt. Vooits is origenes
zeer onzeker omtrent de regelen, naar welke de be-
tekenis van dezen di'ieledigen zin. moet vastgefteld
worden; voor zichzelven gaat hij ook, doorgaands^
met omzichtigheid en fchroomvalligheid , te werk,
en bij Hot , merkt hij de bekwaamheid , om den
geestelijken zin der Heilige Schrift op te fpooren,
aan, als eene bijzondere Godlijke gave en verlich-
ting, om welke hij, bij foortgelijke onderzoekingen,
meermalen God bidt , en die hij zichzelven niet,
met vertrouwen , du'rft toefchrijven. Met dit alles
ftelt zoodanige wijze van uitleggen eene wijde deur
open voor allerhande dvveepiichtige , dubbelzinnige,
verkeerde , en zelfs aanflootlijke gevoelens , vvaar door
de ecnvouwigheid der waarheid en van den redelij-
ken Godsdienst verloren gaat, dewijl men, dus te
werk gaande , van alles alles jnaken kan , gelijk dan
ook de voorbeelden van zoodanig misbruik in vol*
gende tijden niet zeldzaam zijn.
Het zal velen vreemd voorkomen, hoe het moog-
lijk ware, dat origenes, die zoo veel aan de let-.
in. Deel. F ter
gi K E R K E L IJ K E
ir ter der Heilige Schrift oordeelkundig gewerkt heeft,
^"^f en zoo, boven andere Kerldceraars, van die eerile
Hoofdft. tijden , was toegemst , met hulpmiddelen , tot de
Ha C, G, redelijke uitlegging der Heilige Schriften , en die ook ,
tot ''o' wezenlijk, zoo vele goede verklaringen van den let-
■ t-erlijkcn zin derzclve heeft gegeven , tot eene zoo
vvilfekeurige , gekunitelde , en onzekere wijze van uit-
legging gekomen' is , en daar in zoo veel gedaan
heeft, dat men hem, met recht, den naam van P^
ter AUegoriarum , ( Vader of uitvinder der Leen-
fpreuken,) gegeven heeft. De Heidenfche Wijsgeer
p'oRÉVRius (*) geloofde, dat origenés deze wijze
van uitlegging van de Griekfche Heidenfche Schrij-
veren ontleend had, die zich daar van tot het ver-
klaren' van de geheimen van hunnen Godsdienst be-
dienden- Doch, ORiGENES was , langs eenen nade-
re'n weg, tot dit gevoelen gekomen. De Allcgori-
/c^g leerwijze heerschte reeds te Alexandri'è^ zedert
de^ tijden van den Jood filo ; cleimens vaii Alex-
^/?<f/mi| de leermeester én voorzaat van origenés,
in zijn ambt, was hem daar in ook reeds voorge-
gaan; iïiaar voornaamlijk, werd origenés • daar toe
Be^^ógen , doordien hij geloofde, dat veifcheiden
plaatzen der Heilige - Schrift tegen de tegenwerpingen
en fpotternijün 'van hare vijanden niet anders konden
gehandhaafd worden; ook meende hij, langs dezen
weg, de Jooden te^ligter te kunnen overtuigen, en
de dwalingen der G«(?ï//V/^^« gemaklijker te wederleg^
.-- .^^ ■ . gen.
- (*) Bij EUSEE; Hiit. Eccles. VI. 19.
GESCHIEDENIS. ^3
'gen. Eindelijk, vond hij deze wijze van uitlegging II
zeer gefchikt, om de gronden der Christelijke leere "°^^
geleidelijker en wijsgeeriger voor te dragen, en het Hoofdd-.
geen het vooniaamRe was, om zijn wijsgeerig fa- "^ ^ •
menftel en gevoelens met den Bijbel overeen te bren- j-ot 051,
gen , en uit denzelven llèrkte en kracht bij te zet- — —
ten (*).
Daar origexes , met de uitgebreidfle geleerdheid. Zijne ge-
die in zijnen leeftijd möoglijk was, echter meer^°
fterkte van geheugen, verbeeldnigskracht , en vernuft,
dan van oordeel en fcheq^zinnigherd , in zijne fchrif-
ten, vertoont; daar hij de Wijsgeerte van ammonius
te veel vertrouwde , en al te mild tot verklaring van
den Christelijken Godsdienst gebruikte; daar hii zoo
veel gefchreven heeft, en zich, in zijne wederleg-
gingen , bij voorbeeld , van celsus , geern naar zij-
ne partijen richtte , om hen te zekerer te kunnen
overwinnen, en foms de hoogere vvijsgeerige voor-
ftelling dor leere ■, elders weder de gemcene volks-
voordragt volgde ; eindelijk , dewijl zijne fchriften
vele -veranderingen ondergaan hebben , en meest
enkel' in overzettingen tot ons gekomen zijn , be-
höijft het ons niet te verwonderen , dat wij bij
hem vele vreemde ja ongerijmde gevoelens, die met
de leere van het Christendom niet of naauwlijks zijn
overeen te brengen ', aanti'effén , van welke zijne
vijanden gebruik gemaakt hebben , om hem hevig
te
(*) Men vergelijke, met het gene wij vnn deze uit-
legkunde van origenes gezegd hebben , moshei.ai , Nodi-
ge Ophelderingen ^ III. Bed, Bladi.. 241. volgg.
F z
S4 K E R K E L IJ K E
II te befchiildigen. Wij willen eenige bijzonderheden
^^^^ daaromtrent opgeven.
Hootdft. HiëRONYMus (*) en anderen befchiildigen ori-
na C. G. GENES, dat hij geleerd hebbe, dat God Itgchaam-
tot 251* ^^J^ ■^y* 'Qideitiisfchen zegt hij zelve (f), met eveit
■: ZOO vele woorden : „ Derhalven alles , wat lig-
" • „ chaamlijk is, in eiken zin, van God ontkend en
„ wederlegd hebbende, zeggen wij, naar waarheid,
5, dat God onbegrijpelijk en onbevattehik is." Men
kan hem dus, ten dezen opzichte, alfchoon hij ook,
op fomniige plaatzen, zich niet duidelijk, ja mis-
' fchien bedenklijk, omtrent dit onderwerp heeft uit-
gedrukt, heel wel vrijfpreken; te meer, omdat hij zel-
ve ons verzekert , dat , zelfs bij de rechtzinnigen , ten
zijnen tijde , het onderzoek nog vrijflond , in hoe veire
liet woord, ligchaamlijk.^ van God gcbruilct kan
worden (§).
Vande Wat ORiGENES eigenlijk gevoeld heeft, omtrent
Dricëen- Qod den Vader, Zoon, en Heiligen Geest, of ge-
lijk men ze noemt , de leere der Drieèenheid ^ is
moeilijk te bepaalen , en het behoeft ons niet te ver-
wonderen, dat men, in de IV en Vde eeuw, getwist
heeft, of hij, in dit leerftuk, rechtzinnig te achten
zij , dan of hij nader bij de Ariaanfche ftellingen
gekomen zij. In zijn Boek , over de Grondbeginfe'
ïen (**), is hij over dit onderwerp wel breedvoe-
rig, doch tevens ontdekt men daar duidelijke fpoo-
ren,
(*) Ephf. 59. ad Civit. (f) i)^ Princip, Cap. i„
(5) Inleid, op zijn Werk, de Princip, Sect, i5.
(**) Cap, i.
GESCHIEDENIS. 85
ren, dat rüfinus, voor zijne rechtzinnigheid zor- II
gende, in zijne vertaling, verfcheiden gezegden heeft ^^^
ingelascht, en anderen veranderd, grigenes onder- Hoofdft.
fcheidt in Christus zijne Godlijke en zijne mensch- "^ C- G.
lijke natuur. Naar de eerfle is hij de eeniggeboren ^ót 251!
Zoon des Vaders, de wijsheid en Icracht van God, —
doch eene wijsheid , wie men een eigen heflaan moet
toelvcnnen. God is nooit zonder de geboorte dezer
wijsheid geweest, en zij is geboren zonder eenig
begin. Zij heet ook Logos, of het Woord, die aan
alle Schepzelen de geheime en verborgen dingen
openbaart. Men moet zich bij deze geboorte niets
menschlijks of ligchaamlijks voordellen. Geen mensch-
lijk verftand kan bevatten, hoe de ongeboren God
de Vader zij des ecniggeboren Zoons. Deze geboor-
te is zoo eeuwig, als de glans uit het licht. Hij
is geen aangenomen , maar een natuurlijke Zoon.
Deze is Gods beeld , welke bewoording ook de een-
heid van natuur en zelfftandigheid in zich bevat.
Dit en nog meer vinden wij in de aangehaalde plaats
van zijn Werk , over de Grondbeginfelen , doch ,
hoe weinig men de vertaling van ruflvus vertrou-
wen kan, ziet men niet alleen uit niëRONYMus en
AUGUSTiNus , die aan grigenes geheel andere woor-
den in den mond leggen , maar ook uit het volgen-
de overblijfzel van den Griekfchen Tekst, van die
plaats, die dus luidt: ,, De Logos, ckristus, is
„ het beeld van Gods goedheid , maar niet de goed-
„ heid zelve: Men kan hem wel de goede Zoon
,, noemen, maar niet, eeuwig en volftrekt, goed:
„ £n , gelijk hij het beeld van den onzienlijken God
F 3 « is.
86 K E R K E L rj K E
Il ,, is , en in zoo verre God , maar niet die, van wien
^^^^^ „ CHRISTUS zelve zegt: opdat zij u kennen^ den
Iloofdil:. « een'igen waarachtigen God, zoo is hij het beeld
na C. G. ^^ der goedheid, maar niet, gelijk de Vader, in den
tot 2- 1 . 9' volftrekten zin , goed." In zijn Werk tegen cel-
■■ sus fprcekt hij dikwijls geheel onbehoedzaam. „ De
„ Profeeten ," zegt hij ( * ) , „ hebben betuigd , dat
„ CHRISTUS de groote kracht Gods , en naast den
„ God en Vader over allen. God is." Hij noemt
hem den anderen God (f), en keurt het af, wan-
neer fommige gelovigen den Zaligmaker den hoog-
ften God noemen. Het fchijnt, uit vergelijking van
deze en andere plaatzen , dat origenes , gelijk wij
dit reeds van meer Kerkvaders, die deze Verborgen-
heden wijsgeerig hebben willen verklaren , gezien
hebben , dat origenes wel den Zoon , gelijk ook
den Heiligen Geest, voor God, en der Godlijke na-
tuur deelachtig , erkent , maar dat , gelijk de ftraiilen ,
uit de Zon uitgaande, minder zijn, dan de Zon,
dus ook de Zoon minder is dan de Vader.
Van den Heiligen Geest in het bijzonder, leert
liij, doch weder volgends de Overzetting van ru-
FiNUS (§), dat men van zijn beftaan niets weet,
buiten en zonder de Heilige Schrift. Zijn beftaan
(^fubfiautia ,^ is van zoo groot aanzien en waardig-
heid , dat hij , in de bediening des Doops , met den
Vader en den Zoon gevoegd wordt, en wie den
Heiligen Geest lastert , heeft gcene vergeving te wach-
ten,
(*) Lihr. II. Cotïtra celsuai. (f) Libr. V.
{%') De i'rincip Cap, 3.
GESCHIEDENIS. 87
ten, noch in deze, noch in de toekomende wereld. II
Elders echter ( * ) doet hij moeite , om te bewijzen , ^^^
. dat de Heilige Geest minder is , dan de Zoon , ja Moofdff.
de vraaff is, zegt hij, of de Heilige Geest, wan- "^ C. G.
neer hij het van den Zoon van God leert, alles be- jq^ ^51!
griipt en vat , wat dtzQ , van het begin af bellaan- '
de , met oogen , die hij fteeds op den Vader gefla-
geh houdt, kent? Gelijk dit dan ook de algemeene
befchuldiging der Ouden is, dat hij den Heil. Geest
beneden den Vader en Zoon gefteld heeft, zonder
dat zijne vrienden hem daaromtrent geheel hebben
kimnen ontfchuldigen.
„ Dat de Wereld niet van eeuwigheid af beflaan , Omtrent
maar in den tijd een begin genomen hebbe, en ook .'^f"?,
■' 1 r wigheid
weder vergaan zal , leeit de Schrift zoo duidelijk , der We-
dat ook de Ketters daar van niet afgaan." Zoo '•■^^'•''•
fpreekt origenes (f), doch hij weet dit met de
Platon'tfche Grondftelling , der nieuwe Platonisten ^
dat alles van eeuwigheid af uit God, den oorfprong
van alles , voortvloeit , dus te rijmen , dat , volgends
hem , ontelbare Werelden , reeds vóór de onze , be-
flaan, en een einde genomen hebben, gelijk ontel-
bare Werelden , na deze , het beflaan krijgen , en
malkanderen onafgebroken opvolgen zullen.
Hij geloofde een voorbeftaan van alle zielen, lang Omtrent
vóór het Scheppen dezer Wereld , uit de Godlijke .'^'■'^ ^'°°^'
natuur vooitgekomen. Dus beflond ook de ziel van ^erZk-
CHRis- len.
( * ) Coiifment, in Joaun.
(t) De Priticip. Libr. III. Cap. 5. Vergelijk Libr.
II. Cap. I. en 3,
F4
88 K E R K E L IJ K E
IT CHRISTUS, ais de allerheiligfte , deze bleef het Woord
^'^^ en de Wijsheid Gods zoo onaffcheidelijk aanhangen ,
Hoofdfl. dat zij daar mede één Geest geworden is. Deze
na G. G. geestelijke zelfftandigheid was de Middelaar , die no-
tot 2<,i. '•? "^^^J opdat God in de nienschliike natuur ver-
— — ^ ëenigd werd. De onveranderlijke heiligheid van de-
ze ziel van Christus vergelijkt origenes bij een
gloejend ijzer, wiens vuur, hetwelk hij het Godlijke
noemt, dat daar in zelfflandig woonde, nooit ver-
minderd is (*).
Over den De ziel is, volgends origenes, ecne gevoelige en
vrijenvvil. beweegbare zelffiandigheid. Alles , wat leeft , heeft
eene.ziel, zelfs aan God wordt, in de Heil. Schrift,
eene ziel tocgefchreven , daar door zal men , mis-
fchien, zijnen eeniggeboren Zoon kunnen verflaan.
Alle zielen hebben eenen \Tijën wil, waar door zij
goed en kwaad uitoefenen. Naarmate zij, in hun
voorbeftaan vóór deze Wereld, dien wel of kwalijk
gebruikt hebben , zijn zij , van God , rechtvaardig >
op deze Wereld in gelukkige of ongelukkige omflan-
digheden geplaatst, zoodat men kan zeggen, dat,
gelijk 'er eens een algemeen oordeel van vergelding
zal plaats hebben, het zelfde reeds te vooren insge-
lijks heeft plaats gehad ( f )• In den tegen woordigen
roeftan d op deze Wereld behouden de menfchen fteeds
dezen vrijen wil , zij worden wel door vijandlijke mag-
ten ten kwaade verleid , maar kunnen echter doen , wat
zij willen. Doch dan, wanneer zij zich ten goede
vven-
(*) De Privcip, Lihr. II. Cap. 6.
i\) De Frincip. Lihr, II. Qap, 8 , 9.
GESCHIEDENIS. 89
wenden, helpt God hen verder. Wendt de mensch II
zich tot het kvvaade, zoo komt hij onder de magt ^^^
der booze geesten, wanneer liij aan dcrzclver verlei- Hoofdft,
ding gehoor geeft. Dat de mensch het goede wil "'^ ^' ^*
Tïi^i' 235.
en verkiest, komt van en uit hem zelven, maar niet ^^jj 251.
van God , dan in zoo verre deze aan den mensch ■■ ■' ■ '
het vermogen van willen in het gemeen gefchonken
heeft (*). Hij erkent wel den zedelijk verdorven
toeftand van het menschdom, hetwelk aan de ijdel-
heid onderworpen is , doch leidt dezelve niet af van
ADAMS eerfte zonde , maar merkt ze veel meer aan ,
als eene ftrafFe voor de zonde , door de zielen , ge-
duurende haar vorig beilaan , bedreven.
Gelijk hij voor waarfchijnlijk houdt, uit beginielen Befliiur
der Heidenfche, inzonderheid der Platonifche, Wijs- ^^';'',^^'
„ reld door
geerte , dat zon , maan , ftarren , en alle hemelfche de Enge-
en aardfche ligchamen , door zielen of geesten be- J^"*
zield en geregeerd worden (f)? zoo meende hij,
dat aan deze, gelijk aan de Engelen, het befluur
en de regeering over deze Wereld en de menfchen
zij aanbevolen C ^ }. Hij fchrijfr insgelijks aan de
menfchen ecnen goeden en eenen kvvaaden gelei-engel
toe, waar van de eerfte ons goede, de ander kvvaade
gedachten ingeeft, echter (laat het in onze magt,
den eerften geen gehoor te geven ^ en den laatften te
wederftaan (**).
On-
(*) Z)c' PriJicfp. Libr. III. Cap. T, 2.
(f) D^ Pn'nclp. Libr. I. Cap. 7.
( § ) Contra celsum , Libr. V. pr.
(**) De Princip'. Libr. III. Cap. 2.
F5
po- K E R K E L IJ K E
n Ondertusfchen , is het verderf der Wereld , der
BOER mcnfchen , en zelfs van deze. regeerers der Wereld ,
Hoofdft. ^^^ ^^'"^^ ^^'^P geklonimen, dat 'er eene hooger liulp
na C. G. van derzelver Schepper nodig was. Daarom is de
Tssr *^ ^ c
tot "^i ^eniggeboren Zoon , het Woord en de Wijsheid
Gods 5 daar hij in die heerlijkheid bij den Vader
Vnn de ^^jjg welke hij had, eer de Wereld was, gehoor-
verlos- ' , 11,
fing door zaam geworden tot de dood , ten einde die genen
jEsi's. gehoorzaamheid te leercn , welke niet anders dan
door gehoorzaamheid de zaligheid konden veria'ij-
gen — Dewijl hij nu gekomen is, om niet alleen
de rechte wijze van regeeren en leercn , maar ook
van gehoorzamen , te hcrdellen , vervulde hij eerst
in zichzelven, het geen hij wilde, dat in anderen
A^ervuld zou worden , daarom is hij niet alleen aan
zijnen Vader gehoorzaam geworden tot het kruis
toe , maar ook (laat 'er van hem , dat hij , ten laat-
ften, met alles, wat hij herfleld heeft, onderwoi-pen
zal worden (*). Voorts is het, over het geheel, zeer
duister , hoe origenes de verdienden van jesus , en
de verlosfmg , door hem het menschdom aange-
bracht , verdaan wilde hebben ( f ). Ook bepaalt
hij zich doorgaands, bijzonder in zijne wederlegging
van CELSUS , tot de algemeene uitdrukkingen van
verlichting ^ verbetering ^ en zaligmaking der men-
fchen. In het gemeen erkent hij eene groote kracht,
in de dood van eenen dcugdzamen (S)? h^e veel
te
(*)7)^ Princip. Libr. III. Cap. <.
( f ) Vergel. mosurim , Nod. Ophcld. III. Der! B!,7dz. 23 1 .
( § ) Zie boven aangncnde de dood der Martelnrcn B!. ó/, 68.
GESCHIEDENIS. 91
te meer dan in de dood van jesus , die de dood II
geleden heeft voor het menschlijk geflacht, op de ^^^
wijze der zulken , die zich voor hun vaderland heb- Hoofdft.
ben opgeöderd, gelijk hij zich uitdrukt (*), dat is, "^ C. G.
j 1- 1 -j j lil T^^r 235.
voor de zahgheid der wereld ! t^^ 25 1.
Ook fchrijft hij , aan de goede Engelen , zielen en
geesten, viienden der deugdzamen, eene voorbidding v^,
voor dezen toe. celsus had den Christenen tegen- ding der
geworpen , dat zij ondankbaar waren jegens de wel- Engelen
en heilii<e
daadigc wezens, welke zij weigerden te verceren. Daar oveilede-
op zegt ORiGENES (f)- 59 Wanneer celsus ge- neu.
„ looft, dat wij, behalven den hoogften God, ons
„ ook nog de gunst van anderen bchooren te ver-
,, werven, diende hij op te merken, dat, gelijkerwijs
„ de fchaduw zich met haar ligchaam beweegt , dus
„ ook, wanneer men de gunst van den hoogilen
„ God deelachtig is, terflond daar op de genegen- >
„ heid zijner vrienden. Engelen^ Zielen^ en Gees-
,, ten ^ volgt. Deze merken op, wie der Godlijke
5, genade waardig zijn: en zijn hun niet alleen toe-
„ genegen; maar ft aan ook den genen hij ^ welke
„ den
(*) Lihr, J. adv. gels. ' Men vergelijke ooic vLNri?,iA
Hiu. Eccles. Turn. III. pag. 628. alvvnar deze nog eene
plants uit origenes aanhaalt, waar uit blijkt, dat hij de
kracht van Christus kruis en dood uitRreicte tot genezing
en heil niet alleen van de tegenwoordige en toekomende,
maar van alle eeuwen, en ze niet alleen als voldoende
aanmerkte voor ons geflacht , maar ook voor de hemelfche
krachten en geflnchten. (f) Contra gels, Libr; VIII.
9a K E R K E L IJ K E
II ,, den hoog/i en God willen dienen^ en verrverven
*?Y^ ,, hun deszelfs genade ; zij bidden , en wenfchen
Hoofdfl. 59 w^^ hun. Wij mogen , dcrhalven , beweeren ^ dat ,
m C. G. ^^ wanneer menfchen , die het goede vastelijk voor-
lot 25 1.* " geiioiTie" hebben , tot God bidden , ontelbare hei-
„ lige magten ongeroepen met hun bidden. " Op
eene andere plaats (*) zegt hij: „ JIc ben van ge-
„ voelen, dat alle voor ons ontflapen Vaders met
„ ons ftrijden, en ons met hunne gebeden voor-
„ daan." Hoe ligtelijk zoodanige gedachten , die
ons nog bij geenen Kcrkleerüar tot hier toe voorgeko-
men en dus nieuw is , aanleiding en voedzel kon
geven tot het aanroepen en aanbidden van Heiligen ,
enz. , heeft de ondervinding fpoedig geleerd , alhoe-
wel ORiGENES zelv^e nooit dit gevolg uit deze ge-
dachten heeft afgeleid.
Over den Van ^q.\\ flaat der menfchen na dit Itvtw , leert
toeko- oRiGENES , tervvijl hij vvaarichuwt , dat men hier aan
menden . , ,_.,,. ^ , ,
flnntnn geene ligchaamlijke of zmlijkc dingen 01 vermaken den-
dii leven, ken moet, dat 'er eene opftanding der ligchamen zal
wezen , van dezelfde ligchamen , die gellorven zijn ,
doch onflerflijk , en van de heiligen , heerlijk en geeste-
lijk , ook zullen de ligchamen der genen , die tot het
eeuwig vuur verwezen worden , zoo onverderflijk zijn ,
dat zij ook door die fmarten niet zullen ontbonden
worden (f). Van de zielen der heiligen leert hij,
dat zij , onmidlijk na dit leven , zullen overgebracht
wur-
(*) Homilia XVI. //; Jofuam.
i\^ De Priucip. Lihr. II. C. 10.
GESCHIEDENIS. 93
ivorden, naa zekere plaats in de wereld, die de H. ir
Schrift het Paradijs noemt, alwaar zij, als in eene ^^ek
fchool der zielen , zullen geleerd worden van de din- Hoofdfl,
gen , die zij op aarde gezien hebben , en eenen voor- "a C. G.
fmaak van het toekomende genieten zullen. Eene ■'^^^ ;;^j[
meer zuivere , verflandige , geoefende ziel zal te fpoe- —
diger in de lucht worden opgenomen , en door die
verfcheidene verblijfplaatzen , die de Grieken Sphee-
ren of Bollen, de Heilige Schrift Hemelen noemt,
in het Hemelsch Koningrijk komen. Op deze wijze
zal de kennis der zaligen (leeds toenemen, met be-
trekking tot alle dingen, ook tot de flarren, en ten
laatften tot het onzichtbare. AVanneer wij het einde-
lijk zoo ver gebracht hebben, dat wij noch vleesch
noch ligchaam, misfchien ook niet eens meer zie!,
zullen wezen, maar verfband en volmaakte gewaar-
wording, of kennis, die door niets meer verhinderd
of verduisterd wordt , dan zullen wij de dingen , die
voor het verftand en de rede beflemd zijn, van aan-
gezicht tot aangezicht, aanfchouwen (*).
Van de ziel des godlozen , fchrijft hij elders (f) ,
naar de Platonifche leere , dat zij , door de zonden
ter aarde gedrukt, dan bij de graven omwaart, al-
waar hare beeldenis zich fomtijds als eene fchim zien
laat, dan a^n zekere andere plaatzen of gebouwen
gehecht is, alwaar zij eeuwen lang blijft. Het hel-
fche vuur, waar de Schrift van fpreekt, is geen
eigenlijk vuur, maar elk zondaar ontfteekt zich dit
door
(*) i)^ Princip. Libr, II. C. 12.
(t) Libr, VII. Qantra cels.
5^ KERKELIJKE
TI door de zonden, waar door eene pijniging van bet
^?^^ geweten ontftaat, hoenel men bij de genen, die on-
Hoofdft. boetvaardig fterven , nog andere algemeene ftraffen on-
na C. G. cierftcllen kan. Ool< zal de ziel zich geheel buiten
Toot» rt Oi^
tot 251*. ^^^ ^^^^^ ^" verband bevinden, in welke zij van God
— — — gefield was , om goed te kunnen handelen , en heil-
zaam te denken. Intusfchen gaat God ook hier in,
als een geneesmeester der zielen,, te werk, die meer-
malen fcherpe middekn tot genezing van den zieken
gebruiken moet , zoo handelt God met de genen , die
in het oordeel gevallen zijn' (*). DuS' houdt' orige-
NES deze flraifen niet voor volftrekt eeuwig', maar
voor een middel, om de zondaren te zuiveren (f).
Van de Te weten, :origene& verwachtte eene hcrflelling
herftel- ynn alle- dingen. Dit v^eiflond hij, door dÈ". onder-
ling aller . . ' ^ , ■ „
dingea. werpmg des Zoons' van God, van welke -paulus
fpreckt. ï Kor. XVl "28. Deze zal de voltoojing
zijn van, zijn werk, wanneer hij alles tot God zal
brengen. Dan zal God alles in allen ^ijni' öiêt "met
betrekking -tot redeloze en levenloze dingen; maar
alles, v/at: de nu van ondfeugden geheel gezuiverde
geest gevoelen, vcrftaan, en denken kan, zal alles
God-2:i|n^' hij zal dan niets ^daii God zien en bevatten,
en God zal de mate van alle zijne bewegingen zijn;
ook zal 'er geen ondeifcheid meer plaats hebben,
tusfchen goed en kwaad, dewijl nergens kwaad we-
zen zal C § ). '• '^A
,.o.-.' B^
(*) 7)^ Princip. Lihr. II. Cap. ii.
(f) Contra cels.. Li Ifr. IV.
(S) i)5 Princip. Libi: II I. Cap. 5.
GESCHIEDENIS. 95
Deze zelfde vvijsgeerige Kerkleeraar, die de leere II
van ckn Godsdienst dus brecdfprakig onderzoclit, ^^h.^
en met zoo veel geleerdiieid derzciver oorzaken en Hoofdd,
verband naarfpoorde , gaf te gelijk , door velen zij- "^ ^- ^«
ner meningen, voedzel aan de gevoelens van zulken, {'qi 251!
die, in plaats van een geleerd onderzoek van den •
Godsdienst ,vcel meer eenen , van alle uiterlijke dingen , ^'^p^'
bezigheden, en wetenfchappen vervTeemden , enkel in gundigt
ftille befpiegelingen en heilige aandachts- oefeningen ^^7^"^ ^^
, " j j Mystike
verzonken geest vorderen, wanneer men tot de waa- of ver-
re en vruchtbare kennis van den Godsdienst begeert horgeiie
te geraken. Deze denkwijze had onder de Christe- ig^rcU "
nen , zedert de tijden der uiskeeten , vrij wat aan- held.
zien venvorven, men begon ze allengs de Blyftike
of verborgene Godgeleerdheid te noemen , en daar
zij zoo veel fchijn van Godzaligheid had , paarde
ORIGENES ze geern met de eigenlijke geleerde weten-
fehap van den Godsdienst (*;.
Nog twee plaatzen , uit origenes Werken , verdie- Eene
nen hier aangehaald te worden, omdat zij, bij laa- P'^^"^^ "^'^
ter verichiiien onder de Christenen , gebruikt zijn betreffea-
geworden. Zij zijn beiden uit zijne Uitlegging over de het
MATTHEUs; de eerde q\qx Matth. XV. 11., alwaar j^^^,"
hij van het Avondmaal fchrijft: ,, Het geen door
„ het Woord Gods en het Gebed geheiligd is., hei-
5, ligt op zichzelven den genen niet , die het ge-
5, bruikt. Trouwens , indien dit zoo wiire , . zou
), het ook den genen heiligen , ^velke het Brood des
„ Hee-
(*) Men vergelijke mosheim, Nod, Ophelder. 111.
Deel ^ Bladzi 258. volgg.
p^ K E R Iv E L IJ K E
lï „ Heenn onvvaardiglijk eet: en dus zou niemand,
*^^^ „ wegens deze fpijze , zwak en krank , of geltorven
Hoofdft. -)•> zijn» gelijk paulus zegt. Gevolglijk is het Brood
na C. G. ^^ des Meeren alleen voor den genen nuttig , die liet
ïngr O *5 C
tot '''^i* " ^^1^*^ ^^^ ^^" onbevlekt gemoed en rein geweten
„ gebruikt, op deze wijze verliezen wij zoo min iet
„ goeds , wanneer wij het door het Woord Gods en ge^
,, bed gewijde Brood niet eten, (te weten, niet we-
„ gens het onthouden van het eten zelve,) als wij
,, daarom alleen , dat wij het eten , eenen ovengloed
,, aan eenig goed hebben: Want de oorzaak van
„ het verlies zijn fnoodheid en zonden, gelijk de
,, oorzaak van overvloed gerechtigheid en goede
„ handelingen; gelijk paulus, (i Kor. Vul. 8.,)
,, dit bevestigt. Doch , indien alles, vvat in dtn
„ mond ingaat, in den buik komt, en langs den
5, natuurlijken ^vcg uitgeworpen wordt, zoo gebeuit
„ dit ook met de fpijze, welke door Gods Woord
„ en het gebed gewijd is , in zoo verre zij uit itof-
,-, fe {materie') beftaat. Maar, in zoo ver het ge-
„ bed 'er bij gekomen is, wordt zij nuttig, naar
„ de mate des geloofs; zij maakt, dat het verfland
„ fcherpzinnig wordt, en op het nuttige ziet: en
„ het is niet de iloife des Broods , maar het gebed ,
„ dat daar over is uitgeiproken , hetwelk den genen
„ nuttig is, die het op eene Gode niet onwaardige
„ wijze eet. En dus veel viiu het voorbeeldig en
„ zinbeeldig ligchaam." — Over matth. XXVI.
a6. enz., fchrijtt hij, op gelijke wijze: „ God,
„ het Woord , noemde niet het zichtbare brood ,
„ dat hij in handen hield , zijn ligchaam ; maar
„ het
GESCHIEDENIS. 97
5, he} Woord ^ in welks verborgenheid dit brood ge- TI
5, broken zou worden. Ook noemde hij niet den ^'^^
„ zichtbaren drank zijn bloed ^ maar het Woord ^ Iloofdft.
,, in wiens verborgenheid die drank vergoten zou "•'^ ^- ^*
„ worden. Want wat kan anders liet ligchaam of j^t 251!
„ bloed van God, het Woord, zijn, dan dat Woord,
„ hetwelk het hart voedt en verblijdt?"
Over B'Iatth. XVI. 18., merkt hij aan, dat pe- Betref-
TRUS aldaar geen peifoonlijk v^oorrecht boven de an- l.^'lJs '^^*
dere Apostelen van Christus ontvangen heeft. ,,Elk
„ leerling van Christus," zegt hij, „is de rotó,
„ uit welke die genen dronken, van welken pau lus
„ gewaagt , ( i Kor. X. 4. ) en op elke zoodanige
„ rots, wordt elke Kerkelijke redcnvoering, en het
„ daar naar gerichte leven, gebouwd. Want in el-
„ ken volmaakten, die de redenen, werken en ge-
„ dacliten , verzameld heeft, welke de zaligheid voort-
„ brengen, is de van God gebouwde Kerk. Indien
„ gij geloven vvildct," veivolgt hij, „dat de ge-
„ heele Kerk op den eenigen petrus alleen van
„ God gebouwd is , wat wilt gij dan van joan-
„ nes , den Zoon des donders , of van eiken ande-
,, ren Apostel, zeggen? Zouden wij ons wel ver-
5, Houten te zeggen , dat de Pooiten der Helle niet
„ tegen PETRUS iet zouden vermogen , maar wel
„ tegen de overige Apostelen en volmaalcten , die
„ de overhand beliouden zullen? Gaat niet deze be-
5, lofte,'en insgelijks de andere: Op deze rots zal
5, ik mijne Gemeente bouwen , allen en een ieder
„ aan? Of worden ook aan petrus alleen de fleu-
„ telen des Heraelrijks van den Heere gegeven? En
IIL Deel. G „ zal
9S K E R K E L rj K E
II „ zal niemand anders van de zaligen die ontvangen?
^°f-^ ^ Maar dat dit ook aan de anderen gemeen is, be-
Hoofdft. -)■> ^vijst de plaats van joannes XX. 22." — Over
na C. G. MATTH. X\1II. 18., fclirijft hij echter aan petrus
Tcïïir 2 '^ N
tot 25 j.' ^^" voorrecht toe boven de overige Apostelen : pe-
TRus heeft de magt, om te binden, in alle hemelen y
maar de Apostelen alleen in éénen hemel. Doch,
elk ziet, dat ORiGENES hier eene koude fpeling heeft,
met het gebruik van het enkel of meervouvvig getal
Hemelen , in deze plaatzen , waar uit hij ook elders
bewijzen voor zijne zonderlinge gevoelens afleidt.
Van de Uit het achtfte Boek van origenes tegen celsus
Feestda- ^ien vvii , hoe weinige en welke Feestdagen de Chris-
gen der ^ . • tt-
Christe- tenen toenmaals gewoon waren te vieren. Hij noemt
nen. vooreerst den Zondag ; veiTolgends de Voorbereiding
of Vrijdag , vvaarfchijnlljk , die naderhand de goede
Vrijdag genoemd is ; dan den Paaschmaaïtijd met het
Feest der Opjlanding of Paasfchen^ en Pinhjieren^
waar door men echter niet enkel het thans zooge-
noemde Feest , maar gelijk men daar van ook bij
TERTULLiANus ( * ) fpooreu vin dt , tevens den
gantfchen tusfchentijd van Paasfchen tot het eigenlijk
Pinkfterfeest zal moeten verftaan.
Zeden- Over de Zedenlecre heeft origenes niets opzet-
leere van j^jjrg ^ ^.-^-^ jj-, verband befchouwd , gefchreven , geen
NEs^" wonder dan ook , dat het geen hij daar van , bij ge-
legenheden , voordraagt , niet altijd oordeelkundig en
zonder gebreken, is. Wij hebben hier voor (f) reeds
in een voorbeeld gezien , hoe hij , omtrent het ge-
brui-
(*) Z)tf Baptism. C. ip. (t) Bladz. 69.
GESCHIEDENIS. , 99
bruiken van een' leugen met een goed oogmerk, on- Il
voorzichtig genoeg Ichrijft; anders helde zijne Ze- ^'^^
denleere veeltijds naa het ftrengc over , gelijk uit zij- Hoofdf!.
ne Homili'én^ of Kerkredenen, blijkt. Onder anderen na C. G.
zegt hij (*), „dat 'er bij de Christenen eigenlijk ^qj l^i\
"maar ééne vergeving der zonden plaats heeft, welke —
door den Doop wordt medegedeeld, anders wordt
geene barmhartigheid geoefend: zulke fcherpe zeden-
tucht voegt voor eenen Christen, voor wien Chris-
tus geftorven is." Evenwel laat hij hier op volgen ,
opdat niemand vvanhoope , dat het Euangelie nog de
volgende vergevingen noeme , de tweede door het
ondergaan van den Marteldood; de derde ^ door de
aalmoesfen; de vierde^ door de vergiffenis, welke
wij aan onze br( ederen fchcnken ; de vijfde , door
het bekeeren eencs zondaars van zijnen kvvaadeii
weg; de zesde ^ door overvloedig te zijn in de lief-
de; eindelijk, de zevende , door eene harde en ftren-
ge boete, wanneer de zondaar dag en nacht traaneu
vergiet, en zich niet fchaamt, aan 's Meeren Priester
zijne zonden te kennen te geven, en daar tegen een
geneesmiddel te zoeken. Volgends deze ftrenge ze-
denleere , welke thans aan de meeste Christenen en
Christenleeraaren eigen was, keurde hij den krijgs-
llaat af voor Christenen. Wanneer celsus dit d.tn
Christenen tegenwerpt, en van hun eischt, dat zij .
den Keizer foldaten leveren , en hem met de wape-
nen zullen bijftaan , antwoordt origenes (f) : „Wij
be-
(*) HomiL II. in Levit.
(f) Libr.. VIII. Contra gels.
G*
loo K E R K E L IJ K E
II bewijzen hem hulpe, maar eene behoorlijke, te we-
'°^'^ ten, met onze gebeden — Men neemt uwe eigene
IA.
Iloofdft. Pnesters niet tot foldaten aan, opdat zij de ofleriin-
na C. G. tien , aan de Goden 2;evvijd , niet ontreinigen met
tot 251 handen , die door bloed en moord ontheiligd zijn —
Wij trekken voor den Keizer niet te veki, al wilde
hij ons ook daar toe dwingen , maar voeren echter
geestelijke wapenen , ten zijnen behoeve , door onze
gebeden tot God." — Wanneer celsus in de Chris-
tenen berispt, dat zij geenc overigheids- ambten wil-
kn bekleeden , verfchoont origenes hen, op de
volgende wijze: Dat de Christenen dit weigeren ,
niet omdat zij aan de Maatfchappij geene dienden
wille» bewijzen , maar , omdat zij hunnen tijd en
krachten, tot den dienst der Kerk, welke de zalig-
heid der menfchen bevordert , bcfpaaren willen.
„ Naardien wij weten," fchrijft hij, „ dat 'er in
„ elke Stad een ander, door het Woord van God
,., gelucht , vaderland is , zoo vermanen wij de ge-
„ nen, welke bekwaam zijn om te leeren, en on-
„ berispelijk van zeden, dat zij de Gemeenten be-
„ rtuuren. Zulken, die ambten bejagen, nemen wij
„ niet aan; integendeel noodzaken wij 'er anderen
„ toe, welke, uit belcheidenheid , het opzicht over'
„ de Gemeente Gods niet op zich willen nemen. Ei-
,, genlijk, woixlen zij van den grooten Koning daar
„ toe gedwongen, dien wij met grond van zcker-
„ held voor den Zoon, en het Woord van God,
„ houden : Deze regeeren , naar' de door God voor-
„ gefchreven wetten, en laten zich daaromtrent door
5, mcnschlijke wetten niet verontreinigen." Kwalijk
ver-
GESCHIEDENIS. loi
verflaanc Bijbclplaatzen , en de vrees voor bcfmetting II
der Afgoderij, waren anders de fcliijnbarc redenen, ^^^
waarom de Christenen van het cén en ander afkee- Wooi'dïi,
rig waren. na C. G.
Zoodanig was origenes , over wien zoo hevig ^^^ ^^ j[
gedreden is. Een man , die , met alle zijne zeldza- -
me "cvoclens , tot welke zijne zucht voor het wijs- ^^^^^^
geerig famenftel van ammonius , en het fchijnbaar berichten
voordeel , welk hij uit hetzelve voor den Christelij- onurenc
ken Godsdienst meende te kunnen afleiden , om dien ^^^^
tegen de vitterijën van Dwaalleeraars, die op hunne
verhevene kennis roemden , te handhaven , of bo-
ven de Geleerdheid der Hcidenfche Wijsgeerte te
verheffen, hem verleidde, gevoelens, die in hem niet
zelden verfchoonlijk waren , en met fchroom door
hem werden voorgedragen, hoe zeer zij tot het ver-
derflijkfie misbruik aanleiding konden geven , en daad-
lijk , in volgende tijden , gegeven hebben , nogthans
groot was; zoodat zelfs zijne tegenftrevers hem be-
wonderden, gelijk onder anderen mëRONYiMus, die
voor zich zijne vvetenfchap in de Heilige Schrift
wenschte, al ware het ook, dat hij, gelijk orige-
NES , desvvegens de ongimfiigfte veröordeelingen te-
vens zou moeten dragen. Van hem zeiden de Ou-
den reeds : Niemand heeft het goede heter , dan hij
voorgedragen , doch waar bij zij tevens voegden ,
inaar ook niemand het kwaad'e fl echter dan hij (*).
Indien eene gelijke mate van oordeel en fcherpzin-
nig-
(^ * ) Ubi bene , nemo nielius : nhi male , ncmo peins,
CAssiODORUS Divin. Institut. C. i.
G3
102 K E R K E L rj K E
jj nigbeid in hem gepaard geweest ware met zijne ge-
BOEK leerdiieid, ijver, en arbeidzaamheid, hij zou, met
TT^^jn. ^^^^ recht, den lof, dien HiëRONYMus hem geeft,
na C. g'. verdienen , van de voornaamfte Leeraar der Gemeen-
Janr 235. ten na de Apostelen geweest te zijn.
f^ ' Wij hebben , onder de fchriften van origenes ,
JuLius eenen Brief genoemd over de echtheid der Gefchie-
APRICA- j jg y^j^ SUSANNA, tegen TULIÜS AFRIKANUS. De-
ze juLius AFRicANus vvas insgelijks een vermaard
Leeraar der Christenen , een weinig ouder dan ori-
genes, dien hij zijnen Zoon noemt, socrates (*)
ftelt hem, wegens zijne geleerdheid, naast CLEaffiNS
van /^lexandrië en origenes. Hij was geboortig
uit Palaflina^ gelijk nien gemeenlijk gelooft, doch
volgends suidas, uit Lyhi'é. Door den roem van
heraclas , die origenes, omtrent het jaar 213,
in de School te Alexanchi'é was opgevolgd, uitge-
lokt, ondernam hij eene reizc naa ^tzt Stad, anders
was zijn gewoon verblijf te Nihopolis , oudtijds Em-
maus^ in PaLefiina, in welke Stad hij Bisfchop, of
gelijk waarfchijnlijkcr is , Ouderling der Gemeente
geweest is. Als deze flad door een' geweldigen brand
bijkans geheel in de asfchc gelegd was , werd hij
van wegen de fiad, in het jaar 221, aan den Keizer
elagabalus gezonden, om van hem te verkrijgen,
dat zij weder werd opgebouwd, waar in hij ook
gelukkig Haagde. Men gelooft , dat hij , omtrent
het jaar 232 , gefliorven is ( * }.
Van
(*) Ilht. Eccles. II. ZS'
(-} ) EüSEB. Hisi, EccL VI. 3 1 . mëRON. Cat. SS, EccL C. 53.
GESCHIEDENIS. 103
Van zijne fchriften is ons genoegzaam alles door II
den tijd ontroofd. Daar zijn echter nog voorbeel- "^^^
den van zijnen uitlegkundigen arbeid , dien hij , niet Hoofdft.
zonder roem, aan de Heilige Schrift hefteed heeft. In "^ C. G.
Jaar 235.
eenen Brief aan origenes, door joann. rud. wet- ^qj 251.
STEiN , 1674 te Ba fel in Qiiarto uitgegeven , en na ; •
derhand ook in de Werken van origenes C*)? r.^hnTcen.
heeft hij de echtheid der Gefchiedenis van susanna ,
met vrij goede redenen , beftreden , welke origenes
geenszins voldoende heeft opgelost. Uit zijnen Brief
aan aristides (f), over het verfchil tusfchen de
geflachtlijsten van jesus, bij iniattheus en lukas ,
heeft: eusebius ( § ) ons een wij groot uittrekzel
bewaard. De grond zijner vereffening van dit ver-
fchil is, dat „ bij de Israëliten de namen der ge-
5, flachten gerekend werden , of naar de orde der
„ natuur, of der wet; naar lle natuur, wanneer de
„ eigene echte Zoonen opvolgden ; naar de wet ,
„ wanneer iemand Zoonen verwekt had , in den
„ naam van zijnen overleden Broeder , die zonder
„ kinderen geftorven was , bij deszelfs weduwe. "
Dus kon , met recht , zulk een Zoon gezegd worden ,
twee Vaders te hebben, dénen naar de natuur, den
anderen naar de wet. Deze verfchillende orde volg-
den de Euangehsten en fpraken beiden vvaariieid.
Dit bericht zegt hij , ontvangen te hebben van eenige
bloed-
(*) Tom. \. png. 10-12. ed. Benedictin.
(f) Vnn dezen aristides zie men photius.Cö^. 35.
( § ) Hut, Eccles, I. 7.
G4
104 K E R K E L IJ K E
TI bloedverwanten van den Zaligmaker , die hem ook
"^2^^ de afftamming van het gedacht van herodes, en
Hoofdft. dat deze Vorst de oude Israëlitifche Geflachtregis-
«a C. G. ters had doen verbranden , verhaald hadden (*).
tot*^ o-J' Het vermaardfie Werk van afiucanus was zijne
— X^Qvoy^(X<pix , of Tijdbefchrijving , behelzende eene
korte Wercldgciciiiedenis van de Schepping der We-
reld, tot het Jaar 221, na Christus geboorte, in vijf
Boeken. Dit Werk, waar toe hij alle goede hulp-
middelen gebruikt had , die in zijne magt waren ,
had verdiend bewaard te blyven voor de nakome-
lingfchap: het was, volgends eusebius (f), zeer
naauwkeurig en met vlijt opgefteld , en , volgends
PHOTius CS) 9 wel kort, doch zoo, dat men al
het nodige daar in vinden kon. Omtrent honderd
jaaren na africanus , heeft eusecius het meeste
en beste uit zijn genoemde Werk in zijne Chroniek
overgenomen, doch ook van dit Werk is de oor-
fpronglijke Grieklche Tekst verloren , zoodat wij
niet genoegzaam onderfcheiden kunnen, wat daar in
van africanus is. Alleen bij den laateren Chromek-
Schrijver gregorius syncellus , vinden wij nog
aanmerklijke plaatzen uit dit Werk bewaard, bijzon-
der betreffende de verduistering der Zon, welke ttvi
tijde van christus lu-uisdood heeft plaats gehad,
en
(*) Dit gnntfche verhaal is echter, niet zonder grond,
beftreden, door scaliger, Prolcg. ad eusebii Cliron.
en door valesius nd eüseb. /. c.
\ t ) Hist. Eccles. VI. 3 1 . C § ) Cod. 33.
GESCHIEDENIS. 105
en de getuigenisfen van twee Heidcnfche Schrijvers II
THALLus en FLEGON, die daar toe gebracht vvor- ^^^^
den. Hoofdft.
Wij hebben nog de overblijfzcicn van een Werk,MC. G.
Toot" o "^c
KiToi genoemd , welk woord geborduurde vrouwen- ^ ' ^^^*
gordels betekent, misfchien met toefpeling op den
vermaarden Gordel van venus bij iroMERUS , wellc 9^, 'V.'
Scnriivcr
Werk Aardrijlvsbefchrijving , Gefcliiedenisfen , Meet- ;<, ^g^ qq^
kmide , Natimrvvetcnfchap , Geneeskunde , Toover- VVerk
kunst. Krijgskunst, Landbouw, alles onder malkan- ^^^""^
tl
der, als een Mengelwerk, behandelt. Uit hoe vele noeiud*
Boeken het beftaan hebbe, wordt ons nergens door
de Ouden gemeld. Het grootlle gedeelte der ovcr-
blijfzclen van dit Werk heeft thevenot het eerst
bekend gemaakt, op het einde der verzameling van
Schriften der Oude Griekfche Wiskundigen, Parys
1633 folio. Van de flukken , die tot de Krijgskun-
de behooren , heeft de in onze tijden zich , onder
den naam quintus icilius , beroemd gemaakt heb-
bende CAREL GuiscHARD ecüe Franfche Vertaling
met Aanmerkingen en eene Inleiding geleverd (*).
Dit Werk wordt door eüsebius (f) aan julius
AFRICANUS toegekend , doch valesius over deze
plaats twijfelt, of hier niet eene vreemde inlasfcliing
in den Tekst bij eusebius plaats hebbe, omdat noch
RUFiNus , noch HiëRONYMUs , dit hebben. En vele
an-
(*) Memoires criiiques et histoviques fiir plnsieurs
■points cTantiqiiitès Militaires y Toni. III. pag, 284-392.
a Berlin 1774. 8vo.
(t) Hist, Eccks. VI. 31.
G5
io5 K E R K E L IJ K E
II andere laater geleerden twijfelen, met valesius, of
*i^^ men liet gemelde Werk niet eer aan eenen anderen
Hoofdft. Schrijver van denzelfden naam, die een Heiden zal
m C. G. geweest zijn , hebbe toe te fchrijven , dan aan eenen
Iq[ ^:^j Christen Bisfchop of Ouderling. En in de daad,
de inhoud van het Werk, zoo veel wij het beöor-
deelen kunnen, fchijnt het gevoelen dezer geleerden
te begunftigen. Kan men van een' Christen-Leeraar
van deze eeuw voorfchriften van allerhande bijgelo-
vige tooverkunften , en ook van dartele minneftree-
ken , verwachten ? Is de krijgskunde een onderwerp ,
om te behandelen , voor een' Christen van deze
eeuw, die den foldatenftand ongeoorloofd hielden?
Zal die leeren, den vijand te befchadigen, door de
bronnen , rivieren , levensbehoeften , ja de lucht zel-
ve , te vergiftigen? gelijk in dit Werk gefciiiedt.
Het is waar, 'er komt een gewaand kunstmiddel in
voor, hetwelk eenen Christen fcliijnt te verraaden,
te weten , ^lat men , om den wijn voor bcdeif te
bevvaaren, de plaats Pfa/m XXXIV. o., met groote
letters , op denzelven fchrijven moet , maar kan dit
niet een bijvoegzel wezen uit eene laater bijgelovige
eeuw, daar wij weten, dat dit Werk vele bijvoeg-
zelen van laater Schrijvers, die het veelvuldig ge-
bruikten , en 'er uittrckzels uit maakten , ontvangen
hebbe?
Hippr>LY- Het zelfde lot, hetwelk de fchriftcn van africa-
Tus liis- j^i^^g getroffen heeft , was ook beftemd voor de
fchop en ^ '
Mnrte- Werken van zijnen tijdgenoot hippolytus , die
laar. ^^jj ^q q^jJ^ Christen - Schrijvei"S voor een zeer ge-
leerd , welfprckcnd , en verdienllelijk Schrijver bekend
ftaat
GESCHIEDENIS. 107
ftaat (♦). EusEBius en hicronymus noemen hem II
een Bisfchop , doch bepaalen niet , van welke Stad , ^^^
maar laater Schrijvers noemen daar toe Portus Ro- Hoofdft.
manus ^ de Romein fche Haven ^ waar door stef. le "^ C- ^*
MOYNE (f), de Haven en Stad Jden ^ in Arahi'é^{^^ ó^i[
met veel waarfchijnlijkheid , vcrilaat, hoewel anderen -
meenen, dat Ostia in de nabijheid van Ro;?ie, het-
welk de Haven dier Stad was, gemeend zij (§),
het eerlle wordt voornaamlijk daar door bevestigd,
omdat GELASius hem Bisfchop eener Hoofdftad van
Arabi'é noemt. Hoe het zij, deze Bisfchop iiippo-
LYTUS , volgends fotius , een leerüng van irene-
us, is ook als Martelaar bekend, zonder dat echter
het jaar van zijnen dood bepaaldelijk wordt opgegeven.
Indien het niet vrij duidelijk bleek , dat de Christen-
Dichter PRUDENTIUS, die den Marteldood van hip-
POLYTUS bezongen heeft, dezen Bisfchop met eenen
Romeinfchen Ouderling, en nog eenen derden hip-
POLYTUS , Ouderling van Anti'ócJn'é ^ verward heeft ,
zou men uit hem het jaar 252 , als het fteif jaar van
HiPPOLYTUS, kunnen bepaalen. Thans blijven wij
hier omtrent in het onzekere, of onze Bisfchop zijn
leven voor het Christendom, in de vervolging door
maxi-
(^*) El'seb. Hist. Ecdes. VI. 20, 22. HiëRON. £/>. 84.
(t) Prolegg. in Farin SS.
(§) Zie de Praef, in Daniël, fee. LXX.G0eUfng.1yy4.,
i^lo. pag. 29. fqq. HEUMANN {Dtif. in qua docetur, ubi et
qnalis Epiicopm fuerit Hippolijtus) gist, dat hippolytus
een Romeinsch Raadslieer en Opziener van de Haven bij
Kovie geweest is.
io8 K E R K E L IJ K E
n MAXiMiNus, of in die van decius, heeft opgeofferd.
^?^ Zekerer is het, dat hij zijnen groeten roem tusiliien
Hoofdft. de jaaren 220 en 230 bekomen heeft,
m C. G. />^r^^ dezen hippolytus worden, door de Ouden,
tot 251! ^^ volgende fchriftcn toegekend : Twee fchriftcn
over het Pafcha^ een Boek tegen marcion. Uit-
legging over de Gefchiedenis der zesdaagfche Schep-
ping , en over vele andere Boeken des Ouden en
Nieuwen Verbonds , onder anderen over de Euan-
geliën, en de Openbaring van joannes, een Boek
over de Oprtanding, een van den Antichrist^ een
Werk tegen alle Ketterijen , en Kerkredeiien, Zijne
Uitlegkundige Boeken zullen ambrosius , den viiend
van ORiGENES , aanleiding gegeven hebben , om de-
zen zijnen vriend tot dcrgelijkcn arbeid aan te fpoo-
ren (*). In het jaar 1551 werd, in den omtrek van
Rome , een marmeren flandbeeld opgedolvcn , zittende
op eenen doel, op welks beide zijden een zooge-
nocmde Paaschcirkel ^ QCijchis of Cctnon Pafcha-
iis^'y gehouwen was. Men herkende in dit gedenk-
ftuk onzen hippolytus, en leerde, hoewel veelal
bij gisfing, daar uit ook andere fchriften van hem
kennen : over de IVonder gaven , van de Apostolifche
lee-
(*) Volgends fotius Bihl. Cnd, 121., zal hij zijne
Kerkredcnen gehouden hebben, in navolging van ori-
GENEs, en om deszelfs opilellen in het net te brengen»
- zeven Affchrijvers bekostigd hebben. Doch , ten op-
zichte van dit laacfte, begaat f otius ongetwijfeld eenen
misflag, door aan hippolytus toe te fchrijven, het geen
'f tot AMCROSius behoort.
GESCHIEDENIS. 109
kerc , van het goede , eii den oorfproug van het II
kwaad ^ van de t ovens fe te Endor ^ tegen de Heide- ^^^
nen ^ bijzonder tegen plato, of over het Heel -al ^ Hoofdft.
ecne vermaning aan severina, gezangen over ^^ na C. G.
gckcele Heilige Schrift , en eene Croniek. foti- jI^^J. ^^ j]
us (*} meldt ook nog zijne Uitlegging over da
KiëL, waar van een aanmerklijk ftuk te Rome^ te
gelijk met de Overzetting der LXX van dezen Pro-
feet, in 1772 in het licht is gegeven. In deze ver-
klaring bepaalde hij ftoutelijk het jaar 500 na Chris-
tus , als het einde der Wereld , waar over hij , door
FOTius, met recht, berispt wordt. Alle zijne over-
gebleven brokftukken, met meer andere, die, met
reclit of onrecht , onder zijnen naam gaan , zijn ,
behalvcn het ftiik over daniül , bijeenverzameld,
door j. alB. fabricius, en uitgegeven te Ham-
hiirg 1716 en 17 18. in II Deelen kl. Folio.
Wat in het bijzonder zijnen Paasch-Cirkel be- Zijn
treft , deze beftoiid uit een getal van 16 jaaren , l,!''',^ .
ö j ' Cirkel.
Q iK^ixt^iKotiln^i^ , } beginnende met het eerfte jaar
van den Keizer alex ander severus, of het jaar
222, dienende ter vastftelling van den dag van het
Paaschfeest , zoodat , men dit getal zevenmaal nemen-
de, hetzelve voor 112 jaaren, of tot het jaar 333,
was vastgelleld. Hij wordt , door isidorus van-^
Sevili'é ( f J 5 als de uitvinder van foortgelijken Cir-
kel, aangemerkt, ten minfte de zijne is de oudfte,
die uit de eerfle Kerk bewaard geblev^en is. Zedert
heeft men 'er verfcheitlen bedacht, en ze ten grond-
llag
C*) Cüd. 20c. (t) Orrgm. Libr, VI. Cap. ir. %^
IIO
KERKELIJKE
II flag gelegd bij Cronieken of Jaarboeken , van daar
^^ Chronica J^afchalia genoemd , gelijk men ook de
Hoofdft. andere veranderlijke Jaarlijkfche Feestdagen daar naar
na C. G. berekende, en ze dus als een middenpunt van de
tot 2^1. S^heele tijdrekening befchoiiwde.
Zoo veel men uit de overblijfzelen der fchriften
van HippoLYTus kan opmaken , (temde hij , ten aan-
zien van zijne gevoelens , met de Christenen van zij-
nen tijd, overeen, docli den Brief aan de Hebreen
erkende hij niet voor een AVerk vun den Apostel
PAULUS. Meer is ons van hem niet bekend.
Gevoe-
lens.
TIENDE HOOFDSTUK.
Lotgevallen der Christenen onder de Keizers Gal-
lus, en zijne opvolgers^ tot aan het begin der
regeering van Diocletianus.
II
BOEK
X
Koofdft.
na C. G.
Jaar 251.
tot 284..
Gallus ,
opvolger
van DE-
cxus.
X hans roept ons de tijd -orde weder tot het be-
fchrijven van de lotgevallen der Christenen, ten op-
zichte vnn hunnen uitwendigen toeftand. Na den
dood dan van decius, werd cajus vibius tre-
BONiANus GALLUS, door het leger, tot Keizer ver-
kozen, en in het jaar 252 door den Raad te Rome
goedgekeurd; hij nam den Zoon van decius, hos-
TiLLVNus, tot zijnen rijksgenoot aan, en verklaarde
zijnen eigen Zoon volusl\nus tot Ccefar, ofRijks-
opvolgcr. Zijne korte regeering van nog geen twee
jaareu was niet alleen onrustig, door de aanhouden-
de
GESCHIEDENIS. in
<le invallen der Gothen, met welke hij een^n fchan- n
delijkcn vrede (loot , maar ook rampfpoedig, door "^^'^
cene allerhevigflie pest , welke zich , door het gehee- Hoofdf^.
ie Romeiiilche Rijk , verfpreidde, in het jaar 252 eenen "^ C. G.
aanvang nam, en volle 1$ jaaren aanhield. Gediiu- J^J'^^^^'
rende dezelve hadden de Christenen gelegenheid ,
om zelfs aan hunne vijanden goed te doen , waar van
zij zich ook, daar toe aangemaand wordende door
himne Leeraars, gelijk wij dit bijzonder van cy-
PRiANUS, in het vei-volg, zien zullen, loflljk kwe-
ten. Volgends het verhaal van dionysius van
Alexnndri'é , pasten de Christenen , terwijl de Hei"
denen hunne zieken , zelfs die him de waardfle wa-
ren , uit vreze der befmetting , fchuwden , niet al-
leen hunne eigene, maar ook è(tzQ zieken zorgvul-
dig op , met gevaar van hun leven , gelijk 'er dan
ook velen van hun door deze ziekte werden weff<re-
rukt, hoewel dezelve nogthans meest de Heidenen
trof (*).
De menschlievendheid der Christenen kon echter Vervol-
niet beletten, dat zij, door de Heidenen, als oor- S'"gder
zaken van den toom der Goden werden aangemerkt , nen"c^R.
die zij meenden , dat , door deze pestzicktc , de ver- nelius
fmading van hunnen dienst vWlden flrafFen. De Kei- ^" ^V^^"
1 1 ^ , usBis-
zer GALLUS, den toorn der Goden willende ver-fchoppea
zoenen, gebood, bij openbare bevelen, plegtige of-^'^"^^°"
feranden , waar toe hij alle zijne onderdantxi verp]igt- telaars. *
te. Wanneer nu de Christenen , volgends hunne
beginzelen, aan deze offeranden geen deel konden
noch
(*) El'sebius Hist. Eccles. VI. 22.
112 K E R K E L IJ K E
II noch wilden nemen, ontftond hier uit eene nieuwe
^^^ vervolging, deels door het geroep des volks, het-
Hoofdfl:. welk , onder anderen te Karthago , cischte , dat men
na C. G. cYPRiANus voor de Leeuwen zou weipen (*) , maar
Taar25i. , , ^r • , ,. , .., ,
tQt 284. 00'^ ^^ Keizer zelve, die nu de rijkszaken in tame-
lijke rust gebracht had, nam uit deze onwilligheid
der Christenen , om te offeren , een voorwendzel ,
om hen te vervolgen , door hunne Leeraars , die
heilige mannen, zegt dionysius (f), die voor zij-
nen vrede en heil hunne gebeden tot God opzon-
den , in ballingfchap te verdrijven. Onder dezen
waren cornelius en lucius , Bisfchoppen v^an Ro-
me , de voornaamften. Den eerden hebben wij reeds ,
in het verhaal van den twist met novatianus , lee-
ren kennen. Dat hij geen onkundig man geweest
is , getuigen zijne Brieven , om welke iiiëRONY-
Mus (§) hem onder de Schrijvers telt, en van wel-
ke nog twee aan cyprianus (**) , en een ftuk van
eenen Brief aan fabius, Bisfchop van Anti'óchi'è^ bij
EUSEBius (ft), overig zijn, welke alle tot den gemel-
den twist betrekking hebben. Andere opftellen, die
onder zijnen naam gaan, zijn van laater tijd, en van
onbekende Schrijvers verdicht. Hij werd door gal-.
LUS naa Centumcellen , thans Civita Vecchia ^ ge-
bannen, alwaar hij overleden, doch, volgends iiië-
RO-
(*) Cyprian. Epist. 49. ad Cornel.
(f) Bij EUSEB. liist. Eccles. VII. i.
( § ) Z)6' viris illustr. C. 66.
(**) In/er Cijpr. Ep. 49, 50. aliis 46, 48.
(ft) Hist. Eccies. VI. 43.
GESCHIEDENIS. 113
RONYMUS (*), te Rome onthoofd is. Zijn opvol- II
ger Lucius trof hetzelfde lot, gelijk dun cypr-Ianus ^^^
hem over zijne blijmoedige belijdenis van het Chris- Hoofd il.
tendom tegen dcszelfs vijiinden begroet (f), en te- "|| ^' ^*
vens met cornelius eenen Maitelaar noemt (§). [^^ ^g^*
Hij werd in ballingfcliap gezonden, waar uit hij, —
gelijk wij uit CYPRIA^'us kunnen opmaken , tot groo-
te blijdfchap der Christenen , naderhand terug geko-
men en herfreld is.
Deze vervolging was nogthans niet zwaar te noe- De ver-
men, zij bepaalde zich meest tot baUingfchappen , en ^,°^^' *
fchoon zg, blijkens het bericht van dioxysius, zich zwanr,
ook tot andere gewesten uitllrekte, evenwel trof zij ^"'^^^'"'^
° ' •* van duur.
voornaamlijk de Gemeente te Rome ^ ca zelfs daar
leest men niet met zekerheid, dat Christen bloed,
bij deze gelegenheid , geflort is. Integendeel , wan-
neer de Bisfchop cornelius gevat en gelast werd,
zich voor den Schout te verantwoorden, vervoegde
zich het grootfte gedeelte des volks, eigener bcwe*
ging, tot den Richter, en beleed niet alleen, onbe-
fchroomd, den naam van christus, maar betuigde
tevens , gereed te zijn , om , met hunnen Bisfchop ,
voor CHRISTUS den dood te ondergaan. En van
deze geheele menigte , het zij dat derzelver getal
den Richter affchrikte , of hoe het anders zijn mo-
ge, werd echter niemand in de gevangenis gewor-
pen , of gepijnigd , of omgebracht. Alleen de Bis-
fchop
(*) Z.C. Cap. 67.
(t) Epiit. 61. aïiis 58-
(5) Epist. 68. alih 67.
IIL Deel. H
iH K E II K E L IJ K E
II fcliop coRNELius inoest hl balliiigfclmp gaan. Hot
^^^^ is zoo, dat cyprianus eciie vervolging voorzcide,
Hoofdft. zwaarer en heviger dan die van decius, zich op
na C. G, i^t^iie GodUjke Openbaring dcsaangaande beroepende,
toe Isd.' ^^^'^^^ 5 behalven dat liij zelve elders erkent , dat zijne
* droomen aan eenigcn belagchlijk, en zijne voorzeg-
gingen als- beuzelingen , voorkwamen , zoo kunnen
zijne woorden nog gebracht worden tot eene laatere
vervolging dan die van gallus, gelijk die hem zel-
ven getroffen heeft, onder valerianus (*).
Ook was deze vervolging van koiten duiu'. Reeds
in het jaar 253 werd gallus, met zijnen Zoon
voLusL\Nus, zijnde hostilianus , de Zoon van
DECIUS,. in het jaar 252, aan de heerfchendc pest-
ziekte gellorven , op zijnen Krijgstogt tegen /emi-
lianus , die door de foldaaten in Pannonië tot Kei-
zer was opgeworpen , vermoord.
/T.MH^iA- ^.AnnAxus droeg den naam van Keizer niet lan-
Kus korte ^.^^^ ^^-^^ maanden, toen hij overleed, of aan
regee- ^
ring. VA- cene ziekte , of vermoord door zijne Krijgsknech-
Li'RiANus j.(^j^_^ zijnde valerianus, met zijnen Zoon gallie-
bc'"inden ^'us , door het leger, tot Keizer verkozen, en door
Christe- tien Raad te Rome goedgekeurd, in het jaar 253.
jjl^" ^^"gj] Deze Vorst, die van trebellius (f) zeer gepre-
volgthen zen, maar van aurelius victor (§) als een vad-
daar na j,jj^ ^j^ ^y^:v:is Vorst befchreven wordt , en onder
vigsc. ■ wiens
(*) Venema Ilist. Eccles. Tom. IIT. pag. 765. Vergel.
ook MosiiEi.M, Nod. Opheld. III. DceU Bladz. 105- 114.
(t) In riin C. I. IJia. yliig. SS. T. II. pag. 171.
(§) l''pi^»''i^ C. 2.
GESCHIEDENIS. 115
wiens regeering het Rijk tevens door zoo geweldige It
invallen van barbaariche volken geteisterd werd, dat ^^^-^
men zou gemeend hebben , dat het einde der wereld {^oofdlT.
daar was, gelijk augustinus zich uitdrukt (*),nnC. G.
wordende ten zelfden tijde, door de Perfen^ onder ■'^Ü'^ 'o ! *
•' ' ■' ' tot 204.
hunnen Koning sapor , met oorlog aangevallen , ■
waarom valerianus het rijksbelluur zoodanig met
zijnen Zoon gallienus deelde, dat hij aan dezen
de verdediging van het Westen aanbeval, terwijl hij
zelve naa het Oosten trok, tegen de Perfen^ deze
Vorst, zeg ik, gedroeg zich, geduurendc de drie
of vier eerde jaaren zijner rcgeeiing, zoo gunfiiig je-
gens de Christenen, dat hij hier in alle voorgaande
Keizers overtrof, zelfs zulken, die van fommigen
voor Christenen gehouden zijn, makende de menigte
van Christenen onder zijne Hofbedienden aan het
Hof bijna eenc Gemeente Gods uit, volgends be-
richt van DTONYsius van Ahxandri'è (f), doch in
of omtrent het jaar 257, begon deze zelfde Keizer
de Christenen , op cene zoo geweldige wijze , te ver-
volgen , dat hij daar in alle voorgaande vervolgers
te boven ftrecfde.
Vóór dat deze vervolging uitberstte , hebben de Twist
Christenen die weinige jaaren van rust , welke zij °^^'* ^^"
uitwendig van de Heidenen genoten , door onder- Doop.
iingc zeer hevige twisten over de waarde van den
Doop der Ketteren , en of men zullcen , die dooi*
Ket-
(*) Epht. 199. ad Ueftjchium,
(t) Bij EUSECiüs Hiit. Ecdcs. VIL 10.
Ha
ii6 K E R K E L rj K E
II Ketters gedoopt zijnde , tot de rechtzinnigcn over-
BOEK i;vvamen, nog, of wederom, doopen moest, onrustig
Hoofdft. voor zich gemaalvt.
m C. G. Deze twist , en deszelfs bijzonderheden , zijn zoo
tot ^ "84*. merkwaardig , dat wij ons daar door verpligt rcke-
nen, een belmopt, maar duidelijk, verflag van dezel-
Gevoe- ^^ ^.^ kloeten geven. Zoodra , in de tweede eeuw na
lens der ° ,
Christe- CHRISTUS, verfcheidene aanhangen ontftonden, die
nen over 2ich van de andere Christenen afzonderden , en van
der K et- dezen voor Ketters gehouden werden, rees natuurlijk,
teren ver- wanneer iemand van deze tot de algemeene Kerk
overkwam , de vraag , omtrent welke de Aposte-
len , in hunne fchriften , niets beflist hadden , <lewijl
het geval, in hunnen tijd, geen plaats vond, of men
den doop , welken zulk iemand bij zijnen aanhang
ontvangen had , moest erkennen en laten gelden ,
dan of men hem als 'niet gedoopt moest aanmer-
ken, en dus in de Kerk moest doopen, of weder
doopen? Dewijl niemand onder de Christenen zich
cene richterlijkc magt aanmatigde, en men geene al-
gemeene Kerkvergaderingen kende, die hier uitfpraak
zouden doen , gebruikte elke Gemeente, gelijk in
meer andere onderweqien , ook ten dezen opzichte,
hare vrijheid, en de gevoelens waren verfchillende.
TERTULLiANus , gelijk wij gczicu hebben (*), en
vele Gemeenten in Jfrica, wilden den doop der
Ketteren volftrekt niet erkennen , en zelfs werd in
cene vergadering van 70 Bisfchoppen, onder voor-
zit-
(*) Zie het li Deel, Bladz. 354.
GESCHIEDENIS. 117
Kitting van agrippinus Bisfchop van Karthago , II
een befluit gemaakt, dat, dewijl de Ketters niet ge- ^°^^
rekend konden worden , eenen waaren doop te heb- iioofdH.
ten , die i2:enen , welke van hun tot de rechtzinni- "^ C. G.
gen overgingen , als niet gedoopt aangemerkt , en \^^ „84.
dus gedoopt moesten worden , wanneer zij in de
Kerk aangenomen werden (*). Dewijl echter deze
Kerkvergadering wel haar gevoelen gezegd , maar gee-
nc wet gegeven had , hetwellc de nederigheid der
Bisfchoppen en Kerkvergaderingen zich toen nog niet
aanmatigde, Hemden andere Bisfchoppen in Afrka.
hier niet mede in , oordeelende , dat men den doop der
Ketteren zeer wel kon laten gelden, en dat het ge-
noeg ware , wanneer aan gedoopte Ketters , die over-
kwamen , de handen door den Bisfchop opgelegd
werden. Dus bleef elk, zelfs in de Africaanfchs \
Kerk , bij zijne vrijheid , en handelde , in dezen ,
naar zijn beste wetten en geweten.
Plet grootfte gedeelte der Afiiitifche Gemeenten,
\\\PaUftinn^ Syrië ^ Mefopotamië^ Pontiis^ Cilicië^
Bithynië^ Kappadocïè^ enz., hadden, bij gelegen-
heid der fcheuring met de Montanisten , op gehou-
den Kerkvergaderingen te Iconïum en SynnacJa, Ste-
den in Frygië^ in het jaar 235 enz. (f), eenparig
vastgefteld , dat de doop herhaald moest worden ,
wanneer de Ketters zich bij de waare Kerk ver-
voegden.
Te
(*) Cyprian. Epist. 71. en 73.
(t) DioNYsius bij EUSEBius Hist. Eccles. VII. 5, 7.
FjRMiLiArvius , Bisfchop van Kappadocië, Ep. inter Cijpi: 70.
H3
ii8 K E R K E L IJ K E
ÏI Te Rome echter, en in meer Westerfche Gemeen-
^^I^ ten, had van oiids de gewoonte de overhand, om
Hoofdft. znlke lieden alleen door oplegging der handen en gc-
na C. G. beden weder aan te nemen ( * ).
tot 284* ^y ^^^*^ verfchillende wijze van denken en handelen ,
« bleef de vrede onder de Christenen ongeftoord, en
niemand betwistte den anderen zijne vrijheid in de-
zen; totdat STEFANUS , of STEVEN, na CORNE-
Lius en Lucius , in het jaar 253 , Bisichop van Ro^
me geworden, zonder dat men weet, bij vvellce aan-
leidende gelegenheid, eerst aan de Leeraars der bo-
vengemelde Gewesten, bijzonder aan firmilianus ,
Bisfchop van Kappadoctë , fchreef , dat , indien zij bij
hun gevoelen en handelwijze, om de Ketters te her-
doopen , bleven volharden , hij hen uit zijne gemecn-
Ichap, en die der Kerk v^nRome^ moest uitfluiten (f).
Ja, het bleef niet bij bedreigingen, tirmilianus (§)
legt uitdruklijk aan stefanus te last, dat hij den
vrede der Kerk gefloord , tot geweldige handelin-
gen onder de Gemeenten den grond gelegd , en
daar door eene groote zonde begaan hebbe, omdat
hij zich van de Kerk had afgefcheurd, want, zegt
hij , hem aanlprekende , „ meenende , dat allen door
„ u kunnen uitgefloten worden , hebt gij , in de
„ daad, u zelven alleen van allen uitgefloten. '*
Sommigen (**) ontkennen , dat stefanus verder
ge-
(*) EusEBius Hisr. Eccles. VII. 2.
(f) EusEBius Hist. Eccles. VII. 5. uit dionysius,
(5) Episi. cit. ad Ctprian.
(**} Vales, ad eüsebium en .anderen.
GESCHIEDENIS. 119
gegaan zij, dm\ alleen, dut hij gedreigd hebbe, de II
Ajiatifche Christenen uit te lliiiten. Doch hier om- ^^^
trent moeten wij dezelfde ondeifcheiding maken, als Hoofdft.
cnntrent het gedrag van den Roomfchen Bislchop '" C. G.
vicTOR , hï] gelegenheid der verlchillen over het ^^j. ^g *
Paaschil'est , hij floot hen wel deeglijk uit ■zijne ge- — — —
meenichap, gelijk hij, vervolgcnds, ook cyprianus
en de overige Afrikanen deed , die van hem ver-
fchilden; doch hen uit de gemeenfchap der alge-
meene Kerk te fluiten , of in den ban te doen ^
(^excomnmnicare ^') zod veel durfden of konden de
Bisfchoppen van Rome zich toen nog niet aanmati-
gen (*). .
Ondertusfchcn gebeurde het , dat zekere magnus , Cvpria ■
waarfchiinliik een bijzonder lid, of gelijk men toen "^^^ ^"
reeds fprak, een Leek ^ aan cyprianus, Bisfchop' Kerkver-
van Kart ha go ^ de vraag voorltelde, of men de No- gadering
vatianen , die in het geloof en de bediening des ^.^ ^,gj._'
Doops niet van de Kerk verfchilden , als zij zich klanrt
met dezelve verzoenden, door den doop weder moest' |'''f/°°''
aannemen, dan of de oplegging der handen volftaan doopen
kon? cyprianus Cf) verklaarde, in zijn antwoord '^^'" ^^'•*
■ teren.
op deze vraag, den Doop van alle Ketters, zonder
onderfchefd, voor nietig en van geene ^vaarde ^ be-
werende, dat zij, bij hunne overkomst in de Kerk,
op nieuw gedoopt moesten worden. In het jaar
~^5 •> ^verd deze zelfde vraag aan cyprianus , en
eene
(*) Zie het II Beel, Bladz. 1-/1. Voorts leze men
MOSHEiM Nod. Opheld. III. Deel, Bladz. 325?. enz.
( t ) Epist, 6p. ad magnum.
H4
Ï20 K E R K E L IJ K E
II eene Kerkvergadering van 31 Bisfchoppen uit Afrt-
"^^^y- ca , te Karthago bijeen gekomen , door 18 Bis-^
Hüofdd. fchoppen uit Numidië voorgel teld , om hun goed-
na C. G. dunken daar omtrent te verllaan. De Kerkvergade-
tót 284! *""^§ antwoordde, door cyprianus (*), dat liet oü-
de en rechte gevoelen der Leeriiaren van hunne
Gemeenten was , dat niemand buiten de Kerk ge-
/ doopt kon worden, dewijl 'er in de Heilige Kerk
maar één doop was. In eenen volgenden Brief aan
9UINTUS , Bisfchop in Mauritaui'é (f), fchrijfc
CYPRIANUS dit zelfde befluit der Kerkvergadering ,
tevens ^ijne verwondering te kennen gevende, dat
fommige Bisfchoppen , juist uit die zelfde éénheid
des doops , afleidden , dat men den doop der Ketters
behoorde te erkennen , en zicli tevens nader verklaren-
de, dat men in de waare Kerk niet. herdoopte of
'wéderdoopte ^ maar eerst recht doopte^ -dus dat zijn
gevoelen niet moest uitgeflrekt worden tot zulken,
die, in de waare Kerk gedoopt zijnde, tot de Ket-
ters waren overgegaan, en van dezen tot de Kerk
terug kwamen , nademaal dezen tot boete alleen de
handen moesten opgelegd worden.
Tweede In het jaar 256 hield cyprianus andermaal ecnC'
Kerkver- j^crkvergadering te Karthapo . alwaar 81 Bisfchop-
ffadenng 00 o ^ r
teKrrtha- pen bijeenkwamen. Van de befliiiten dezer Kerk-
po, ove- vergadering deelde hij, in naam derzelve, twee mede
aan den Roomfchcn Bisfchop stefanus (S), te
weten, eene nieuwe verwerping van den Doop der
Ketters, en eene verklaring, dat zij, die Leeraars
en
( * ) Ei^ht. 70. C i ) Eplst. 71. ( 5 ) Epht, 7a.
werp.
GESCHIEDENIS. r2i
CU Kerkendienaars geweest zijnde , het zij bij de n
Ketters , of te vooren bij de rechtziiinigeii , ingewijd , boek
van de Ketters tot de rechtzinnigen overkwamen , Hoofdd,
niet anders dan als Lceken moesten aangenomen nn C. G,
, Taar 25 1 .
worden. J^, ^8^^
Het flot van dezen Brief is in meer dan één op-
zicht opmerklijk. De Bisfchoppen geven daar bij hun , . vV
oogmerk te kennen , en ftellen zich volkomen op eenen Bisfchop-
gelijken voet, met den Bisfchop van Rome, dus luidt pe»*
hetzelve: „ Dit hebben wij u, geliefde Broeder!
„ op het hart willen leggen , hopende , dat gij dit God-
5, vruchtig en waar gevoelen u zult laten vvelgeval-
5, len. Voorts weten wij wel, dat fommigen, het
5, geen zij eenmaal hebben ingezogen, niet willen
5, aüeggen, noch hunne gevoelens ligtelijk verande-
5, ren ; maar dat zij , zonder benadeling van den
„ band der eendragt, het geen eens vooral bij hen
„ in gebruik en gewoon is , behouden , en ook hier
„ willen wij niemand geweld aandoen, of de wet
5, voorichrijven. Elk opziener der Gemeente heeft ,
„ bij het belluur der Kerk, het vrije gebruik van
,, zijnen wil, en elk zal daar van aan den Heere
„ rekenfchap moeten geven."
Kort daar na fchreef cyprianus eenen Brief ( * ) Brief van
aan eenen Bisfchop tubatanus, die eenen Brief, waar- ^^^^''^'
^ -^ ' ' ' Nus aan
fchijnlijk dien van stefanus , aan de Oosteriche juc.^ja-
Christenen , in welken de Doop der Ketters verde- ^^^'
digd werd, gelezen hebbende, cyprianus deswe-
gens eene bedenking had medegedeeld , of hij , door
bet
i;- K E R K E L IJ K E
II het verwerpen van den Doop der Ketters, de Novff-
^^^ timen niet te zeer in de hand werkte, welke insge-
Hoofdft. W^^ ^^ ^^ genen herdoopten, die van cenc andere
na C. G. gezindte tot hi;n overkwamen (*)? In. dezen Brief
tot ''84* "^^"^^ CYPRiANüS omtrent de Novatianen aan , dat
•■■ zij , door te dopen , die tot hen overkwamen , de
vvaare Kerk, en derzelver aloude gewoonte, naboot-
ften, omdat zij geern voor de waarc rechtzinnige
Kerk wilden gehoiulen worden. Nog lost hij eenc
bedenking uit di(t\\ Brief' des ongenoemden op, dat
men niet zoo zeer zien moest , wie gedoopt had ,
maar of die doop veïricht was in den naam van
jESus, door aan te merken, dat vele Ketters, bij
voorbeeld, de Valentinianeii ^ Marciöniten ^ Patri-
pasjlanen enz., niet hetzelfde geloof hadden, als de
Rechtzinnigcn , van den Godlijkcn Vader, Zoon en
Heiligen Geest.
Of hij De Ketters , zegt cyprianus , in dezen Brief,
daar in de ]^^^|-,jien ffeen Tempel van God wezen , dewijl zij in
joAixN.V. <^en Schepper met geloven, ciiristus met voor God
7. n:ni- erkennen , en dus ook C^tw Heiligen Geest niet te
vriend hebben , nademaal toch deze drie één zijn.
Deze woorden fchijnen duidelijk te doelen op de be-
kende plaats, I jOANN. V. 7. welke derhalven door
CYPRIANUS gekend en in zijne Handfchriften gelezen
zal zijn. In een ander Werk fcliijut hij zelfs nog
duidelijker te fpreken (f): „En wederom flaat
„ van den Vader, Zoon, en Heiligen Geest, ge-
5, fchre-
(*) Zie boven Bïailz. 36.
(t) /)£- Unit at e Lccla. p. 109. cd. Brc::i.
GESCHIEDENIS. 123
„ fchreven: En deze drie zijn één. Anderen cch- h
ter merken aan, dat men hier uit, zoo min als uit ^'^^-^
eene dergelijke toeipeling van tertullianus C*)9noofdll.
beduiten kan , dat deze Kerkvaders deze plaats , daad- "a C. G.
lijk , gelezen hebben , dewijl zij misfchien het achtfte j^^"^ ^g !*
vers leenipreukig opgevat , en dat , met deze aan- .
haling, bedoeld hebben , gelijk reeds in de zesde
eeuw FACUNDUS, Bisfchop van Hennione ^ van cy-
PRiANus erkende (f).
Nog is in dezen Brief merkwaardig de Helling van
CYPRiANus: „ In den twist over den Ketterdoop,
5, mag men zich niet op het oud gebmilv en over-
„ levering beroepen, want de waarheid is grooter,
„ en in geestelijke dingen moet men dat gene in
5, acht nemen, wat de Heihge Geest beter geöpen-
„ baard heeft." Ook fluit hij denzelven wederom ^
met de verzekering , dat hij aan niemand de wet wil
vooifchrijven , dewijl elk Bisfchop Iiicr bij moest te
werk gaan, naar zijne vrijheid, willende hij altijd
aan allen de fclnildige achting blijv'en bewijzen.
Stefanus beantwoordde daartegen cyprianus Hevig-
en de Afrikaanfche Bisfchoppen, op eenen geheel an- ^^'*^^'^'^
deren toon. Zijn Brief zelve is verloren, maar, uit kus.
den volgenden Brief van cyprianus aan eenen Bis-
fchop POMPEjus (§), in welken hij hem weder-
legt, heeft hij ook eenige plaatzen daar uit aange-
liaald. Ilij zegt: „ Onder andere dvvaaze onvoeg-
„ za-
(*)/)£- pudicit. C. 2J. odv. Prax. C. 25.
( I ) Defens. tvium Capiiul. IJbr. I. C. 3 .
(§)£^iY. 74.
124 K E R K E L IJ K E
TI „ zame, en onderling flrijdige dingen, welke onze
^°^ „ Broeder stefanus, onverftandig en onvoorzicli-
Hoofdft. 9» tig 5 voortgefchreven heeft , voegt hij ook het vol-
na C. G. ^^ gende bij : „ Als iemand van eenigen Kettei-
Tanr 2 *> f .
tot 284'. 99 99 fchen aanhang tot ons mogt overkomen, dan
„ „ mag, omtrent de oude overgeleverde gewoonte ,
5, „ (^quod traditum . est ^^ geene nieuwigheid met
„ ,5 hem ondernomen worden; te weten, dat hem
„ ,, alleenlijk de handen opgelegd, en hij dus een
„ „ boeteling worde. Want de Ketters zelve doo-
5, „ pen die genen niet, die van andere Ketters tot
„ ,, hen overgaan; maar laten hen eenvouwig tot
„ „ de volkoniene Kerkgemeenfchap toe." " Niet
alleen beantwoordt cyprianus alle de redenen van
STEFANUS , in dezen Brief, maar de Afrikaanfche Bis-
fchoppen fielden insgelijks cene verdediging van hun
gevoelen op , die thans niet meer voorhanden is.
Of STEFANUS hier nader op geantwoord hebbe, we-
ten wij niet. Zijne hevigheid en drift bleef onder-
tusfchen meer dan te fterk , daar hij , of in het bo-
vengemeld , of in eenig ander antwoord , cyprianus
voor eenen valfchen Christus ^ eenen valfchen Apostel,
^ \ en eenen bedrieglijken arbeider fcliold , ja alle gemeen-
fchap met de Afrikanen^ even als met de Ooster-
fche Kerken , afbrak , zoodat hij de Bisfchoppen , die
zij aan hem gezonden hadden , niet eens tot een
afzonderlijk gemeenzaam mondgcfprek wilde toelaten ,
en zelfs de geheele Broederfchap verbood, hen in
hunne huizen te ontvangen (*).
De
( *) FniMiLiANUi ad Cij^rian. Ep. Cijpr, 75.
GESCHIEDENIS. i2,<
De Afrkaanfche Bisfchoppen bleven echter be- lï
tlaard. Zij kwamen , ten getale van 86 Bisichoppen , ^'^^
vele Ondeiiingen, Diakonen, en andere Christenen, pioofdil.
op den eerflen September van hetzelfde jaar 256, "^C.G.
op nieuw bijeen. Wij hebben van deze vergadering ^^^ „^ *
nog de Handelingen ; ten minften de aantekeningen of
Protocol der ftemmen en gevoelens , ( advijzen , ) in Derde
Kerkver»
de Werken van cyprianus (*). Dit ftiik is zoo jrat^tiring
aanmerkli-ik , dat een eenigzins breedvoeriger verflag teKürtha-
ons verfcheiden ophelderingen omtrent de gefield- ^
heid der Christengemeenten , ten dezen tijde , opleve-
ten kan. In het gemeen, zien wij, dat enkel de
' Bisfchoppen op de vergadering fchijnen geftemd te
hebben, doch openlijk, zoodat ook andere Christe-
nen daar tegenwoordig waren. Elke Bisfchop naam-
lijk handelde met de geestelijkheid van zijn keifpel,
over de ^onderwerpen , die op zoodanige vergadering
ter tafel zouden komen , en deze vcrzclden hem dik-
Vv-ijls, hoewel niet altijd, op de vergadering, deels,
c>m meer gezag aan de befluiten bij te zetten, deels
ook, om bij onvoorziens voorkomende zaken voor
hunnen Bisfchop bij de hand te zijn. De vergade-
ring, onder voorzitting van cyprianus, een begin,
genomen hebbende, met het voorlezen der Brieven,
over den Ketterdoop , tusfchen jubajanus en cy-
pRL\Nus, gewisfeld, werd door cyprianus met de-
ze aanfpraak geopend: „ Gij hebt nu gehoord,
„ mijne geliefde Ambtsbroeders , het gene jubaja-
nus ,
( * ) ^PP' CYPRiAN. p. 229. Ed. Brenu
ï52 K E R K E L rj K E
ÏI „ Nus, onze Medcbisfchop , mijne geringheid, aan-
^°^'^ „ gaande den ongcoorloofden en ontheiligendcn Ket-
Iloolclft. 59 terdoop , raadplegende , mij gefchreven , en wat ik
na C. G. iicm daar op geantwoord heb , hoe ik naamlijk
Taai' "51
tot 284! 9» ïichte, dat men de Ketters, welke tot de Kerk
- „ komen, met den tioop der Kerk doopen en hei-
,, ligen moete. IN'Icn heeft u bovendien nog ccncn
5, anderen Brief van jubajanus voorgelezen, waar
„ in hij , naar zijne rechtmatige en Godsdienftige
„ achting , op mijnen Brief geantwoord , en ons niet
,5 alleen toegeflenid , maar ook dankbaar betuigd
„ heeft , dat hij hier in onderricht is geworden.
„ Thans is 'er overig, dat wij over deze zaak elk
„ zijn gevoelen zeggen; evenwel niet met oogmerk,
„ om iemand deswegens te oordeelen , of, indien hij
„ iet anilers gevoele , van de Kerkgemeenfchap te ont-
„ zetten. Want niemand onzer maakt zich tot eenen
„ Bisfchop der Bisfchoppen, {Episcopus Episcopo-
„ rum , ) of dwingt zijne Ambtgenooten , door eenen
„ Tijrannifchen fchrik, om hem tot gehoorzaamheid
„ en onderwerping te noodzaken; nademaal elk Bis-
„ fchop het recht en de vrijheid heeft, om zijne
„ eigene kenze te volgen, en gelijk hij eenen ande-
„ ren niet kan oordeelen , zoo kan hij ook van een*
5, andei" niet geiiordeeld worden. Wij willen liever
,, het beflislend oordeel van onzen Heere jesus
,^ CHRISTUS verwachten, die alleen de magt heeft,
„ om ons in het beftuur zijner Kerk te gebmiken,
„ en onze handelingen te beöordeelen."
Vervolgends gaf elk Bisfchop ordenlijk zijn gc-
voe-
GESCHIEDENIS. 127
voelen en (Icni op , fommigen meer uitgebreid en II
met reden bekleed, meestiü ontleend uit de éénheid ^'^^
der Kerk , en des Doops , en uit de valschheid van iioofdft.
de leere der Ketters, en geftaafd uit de Heil. Schrift, na C. G.
111 J^"^ 251,
doch, volgends eene zwakke uitlegkundc, vol leen- ^^^ 284.
fpreukcn en toefpelingen ; fommigen zeggen alleen
liun gevoelen kort af, met eene fooit van vemufts-
vertoning , die weinig afdoet , en overdreven is , ook
wel met eene bitterheid , die met den geest der waar-
heid en des Christendoms niet zeer beftaanbaar is.
Wij zullen dit door eenige voorbeelden toonen. Dus
brengt de eerlle Bisfchop, C/ecilius van Bilta^ zijne
flem uit: „ Hv erken alleenlijk éénen Doop, alleen in
„ de Kerk, maar geenen buiten de Kerk. Hij moet
„ daar zijn, waar eene waare hoop, en een vast
5, geloof is. Want , zoo fiiaat gefchreven : Eén
5, geloof , ééne hoop , en één doop. Niet bij de
5, Ketters, waar gcene hoop, en ccn valsch geloof
„ is, M'aar men volfh-ckt bedrieglijk handelt; waar
,, de bezetene ^cn duivel bant; die geen, wiens
„ m« »nd en woorden befmettende kanker uitleveren ,
,, de belijdenis nopens het Sacrament afiieemt; de
„ ongelovige het geloof, de godloze vergeving der
„ zonden geeft ; waar de Antichrist in den naam
„ van CHRISTUS doopt; hij, die den vloek vail
5, God heefi:, den zegen uitdeelt; de doode het Ie-
5, ven belooft, de onvreedzame vrede fchenkt, de
„ Godslasteraai* God aanroept , de onheilige het
3, Priesterdom waarneemt , de Kerkrover den Altaar
„ dekt. Bij dit alles komt nog dit kwaad, dat de
„ Priesters des Duivels het Daukmaal (^Eucharistie').
„ dur-
II
BOEK
X
Hoofdft.
na C. G.
Jaar 251.
tot 284.
liS K E R K E L IJ K E
dur\''en bedienen , of die ban bijflaan zé'ggen ^
dat dit alles bij de Ketters , ( ons , die zij Ketters
noemen , ) valsch is. Zie , waar toe de Kerk ko-
men moet, en hoe zij genoodzaakt wordt, zon-
der doop en vergeving der zonden, gemeenfchap
te houden. Deze zaak , mijne Broeders ! moeten
,, wij mijden en vlieden, ons van ecnen zoo groo-
5, ten moedwil vrij, en aan éénen doop vasthouden ,
„ welke alleen aan de Kerk van God overgelaten
,, is." De dertiende, polianus van Milao , zegt
eenvouwig: ,, Te recht doopt men de Ketters in
„ de Heilige Kerk. " De 24fte, secundinus van
Carpi : „ Zijn de Ketters Christenen of niet? In-
„ dien zij Christenen zijn , waarom zijn zij niet in
5, de Kerke Gods ? Zijn zij geeiie Christenen , hoe
„ zullen zij dan Christenen maken? Of, wat zal
„ van het Woord des Heeren worden , die zegt :
,, Wie niet met mij is, die is tegen mij, en wie
„ niet met mij vergadert, die verftrooit? Het is
„ dus klaar, dat de Heilige Geest , over vreemde
„ kinderen en misgeboorten van den Antichrist,
„ door een bloot opleggen der handen , niet komen
„ kan, nademaal het openbaar is, dat de Ketters
5, den doop niet hebben," de softe, libosus van
„ Faga: „ De Heere zegt in het Euiingclie: Ik
„ ben de waariieid ; niet , ik ben het oud gebruik.
„ Nadat deriialven de waariieid in het licht ftaat,
„ zoo behooit het oud gebruik voor haar te vvij-
„ ken , zoodat , alhoewel de een of ander de Ketters
,, in de Kerk niet doopte, zij nogthans tegen woor-
„ dig behooren gedoopt te worden.'* De 6ofl:e ro-
GA-
GESCHIEDENIS. 129
GATiANUS van N'ova'. „ christus hcctt de Kerk TI
5, gefkicht, maar de Duivel de Kcttcrii. Hoe kan ^^-^
„ het fcliool des Satans den Doop van christus Hoofl'fL
,, hebben?" De 6${\t quintus van yiggia: ,, Al- "-'' C- C.
5, leen die geen kan iet raeckdeelen , die zelve iet ge- .j^j!^ ^^^^
„ had heeft. Maar , \vat kunnen dan de Ketters ge — -
„ ven , van welke bekend is , dat zij zqXwq. niets
„ hebben?" De 82fl:e litt/eus van Gemelli: ,,\Van-
„ neer de ééne blinde den anderen blinden leidt,
„ zullen zij beiden in de gracht vallen: Naartlien
„ het zeker is, dat de Ketters niemand verlichteii
,■, kunnen , zr»o geldt ook hun Doop niets-" Dit
zij genoeg, tot eene proeve, hoe d^zzt vergadering
was ingericht, alleen is tlit nog merkwnai-dig, dat
de 83il:e, natalis van Ooa^ ook tevens met zijne
ftera de flcmmen v:in tu'ee afwezende Cisfchoppea
o\'Erlegt.
Ais CYPRiANUS van de handelingen en het befluit Brief vatt
dezer Kerkvergadering , onder anderen , aan firmilia- ^^^^"lu-
Nus^ Bisicliop van Kappadocie ^ ihtwzwi gezonden den K et-
had , fchreef deze dien beruchtcn Brief tot ant- terdoop
woord, welken wij reeds meermalen hebben aange- ^'j.^ if!^.?^*
haald , uit welken wij moeten belluiten , ^^'.^i de Afid- stefa-
tifche Bisfclwppen niet zoo bedaard omtrent den ^^^
Roomfchen Kerkvoogd gebleven zijn, als de Afri-
kaanfche^ maar ook van hunne zijde denzelveö, als
zich zeh^en buiten hunne gemeenfclrap gefloten heb-
bende , aanmerkten. Trouwens , in den geheelcn
Brief, geeft FIRMILIA^^us aan stefaxi's niet alleen
den naam niet van Broeder^ maar zijn Hout gedrag
€a euvelmoed hevi^ gispende. Helt hij hem bijna ge-
IIL D££L. I Uik
130 K E R K E L IJ K E
II lijk met tien verrader judas. Terwijl liij vcrdci-s
^^^^ meldt, dat, in zijn Landichap Kaj)/jadocic , de Leer-
ïloüfdft. i^'ii'-'> (^«-'liniaal 'sjaars gewoon zijn, bijeen te komen,
na C. G. om de gewigtigfte fcliikkingen te maken , en een ge-
Tanr '>< i
tot "84. necsmiddel daar te Hellen , door de boete , voor af-
" gevallenen , en ziilken , die , na, het heilzaam water-
bad^ door den Duivel gewond zijn ^ ,,niet," fchrijft
hij, ^^als of zij van ons vergeving der zonden be-
kwamen^ maar, opdat zij door ons tot kennis van
hunne zonden gebracht, en genoopt worden, ora
den Heere volkomen te voldoen ; " werpt hij de Kerk
van Rome tegen, dat zij geenszins, in alle opzicii-
ten, de oudfte gewoonten en gebruiken hebbe, en
dat zij, te vergeefs, het gezag der Apostelen voor-
wende. Ook veifchillen de Christenen , in vele lan-
den , omtrent zulke fchikkingen , zonder daarom den
vrede en dénheid der Kerk te breken, gelijk stefa-
Ni^s thans dtiid. Om dezen te meer in het naauw
te brengen , draagt hij de Gefchiedenis voor van eenc
Christen vrouw, die zich , vóór omtrent 10 jaarcn, in
Klein- Afië^ onder vermkkingen , voor eene Profee-
tesCe, door den Heiligen Geest gedreven, uitgege-
ven, en de Christenen, langen tijd, door wonder-
bare verrichtingen bedrogen had , tot dat een Duivel-
banner was opgedaan , die zich tegen den boozen
geest verzette , door welken zij bezeten was. Deze
vrouw doopte zelfs , en wijdde het Heilig Avondmaal ,
beide volkomen op de wijze der Rechtzinnigen, Kan
nu STEFANIJS , met zijne aanhangers , vraagt firmi-
LiANUS , hier ook zeggen, dat, door dezen doop,
welken toch eigenlijk de Duivel verrichtte , de verge-
vins;
GESCHIEDENIS. 131
Ting cicr zonde zij medegedeeld? Eindelijk, beroept II
FiRMiLXANus zich, cvcn als cyprianus, daar op, "^^'"^
dat de ccne waare Kerk door cmristus op den Hoofdfl.
rotsflcen , en eerst op petrus , gegrond is ; maar "" ^- 5'*
voegt 'er insgelijks bij, dat de magt, om de zonden ^^^t 284.'
te vergeven , aan alle de Apostelen , aan de door
dezelven geftichte Gemeenten, en de Bisfchoppen,
hunne rechtmatige navolgers, opgedragen is. Daar-
om betuigt hij zijn misnoegen over de openlijke
dwaasheid van stefanus , die, terwijl hij zich, we-
gens zijn Bisdom en de opvolging van petrus , be-
roemt, tevens vele andere rotsfteenen invoert , en
nieuwe gebouwen van vele Kerken ophaalt , welke
insgelijks den waaren Doop zullen hebben, en^w
Zeker deze Brief is zelfs daarom belangrijk, omdat
wij 'er de betrekldng, waar in de Christenen thans
tot den Bisfchop van Rome Honden , en de vrijheid ,
die nog onder hen plaats had , allerduidelijkst uit
verflraan kunnen.
Ondertusfchen liebbcn fooitgelijke ftellingen , als Echtheid
fïok liet geheele beloop van dezen Brief van firjmi- ^^^ ^'"'^
j. 1, 1 • , ven van
LiANUS, en die van cyprianus, welke hier toe be- cyprja-
irekking hebben, reeds vroeg,' wanneer de Z)ö;/^//V- nus.
ien , tegen het begin der vijfde eeuw , zich , wegens
hunne Icere van den Doop, op dezelven beriepen,
aanleiding gegeven, om hunne echtheid in twijfel te
trekken, hetwelk, in laatertijd, eenige verëerers vaa
den Roomfchen Bisfchop ligtelijk hebben nagevolgd ,
doch AUGUSTiNus zcIvc , hoe geern hij ook den Dg-
nat i sten alle niföJnchtcn wilde affnyden, heeft ech-
1 2t . ter.
i3ft K E R K E L IJ K E
II jer, door de kracht der waarheid gedronj2,'en , de
"^'^ blijkbare kenmerken van derzelver echtheid iiict kun-
Iloofdd. nen of willen loochenen, gelijk zij dan ook niet al-
na C. G. j£2,| (TcJieel in qIcu geest en ilijl van cyprianus
toe 2^4! 2y'^9 1^^^^' ook, wat den inhoud betreft, door het
* ' ■■ gene wij, aangaande dezen twist, bij andere Oude
Schrijvers vinden , hoe weinig dit ook zijn moge ,
bevestigd worden (*).
Gefchrift De tijd heeft ons beroofd van de Brieven van v<;irE-
vaneenen p^^j^yus zelven , die hij over dit onderwerp gefchre-
noeVi- ven heeft, alleen is 'er een gefchrift van eenen On-
den, ten genoemden, over den Wederdoop^ (^de rehapthmate ^
Ie van 7^^*' ^^^ hapthmo haereticorum , ) hetwelk kort na het
denKct ontdaan dezer vcrfehillen fchijnt opgefteld te zijn,
terdoop. ^^^ ^^^ ^ j^^ ^^ nieiiwfte uitgave van cyprianus "VVer-
ken, achter dezelve, gedrukt is. Dit gefchrift verde-
digt het gevoelen van den Roomfchen Bisfchop , ten
voordecle van den Kctterdoop, die in den naam van
onzen God^ jesüs Christus, bediend is geworden,
teveiis bewerende, dat men den twist ligt had kun-
nen vermijden, indien men zich eenvouwig aan het
oudfte vüorfchrift der Kerk gehouden, en zich door
tegenfpreken geen aanzien had willen verkrijgen enz.
DioNYSi- Gelukkig vond men, ten dezen ''tijde, meer aan-
us vnn A- ^ieiiiiji^e mannen onder de Leeraars der Kerk, die
lexandne
vermaant tot vrede raadden. Onder dezen behoorde voornaam-
tot vrede, .lijk dionysius, Bisfchop vw.^kxandn'ë , die eerst
wc!
(*} Men verfrelijke de aantekening op mosheim»,
Ne(^. Ophelder., III Deel, Blad^. 337» 338.
GESCHIEDENIS. 133
wel aan stefanlts zelvcn dcswegcns fclircef, om II
jhem de gevolgen voor te houden , welke te grootc ®^*
hevigheid na zich zou fleepen (*). Ook fchreef Hoofcift.
hij , in denzelfden zin , aan één of twee Ouderlin- '" C. G.
gen te Rome, en na de dood van stefanus , aan des- [qI J>,[
zelfs opvolger xystus of sixtus , om dien tot zach
ter maatregelen over te haaien. Voor zichzelven , ver-
klaart hij, in zijnen Brief aan den Ouderling file-
MON(t),dat het gevoelen der Afrikaanfche Bisfchoppen
niets nieuws heeft , en dat hij voor zich de befluiten
van zoo talrijke en aanzienlijke Gemeenten niet wille
omftooten , om niet in twist en gekijf te ven^allen. Te-
vens verhaalt hij het voorfchrift van zijnen voorzaat^
den Bisfchop heraclas, welke de Ketters, die uit
de Gemeente gefloten waren, na veel fmeken, echter
niet weder aannam, voordat zij alles openlijk hadden
beleden, Vv^at zij hïj de Ketters gehoord liadden —
Doch een' nieuwen doop hield hij voor de zulken
niet nodig. In ecncn anderen Brief aan den Room-
fchen Bisfchop sixtus (§), raadpleegt hij denzel-
ven over het volgend geval : Een Christen , in zijne
Gemeente , die reeds onder of wel vóór den tijd van
zijnen voorzaat heraclas , van eencn Ketterfchen' ,
aanhang, bij welken hij gedoopt was, tot de recht-
zinnigen was overgekomen , en nu al zoo lang ook
liet Avondmaal met deze gebruikt had, vond zich
thans in zijn gemoed bezwaard, omdat hij bij de
KeSr
(*) Eu52B. ///./. Ecc/es. VII. 5.
( t ) EüSEB. Hisf. Eccles. VII. 7.
(5) EüSEB. Hht. Eccles. VII. 9.
I3
134 K E R K E L IJ K E
;II Ketters, met fnoode woorden en plegtiglieden ge-
^^^ doopt was, en begeerde, op nieuw, in de Kerk ge-
Hoofdd. doopt te worden , hetwelk dionysius niet op zich
nn C. G. durfde nemen, omdat deze man nu zoo vele jaaren ,
tot 284.' ^^^ ^^ gemeenlchap der Kerk was aangenomen ; de-
• wijl echter deze man 'er op aandrong , en naauw-
lijks , op uitdruklijk verzoek , de gebeden dmfde bij-
wonen , raadpleegde dionysius den Bisfchop sixtus ,
hoe zich in. dit geval te gedragen. Men ziet hier
uit, dat dionysius rnqest overhelde naar de zijde
'der Afrikaneu^*)^ doch echter met uitzondering,
in bijzondere gevallen , en ook ondeifcheid makende
tusfchen zulkcn, die Ketters, en die enkel Schcur-
jnakers waren , maar anders in geloof en leere met
de Kerk overëenllemden ( f ).
Detwi&t Deze vredelievende pogingen van den verdandigcn
bedaai-t. j^isfdjop van Akxaiidri'é fchijnen veel toegebracht
te hebben, tot het bedaarcn van dezen twist, welks
■hevigheid ook verkoelen moest, door den dood van
STEFANUS, en de vervolging, die onder den Keizer
VALERIANUS ontiloud. De beide partijen bleven bij
hunne denk- en handelwijze, tot eindelijk, bijzon-
der zedert het begin der IV eeuw, de gew>oonte der
Roomfche Kerk allengs de overhand behield.
Aanmer- Slaan wij nog een oog op dezen twist, zoo zien
wij,
(*) Gelijk mè'RONYMUS ook verzekert Cat. SS. Ec-
't^lesi C. 6^.
(t) l^iis vcrhnalt BAsir.rus de Croote , Epiu, 188. od
AmpkiJoch. in Sijnodico Bevcrcg. Tom. II. pag. 49. dat
hij ^ti\ doop der Mutitunisten erkende.
GESCHIEDENIS. 135
wij, vooreerst, dat eüsebius (*) , of gedwiiald II
heeft, gelijk fommigcn willen, wanneer hij fchrijit, ^^^
dat CYPRiANus de eerfte geweest zou zijn , die de Hoofdft.
Ketters niet eer wilde toelaten , dan nadat zij op "•'' C. G.
f- , , .. jaar 251.
nieuw gedoopt waren, ot, wel, dat men zijne woor- ^^^ ^84
(len dus hebbe op te vatten, dat cyprianus van de ■-- •
toenmalige Bisfchoppen dit liet eerst openlijk ver- '^^"Sen
klaard heeft, of dat hij onder hen, die dit gevoe- verfchil.
ien hadden , de voornaamfle geweest is. Eene twee-
de aanmerking is , omtrent den' wezenlijken ftaat des
verfchils : Van weerskanten was men het ééns , dat
lieden , die , bij de Rechtzinnigen gedoopt zijnde , tot
Ketters overgingen , en daar na van deze tot de
Rechtzinnigen wederkeerden, niet behoorden gedoopt
te worden. Van ^t\\ anderen kant, is 'er geene re-
den, om te twijfelen, of stefanus wilde geen' an-
deren doop laten gelden, dan die naar het voor-
fchrift van christus , in den naam van Vader ,
Zoon , en Heiligen Geest , of in den naam van onzen
Heere jesus christus , bediend was. Dezen er-
kende hij, het zij die door een' Ketter of Scheur-
maker bediend was, alhoewel hij 'er geene kracht^
tot vergeving der zonde en het ontvangen van den
Heiligen Geest , aan fchijnt te hebben toegefchrc-
ven, voordat, bij de overkomst tot de Rechtzinni-
gen , zoodanige doop bevestigd was , door oplegging
der handen van eenen Bisfchop met gebeden. Maar
CYPRIANUS , en die het met hem hielcien , erkenden
geen' doop van eenig Ketter of Schciu-niaker, bui-
ten
(*) Hiit, Ecclcs. VII. 3.
Ï4
Ï36 K E Tv K E L IJ K E
II ten de Kerk, voor een' doop, waar uit volgde, dat
BOKK j^iig,-, ^ jj^ |3Jj Ketters gedoopt waren , als ongedoop-
UooïWü. ^^^ ^^'JOi' ^^"" befchoiuvd werden, die tot de Kerk
na C. G. overkomende gedoopt moesten worden. Zij wilden
tot''" '^'11* ^^^ daarom ook geen herdoopen of weder doopen ge-
■ noemd hebben; ook gaven zij toe, aan den éénen
kant, dat deze doop niet zoo noocteaaklijk ware,
of God kon, zonder denzelven, aan den boctvaar-
digen vergeving fchenkcn ; aan den anderen kant,
dat elk Bisfchop hier omtrent , naar zijn beste weten ,
vrij kon blijven handelen. Door deze loflijkc be-
Ichcidenheid voorkwamen de Afrikaancn de volfla-
gene fcheuring , met welke de ondraaglijke ti'otsch-
heid en eerzucht van stef^vnus het CliiistendouT
dreigde.
Ecne derde aanmerking Verdient de wijze , op
welke de beide partijen hunne mening bewezen en
verdedigden. Beiden beriepen zich op de overleve-
ring en het oud gebruik , doch , alzoo stefakus
daar in meer fchijnbaarheid voor zich icliecn te heb-
ben , beperkte cyprianus en de zijnen het gezag
der overleveringen niet weinig , door aan te toonen ,
• dat d^zQ. voor de lecre der Ichrift en de waarheid
bchooren te wijlvcn. Beiden ontleenden een bewijs
voor hun gevoelen uit de éénheid; stefanus uit
de éénheid des doops, waar door hij, den doop der
Ketteren erkennende, geenen herdoop van dezelveii
kon dulden,' cyprianus ftrced, voornaamlijk, met
de ééulmd der Kerk, welke hij, en de zijnen, zoo
- ver uitdrektcn , dat zij , willekeurig , Ketters en
Scheui- makers ^ hoe zuiver rechtzinnig zij zijn mog-
ten ,
GESCHIEDENIS. 137
ión, gelijk (lelden, en de haatlijke Novaüanen zoo II
lüood rekenden als de crgllen der Gnostieken^ oor- *9!-'^
deelende , dat 'er buiten de Kerk geene Zaligheid , Hoofdft.
dus ook gcene genade , geene Sacramenten , geen "J^ C. G.
1 nir 2^ I
Doop zij. Eene zorgelijke flelling, waaruit, door -^^j „g *
niisbruik, de geduchtfte gevolgen zijn voortgevloeid. r-
Eindelijk bezwaarden beide de partijen over en we-
der malkandcren met gevolgtrekldngen ; de Afrikaan-
iche Bislchoppen legden aan stefaxus te last, dat
hij de Kerk, als het ware, aan de Ketters en Scheiir-
makei*s verraadde, door hun hunne verzoening zoo
gemaklijk te maken, stefanus daar tegen veroor-
deelde hunne te groote flrengheid, door welke Ket-
ters en Scheurmakers van alle verzoening met de
Kerk werden afgefchrikt. Dus waren zij, die tegen
de Ketters hard gezind waren , befcheiden jegens
hunne iSledebroedcren , terwijl hij, die de Ketters
en Scheurmalvers zacht wilde behandelen, zich je-
gens de Rechtzinnigen ftreng gedroeg. In het aan-
voeren van hunne bewijzen, ontdekten de partijen
van \vecrskanten eene flechts zeer middelmatige ken-
nis in de waare uitlegging der Heilige Schriften,
maar zoo veel te meer verkleefdheid aan het geen
zij voor het oud gebruik der Gemeenten hielden,
en ijver voor het gezag der Kerk en der Bisfchop- X
pen, de ééne, om dit gezag tegen de Ketters en
Scheuraiakers , de andere, om het ook bij de recht-
zinnigen te handhaven.
De laatlle aanmerking, welke het verhaal \'an de-
zen Ih'ijd zal befluiten , is deze , dat de 45 en 46
I 5 I'S"
i3J^ K' E R K E L l] K E'
II regel van de - zoogenaamde Apostülifche Kerkregclcn >
BOEK ^ Canones ApoUoUci , ) op dezen twist betrekking
Hoofdfl: Jïcbben, en nogthans door gecne der beide paitijcn
na C. G. gebruikt of aangehaald worden , alhoewel zij zich
£ r ^sl' ^"ï^^UJ'^ genoeg verklaren , waar uit een rechtmatig
, befluit tegen derzclvcr gewaande oudheid wordt al-
geleid: Zij luiden dus:
45. „ Een Bisfchop , of Ouderling , (of Diakon),
„ die ^tn doop of het offer, (het Avondmaal,)
„ der Ketteren aanneemt," (erkent, of zelve ont-
vangt,) ,, gelasten wij, dat afgezet worde. Want,
„ welke overëenftemming is 'er tusfchen cïiristus en
5, Bdi'dl^ of wat deel heeft de gelovigen met den
,, ongelovigen?"
46. „ Een Bisfchop of Ouderling, die iemand,
5, welke' i^QW doop in waarheid ontvangen heeft ,
„ vvederdoopt , of den genen , die bij de godlozen
„ bezoeteld is, niet doopt, worde afgezet, als ie-
„ mand, die het kruis 'en de dood van christus
„ befchimpt, en' é^tn waaren Mester niet van den
„ valfchen ondcrfchcidt."
Vervol- De vervolging tegen de Christenen, wcIke in het
ging der vierde jaar van Keizer valerianus , in het jaar
^ Iio^r i^.! -, tegen de Christenen , uitbrak , benam hun den
vALERiA- lust, om onderling over den doop der Ketteren lan-
Nus.Aan- ,^^^^ hevig te twisten. Deze Keizer, die tot hier
jcidin"' o "
totdezel- toe de Christenen zeer gimftig behandeld had, werd,
^^' in het gemelde jaar, door macrianus , zijnen eerften
Staatsdienaar en Veldheer, wien hij het beltuur van
zaken genoegzaam geheelJijk had overgegeven , en
die
GESCHIEDENIS. 139
die zeer ingenomen v/as, met toverkimfteh en bijgc- Il
lovigltóden (*J, willende die Mngi^ (Toveraars) ''^"^
en bedriegers , welke hem het Rijk beloofd hadden , Hoofdig,
zijnen dank bewijzen , ' overgehaald , om de Christe- "^ C. G.
iien te vervolgen , die hij , volgends het geen de ^^^ 284*
Magi hem aan de hand gaven , befchreef ^ als lie- 1
den , die zich tegen de Toverkunruen verzetten ; trou-
wens, gehjk DiONYSius Ichrijft, daar wai-en 'er nog
in zijnen tijd , onder de Christenen , welke , enkel
door hunne tegenwoordigheid en aanfchouwen, als
ook door hunnen adem en fpreken, de vei*derflijke
begoogchelingen der booze geesten konden te niet
doen. De Keizer zelve was door hunne ilreeken
zoodanig aan bijgelovigheden overgegeven , dat hij
allerhande Ichandelijke plegtigheden en offeranden on-
dernam , en zelfs kleine kinderen liet flachten , en
der-
Q*") DioNVsius van Alexnnürtë bij eusebius Hist»
Eccles. VU. 10. zegt, dnt de Keizer opgeflookt is, door
den Meester en Opperflen van de Sijnagoge der Egypti-
fche Magen, oï Tovcraars , en een weinig verder, dat
MACRJANus , ten einde deze Magen , of To\'eraars , te
vergelden, omdat zij hem hoop gegeven hadden, van
eens Keizer te zullen worden, den Keizer tot deze ver-
volging bewogen hebbe. De meeste geleerden geloven
daarom, dat aiacrianus zelve door dien Oppermagits be-
doeld is , het zij , dat hij , in de daad , dit ambt bekleed
hcbbe, of dat dionysius hem fchimpcnd dezen titel ge-
geven hebbe. De woorden van dionysius zijn duister.
De zin derzelven fchijtit die, welken ik, in dit verhaal,
Hitdruk,
U^ K E R K E L IJ K E
ÏI derzelver ingewanden onderzoeken in hoop , diit zulfc»
80KK ]^£j^^ ggjie gelukkige regeering bezorgen zou.
jHoofdft. I" ^^^ ^crst bepaalde zich de vervolging alleen
m C. G. tot de Bisfchoppen en Ouderlingen , als zijnde de
tot 284! Le^rii'^rs en Hoofden der Christenen. Deze vver-
- den , volgends een Keizerlijk bevel van het jaar 257 ,
Zwaarte jj-j ballingfchap verdreven, indien zij weigerden, te-
ftrekt- vens met den Cliristeiijl^eri Godsdienst , ook den Hei-
heid van denfchen te voegen , en de Goden van den Staat te
dezelve. ..
gelijk met den waaren God te vereeren. levens werd
den Christenen verboden , ecnige vergaderingen te
houden, of, gelijk zij gewoon waren, bij de be-
graafplaatzen der Martelaren bijeen te komen, onder
bedreiging van doodftraffe ( * ). In gevolge van dit
bevel werden dionysius, Bisfchop van Alexandri'è,
en CYPRiANus , Bisfchop van Karthago , in balling-
fchap verzonden , gelijk wij , in het vervolg , waar
' wij van deze beide vermaarde mannen afzonderlijk
fpreken , verhalen zullen. Maar ook zien wij uit
eenen Brief van dezen laatften ( f ) , dat vele andere
Christenen, zelfs jongelingen en jonge dochters, ge-
dood zijn geworden, anderen fiokflagen ontvangen
hebben , in de gevangenis geworpen , of naar de mij-
wen en bergwerken verzonden zijn; waarfchijnlijk ,
was eene vergadering van Christenen , die tegen het
Keizerlijk gebod bijeen was gekomen , vcrftoord , en
op deze wijze , door den Landvoogd , uiteen gedre-^
veu
(*) EusEB. Hht. Eccles. VII. 10 en 11. ruinart.
/iet. Martijr. Sincer. pag. 216.
(f) Ej)ist. -^6. aliis 77.
GESCHIEDENIS, 141
^'cn en geflraft — \Vu men verder v^n doodüraf- Il
ieii, aan Christenen, in het jaar 257 uitgeoefend, ^^^
leest, is op zijn meest zeer twijfelachtig. Doch , Hoofdft.
m het voltrende faar, volgde een veel ^cflrenser bc- "^ C. G.
clfchrift van den Keizer valerianus; waar bij hij ^^j 284.
den Raad te Rome aanfchreef (*), „dat niet al-—
leen de Bisfchoppen en Ouderlingen of Priesters,
maar ook de Diakonen, op ftaandevoet , ter dood
zouden gebraciit \vorden ; " Vi^aarfchijnUjk , omdat
deze , in de plaats der gebannen Bisfchoppcn cii
Priesters of Ouderlingen, de zorg der Gemeenten,
en derzelvcr bcftuur, op zich genomen liadden.
Verders beval de Keizer; „ Dat de Raadsheeren,
de mannen van aanzien , en de Romeinfche Ridders ,
hunne wavirdigheid verliezen , en hunne goederen ver-
beuren zouden ; en , indien zij , na het ontnemen
hunner bezi*-tingen , nog volharden zouden. Christe-
nen te zijn, zouden zij ter dood worden gebracht.
De vrouwen van aanzien , zouden , van alles beroofd ,
in ballingfchap gezonden worden. De Cafarianen ^
me den Christelijken Godsdienst beleden hebben, of
nu voorts beleden, zouden hunne goederen verbeu-
ren , en geboeid als flaaven verzonden worden , om
op de Keizerlijke landgoederen te werken." INIeii
i:iet uit dit gedeelte des bevels, hoe, ten dezen tij-
de, lieden van den eerilen rang, zoo mannen als
crouwen , het Christendom openlijk beleden. De
C<£-
(*) CvprjAN. Epht. 80. nliis 82. uit wien ook
tUjkt, dat bevelen van denzelfden inhoud aan de Laivi-
voogden der Provin,ü«n gezocdeii zijn gewordc^n.
J42 K E R K E L rj K E
II Ccefarianen zijn, ongetwijfeld, bedienden en liovc"
*^^ lingen, ook vrijgelatenen des Keizers, van welke,
Hoofdrt. g^'^lik wij gezien hebben , een groot getal tot de
nn C. G. Christenen behoorde. Ten opzichte van het volk
tot ''84. ^" ^^^^ gemeen , of de Christenen van middelbaren
— -— — en laagcn rang, ftelde de Keizer niets vast. Deze
bezocliten zelfs de gevangenen , en bleven den
bloedgetuigen op de moordfchavotten tot hunne laat-
fte oogenblikkcn verzeilen en vertroosten , zonder
ecüig gevaar. En, wanneer, gelijk ons uit de oude
berichten (*) blijkt, vele gemeene Christenen ram-
pen , ja zelfs de doodftralfe geleden hebben , fchijnt
zulks daar door veröorzaala te £ijn geweest, door-
dien zij, in v\''eerwil van het Keizeriijk gebod, de
begraafplaatzcn der Martelaren bleven bezoeken, en
hunne vergaderingen houden , waar door de Kei-
zer zich genoodzaakt zag, deze plaatzen met krijgs-
wachten te bezetten , om de Christenen af te wee-
ren (f). Ook fchijnt tot de verzwaiing van het
eerde bevel van valerianus aanleiding gegeven te
hebben , dat de Christen - Bisfchoppen , uit hunne
ballingfchap , nog gemecnfchap bleven houden niet
hunne Gemeenten, die met raad en daad beftaande,
en hare gemeene belangen behartigende , gelijk uit
de voorbeelden van dionysius en cyprianus open-
baar is. Of, en in hoe verre , de Christenen , door
dit gedrag, gerekend kunnen worden, zelve oorzaak
hunner onheilen geweest te zijn, en tegen het geen
bü*
(*) EusEB. Hht. Eccles. VII. 11.
(t) EusEB. Hht, Eccles. VM. n«
GESCHIEDENIS. 145
billijk was, gehandeld te hebben, is moeilijk te be- lï
•flisfen , alzoo hier altijd vele plaatslijke en bijzondere ^*?^^
omftandigheden tusfclicn beide kunnen gekomen zijn , lloofdiT.
en fclioon men het al voorzichtiger moge keuren, "^ ^' ^*
indien zij , voor dien tijd , hadden gehoorzaamd , het l^^ ög /
bleef nogthans altijd gcwetensdwang , dat men hen
wUde noodzaken, ook den Heidenfchcn Goden te
offeren en te wierooken.
Deze bevelfchriften werden op de ftrengfte wijze Ilevii^-
ten uit\^oer gebracht , zoodat veel rechtvaardig bloed ^'^^^ ^^
, vervol-
vergoten werd (*), en de vervolging allerhevigst ging,
was, alzoo de bevelhebbers in de fleden daaglijks
de vervolging aandreven; dioxysius past 'er zelfs
op toe de woorden der Openhoring , ( Hoofdfl. XUL
5.) ,, Voorts werd aan hetzelve ( monfterdier, )
,,, een mond gegeven, die trotfche en laitcrlijke gc-
,, zegden voortbracht; ook werd aan hetzelve vcr-
-,, mogen gegeven, om krijg te voeren tv/ee en veer-
„ tig maanden," ziende op den tijd dezer vervol-
^ng, welke drie en een half jaai' zal geduurd heb-
ben.
Onder de voornaamfte Martelaren , die , geduiu-en- Voorna-
Aq. deze vervolging, zijn omgekomen, worden ge-^^Mar-
telïisrs
cld, XYSTUS of siXTUS II. Bisfchop van Rome^ xYsTusof
deze, die te Atheenen te vooren als Wijsgeer geleefd sixtus,
had, was, in het jaar 257, stefanus opgevolgd, ^J^^j^j^'^^
en werd, in het jaar 258, op de begraafplaats der
Christenen, misfchien om hen te meer af te fchrik-
kcn , van daar te vergaderen , aan een kruis ge-
hecht.
(*^ Lactant. tle rroriib. Perfecutt, Cr/ti. <.
144 K E R K E L IJ K E
n hecht. Toen hij ter ftrnfplfiats werd uitgevoerd,
«OEK i-icp zijn Dinkon of Kerkedienaar , laurentius ,
Hoofdfl. ^'-^ l:oe (*); „ Waar gaat gij, mijn Vader! zon-
na C. G. „ der uweil Zoon? waar heen haast gij u, heihgc
Jaar 251. ppjester! zonder uwen Diakon?" met meer ande-
tot 284. "
- re uitroepingen , die zijne bereidvuardighcid iiitdriili-
ten , om hem in den dood te verzeilen, sixtus
vertroostte hem , dat hij , na drie dagen , hem als
Martelaar volgen, en dan zich te meer roem ver-
werven zou, wanneer hij, zonder den bijlland van
zijnen Bisfcliop , zou zegevieren.
Behalven verfcheiden fchriften, die, hoewel met
onrecht , onder den naam van dezen sixtus gaan (f),
heeft RUFiNUS eene verzameling van 460 Zcdenfpreu-
ken, als een werk van dezen Jjislchop in het La-
tijn vertaald, waar over hij, niet zonder hevigheid,
door iiiëRONYMUs (§) is beftraft geworden, dat
hij het Werk van eenen Heiden , eenen Pythagori-
fcJien Wijsgeer , xystus , voor dat van eenen Chris-
ten - Bisfchop , den Christenen had opgedrongen , ook
ftemde augustinus , die eerst met rufinus gedacht
had, naderhand met hic-ronymus overeen (**}. En
in de daad, hoe fchoon ook fommigcn dezer zcdcn-
fpreuken mogen zijn, en niettegcnflaande 'er de be-
na-
(*)^ Volgends aiibrosius , de ofw. miniitr. Eccles,
Libr. [. Cap. 41.
(t) Fabric. Biblioth. Lat. med. et ivf. act. Tom.
^ VI. pag. ip6. ed. Patav.
(^%') In Ezech. C. 18. Ep. adCtefiphont. et in Jerem.
C. 22. (**) I<£tract. L. II. C. 42.
GESCHIEDENIS. 145
Tiamingen vJin gelovigen en uitverkozenen in voor- II
komen , nogthans blijkt het duidelijk uit origenes(*), ^^^
die dezelve aanhaalt, dat zij niet van den Christen Hoofdft,
Bisfchop , maar van den Ileidenfchen Wijsgeer zijn. "^ ^' ^»
Evenwel waren zij in hoogachting bij -de Christe- \q^ „g!^
nen , werden ook nog , van tijd tot tijd , naar eenen ■
Christelijken zin verfchikt , en eindelijk aan den Bis-
fchop sixTus toegefchreven»
De bovengemelde laurentius volgde , in de Lauren-
daad , zijnen Bisfchop en Leeriiar , weinige dagen ^^1*^^
daar na, in het Maitelaaifchap voor het Christen-
geloof. De berichten daar van vinden wij bij am-
BROSius (t) en prudentius (S)? welke laatfte,
een Christen Dichter, hem in zijne laatfle oogen-
blikken vrij lange redenen in den mond geeft. De
ouder Schrijvers fpreken niet van hem , maar au-
GusTiNus , en nog laater Kerkvaders , hebben zijne ge-
dachtenis met lofredenen vereerd. Men verhaalt
van hem het volgende: Hij was de eerfte onder de
zeven Diakonen , of aanzienlijkfte Kerkedienaren te
Rome^ waarom men hem, in laater tijd, met eenen
titel , die thans nog niet bekend was , Aartsdiakon ,
(^Archidiaconus ^^ genoemd heeft. Alzoo de fchat
der Kerk te Rome onder zijn opzicht ftond, ve>
deelde hij, bij de veivolging, die zijnen Bisfchop
u-of, het gerecde geld, dat voor handen was, on-
(*) In Mank. pag. 369. ed. Iluet. Tom. I. Cohtu
168 1. fol. adven. Celf. Libr. VIII.
(t) Z)^ offx. l. c.
( § ) Hymno in pasfmu Laurentii MarU 1
m. deeu k
146 K E R K E L IJ K E
II der de armen , verkopende tevens , tot een gelijk
BOEK einde, de Kerkenvatcn en gereedfcliappcn. Hier op
Hoofdd. ontbood liem de Stadhouder van Rome, welke de
na C. G. hem toebetrouwde fchatten voor de Keizerlijke ka-
tot 284. ^^^^ eischte. laurentius betoonde zich daar toe
■' gereed, verzekerde den Stadhouder, dat zijne Kerk
rijker was , dan de Keizer zelve , en verzocht alleen
een kort uitfte], om de kostbaarheden van Chris-
tus , gelijk hij fprak , te kunnen optekenen. Dit
hem vergund zijnde , verzamelde hij uit geheel Rome
alle armen , zieken , gebreklijken , en kreupelen , die
van de Kerk onderhoud trokken, bij de Kerk, wel-
ke hij aan den Stadhouder, die gekomen was, om
de fchatten te befchouwen, vertoonde. „Zie daar!'*
zeide laurentius, „den waaren fchat der Chris-
„ telijkc Kerk, niet goud of zilver, die zoo zondig
„ misbruikt worden. Integendeel , deze , naar het
„ uiterlijke ellcndigen, hebben eenen geest, die van
„ deugden fchittert; de Christinnen, onder dezen,
„ die altijd maagd gebleven zijn, en de vrouwen,
„ die maar ééns getrouwd zijn geweest, mogen als
„ de juweelen der Gemeente worden aangezien. "
Ue Stadhouder, woedend over deze teleurftelling en
beichimpiiig, welke ook, in deze omllandigheden ,
jegens een aanzienlijk Ovcrlieidsperfoon , min voeg-
zaam en geheel niet prijslijk kan geacht worden,
gaf, op ftaande voet, bevel, om laurentius, met
een langzaam vuur, te verbranden. Te midden der
pijnen bleef de Martelaar ilandvastig, en had nog
lust om te boetten : Aan de ééne zijde reeds gebra-
den, begeerde hij van den Stadhouder, die tegen-
woor-
GESCHIEDENIS. 147
woordig was, hij wilde hem latcii omkceren ,- en II
bclchoiiwen , wat zijn vuur had uitgewerkt ! Omge- '^^J-'^
kcerd zijnde, voegde hij 'er bij: „ Vcrilind nu, iioofdH.
,, hetgeen gaar is, en proef, wat beter fmake,"^^. G.
Ton r O C I
„ het raauwe of gebraden!" (*) Dit verhaalt de ^qj ög/
Dichter , welke hem , veiTolgends , in den fterven •
den mond een viij lang gebed legt, om de bekee-
ring van het Fleidensch Rome ^ en verzekert , dat
zijn dood ook de dood der Tempels was , welke ,
van dezen tijd af, meer en meer verlaten werden ,
terwijl de aanzicnlijkfte Romeinen tot het Christen-
dom overgingen. Uit fommigen der boven aange-
haalde gezegden, en andere uitdrukkingen van den
Dichter, heeft men naderhand opgemaakt, dat lau-
RENTius op eenen rooster is gebraden geworden.
-Behalven dezen zijn, door de vervolging van va- Andere
(*} Poitquam vnpor diutimn,
Dccoxit extistmn latus ,
Uit "O e catasta judicem'
Compellat afatu brevi:
Converte pnrtem corporis
Satls crematam jtigiter.
Et fac peyiculum , quid tuas
Ftilcamis ardens egerit.
Pracfectus inverti jubet.
Tune ille: Coctiim est, dcvora.
Et experimentum cape,
Sit snidum art a\fum fuaviui, ^
Haec ludibundui dixerat.
Ka
148 K E R K E L IJ K E
II LERIANUS , nog vele andere Christenen , voornaam-
boI':k ]ij[- Leeraars en Opzieners, omgekomen, doch wier
Hoofdfl. gefchiedenis niet volkomen bekend of zeker is. hip-
na C. G. poLYTUs, een Ouderling van Rome ^ zal, buiten die
tot 284..' ^^^ 9 "^^^ paarden van één gcfcheurd zijn , nadat
meer andere Christenen , met verfcheidcne wijzen van
f^^"^' clood, van het leven beroofd waren. Dit bericht
dezelfde prudentius (*), doch welke, gelijk bo-
ven (f) aangemerkt is, meer dan éénen hippoly-
Tus onder één venvard heeft. Dezelfde Dichter
heeft ook den Marteldood bezongen ( § ) , van
FRUCTUOSUS, Bisfchop van Tarraco in Spanje^ en
twee zijner Kerkedienaren, auguriüs en eulogius,
zijnde de eerde bloedgetuigen, in deze Gewesten,
van welke men geloofwaardige berichten vindt. ppvU-
DENTius verhaalt, van dezen Bisfchop fructuo-
sus , dat hij , ter dood gaande , eenen beker met
drank, hem door eenige Christenen ter verkwikking
aangeboden, geweigerd hebbc, omdat het juist een
weeldijldchc vastendag was, welken hij, zelfs door
zijne dood, niet wilde fchenden.
EusERius (**) verhaalt van drie Christenen , die
hij PRiscus, MALCHUS, CU ALEXANDER noemt,weI-
kc bij Ccefare'è in Palajïina , op het platte land wo-
nende, zichzelven verwijten deeden, dat zij, daar
de gelegenheid thans hcmelfche beloningen aanbood,
hier vertoefden, en de Martelh'oon niet aannamen.
Hier
C*) TS^* ^-Êüp. Hipmi. XI. (t) Blndz. 107.
( §) Hijmn. VI. (**) Hiit, Eccles. VII. 12.
GESCHIEDENIS. 149
Hier op zich lladwaards begevende, vciTOcgden zij II
zich bij den Ricliter, te kennen gevende, dat zij ^?f
Christenen waren, waar op zij aan de wilde beesten Hoofdft.
werden voorgeworpen. Nog eene vrouw, die men "^ C. G,
zeide, tot den aanhang der Marcioniten te behooren, \^^ „g '
onderging, in die zelfde flad, hetzelfde lot. In zoo- ■-
danige voorbeelden is echter fomtijds meer dweep-
zucht en geestdrijverij , dan een rcdeüjk Christen-
dom , op te merken.
In Africa ^ kwamen insgelijks, behalven cypria-
Nus , velen om het leven. Men had te Karthago ,
zoo verhaalt prudentius (*), en het Roomfche
Martelaarsboek (op den 24fl:en Aug, , ) de keuze, tiis-
fchcn eene brandende kalkgroeve en het offeren van
wierook aan de Goden, aan de Christenen gelaten,
wanneer 300 Christenen, op éénmaal, zonder eenig
bedenken , zelve gelijklijk in de groeve fprongen ,
alwaar zij hunne dood vonden. Dat ook in Egypte,
bijzonder te Alexandri'è , vele INIartelaars geweest
zijn, weten wij uit dionysius van Alexandri'è , bij
EUSEBIUS (f). '
Deze hevige vervolging , geduurende welke wij De vsr-
van geene Christenen lezen , die hun geloof ontrouw volging
j ... , . , . neemt
zijn geworden, nam in het jaar 160 een einde, in een ein-
welk jaar, de oude Keizer valerianus, door eene '^*^ ' "'^^
kiijgslist, in handen der Perfen viel, van vvier Vorst ge,;^-^^^'"^
SAPOR hij , als een laage flaaf , behandeld zal zijn ge- valeria-
worden , daar deze hem als een voetfchabel gebruik- ^^^' ^'^^"
te,
(*) Hijmno XIII. r;. -jS. fq.
(t) tiiit' E-celes. VII. 11.
K3
150 K E R K E L IJ K E
II te, hem den voet op den nek zettende, wanneer
BOEK ]jjj ^Q paard wilde ftijgen, tot hij hem ten laatften
Hoofdfl. ^^^ li"-"^^ zal hebben laten afvillen, en met zout be-
m C. G. ftrijken , waar in de Christen -Schrijvers (*) niet
tot 284! hebben verzuimd , de ftraffe der hemelfche Voorzie-
nigheid op te merken. Zelfs zal , volgends hun ,
herftelt^ ^-^^ Zoon gallienus het ongelukkig lot zijns Va-
tenen we ders dus befchouvvd hebben, en daar door bewogen
der in het 2ijn gevvorden , om, gelijk hij deed, door uitdruk-
hunner ^^i^^*^ bevelen , aan de Christenen weder rust en vrede
Kerlien. te fchenken, hertellende hen in het bezit van hun-
ne vergaderplaatzen , en hun ook de grafplaatzen we-
der inruimende, en den Bisfchoppen aanlchrijvende ,
dat zij veilig het beftuur en de zorg van hunne Ge-
meenten weder konden waarnemen (t).
Bijzon- Doch, niettegenftaande deze zachtheid van den
dere ver- j^ -^gj. gallienus, welke, wegens zijne genegen-
gen. heid jegens de Christenen , door dionysius van
Alexandrië (§), een zeer Godsdienfiig en Godhe-
minnend Vorst genoemd wordt , waren echter de
Christenen niet geheel veilig. De oude bevelen van
vorige Keizers bleven, naar het fchijnt, in kracht,
volgends welke de Christenen in het recht betrok-
ken konden worden , indien 'er zich een befchuldiger
opdeed, wanneer het veel van den Richter afhing^
hoedanig de uitflag wai'e van het geding. Op de-
ze
(*) Lactant. de mort. pcrfcc. Cnp. 5. Orat. con-
stant, ad Sanctor. Coet, ap. euseb. Cap. 24.
(f) EusEBius Hist. Eccles. VII. 13.
(§}'Bij EusEü. Hist, Eccles^ VII. 23.
en met de andere hu
oek sier Eiiang-elien
G E S C H I E D E N I S« 151
ze wijze kwamen fomtijds Christenen, ook onder II
zachte vorfien , in ongelegenheid, eusebil^s (*} ^^J:^
verliaalt ons liier van een merkwaardig voorbeeld, fioofdft.
van zekeren marinus , die bij Ccefareë in Palaflina na C. G.
met het zwaard onthoofd is , nadat de vrede der }^^^ ^^ *
Kerk door gallienljs herflcld was. Deze ]\l\ri
Nus, door geboorte en rijkdom aanzienlijk, reeds
eenigen tijd, tegen de gewoonte der Christenen van
dien tijd , in krijgsdienst geweest zijnde , Hond naar
de waardigheid van Hopman. Tot dezen post was
hij, uit hoofde van zijne bemt , bevoegd, en ftond
gereed , dien te ontvangen , wanneer hij door eenen
mededinger naar denzclven, bij den Richter ache-
us, aangeklaagd w^erd, dat hij een Christen was. Op
gedaan onderzoek beleed iniarinus dit. De Richter ,
hem drie uuren tijd van beraad gegeven hebbende,
werd MARINUS door den Bisfchop der Christenen
in deze Stad, theoteknus , in de Kerk bij het
Altaar geleid , alwaar hij hem , met de ééne hand
op zijn zwaard wijzende , en met de andere het Boek
der Eaiingeliën aanbiedende , vermaande , eene keuze
tusfchen deze twee te doen. marixus vatte, zon-
der vertoef, het Boek, en daar op de Kerk verla-
tende, werd hij, den tijd verfireken zijnde, voor
den Richter geroepen, en als hij zijne eerfte belijd£-
nis blijmoedig herhaalde , terftond veroordeeld en
uitgevoerd, om onthoofd te worden, asturius,
een Rameimch Raadsheer, insgelijks een Christen,
nam het 4ijk van marinus op zijne fchouderen ^
(*} H;V. Eccks. VII. 15.
K4
droeg
152 KERKELIJKE
II droeg het weg, en deed het eerlijk begraven, gel^fe
^^'^ EUSEBius vervolgends verhaalt (*), zonder dat hem
Hoofdü:. desvvegens iet kwaads wedervoer. Te weten , nie-
na C. G. mand durfde eenen zoo aanzienlijken man , die ook
tot 284! ^y ^^" Keizer geliefd was , befchuldigen , en zonder
— befqhiüdiger 5 flond het den Richter niet vTrij, eenen
Christen te vatten of te flrafFen ( f ).
DroNYsi- Onder de vervolging van den Keizer valeria-
t's , Bis- hebben twee zeer vermaarde en bij de Chris-
fchop van ' •'
Alexnn- tenen ongemeen verdienftelijke mannen, de één bal-
drie. Zijn üngfchap , de ander den dood moeten ondergaan.,
DioNYSius, Bisfchop van Alexandriï ^ en cypria-
Nus , van Karthago, De eerlle , dionysius , was
een man van uitftekende begaafdheden en uitgebrei-
de kundigheden, na origenes de werkzaamfte en
ijverigfte Leeraar, in deze in alle opzichten onrus-
tige tijden, wien de aanzienlijkfte Leeraars der vol-
gende eeuw den grooten dionysius genoemd heb-
. ben. Zijn ijver voor het Christendom, zijne ftand-
vastigheid, in hetzelve te belijden, zijne geleerdheid
en vvelbefpraaktheid hebben hem roem vciworven,
maar zijne gematigdheid en VTedclievendheid makerr
hem voornaamlijk eerwaardig. Deze openbaarde hij ,
in alle de twisten en verfchillcn, die, in zijnen tijd,
het Christendom ontrust hebben, in welke hij, ge-
lijk wij gezien hebben, deel genomen, doch door-
^ands
(*) Hht. Eccles. VII. 18.
' C t ) Over de vervolging onder valerianus , vergelijke
jnen mosheim , Nodige Ophelderingen, lilde Deel ^
£ladz. 115 — 140.
GESCHIEDENIS. 155
gaands tot vi'ede en zachtmoedige bedachtzaamheid II
geraden heeft. Zijne gebreken , die wij in zijne *9^*^
denkwijze, vemchtingen of fchriften, vinden, waren Hoofdd.
klein , en hebben aan het Christendom geen nadeel "^ C* ^'
veroorzaakt , dat niet rijklijk door zijne verdienden (^^ 284.
is opgewogen.
In Egypte, van aanzienlijke ouders, die Heidenen Zijn le-
waren, geboren, fchijnt hij te AlexandrVè den post^^"*
van Leeraar der welfprekendheid bekleed te hebben.
Zijn lust, hem van der jeugd af eigen, om aller-
hande Boeken te lezen, bracht hem ook tot het le-
zen van de Heilige Schriften der Christenen , en
daar door tot de oveituiging van de waarheid van
den Christelijken Godsdienst, wordende hïf een leer-
ling van ORiGENES , wien hij ook, nadat deszclfs
onmidlljke opvolger in het beftuur der Alexandryfi'
fche School, heraclas, in het jaar 231, Bisfchop
van Alexandri'è was geworden , in dat ambt is op-
gevolgd , zijnde hij tevens Ouderling of Priester,
Thans las hij alle de fchriften en gevoelens der Ket-
ters , met dat voordeel , dat hij dezelve bij zichzel-
ven wederlegde, en 'er een' te grooter afkeer van
kreeg. Een zijner ambtgenoten echter, vrezende,
dat hij, door dit lezen, met hunne dwalingen be-
fmet mogt worden, waarfchuwde hem desvvegens,
doch DiONYSius werd daartegen , gelijk hij zelve
verhaalt (*), door een Godlijk gezicht verflerkt;
„ eene (lem , die hij hoorde , gebood hem uitdruk-
5,, lijk ; Lees alles , wat u in handai komt , alzoo
9 9 gy
(*) Bij EUSEB. Hiit. Eccles, VII. 7.
K5
154 K E R K E L rj K E
n „ gij in Haat zijt, alles te onderzoeken en te be-
^^Y^ „ proeven, gelijk gij daar door ook, in het eerst,
Hoofdft. 59 fot ^^^^ geloof gebracht zijt." Dit gezicht, ver-
na C. G. volgt hij, „ nam ik aan, als overëendemmende met
tor "84 " ^^ Apostolifche leere , die de fterken gebiedt :
■ „ fVeest beproefde Wisfelaars .'"... Van waar
DiONYSius deze woorden der Apostelen ontleend
hcbbe, misfchien uit het Euangelie der Hebreen, (*)
en wat 'er zij van het gemelde gezicht en hemel-
flem , is moeilijk, te zeggen. Was het ook verbeel-
ding? of heeft de Kerkleeraar van zijne gemoeds-
drift, die hij voor een' Godlijken wenk hield, in
te fterke uitdrukkingen gcfproken? Dit laatfte fchijnt,
uit meer volgende voorbeelden , het naast aan de
vvaai'hcid te komen.
Na den dood van heraclas , werd dionysius ,
in het jaar 248, tot Bisfchop van AUxandrië ver-
kozen , wanneer de Gemeenten der Christenen , on-
der de regeering van Keizer filippus , rust geno»
ten, doch in het volgende jaar, ontftond, bij gele-
genheid van een groot oproer te Akxandri'é ^ eene
vervolging der Christenen , waar op in het jaar 250
de algemeene vervolging onder Kei/er decius eeneii
aanvang nam. dionysius was één der eerften , die ,
op bevel van den Stadhouder sabinus , vier dagen
lang ,
(*} Volgends epifaniüs Heer. 44. C 2. flond ook
in het Euangelie van apelles , eenen leerling van mar-
cioN, die gezegde van jesus zelven: „ Weest beproef-
„ de Wisfelanrs. Wan: men moet uit alle fchrifccn het
„ nuttige uitkiezen."
GESCHIEDENIS. 155
lang, overal, waar men meende, dat hij zich ver- H
borgen had, gezocht werd, terwijl liij gcmst te huis ^
zijn lot afwachtte. Eindelijk , gelijk hij fchrijft, Hoofdft.
door God daai* toe vermaand zijnde , verliet hii met "^ * ^'
' ■' J;iar25i.
zijne bedienden en eenige Christenen de (lad, blij- tot 284.
kende het , gelijk hij 'er bijvoegt , van achteren , dat
dit een werk der Godlijke Voorzienigheid was, die
hem eenen weg ter ontkoming opende, en voor ve-
len nuttig maakte, uit welk bijvoegzel wij afleiden
mogen, hoe wij dezen Bisfchop te verftaan hebben,
wanneer hij van Godlijke ontdekkingen en veraianin-
gen verhaalt. Hij werd wel op zijne vlucht door
de foldaten nagejaagd en gegrepen , doch , als zij hem
in een klein vlek gebracht hadden, door eenige te
hoop gelopen landlieden , uit hunne handen , hoe zeer
hij zich daar tegen verzette , niet zonder geweld ver-
lost (*). Hij onthield zich vervolgends in eene
eenzame en afgelegene plaats van Li bye , met meer
andere Christenen , van waar hij geftadig , door brie-
ven, zijne bedrukte Gemeente vertroostte en bemoe-
digde. Toen in het volgende jaar 251, de vervol-
ging, met den dood van decius , een einde nam,
en DioNYSius naa Alexandrië was wedergekeerd,
gaf hem de twist met de Novatianen gelegenheid ,
om de beide partijen tot zachte gevoelens en denk-
wijze te vermanen (f). De vreeslijke pest, welke
ten
(*) Zie II Deel, Bladz. 434. en dionvsius verhaal
Zelve bij eüseoius Hiit, Ecc/es. Ml. 40.
(t) BovcQ iu dit Veel,Bladz. 32.
155 K E R K E L IJ K E
II ten dezen tijde zoo groote verwoestingen aanrichtte,
BOEK £j^ jjg j^jgj- YQQj. ]-,£}- j^r^y 063 een einde nam, baar-
Hoofdfl:. f^e hem op nieuw groote bekommering (*); bij de-
na C. G. ze gelegenheid , gedroeg hij zich , door zijne lief-
Jnor O <r T
tot o<L* ^Êi'y^^s 2;orgen, als eenen waardigen Christen - Bis-
. • fchop.
Hij we- Doch bovenal voorbeeldig gedroeg hij zich, ten
derlegt ^ezen tijde, omtrent de Cki/iasien . of voorflanders
en over-
tuigt de van een duizendjaarig Rijk van Christus op aarde.
CMlias- \\[-{) hebben , in den loop dezer Gefchiedenisfen ,
i£Ttm
van verfcheiden Christen -Leeraaren, papias, jus-
TiNUS den Martelaar^ ireneus, en tertullia-
Nus, gezien, dat zij eene heerichappij van jesus
CHRISTUS op deze Wereld verwachtten, waar om-
trent zij zelfs vrij zinlijke en grove denkbeelden
koesterden. Deze verwachting had bijkans algemeen
ingang gevonden bij de Christenen, en zelfs velen
hunner opgewekt, om te blijmoediger naar het Mar-
telaarfchap te ftreven ; hoe zeer fommigen , gelijk
de Roomfche Ouderling cajus , en anderen , dit ge-
voelen hadden tegengefproken. oPvIgenes voornaam-
lijk verzette zich 'er ten flerkften tegen, en toonde,
dat men de Oj^enbaring van joannes, waar op men
zich , ter ftaving van dit gevoelen , bovenal beriep ,
in eenen leenfpreukigen zin geestelijk verftaan moest.
KEPOS, een Bisfchop van Egypte^ ziende, dat het
gezag van origenes veel invloed had, en zijnde
de verwachting van het duizendjaarig Rijk zeer toe-
I . §S-
(*) Zie boven Bladz. iii.
GESCHIEDENIS. 157
gedaan, fchreef daar op een Boek, onder den titel: lï
Wederlegging der Jllegoristen ; dit Werk, fchoon ^^^
de Bisfchop NEPOS kort daar na, tiisfchcn de jaa- Hoofdft.
ren 240 en 250 , overleed , werd met zoo veel goed- "^ C* ^«
keuring ontvangen, dat, bijzonder in het Landfchap jqj 284J
Arftnoe , door den ijver van deszelfs begunfligers , '
geheele Gemeenten , wegens deze gevoelens , zich ver-
deelden en fcheurden. De vredelievende Bisfchop dio-
NYsius begaf zich , om deze ongeregeldheden te Ihii-
ten , in het jaar 254 , of ^vat laater , in perfoon na
dit Landfchap , en gedroeg zich daar , op die wijze ,
en met dien gelukkigen uitflag , dat het tot een
voorbeeld bij alle godgeleerde verfchillen, voor het
vervolg , had mogen verftrekken , waarom wij het ,
met zijne eigene woorden, zullen verhaalen: „ In
„ het Landfchap Arjino'è gekomen," zegt hij bij
ELJSEBius (*), „heb ili de Ouderlingen en de
„ Leeraars op de Dorpen bijeengeroepen , als ook
„ andere Broeders , die verkozen tegenwoordig te
5, wezen , en hen vermaand , dat deze leere open-
5, lijk in eene vergadering mogt onderzocht worden.
„ Als zij mij nu het gemelde Boek (van nepos),
„ als een fchild en onbeweegbaren muur tegenftel-
„ den, zat ik met hun, drie dagen lang, van den
„ morgen tot den avond, om den geheelen inhoud
„ van dit Boek te onderzoeken. Thans vervvonder-
5, de ik mij zelven over de ftandvastigheid , waar-
„ heidliefde , leerzaamheid , en het verftandig gedrag
5, der Broederen; zoo ordenlijk en gematigd gedroe-
9, gen
(•) Hiit. Eecles. VII. 24.
158 K E R K E L IJ K E
Il „ gen wij ons, bij onze vragen, bedenkingen, en
^^y^ 53 beOisfingen. "Wij wachtten ons zorgvuldig , dat
Hoofdft. ?j ^^y eenniaal aangenomen meningen, hoe gegrond
na C. G. ^^ zij ons mogten voorkomen , niet te hardnekkig
tot 284. 95 verdedigden , nocli de tegenwci-pingen van ande-
' „ ren ontweken. WT) trachtten, zoo veel moog-
,, Ujk , de verfchilzaak te vereffenen en vast te fl:el-
„ len; ook fchaamden wij ons niet, als wij rede-
,, ncn vonden, ons gevoelen te veranderen, en an-
„ deren onze toeftemming te geven; ja, wij na-
„ men, met een goed geweten, en ongeveinsd, met
„ onze harten fteeds tot God gewend, aan, het
„ gene door zekere bewijzen, en door de Heilige
5, Schriften , bevestigd werd. Eindelijk gaf kora-
„ cioN, de voornaanrfte verdediger dezer leere, ten
„ aanhooren van alle de aanwezende Broederen, de
„ plegtige verzekering , dat hij dezelve voortaan
„ niet meer toegedaan zijn, daar over niet twisten,
„ dezelve niet gedenken , en ze niet verder leeren
„ wilde , dewijl hij door de tegengeflelde bewijzen
5, genoegzaam overtuigd was geworden. Over deze
„ vriendbroederlijke belijdenis, de algemeene verzoe-
„ ning en overcenflemming , verheugden zich alle
„de aanwezende Broederen. " — Evenwel vond
DiONYSius nodig, om het Boek van nepqs Ichrifte-
lijk te wederleggen , gelijk hij deed door zijn Werk ,
over de Beloften , in twee Boeken. In de Inleiding
betuigt hij , voor den Bisfchop nepos , dien hij , we-
gens zijne kundigheden en deugden ten hoogften
prijst, alle hoogachting te hebben, te meer, daar
hij reeds in zijne niste was ingegaan; hij twijfelde
nier 3
GESCHIEDENIS. 159
niet , of indien liij nog in leven ware , zou hij ll
hem door mondclijke redenen overtuigen; doch, de- ^^'^
wijl vele Leeraars zijn Boek als eene groote verbor- iioofdft.
genheid aanprezen , en velen door hetzelve werden "^ ^' G.
Toor o C f
overgehaald tot te laage en zinlijke denkbeelden van 1^^. '^Z
het Koningrijk van God, zag hij zich genoodzaakt,
zijnen Broeder nepos , even of hij tegenwoordig
ware , te wederleggen. In het tweede Bock van dit
"Werk, handelt hij van de Openbaring van joan-
NES, welke hij aan den Apostel van dien naam,
om verfcheiden redenen , ontzegt, doch echter voor
Godlijk erkent , Ichoon van eenen anderen , door
Gods geest gedreven, joannes gefchreven; belijden-
de tevens, dat dit Boek zijne begrippen te boven
gaat, alhoewel hij het daarom niet wil venverpen:
„ Ik veroordeel niet ," zegt hij , „ het geen ik niet
„ heb kun'icn verdaan; maar ik bewonder het des
„ te meer, dewijl ik het niet kan inzien (*}."
Welk deel dionysius gehad hebbe , in de v<?r- Wordt
fchillen over den Doop der Ketteren , en hoe hij verdacht .
ook daar in tot vrede hebbe gearbeid, is hier voo-^^^van
ren reeds verhaald ( f ). Doch , als hij eenige jaa- onrecht-
ren daar na , vergeefs beproefd hebbende , eenige f "]'^''''
Christenen in Egypte^ die de gevoelens van sabel-
Lius waren toegedaan , met zachtmoedigheid van de-
zelve af te trekken, deze gevoelens wederlegde, en
bij
(*) EusF.Bius Hisr. Eccles. VII. 25. Men vergeh'jke,
verders , over het gevoelen der Chiliasten , moshedi .
Nodige Ophelderingen^ III. Deel, Bladz. 307. volgg.
(1) Bladz. 132.
röo K E R K E L IJ K E
II bij die gelegenheid Iprekende van liet perfoonlijk on-
■OEK dcrlcheid des Vaders en des Zoons, eenige ftcrlce
Hoofdft. uitdrukkingen gebruikte, en den Zoon befchouwde,
m C. G. als die van den Vader gemaakt of gefchapen, en
Ton r O ^ J
tot 284' ^^^ ^^^""^ andere natuur, en zoo wezenlijlt van den
... Vader onderlcheiden was, als de vvijnflok van den
genen , die hem plant , befchuldigden fommige Recht-
zinnigen , den goeden Kerkleeraar , als loochende
hij de Godheid van christlts, bij den toenmaligen
Bisichop van Rome, insgelijks dionysius genoemd,
welke zedeit het jaar 259 Opziener dezer Gemeente
was , niet als of de Bisfchop van Rome eenige magt
of gezag geoordeeld werd, te bezitten over andere
Bisfchoppen , maar gelijk men toen gewoon was ,
zich met zijne bezwaarcn aan den Bisfchop van eenige
aanzienliike Gemeente te vervoegen. De Roomfche
Bisfchop hield terllond , in het jaar 1260 , m£t eenige
Bisfchoppen, eene Kerkvergadering te Rome, welke
de gewaande Ketterij van den Bisfchop van y^lex^
andrie, zoo wel als de gevoelens van sabellius,
veroordeelde , waar op dionysius eene verdediging
of verantwoording fchreef , aan den Bisfchop van
Rome opgedragen, waar in hij aantoonde, dat men
hem verkeerd verdaan, en zelfs zijne woorden onre-
delijk verdraaid had; verklarende, dat, alhoewel hij
den Zoon van God niet iiitdruklijk, (o/^asö-iov,) van
het zelfde Wezen ^ of eenswezens, met den Vader
genoemd had, omdat dit woord niet in de Heilige
Schrift voorkomt, hij echter volkomen overëenftem-
de met de ieere der genen , die dit woord ge-
bruikten. Dit alles heeft evenwel niet kimnen ver-
hin-
GESCHIEDENIS. i6i
"hinderen, dat men naderhand over zijne Rechtzin- II
nighcid getwist heeft. De Arianen beriepen zich ^^^
op DiONYSius , als die hun gevoelen reeds was toe- Hoofdf^.
gedaan geweest, atiianasius (*) verdedigde hem ^^ C. G.
als Rechtzinnig, maar basilius (f) maakt hem jq^ 284*.
tot eenen voorloper van de Ari'danfche gevoelens. ■■
Zelfs nog in laater tijden heeft men over de mening
van iHOxVYSius , in dit opzicht, getwist, eu men kan
niet ontlcennen, dat hij, in zijne wederlegging der
Sabellianen , onbehoedzaam heeft gefproken , hetwelk
hij , naderhand , zoo goed liij konde , heeft ver-
fchoond.
Hoe hüt ook ware , dionystus had zich te ver- Wordt in
dienftelijk bij de Christen - Kerk gemaakt, tian dat halling-
hij ligtvaardig had l>ehooren te worden befchuldigd yerdr^-
en verketterd. Hij had, gelijk onda* decius, dus ven, on-
Gok nu onlangs, onder valerianus , met d^ groot- "'^f^''^^'^"
fi:e llajidvnstigheid , mishandeling 'en ballingfchap
voor liet Christen geloof ondergaan en geleden. Naauw-
Ujk was, onder den laatstgemelden Keizer, de ver-
volgiwg begonnen, of dionysius, met verfcheiden
andere aanzienlijke Cliristenen, werd voor den Stad-
houder van Egypte , /eivulianus , ontboden , die
üun gebood , de Goden , befchermers des Rijks , te
die-
(*) In een gefchrift, onder den Titel: Over den Bis-
lehop DIONYSIUS van Alexandriê. Bewijs ^clat hij, gelijk de
Kerkvergadering van Nicca, tegen de Aricïanfche Ketterij
gezind is geweest , en dat zich derhalvcn de Arianen te
finrecht en vergeefs op zijne overëenjlcmming beroepen,
Cf) Z)«? Spirit. S. et Ep. 9.
in. Deel. L
162 KERK EL IJ KE
II dienen , en breed opgaf van de genade de? Keizers ,
BOEK f|j(. hun onder deze voorwaarde zijne gunst wilde
Hoofdft. fclienken , ja die Iien , op deze wijze , tot eenen be-
na C. G. teren eeredienst ovcrbraclit. Geene ongewoone voor-
Tg o f OCJ
»^^ Óq , ' wendzels van zulkcn , die anderen om den Gods-
tot 2o4. -
■ ■! dienst vervolgen ! Wanneer dionysius , en de Chris-
tenen, die hem verzelden, verldaarden, dat zij nie-
mand, dan den dénen waaren God, zouden aanbid-
den, wefden zij na eene afgelegene plaats in Liby'ê,
Kefro genoemd, verbannen, met verbod , aan hun,
en aan alle anderen , bijëenkomllen aan te leggen , of
op de grafplaatzcn te vcrfcoijncn , onder bedreiging , dat
zij, hier aan niet gehoorzamende, het gevaar van
zwaarer ftraffe aan zich zelve zouden te wijten heb-
ben. DIONYSIUS moest, fchoon hij ziek was, nog
dien zelfden dag in ballingfchap vertrekken. Te Kefro
gekomen, vond hij zich fpoedig van vele Christenen
omringd, die hem uit de ftad gevolgd, of van el-
ders in Egypte dervvaards gekomen waren. In het
eerst werden dezen van de Heidenen aldaar befchimpt,
en met fteenen geworpen, maar fpoedig werden ve-'
len van dezen overgehaald, om de Heidenfche Af-
godsbeelden te verlaten , en zich tot den waaren God
te bekeeren. Ook onderhield dionysius , door mid-
del van vier Ouderlingen of Priesters , en verfchei-
' den Diakonen, die te Alexandrïè gebleven waren,
a.mhoudende gcmeenfcliap met zijne Gemeente , bezor-
gende, dat de bijcenkumften der Christenen fleeds ble-
ven plaats houden. Deze verrichtingen , hoe zeer van
'sBisfchops ijver getuigende, werden, als eene onge-
hoorzaamheid aan \s Keizers bevelen , opgevat , weshal-
veii
GESCHIEDENIS. 163
ven DiONYSius naa eeiie andere meer woeste plaats II
verzonden werd, alwaar hij echter nog niet naliet, ^'^^^
bijëenkomfiien en onderhandelingen met de Christenen piooi"di>.
van zijne Gemeente te hebben. Dit alles verhaalt "^ C. G,
DioxYSius zelve, in eenen Brief bij eusebius C*)^ 'ot'^ 284.'
in welken hij zich verdedigt tegen zekeren Egijpti- —
fchen Bisfchop gerinianus , die hem te last had ge-
legd , dat hij , gedimrende de vervolgingen , de vlucht
genomen, en de gewoone bijëenkomftcn zijner Ge-
meente niet gehouden had.
Na het einde der veiTolging onder valerianus. Zijne
omtrent het iaar!i6o, ï\?i:i Alexandri'è terug gekeerd,, *• ,
' ö & 5 lotgeval-
werd hij , door het ontftaan van een oproer en bur- len en
gerkrijg, waar in zelfs de Christenen deel namen, do<>^'
geduurende welken men de llraaten dier Had niet
veilig gebruiken kon, op nieuw in zijne rust ge-
ftoord, zoodat hij, ter naauwernood, door Brieven
met de leden zijner Gemeente handelen kon (f),
DIONYSIUS volhardde, tot het laatfle van zijn leven,
in zijnen ijver voor het Christendom , trouwens ,
toen PAULUS van 6V7;;75/^/<? , Bisfchop van /4nti'óchi'è^
op nieuw , omtrent de leere der Drieëenheid , on-
rust brouwde, beproefde de VTedelievende dionysius
hem te recht te brengen , fchreef vervolgends eenen
Brief aan de Gemeente van Anti'óchi'é ^ en zou de
Kerkvergadering, aldaar tegen paulus, in het jaar
i(>$ , gehouden , hebben bijgewoond , indien ou-
(*) Hht. Ecdcs. VIL II.
(t) EUSEB. Hiit. Eccles. VII. 21,
L a
i54 K E R K E L rj K E
II derdom en zwakheid liem niet verhinderd hadden,
^'^^^ gelijk dan ook koit daarna eene zachte natuudijke
Hoofdft. dood hem, in eenen hoogen ouderdom, van zijnen
na C. G. post afriep , en in de Gewesten des vrcdes en der
tot 284.^''-^^^ overbracht (*).
Veel heeft deze kundige en werkzame Leeriiar der
^l-".^ Christenen gefchreven. eusebius heeft ons vele
fchrifcen. °
fchoone en gevvigtige uittrekzels uit verfcheidenen '
van zijne Brieven bewaard, van welke wij, bij ge-
legenheid , gebruik hebben gemaakt. Ook noemt
deze Gefchiedfchrijver (f) ons nog andere Brieven
en Werken van denzelven op, bij voorbeeld, zijnen
Brief aan de Egyptifche Christenen, over de Kerke-
lijke Boete; nog een afzonderlijk Boek over de Boe^
te^ aan den Bisfchop konon; eene fchriftelijke be-
firaffïngsreden aan de Gemeente van Alexandrië ;
een Boek over den Marteldood aan oPvIgenes; een'
Brief aan de Gemeente te Laódice'di aan de Arme-
mérs ^ over de Boet e '^ eenen aan cornelius, Bis-
fchop te Rome^ en anderen. Ook weten wij, dat
hij twee Boeken over de Beloften heeft gefchreven,
die wij reeds gemeld hebben, vcrfcheidcn Brieven
tegen de Sabellianen ^ een Boek over de Verzoekin-
gen , uitleggingen over het begin van salojnio 's
Prediker , en over den eerflen Brief van paulus
can de Christenen te Korinthen enz ( § ). Elders
meldt
(*) EusER. Eist, Eccks. VII. 27.
(t) Hist. Eccies. VI. 46.
{§) EüSEB. ///;/. Ecclcs, VII. 16.
GESCHIEDENIS. 165
meldt EUSEr.HTS C*) nog twee Paaschbrieren ^ (Epis- II
toU Pafchales^') door dionysiös gefchreven , gediiu- ^^^
rende de vervolging van decius, waar in hij aan- Hoordfl.
toont , dat het Paaschfeest niet dan na de Lente- "'"^ ^* ^•
dag en naclit-cvening mag gevierd worden, en te- ^qj «g^..
vens cencn jaarkring van 8 jaarcn tot bepaling van -■
d.Q\\ dag voor dit Feest opgeeft. Een aanmerklijk
uittrelfzel , uit zijn Werk over de Natuur, heeft eu-
SERius ook bewaard (f), waar in hij het Leerftel-
fel van epicurus wedcrlegt, en de Schepping en
Voorzienigheid verdedigt. Doch geene zijner fchrif-
tcn zijn buiten deze tot ons gekomen, behalven een
Brief, in welks opfchrift hij Aartshisfchop van Alex-
andri'è genoemd wordt , aan basilides , Bisfchop van
Pentapolis^ m welken hij op eenigen door denzel-
ven gedaane \Tagen antwoordt , welke antwoorden
als Kerkregekn ^ (^Canones ^^ zijn aangenomen (§).
De eerfle vraag betreft het uur , wanneer men het
vasten voor Paasfchcn , ter gedachtenis van jesus
dood , moest eindigen , waar op dionysius antwoor-
de , dat , dewijl men het uur van jesus verrijzenis
niet met zekerheid kan aantoonen, men hier om-
trent ook niets beflisfen moer. Eene tweede vraag
houdt hij voor overtollig, of naamlijk \T0Uwen, in '
ha-
C*) Hht. Ecdcs. VII. 20.
(f ) D^ Pnepar. Eiiang. Lihr. XIV. Cap. 23-27.
( § ) Balsamon en zonaras hebben dezen Brief met
lumne annmerkingen bekend gemaakt , en dus vindt men
liem in het Sijuodicon five Pand eet cc Canov.um etc, Oxofi.
T. II. pag. 1-7.
L
o
i66 K E R K E L IJ K E
Il hare (tonden, den openbaren Godsdienst mogen b^-
BOEK wonen? Godvruchtige Christinnen zullen, meent hij,
Hoofdft. '^^^ zulken ftaat zich niet verftouten, zulics te doen,
na C. G. en nog veel min het ligchaam en bloed des Hceren
lót 284.' ^^" ^^ raken. Tot het allerheiligfte ^ (zoo noemde
* men thans het Heilig Avondmaal ^^ mag niemand
ko-men, dan die zoo wel aan ligchaam als geest. rem
is. De derde vi'aag betreft de onthouding van ech-
te lieden, bij welke dionysius op paulus uitfpraak
verwijst , dat naamlijk de echtgenoten hier zelve
richter zijn, en niet ilan met wederzijdfche bewilli-
ging handelen mouten. Eindelijk iprcekt hij ook
van onwillekeurige nachtlijke bevlekking , en fluit den
Brief 5 met easilides , zijnen gelovigen en wijzen Zoon ,
te verzoeken , hem te fchrijven , of hij deze zijne
antwoorden , die hij niet als voorfchriften , maar en-
kel als zijne mening , wil aangemerkt hebben , voor
goed en billijk keure — Men heeft, in laater tijd,
nog eenen Brief, aan paulus van Samofata , en eene
Wederlegging van tien van zijne tegenwerpingen ^
te voorfchijn gebracht, en aan dionysius tocgefchre-
ven (*), doch het onderfcheid van flijl, het Itil-
zwijgen der Ouden, en het verfchil tusfchen den in-
houd en het verhaal van eusebius (f), fchijnen
genoeg te bewijzen, dat deze beide Hukken niet van
dionysius zijn.
CvpRiA- De andere vermaarde Kerkleer ii ar, welke, bij de
KUS. vervolging onder Keizer valeriaan, niet alleen bal-
ling-
(*) BihliotJi. Patr. T. XI. p. 273. y^/. cd. Paris,
(t) Ilist, Eccki. Libr. VII. C. 30.
GESCHIEDENIS. 167
Ilngfchap, maar de dood, voor het Christelijk ge- II
loof ondergaan heeft, is cyprianus, een man, die, ^^*
in ijver voor den Godsdienst , in werkzame bezig- Hoofdft.
heid, om deszelfs zuiverheid, naar zijne begrippen, na C. G.
te handhaven, en bijzonder, om de Kerkelijke tuclit , -Jq'^ ^^^
en het gezag en aanzien der Kerk , en van derzelver ■
Bisfchoppen , voor te ftaan , naauvvlijks zijns gelijken
heeft gehad. Doch , die te gelijk , door dezen zelf-
den ijver, daar hij, zwak van oordeel, vrij wat tot
dweepzucht overhelde, en dus zich naauvvlijks bin-
nen de palen wist te houden, in veleriiande en zelfs
jianmerkelijke gebreken vervallen is. Wij hebben
hem uit de Gefchiedenis der twisten met novatus
en NOVATiANus, der verfchillen over de gevallenen,
en met den Roomfchen Bisfchop stefanus , over
den Ketterdoop , voor het grootlle gedeelte , uit zij-
ne Schriften en Brieven opgemaakt, in zijnen ijver
en drift leeren kennen. Een beknopt bericht van
zijne levensbijzonderheden en fchriften zal hem nog
nader aan ons bekend maken.
TiiASCius c.-ECiLius CYPRIANUS , ZOO was de Zijne le-
jiaam van dezen vermaarden man , in Afrika , mis- '^'*^'^^^'''j*
^ , . T^ , , zonder-
Ichien te Karthago ^ omtrent het jaar 200, uit Hei- heden,
denfche vermogende ouders geboren , legde zich op f '.i"^-' be-
de geleerdheid en vvelfprekendheid toe, en verwierf *'^'
in de gemelde ftad, als Leeriiar der vvelfprekend-
heid, of Redenaar, grooten roem; maar zijne zeden
waren ten hoogden verdorv^en , bijzonder was hy
aan de wellust zoo zeer overgegeven, dat hij, om
die te voldoen, zelfs tovermiddelen gebruikte. Doch,
omftreeks het Jaar 244 , of wat laater , werd hij ,
L 4 door
idd K E R K E L IJ K E
II door cenen Ouderling der Gemeente te Karthago ^
^^^ C/ECiLius (*) , overreed , om den Chnstclijkerï
Iloofdft. Godsdienst te omhelzen ; en van dien tijd af, vcriin-
na C. G. derde zijn hart en leven op cene ziclitbare wijze.
Taar 251. ,,.. . , . , • . , .
itot 284. -^^y ^^^ mgetogenj kuisch, matig, mtmuntende m
— — — werken van liefdaadigheid jegens armen en bchoefti-
gen. Hij zelve fchrijft , met de fterkfle en leven-
digfte aandoening y van deze zijne zedelijke verande-
ring, die hij aan de kracht van den Godsdienst van
jESus , en in het bijzonder aan de kracht van den
Cln-istelijken Doop toefchrijft, in zijn Boek over de
genade van God aan donatus : „ Mij dacht , naar
„ mi,incn toenmaligen toeftand, dat het waarlijk iet
„ hards en moeilijk was , om , door het Bad des H.
„ Doops, in een nieuw leven gefteld, en met bc-
„ hoiidenis van het vorige ligchaam, in hart, ge-
„ moed , en zin , geheel te worden veranderd
„ Gelijk ik voorheen aan vele dwalingen vast was ,
„ en bijna geloofde , dat het niet mogelijk was y
„ dtzdwQ. af te leggen ; zoo liet ik mij van de on»
„ deugden beheerfchen, en, dewijl ik twijfelde, iet
„ beters te kunnen vinden, beminde ik het kwaad,
,, dat mijne natuur geheel doordrongen had — Maar,
„ nadat het Water des H. Doops mijne vorige zon-
„ den afgewasfchen ; en mijn gezuiverd hart het licht
,, van
(*) Deze c^ciLius was, meent men, dezelfde, die,
in het gefprek van minuciüs felix, eerst als een vijiiiui
«n bediijder van bet Christendom voorkomt , maar die
door ocTAViüs overtuigd, en tot het Christendom over-
gebracht wordt. Zie IL Deel^ Blaclz, 385.
GESCHIEDENIS. 169
„ van boven , en de zalving des Geestes ontvangen ; If
5, nadat die tweede geboorte mij thans tot een an- ^^^
„ der en nieuw mcnsch vernieuwd had; zoo moest Hoofdfl.
„ ik, tot mijne verwondering, ondervinden, dat al- "^ C. G.
Taai' "<i
„ Ie mijne vorige twijfehngen plotslijk verdwenen ; J^^ ^84!
„ alles was nu licht en heller rondom mij; ik be
„ vond , in de daad , dat mij dat gene gemaklijk voor-
,, kwam, wat mij voorheen zoo moeilijk toefcheen,
„ en dat het gene ik vooraiïials voor onmooglijk
„ hield, werklijk volbracht kon worden. Gij weet
5, het immers zelve, mijn vriend! en erkent met
'„ mij , wat het affterven der zonde , (bij den Doop),
„ van ons weggenomen , en wat integendeel het
,, nieuw geestelijk leven in ons gewrocht hebbe. '*
Ja, men kan zelfs niet ontkennen, dat cyprianus,
in flrengheid van zedenleere , ruim ver genoeg gegaan
zij. Immers niet alleen , dat hij zijne goederen en tui-
nen 5 die hij te Karthago bezat , verkocht , en het geld
onder de armen verdeelde, maar hij onthield zich ook
geheellijk van alle gemeenzame verkeering met zifne
huisvrouw, even of zulke onthouding, gelijk trou-
wens meer Christenen ten dezen tijde zich verbeeld-
den, eene volmaakter deugd ware (*). Jegens zij-
nen vriend c/ecilius gedroeg hij zich zoo dank-
baar, dat hij deszelfs naam c/ecilius aannam, ge-
lijk
(*) Dit verhaalt pontius , een Diakon van cyphia-
Nus, die zijn leven befchreven heeft. Sommigen vat-
ten echter deszelfs woorden zoo op, als of zij van jobs
huisvrouw , en niet van die van cypriaivus , te verllaaH
waren. Doch zonder genoegzamen grond.
L5
I70 K E R. K E L IJ K E
II lijk dan ook deze hem zuo veel toeveitroinvde , dat
BOEK
X
hij, bij zijn overlijden, de zorg voor zijne vrouw
Hoofüft. en kinderen aan cyprianus aanbeval. In beide de-
na C. G. 2e geestelijken blijkt dus , dat het huwelijk toen nog
Tggf " ^ I»
tot 284* gemeenzaam was , onder de Geestelijken en Opzie-
ners der Kerk.
Hijwordt Zijn godvruchtig en voorbeeldig leven was oor-
Ouder- 2aak, dat cyprianus, fchoon een nieuw bekeer-
jji^. de, eenige weinige maanden flechts na zijne bekee-
fchop. ring, door den Bisfchop donatus, zijnen vriend,
tot Ouderling werd verkozen, en dat hem, na de
dood van dezen, in het jaar 248 , of 249, het Bis-
fchops-ambt te Karthago , hoe zeer tegen zijnen
udl, met eenparige Hemmen des Christen volks ,
welke toen nog bij het verkiezen van cenen Bisfchop
golden , alleen vijf Ouderlingen uitgezonderd , die
niet in deze keuze bewilligden , werd opgedragen.
In deze waardigheid gedroeg zicii cyprianus zoo-
danig , dat , hoe zeer hij van de magt van het Bislchops-
ambt al te hooge gedachten koesterde, hij nogthans
door zijne Gemeente niet min geliefd dan geëerd
werd, dewijl hij, door zijn voorbeeld zoo wel, als
door zijne leere en onderwijs, (lichtte, en niets van
eenig aanbelang ondernam , zonder zijne Ouderlingen,
en zelfs de overige leden zijner Gemeente, te raad-
plegen ; ftreng was hij in het beflraffen en weeren
van alle kwaad , en het aanprijzen en bevorderen
van deugd en godzaligheid, liefderijk jegens de ar-
" men , en zorgvuldig in het waarnemen van alle dec-
len zijner bediening.
Ontwijkt Niet lang na zijne verkiezing tot Bisfchop ont-
flond
GESCHIEDENIS. 171
ftond de veivolging der Christenen , onder den n
Keizer decius. Terflond eischte het Heidensch ge- ^°^^
meen te Karthago de dood van cyprjanus , en Hoofdft.
fchreeuwde menigmalen , op de openbare worftel- "^ C. G.
Taar ''^i
plaats , dat hij voor de leeuwen zou geworpen wor- [^^ ^g *
den. Doch, als men hem daar toe zocht, ont\veek
hij het geweld, door eene tijdige vlucht, volgends ^^^^}'
het geen het hevel des Heer en leert, fchrijft hij (*), onder de-
meer bezorgd voor het heil en de mst der Broede- ^'^'^ '
1 ... 1 , .. doorvrij-
ïen, dan voor zijn eigen leven, om, door zijne te-^vinigg
genvvoordigheid , het woedende gemeen niet te ter- balling-
gen, en aanleiding te geven, dat de Gemeente in ^"^^^*
grooter gevaar kvvame. Tevens echter fchreef hij
elders (f), dat God hem zelve uitdruklijk de vlucht
bevolen . hebbe ; gelijk wij, al voorheen ; opgemerkt
hebben , dat cyprlvxus zich meermalen Godlijke
ontdekkingen en openbaringen toefchreef (S), waar
van wij reeds voorbeelden ontmoet hebben. Waar-
fchijnlijk , even gelijk wij van dionysius van Alex-
andriê vermoed hebben (**), zekere fterke. geest-
drift, of werking der verbeeldingskraclit, of droom,
voor Godlijke aanduiding nemende, of wel, zijn
be-
(*) Epist. 20. aliis 1$. (f) EpUt. i6. nlih lo.
(§) Boven Bladz. 114. Hij fchijnt de gave der
voorzeggingen , in eenen eigenlijken zin , uit zijnen
Doop, 'af te leiden. Lihr. ad donat. de gratia: In-
de , ftimto et concepto v/gore , /uc adhuc pofiti futuro-
rum iudicia pnenoscinnis,
(**) Boven Bladz. 153.
17- K E R K E L IJ K E
Il bciluit, opgemaakt uit de overweging der rieilfge
^^^^ Schriften, vergeleken met de omftandigiieden , onder
Hoofdft. gübcden tot God, als door hooger invloed der God-^
na C. G. heid gewerkt, en dus als eene Godlijke openbaring,
J^|"^^g^* aanmerkende. Hoe het zij, deze zijiie vlucht werd
van alle Christenen niet gebillijkt , waarom ook pon-
Tius , zijn levensbefclirijver , zich vele moeite geeft ,
hem deswegens te veifchonen en te rechtvaardigen —
CYPRiANus bleef, geduurende zijne ballingfchap,
welke door een banvonnis der overighcid, waar bi]
te gelijk zijne goederen verbeurd verklaard werden,
bevestigd was , aanhoudend , zorgen voor den wel-
ilaud en belangen zijner Gemeenten, en fchreef uit
dezelve menigvuldige Brieven , aan zijne Gemeente ,
aan de Martelaren en Belijders, over het wederaan-
nemen der afgevallene Chnstcncn , enz.
Hij keert Wanneer in het jaar 251 de hevigheid der ver-
tGcug nnn yolging bedaarde , die door den dood van decios kort
jro^ ' daar na geheel ophield, keerde cyprianus, na een
afzijn van een jaar en ecnige maanden naa Karthagt»
terug, alwaar hij de handen vol werks kreeg, niet
alleen met den twist over de afgevallene Christenen ,
maar ook met de verdeeldheden der Novatianen,
Bij gelegenheid der meermalen gemelde algcmeenc
Pestziekte, welke de Heidenen aan den toorn der
Goden, wegens de Christenen , toefchreven , toon-
de hij niet alleen, dat men veeleer de Hcidenfche
Bijgelovigheden en Hechte zeden voor de oorzaak
derzelve te houden hebbe, maar vermaande ook de
Christenen, met goed gevolg, om hunne mcnsch-
lie-
GESCHIEDENIS. 173
Tievendheid ook tot de Heidenen uit te firekken, ir
en die niet min, dan hunne Broederen, behulpzaam ^^^^
te wezen. Ook liet hij aanzienlijke geldfommen on- [joofdff.
der armen en behoeftigen iiitdeelen , en bracht in "^ C. G.
het jaar 253 eene aanzienlijke verzameling van pen- ^^^ "^
ningen uit zijne Gemeente bijeen, om de Christenen
vrij te kopen, die van barbaarfche volken, bij eeneii
inval in Numidi'é ^ ten dezen tijde, als flaven weg-
gevoerd waren. Eindelijk werd hij , in het laatst
van zijn leven, ingewikkeld in den twist over den
Ketterdoop , bij welke gelegenheid hij , gelijk -hij te voo-
ren meermalen gedaan had, meer dan ééne Kerkver-
gadering te Karihago hield , en zich , met allen zijnen
ijver , toch bedaarder gedroeg , dan zijn tegenflrever ,
de Bisfchop van R.ome , gelijk wij verhaald hebben.
Toen , in het jaar 257 , de vei-volging der Chris- Hij
tenen, onder den Keizer valerianus , eenen aan-^^'°™^°P
nieuws,
vang nam , vermaande cyprianus , door een bij- in de ver-
zonder gefchrift, tot moed, geduld, en ftandvastig- "^'olging
heid, waar van hij ook zelve één der cerllen een ^j^^.^^
voorbeeld gaf. aspasius paternus , Landvoogd seban-
van Afrika , het Keizerlijk Bevclfchrift ontvangen "'^"'
hebbende , liet cyprianus bij zich komen , en hem
daar van kennis gegeven hebbende , vorderde hij van
tien Bisichop , dat hij de Romeinfche Goden verëe-
ren zoude, cyprianus verklaarde , dat hij een
(];hristen en een Bisfchop was, die geenc andere
Goden erkende , dan den eenigen waaren God ,
Scliepper van Hemel en Aarde , wien de Christenen ,
onophoudelijk, niet alleen voor zich zei ven, maar
voor alle menfchen, en bijzonder voor den Keizer
ba.
174 K E R K E L IJ K E
II baden. Gevraagd , wie de Ouderlingen zijner Ge-"
^'^^^ meente waren , gaf liij ten antwoord , dat de bur-
Hoofdft. gerwetten zelve geene aanbrengers duldden, en dat
na C. G. najii- ^g ig^re der Christenen liet niemand geöorlooH
Jaar 251. .. . , , ^
ïot 284. ^y? zich zelven aan te geven (*). De Landvoogd,
— — — ziende , dat cyprianus hier bij voUlandig bleef,
bande hem na Cunibis , eene vervallen Stad in Zeu^
gitanië , aan de Zeekust. Den 14 September des
jaars i^j werd cyprianus derwaards gebracht, ver-
zeld van zijnen Diakon pontius, en eenige andere
" Christenen. Terftond na zijne aankomst aldaar had
hij eenen droom, dien hij voor eene voorzegging
van zijnen toekomenden dood hield, pontius ver-
haalt dezen droom , zoo als hij dien van cyprianus
zelven had, met 's mans eigene woorden: „ Ve. was
„ niet in flaap gevallen , of ik zag eenen jon-
„ gen man van eene buitengemeene grootte. Deze
„ bracht mij in het rechthuis , en het kwam mij
5, niet anders voor, of ik (lond wcrklijk voor den
„ rich-
(*) Uit deze woorden blijkt duidelijk, dat het geens-
zins van alle Christenen, zelfs niet van ziilken, die in
hun geloof flandvastig bleven, en dnar voor het leven
veil hadden , werd goedi^ckeurd , wanneer iemand zich
zelven aan de Heidenfche Landvoogden of Overheden
aangaf, als een Christen; gelijk 'er vele zoodanige ge-
vonden werden, die, naar dit vrijwillig aangeven, (^pto-
flteri , ) genoemd werden , Profesfores. Waarom men
de befchuldiging van Dvveeperij , die met techt tegen
dezen geldt, evenwel ten onrecht tot alle Christenen
zou uitflrckken.
GESCHIEDENIS. 175
„ richtcrfloel des Laiidvoogds. Zoodra deze mij lï
„ zng, fchrccf hij, op eene tafel, een vonnis, dat ^*^-^
„ ik met kon te weten komen. Maar het jonge Hoofdfl.
„ mensch, dat achter hem ftond, en zulks geern "^ ^' G»
„ wilde weten, las, wat hij gefchreven had, cn,tQj. ^g *
,, niet mogende fpreken, gaf hij liet mij door een
5, teken te kennen, terwijl hij zijnen arm uitllrekte,
„ als iemand, die een zwaard in de hand houdt,
„ waai* mede één het hoofd wordt afgeflagen. Ik,
„ dit waargenomen hebbende, verzocht ernlHg om
„ éénen dag uitflel, ten einde mijne zaken te be-
„ fchikken. De Richter fchreef hier op, ik weet
„ niet wat, op zijne tafel, en ik merkie uit zijn
„ wezen, dat hij zich door mijne bede had laten
,, bewegen. Ook gaf mij het jonge mensch te ken-
„ nen, dat men mij dit uitllel vergund had, ter-
5, wijl hij zijne vingers achter malkander lag."
Bijna elf maanden bleef cyprlvnus te Curuhis, Hij worde
alwaar hij , duor vele , ook aanzienlijke Christenen ^^ Kar-
bezocht werd, die hij, door leeiTedenen en verma- „„j^
ningen , in bijëenkomften en vergaderingen , tegen hoofd,
het Keizerlijk verbod aan, onderwees, terwijl hij,^
door Brieven en Schriften, de verdrukte Christenen
te Karthngo^ en die, welke veroordeeld waren, om
in de mijnen en bcrgvverkcn te arbeiden , vertroostte ,
t\\ met geld naar zijn vermogen onderdeunde. In-
tusfchen overleed de Landvoogd paternus. Zijn
opvolger GALERius MAXIMUS riep cyprianus uit
zijne ballingfchap terug , en beval hem , in zijne
tuinen, die hij wel verkocht had, om het geld aan
de armen uit te deelen, maar die hem nadcrliand
dai:)r
176 K E R K E L IJ K E
II door de kopers weder gefchonken waren, te ent-
^^ houden, ten einde men een naauwer opzicht over
Hoofdft. hem zou hebben. Eenigen tijd daar na verti'ok de
nn C. G. Landvoogd naa Utica , alwaar hij het tweede en
Jaar 251. ° , ' •'
tot 284. ftralTer bevelfchrift van den Keizer ontving, waarom
""' hij , ter uitvoering van hetzeh^e , foldaten na Karthn-
go zond, om cyprianus naa Utica te brengen.
Doch deze had zich verborgen, niet, gelijk hij, in
zijnen laatften Brief, fchrijft, uit vreeze des doods,
maar , omdat hij geloofde , dat de eere eens Bis-
fchops vorderde, om voor de oogen der hem toe-
vertrouwde Gemeente te fterven, waarom hij de te-
rugkomst des Landvoogds te Karthago wilde af-
wachten. Dezen teruggekomen zijnde , verliet cy-
prianus zijne fclniilplaats , en keerde weder naa zij-
ne tuinen , hoe zeer niet alleen de Christenen , maar
ook vele voorname Heidenen dit afraadden, en hun-
ne landgoederen tot zijne veiligheid aanboden. De
Landvoogd, hier van verwittigd, liet cyprianus met
eene wacht foldaten halen , wcllvc hem , die welge-
moed was, in het huis van hunnen Hopman brach-
ten, waar het aan zijne vrienden vergund werd,
met hem te fpijzigen , en bij hem te vernachten.
Den volgenden dag werd hem, onder den toevloed
van eene groote menigte volks, in het rechthuis,
door den Landvoogd bevolen , om het Keizerlijk be-
vel terflond na te komen, en aan de Romeinfche
Goden te offeren. Als cyprianus dit, met groote
ftandvastigheid , weigerde , verweet hem de Land-
voogd, dat hij zoo lang als een vijand der Romein-
fche Goden en wetten geleefd, velen tot dezelfde
GESCHIEDENIS. 177
gevoelens gebracht had , en leeriiaar en aanvoerer der II
fnoodfle overtredingen geweest was ; vervolgends ^S^^
hem , ter waaifchuwing voor zijne aanhangers , en Hoofdll.
tot handhaving der orde en der wet, ter dood ver- "^ C. G,
Tcicir '^ ^ ï
öordeelende , zijnde het vonnis in deze bewoordin- i^j. ög^
gen begrepen: „ Het is befloten, dat thascius
,, CYPRiANus , met het zwaard , ter dood zal ge-
„ bracht worden." cyppjanus gaf hier op geen
ander antwoord, dan dit: De Heere zij geloofd!
' Het vonnis werd daadlijk aan hem voltrokjjen , bui-
ten de Stad , in een veld , dat met boomeii omzet
was , wordende hij derwaards verzeld van vele Chris-
tenen , die riepen , dat zij met hem onthoofd wil-
den worden, cyprian^us , te dezer plaats gekomen ,
legde zijnen mantel af, en de^d, op de aarde neder
geknield , een hartelijk gebed tot God. Vervolgends
opgedaan, trok hij cok zijn kleed uit, hetwelk hij
den Diakonen gaf, ci^ hem in zijn uiterfte bleven
bijltaan, houdende alleen zijn onderkleed of hemd
aan. Hij bond zelve zijne oogcn toe , en verzocht "
nu den Hoofdman , om het doodvonnis , zoo fpoe-
dig raooglijk, te laten voltrekken. De foldaat, die
hem zou dooden, fidderde, toen hij het ontblootte
zwaard in handen nam, nogthans volvoerde hij zij-
nen last, en hieuw dezen aanzienlijken Leeraar het
hoofd af. Dus ftierf deze vermaarde man, als een
bloedgetuigen, voor de waarheid van het Christen-
dom, de eerfte Martelaar onder de Karthaagfche
Bisfchoppen , op den 14 September van het jaar
258 , juist één jaar , nadat hij naa Curuhïs in bal-
lingfchap gezonden was , en den bovengemelden
IJL Deel. M droom
178 K E R K E L IJ K E
II droom gehad had. Hij was niet alleen in zijn le-
BOEK yQYi, maar ook na zijne dood, in groot aanzien,
Hoofdil:. ^" ^^ Christenen te Karthago vierden, jaarlijks, ter
na C. G. gedachtenis, den dag van zijne dood (*).
J''''ar25i. y^^^ \\titïx. CYPRiANus ten diende der Christenen
tot 284.
.-. ,. ,.- gefchreven, zoo bijzondere verhandelingen, als Brie-
Zijne yL,^. uit deze fchriften kan men 's mans karakter en.
* zijne verrichtingen vrij naauwkeurig beöordeelen.
Wij Zullen van dezelve eenig verflag doen, en de
merkwaai'digheden , in dezelve voorkomende , aante-
kenen, na vooraf omtrent zijnen (tijl te hebben aan-
gemerkt , dat deze door velen , wegens deszelfs
welfprekendheid , geroemd , en ten allen tijde hoog-
gefchat is geworden, lactantius, zelve een Leer-
aar der Welfprekendheid, roemt den ftijl van cy-
PRI-
C*) Deze berichten van cypuianus leven zijn ont-
leend uit de oude Schrijvers euseb. H'nt. Eccles. VI.
43. en VII. 3. HiëRONVxM. Cat. SS. Ecckfiajl. Cnp. 68.
GREGOPvius van Nazianzus heeft eene redenvoering tot
xijue eere. Orat. XVIII. Ook heeft puudentius zijnen
Marteldood bezongen , Tiioi ygcp. Hijmn. XIII. ponti-
us, één van zijne Diakoncn, die, kort daar na, zelve
om den Godsdienst ter dood is gebracht, heeft zijn le-
ven en lijden befchreven. Bekend zijn onder de nieu-
wer Schrijvers de Aimalcs (ijpriaulci per johannem
Cestrienfem , of den Bisfchop john pearson, en pru-
DENTius MARAN, Plta S. CljprlaiH , welke ook een oud
verhaal \an bet lijden van cyprianus, door eenen tijd-
genoot , Pasfo S. Cijpriani , of Acta Proconfularia S.
Cijpriani heeft uitgegeven.
GESCHIEDENIS. 179
PRJANUS (♦), als gemaklijk, volzinnig, bevailig,en II
duidelijk. Hij voegt 'er echter bij, dat zij, die van '^^'^
pnze iieiiige leere niets verftaan , alleen genoegen vin- iioofdH-
den in zline woorden , naardien zij de zaken verlichten , "^ ^' ^»
omdat hij lleeds van vcrborgenheden fpreekt. Daarom {qj- l^^
werd hij ook van Hcidenfche geleerden befpot , écn van '
wellce hem, met verandering van de'ne letter, copria-
Kus plagt te noemen , van hetGriekfche woord KoTr^of ,
{drek\ omdat hij, zijns bedunkens , zijn vernuft alleen
aan drek en beuzclingen hefteed had — Ondertusfchen ,
hoe veel men ook tot lof van zijnen ftijl moge zeg-
gen, deze is echter \^r van den echt Latijnfchen
ftijl. Hij is een al te verflaafd navolger van tertul-
LL\NUS, dien hij fomtijds woordelijk affchrijft, hij
heeft gezochte fierUjkheid , kundige tegenflellingen , ge-
drongen leenfpreuken en beelden , en zeer veel gemaakt-
heid, om niet te fpreken van de hardheid en ruw-
heid van zijne uitdrukkingen , menigvuldige nieuw
gefmcde woorden, of nieuwe betekenisfen van woor-
den. Daar door is hij met tertullianus aan te
merken, als één der eerfte ftichters en leermeesters
van het Kerkelijk Latijn der AVesterfche Gemeenten ,
(^Latinitas Ecclefiaftka ^^ waar van echter de eer-
fte aanleg in de oude Latijnfche Vertalingen der II.
Schrift gevonden wordt.
Het eerfte en oudfte zijner gefchriften is zijn Boek
aan donatus over de genade Gods ^ {ad Donatum Li-
her de gratia Dei). Dit fchreef hij , kort na zijne over-
komst
(*) InHiiui, Div. L. V. C. I.
M 2
i8o K E R K E L IJ K E
II komst tot het Christendom , in het Jaar 246 , om aan
'?f^ denzelven de groote weldaadcn der Godheid te verkla-
Hoofdfh ren , die hij door den Doop deelachtig was geworden ,
na C. G. verders tot wederlegging van der Heidenen Bijgelovig-
tot Ï84.' ^^^^* I^^ ^^^ opftel fchildert hij de fnoode zeden
' en godloosheden der Heidenen , waar tegen hij de
zeden der Christenen overllelt , waar toe hij alle
zijne welfprekendheid te hulp roept. Hier door ver-
liest zeker bij onpartijdigen de kracht van zijn be-
wijs, evenwel kan men het groot ondericheid van
zeden bij de Christenen en Heidenen over het ge-
heel niet loochenen, noch de voortrcflijkheid van
den Godsdienst van jesus, die zoo groote zedelijke
verbetering werkt, ontkennen.
Kort daar op , waarfchijnlijk in het begin des jaars
£47 , volgde zijn gefchrift , over de ijdelheid der Af-
goden , hetwelk met de fchriften van tertullia-
Nus en MiNUCius felix over hetzelfde onderwerp
niet alleen hoofdzaaklijk overeenkomt , maar zelfs ,
voor een groot gedeelte , woordelijk uit den laatften
is afgefchreven.
Toen hij Ouderling of Priester geworden was,
fchreef hij t^vee Boeken van getuigenisfen of bewij-
zen uit de Heilige Schrift tegen de 'Jooden ^ (Tei-
timonia adv er fits yudaeos ^^ waar bij hij, Bisfchop
geworden zijnde, een derde Boek voegde. In dit
Werk verzamelde hij, op verzoek van zekeren qui-
Rixus, alle de Bijbelteksten, welke van den val der
Jooden, van de Icere van christös, en eene aan-
wijzing van de pligten der Christenen, handelen,
al.
GESCHIEDENIS. i8i
alle gerangfchikt onder zekere hoofddeelen , met twee II
V'ooiTcdenen. J lier worden , uit bijna alle Bijbel- ^^};^
boeken , niet alleen echte maar ook Apoki-ljfe , be- HoofdH;.
halven uit het Hooglied , Teksten bijgebracht , die ^a C. G.
alleen naar eene Mijffcike en Icenfpreukige wijze van [^^ "^^^
uitlegging op de onderweipen kunnen worden toe- ■
gepast, zoodat dit Werk van geene nuttigheid is,
dan misfchien ter beöordeeling van veifchillende le-
zingen in fommige plaatzen der II. Schrift.
Omtrent denzelfden tijd , in het jaar 248 of 249 , ver-
fcheen ook zijn Boek over de kleding der Maag-
den^ (^de hahitu virginum.^. Men vond, ten dezen
tijde reeds , onder de Christenen jonge dochters ,
die, fchoon zij in ^qqwq kloosters waren.opgefloten ,
noch naar zekeren Regel leefden, evenwel zich ver-
bonden , om kuisch en ongetrouwd te leven ; doch ,
weldra neigden, om zich voor deze fti*enge en ei-
genwillige Godzaligheid fchadeloos te ftellen , door
fieraad en pracht in kleding , ook woonden zij brui-
loften bij, en lieten zich fomtijds in het bed bij de
mansperfonen vinden, cyprianus , in plaats van
haar te onderrichten, welke waare kiiischheid zij,
en dat men vergeefs in foortgelijke onthouding vol-
maaktheid (lelie, roemt veel eer en prijst den on-
gehuwden ftaat der Maagden , noemt den maagdeliiken
Haat de naaste voorbereiding tot den flaat der Mai-
telaren, zij zijn daar door j. bevrijd van den vloek,
over EVA iiitgefproken , en. verkrijgen in het huis
des Hemelfchen Vaders , waar vele verblijfplaatzea
zijn , de beste. Verders ijvert hij , in navolging van
TEPvTULLiANüS , tegen allen opfchik, het bLinl^etten
M 3 der
1182 K E R K E L IJ K E
II der uungen , heft verwen der haairen , en het döor-
80PK boren der ooren , tot het dragen van oorhangzelen ,
Hoofdft. ^"2' Alhoewel derhalven cyprianus eenige goede
na C. G, gedachten tegen de onkiiischheid in dit gefchrift
to7 284' ^^^^^^ voorgedragen , echter is de hoofdzaak overdre-
ven , en de bewijzen , van welke hij 2ich bedient ,
zeer zwak, en niet zelden benzeliichtig.
Bij gelegenheid van den twist met de Navatianen ,
fchreef cyprianus, omtrent het jaar 251 , zijn Boek
over de eenheid der Kerk , (de Unitate Ecclejiae') (*),
In dit Boek beweert hij, dat 'er flethts ééne Kerk
IS , buiten welke geene zaligheid is , dus zij 'er ook
één Bisdom , waar in alle Bisfchoppen , volko-
men gelijk, een zelfde aandeel hebben. Onder an-
deren is de volgende plaats in dit Boek merkwaar-
dig, omdat de vooritanders voor de rechten van
den Bisfchop van Rome dezelve met verfcheiden
bijvoegzeis 'hebben vermeerderd, welke rigaltius
met recht had vveggelaten, fchoon zij in de laater
uitgaven van cyprianus weder zijn ingevoegd. De
gezegden van jesus: ,, Gij tip petrus, en op
„ dezen Petra'''' enz. „ Ik zal u geven de fleute-
„ len. des Hemclrijks" enz. „ Weid mijne Scha-
„ pen," aangel^.aild hebbende, vervolgt hij: „ De
„ Heere bouwt zijne Kerk op éénen ; •en alhoewel
„ hij aan alle de Apostelen eene gelijke magt geeft
„ en zegt: „Gelijk mij de Vader gezonden heeft'*
„ enz. Nogthans , om de eenheid duidelijk voor
„ te (lellen, bevestigt hij den ooifprong dier cen-
>-7;.;. 39 beid,
(*) Vergelijk boven Blaèz. s?.
GESCHIEDENIS. 183
„ heid, die van cénen aanvangt, door zijn gezag. II
„ Alszins waren ook de overige Apostelen , het geen ^^^r^^
„ PETRUS was , zij genoten de gemeenfcliap van fioofdft.
,, eere en magt: Doch het begin neemt van de een- '-^ C. G. ^
,, heid eenen aanvang, opdat blijke , dat de Kerk {q^ „g *
„ maar ééne is. Deze ée'nheid moeten wij ■■
„ Bisfclioppen inzonderheid handhaven, die wij in
„ de Kerk voorzitten, opdat wij bewijzen, dat de
„ Bisfchoppelijke waardigheid zelve ook flechts ééne
„ en ondeelbaar is" enz. Men merke hier op, dat
CYPRIANUS niet zegt; Christus heeft petrus tot
een hoofd der Apostelen gemaakt, om te toonen,
dat, gelijk 'er één hoofd is, 'er dus ook ééne Kerk
zij, en vervolgends heeft hij, onder zijn opzicht, aan
de andere Apostelen ook de magt gegeven, die hij
eerst aan hem gegeven had. Maar dus befluit de
Kerkleeraar: Het oogmerk van christus is, dat
de Kerk één zij, daarom heeft hij in het begin maar
aan éénen de Apostolifche magt gegeven , docli ter-
ftond daar op, maakt cyprianus, om niet verkeerd
verdaan te worden, deze uitdmklijke uitzondering,
dat men dit niet zoo moet opvatten , als of niet
elke Apostel aan petrus • gelijk geacht moest wor-
den. Dat intusfchen cyprianus hier bondiglieid van
bcfluiten mist , zal men ligtelijk kunnen toeftaan ,
daar hij , over het geheel , in deze verhandeling , de
inwendige vvaare Kerk met de uitwendige vei-vvart.
De twisten over het wederiiannemen van afgeval-
lene Christenen , die, onderden Keizer decius, het
Christengeloof, op de ééne of andere wijze, ver-
zaalvt hadden , gaven aanleiding tot liet opftellen
M 4 vaii
184 K E R K E L IJ K E
II vnn zijn Boek de Lap fis ^ (^over de Afgcvallenen ^y
30EK in het jaar 251 of 25^ (*). In dit Werk komen
Hoofdrt. zoo vele vreemde ftelliiigen , nopens de verdicnfte-
na C. G. lijkheid der goede Werken , en zoo vele wonderbare
tot 284' S^^^'-^'*^"^'^^'^^ ^^^'^ ^^" afgevallenen , die zichtbaar-
— lijk door de Godlijke Voorzienigheid gefti'aft zullen
zijn (f), dat vSemler , om deze redenen, in onzen
tijd, de echtheid van dit Boek, gelijk ook van het
voorgemelde, over de Éénheid der Kerk ^ in twijfel
heeft getrokken. Doch, daar de ffijl en wijze van
zich uit te drukken , in dit Werk , met die van an-
dere Werken van cyprianus overeenkomt, hebben
deze twijfelingen van semler geenen genoegzamen
grond. CYPRIANUS geeft, daarenboven, overal blij-
ken, hoe hij overhelde, om buitengewone openba-
ringen , verfchijningcn , en wonderwerken , te gelo-
ven , en daar van gebruik te maken , ten emde zijne
gevoelens en meningen aanzien te geven ; hij beproef-
de alles, om het Bisfchoppelijk gezag ten hoogden
trap te verheffen. Voords hebben fommige woor-
den, door hem gebruikt, bij voorbeeld, ojferijnde,
verdienen eu verdienfte ^ Sacrament ^ bij hem eene
veel ruimer betekenis , dan men , in veiTolg van.
tijd, aan dezelve heeft vastgemaakt: Offerande be-
tekent bij hem alles, wat wij aan God toebrengen,
gebed , lof enz. Verdienen is niet zelden , bij de-
zen Schrijver, verwerven, verkrijgen. Sacrament urn-
wordt door hem gebruikt, voor elk leerftuk, aan-
gaan-
(*) Zie boven Bladz. 22»
(^t) Vergelijk ons Tweede Deel^ Bladz. 444.
GESCHIEDENIS. 185
gaande christus enz. Ondcrtusfclien is even hier II
door, in het vervolg, aanleiding gegeven , tot het in- "°^''^
voeren van meningen en gevoelens , welke bij de oude HoofdfT..
Christenen , en cvprianus zelven, onbekend waren. "^ ^" ^'
jaar 251»
Zijne daar op gevolgde verhandeling aver het ge- ^^^ „g i[
led des Heer en ^ Qde Oratione Dominica^') wordt
van den Kerkvader augustinus (*) voor het beste
zijner fehriften gehouden. In dezelve geeft hij aan
de vierde bede ook eenen geesteUjken zin , en naar
denzelven bidden wij , dat wij , daaglijks , het Dank-
maal des H. Avondniaals genieten mogen, en door
geene grove zonden van dit hemel^ch Ijrood geweerd ,
en daar door van het ligchaam van christus af-
gezonderd worden, hetwelk voor onze zaligheid na-
deelig zou wezen. X^'an de wijze van bidden fpre-
kende , merkt hij aan , dat de Bisfchop , bij de open-
bare gebeden , de aandacht der Gemeente opwekte ,
door haar toe te roepen : De harten naa hoven l
(^furfum corda!^ waar op de Gemeente antwoord-
de: Wij hebben ze op den Heer e gericht; (^Hahe-
mui ad Dominum.^
Als , door de hevnge Pestziekte , vraar aan in Jfri-
ia ook vele Christenen ftierven , deze moedeloos
werden , vermaande cyprunus hen , in het jaar
552, door zijn gefchrift de Mortalitate^ (over de
Jlerfiijkheid^) om het doodsgevaar niet te zeer te
vreezen , of hunne overleden bloedvrienden te buiten-
fporig te betreuren. Dit ftukjen behelst insgelijks
veel goeds, en wordt algemeen geprezen.
Niet
(*) De gratia & libero arhitrio»
1^6 K E R K E L IJ K E
II Niet lang daar na gaf hij zijne vermaning tot den
BOEK Maï'teldood^ (^de exhortatione martijrii^') uit, zijnde
HoofdfT. ^^"s verzameling van alle Bijbelplaatzen , die , volgends
na C. G. hem , tot dit onderweip behoren , onder hoofdftuk-
Tssr ''Cl
tot 284.' ^^" gebracht , op verzoek van zekeren Christen
FORTUNATLTS. „ DcwijI Wij , '* ZCgt CYPRIANUS ,
„ den' gelovigen den eefflen Doop medegedeeld heb-
55 ben , zoo willen wij ook elk eenen' tot dien an-
„ deren Doop ( des Marteldoms ) toebereiden , naar
„ dien wij leeren, dat deze Doop grooter in gena-
„ de, verhevener in magt, en kostbarer in eere,
„ dat' hij die Doop is, met welken de Engelen doo-
„ pen, die Doop, over welken zich God en ciiris-
„ Tus verheugen , na welken niemand meer zon-
„'digt, die den wasdom van ons geloof volmaakt,
„ en ons terdond met God verëenigt, waneeer wij
5, de wereld verlaten. Door den Wat er doop ver-
„ krijgt men vergeving der zonden; maar door den
„ BJoeddoop de kroon der deugden."
Tot dien zelfden tijd behoort cyprianus gcfchrifr
tegen DEaiETRiANUS , QLiher ad Demetrianum.^
Deze, een aanzienlijk Heiden (*) , met wien cypria-
nus
( * ) Sommigen mnken hem tot eencn Lnildvoogd van
Jfiika, anderen tot eencn Richter te KartJwgo. Het
eerfte is geheel onwaarfchijnlijk : zon een Heidenfche
Landvoogd , een groot vijand der Christenen , eenen
Christen Bisfchop hebben bezocht, om met hem te twis-
ten, gelijk r.EMETRiANus deed? en zou cyprmnus zich
verftout hebben, eenen Landvoogd te vergelijken bij een*
blaf enden hond, hem eenen onkundigen ^ onverftandigen ,
god-
GESCHIEDENIS, 187
NUS in zijne vroege jeugd famen geftudeerd had, II
was een groot vijand der Christenen , die hij be- ^^^
fchuldigde, dat alle de rampen, welke, ten dezen Hoofdft.
tijde , het Romeinfche Rijk troffen , (IrafTen waren "^ C. G.
i , , ^ j 1 Ja-T 251,
van hunnen haat tegen de Goden, cyprianus be- ^q^ 084.
weert , in dit Werk , dat men alle deze rampen , '
noch aan de Christenen , noch aan de Heidenen ,
maar aan den ouderdom der wereld moet toefchrij-
ven, die, even als de ftienfchen , in krachten af-
neemt, en voegt 'er bij, dat, indien al eenig" on-
heil den thans levenden menfchen moest worden
toegefchreven , zullts dan alleenlijk zij af te leiden
van het aanhoudend ongeloof en ontiiart gedrag -der
Heidenen. Behalven de vreemde ftelling van- de
verouderde wereld, heeft reeds lactaktius (*)
geoordeeld , dat cypriantjs zijn ondervver{> in dit
gefchrift zeer ongelukkig heeft 'bearbeid , omdat hij
j:egen eenen Heiden bewijsredenen gebruikt, die uit
de Heilige Schrift ontleend ':zijn , wier gezag deze
niet kende.
Als , in het jaar 253 of 254 , een aantal Christe-
nen , bij eenen inval van Biirbaaren in Nunüdi'é , in
flavemij waren weggevoerd , wekte cyprianus de
Christenen tot eene verzameling van liefdepenningen ,
tei* losfing dezer gevangenen , op , door zijne ver-
handeling , over de goede werken en aalmoesfen ,
ide
godlozen, bï'mden-, dooven te noemen? gelijk hier in dit
öpftcl gefchiedt.
(*) Div. hiftiit. Libi; V. C. 4.
1:88 K E R, K E L IJ K E
II (^de\opere et ekëmofijms ,^ en bereikte ook gelukkig-
■^^^ zijn . oogmerk (*),
Hoofdft. Eindelijk gaven c|e verfchillen over den Kctter-
m C. G. doop hem, in de jaaren 255 en 1256, gelegenheid,
tot 284. '•^''^ ^^ Christenen tot geduld en lijdzaamheid te ver-
■Ki ma,ïien,, door zijn Werk, ^le bom pattentlce , (over
\^t nut van geduld ^^ en eenigen tijd daar na, om
hen tegen afgunst en nijd te vvaarfchuwen , door
.eene verhandeling de zeJo et /irore.
Brieven Nog meer, dan deze gefchriften van cyprianus,
pRiAivus. ^^^"^^ ^iJ"^ Brieven , die wij nog van hem overig
hebt^n,, om liera, ten. .aanzien van zijn karakter,
geleerdheid , en werlczaamheden , naauwkeurig te kei;-
nen. Deze Brieven zijn, voor het grootfle gedeelte:,
van zeer veel gewigt,. dewijl zij ons een bericht van
zijn , leven niet alleen, maar ook van de zeden eu
gevoelens, als- mede van de gebeurenisfen der toen-
malige; tijden, opleveren. Zij vqifchillen onderling,
zoo in tijd , wanneer zij gcfchreven zijn , als in
inhoud. Sommigen heeft hij , terftond na het ont-
vangen van den Doop, anderen ten pjdc' der vervol-
ging, in zijne tweejaarige 'eenzaamheid , anderen we.-
der op dien tijd geicjireven, toen de Christen- Kerk
cene. uitwendige rust genoot. Ten opzichte vanden
Jnhfiud y ^\t\\ eenige Brieven op de uiterlijke Kerke-
tucht-, bijzonder met betrekking tot het weder aan-
nemen der afgevallenen , en de bezorging der armen ;
anderen behelzen herderlijkQ vermaningen , hoe zich
de
(*) Vergciijk bovep HaH. 173.
G E S C H I E D E xN I S. i8f
tle KerkcTijken, in bijzondere voon^allen, die thans II
plaats hadden, gedragen moesten. Ook zijn eenige °^^^
Brieven aan de Belijders en Martelaaren, die in ge- Hoofd ft.
Tangenisfcn waren opgefloten, gefchreven, eindeliilc "^ ^' ^*
vindt men 'er verfcheiden , die tot het verfchil wer (q^ 1^/
den Ketterdoop behooren. ' ■•
Wij hebben, van deze B-vieven, in ons verhaal,
van cypRiANUs leven, en van de verfchillen , in
welke hij gemengd was , reeds het nodige gebruik
gemaakt. Hier zullen wij alleen nog die Brieven ge-
wagen, hl welke merkwaardige bijzonderheden van
dezen tijd, zoo ten aanzien der leere, als der ze-
den, vervat zijn.
Zeker Christen victok had , in zijnen uiterflen Een
wil, eenen Ouderling^ tot Voogd en Bejlurer van .-•fg^ "
zijne nalatenfchap benoemd. Hier over betuigt cy- gcene
PRiANus ( * ) , met eenige Bisfchoppen en overige ^Y^''^''^"
Leeraaren te Karthago zijn ongenoegen. In eene voogdij-
vergadering van Bisfchoppen was reeds voor lang ^chap
hefloten , d;it de Geestelijken , ( in clerico minisie- ^^^^^
rio , ) enkel den altaar en offeranden bedienen , . en
zich met het gebed bezig zouden houden; gelijk
dan ook door de eeregiften, die zij als tienden ont-
vangen 5 ( honore fportuïantium fratrum , ) voor hun
beüaan genoeg gezorgd was, zonder dat zij nodig
hadden, den Kerkedienst daarom te verlaten. Hij
fchrijft derhalvcn de Gemeente , tot welke victor
be-
(•) In den eerden Brief volgends de uitgave van
Bremen en Oxford^ fclioon het niet zeker is, dac é^'iy.t.
de eerfle zij, naar de üjdërdc.
ipo K E R K E L IJ K E .
• ïl behoorde , aan , geene gaven meer , in den naam van
BOEK vicïOR, aan te nemen, noch hem in het Kerkcge-
Hoofdft. t»ed te gedeiil^en (*). Om dit te verdaan, moet
na C. G. nien zich herinneren , het geen wij uit tertullia-
tot 284' ^^^ hebben aangetekend ( f ) , dat , wanneer de
Christenen hunne gaven , ojferanden genoemd , ten
dienfte der Kerk , en bijzonder van het H. Avond-
maal , brachten , men dezelve ook in naam van over-
ledenen bracht, met welke men dus, als met nog
levenden, gemeenfchap hield, en iïiti 'm het gebed
voor God geducht werden. Dus wilde cyprianus
dezen victor, na zijne dood, van de gemeenfchap
der Kerk uitgelloten hebben, omdat hij eenen Gees-
telijken van zijne Kerkelijke bediening tot Wereld-
fche zorgen had afgetrokken.
Een To- Eucraïiüs , een Christen, had aan cyprianus
neelipe- jrcyj-^apj of zeker Toneelfpeler , die echter thans
toegela- het Toneel niet meer betrad, maar anderen nog in
ten tot 2ijne kunst onderwees, tot het Heilig Avondmaal
Avond- iTiogt worden toegelaten ? Het antwoord van den
maal, Kerklecriiar (§) was: Vulflrekt niet, alzoo het flreeil
met de ecre van God en de voorfchriftcn van het
Christendom. Wilde hij zich met zijne araiocde
ontfcliukligen , de Gemeente mogt hem, die kost-
winning nalatende , onderhouden, doch niet met
heerlijke fpijzen ; en zo de Gemeente aldaar niet
ver-
( * ) Sacrificiitm pro chrmitione ejus non celebrettir —
fieque apud altare Dei meretur nominari in faeerdotum
prece, (t) II Deel, Blnth, 378.
CS) f^nit. o., alfii f.
GESCHIEDENIS. 191 •
vermogend genoeg ware, kon hij zich te Karthago \\
vervoegen. Hier moet men echter, om deze uit- ^^-^
fpraak billijk te beöordeelen , denken aan den af- Hoofdft.
keer , dien de Cliristenen , in het gemeen , van het "^ C. G.
Heidcnlche Toneel en alle Heidenfche Schouu^pe- ^^^ ^s/
len , hadden , gelijk uit tertullianus genoeg be- ■
kend is.
Aan den Bisfchop rogatianus , die hem over Hoon ,
édnen zijner Kerkedienaren had geklaagd , welke hem ^^" ^^
gehoond en beledigd had, fchrijft cyprianus (*),aange-
dat hij denzelven , uit hoofde van zijne Bisfchoppe- daan , is
lijke magt , terftond had kunnen beftraffen : De
Priesters toch moesten geëerd, en derzelver verach-
ters ftreng gcfiraft worden , waar toe hij zich op
het v'oorbeeld van korah , dathan , en abiraim ,
beroept, je sus zelve heeft den Hoogenpriester zij-
ne eere niet ontzegd. Christus heeft zelve de
Apostelen, dat is, Bisfchoppen en Opzieners, (^pr<z-
pojtti , ) verkozen , maar de Kerkedienaars zijn , eerst
na zijne HemclvarLrt, door de Apostelen tot diena-
ren van hun Bisfchoplijk ambt en der Kerk verko-
zen enz. Zo derhalven deze Kerkedienaar in zijn
kwaad voortging, kon rogatianus hem afzetten,
en ook andere Christenen , die met hem in deze
overtreding deelden, ftrafFen. Doch, zoo fluit hij
den Brief, eenigzins malfcher, „wij vermanen hen,
„ dat zij liever hunnen misflag erkennen , en daar
,, voor voldoen, (door de Kerkelijke Boete;) maar
„ ons bij ons befluit laten volharden. Want wij
5, weor
(*) ^pist. 3. aliis 65.
192 K E R K E L IJ K E
Il 5, weiifchen liever, de befchimpingen van enkele lie-
®°^'^ 5, den met liefderijk geduld te verdragen, dan hen
Hoofdft. 99 '""^^r d^ Piiestcrlijke magt en recht, (^facerdotali
na C. G. ^^ licenüa^^ te ftraffen."
tot "fU* ^'^^ fommige Maagden , onder de Christenen , eene
. belofte van kuischheid deeden, als ook, dat zelfs
Platoni- getrouwde lieden zich van de echtlijke bijwoning
Huwlij- onthielden, en dat in het één en ander een hooger
ken on- tr^p y^n deugd en volmaaktheid gefteld werd , heb-
der de
Christe- ^^^^ ^^^ "^^^^ ^^°^ C*) gezi^'H. Thans hadden fom-
nen. mige ongehuwde mans- en vrouwsperfonen , bijzon-
der onder de Geestelijken , en zelfs onder de Belijders ,
( Confesfores , ) begonnen , onder het voorvvendzel
van onthouding en volmaakte kuischheid , eene foort
van Socratifche of Pïatonifche huwelijken aante-
gaan, alleen op de Godzahge liefde, en vcrëeniging
van den geest, gelijk men zeide, gegrond, en dien-
volgends bij malkander in te woonen, ja zelfs, bij
malkanderen in het zelfde bed te flapen. Dit, hoe
zeer men ook betuigde, kuisch en eerbaar te blij-
ven , gaf niet alleen ergernis , maar ook bleek in
fommigen , dat hunne deugd tegen eene zoo moed-
willige als gevaarlijke verzoeking, waar aan zij zich
blootrtclden , niet heiland was , 'er waren zelfs ,
hoewel zeldzamer, gevallen, dat cenigen den fchijii
van zoo groote Godzaligheid aannamen , om onder
denzelven een zedenloos leven te ongehinderder voort
te zetten. Zekere Bisfchop pomponius had onder-
nomen, deze ergeriijke gewoonte tegen te gaan, de
Ker-
(*) Bladz, i8i.
GESCHIEDENIS. 193
Kerkedicnaaren en andere manspeifonen , die zooda- II
nige huis- en bedgemecnfchap met jonge dochters ^^'^
hielden , van de KerkeUjke gemeenfchap uitgelloten , pioofdtt,
en CYPRiANus en andere Leeraars geraadpleegd, hoe "" C. G,
te handelen met de jonge dochters , welke betuig- Iq^ 284!
den, dat , in de geheele verkeering, niets gefchied ■
was, tegen de regelen \'an eere en deugd, cypria-
Nus en deze andere Leeraaren antwoordden (*),
dat de ftrenge zedentucht der Christenen zoodanige
gewoonte geenszins veroorloofde; en keurden het ge-
drag van POMP o MUS omtrent de mannen volkomen
goed; indien deze zich aan de verdiende Kerkeboe-
te onderwierpen , en zich van de Maagden fcheid-
den , moest ra en deze Maagden van vroedwouwen laten
onderzoeken, en indien zij onbevlekt bevonden wer-
den, kon men haar voortaan toelaten tot de gemeen-
fchap der Kerk, doch onder bedreiging van uitfluiting,
indien zij In het zelfde huis bij deze manspeifonen ble-
ven wonen ; maar vond men het tegendeel , zoo moes-
ten zij niet , dan na behoorlijke boetdoening , aangeno-
men worden ; aan zulken , welke bij die levenswijze wil-
den volharden , moest voor altijd de gemeenfchap ont-
zegd worden. Doch, niettegenfbande den rechtma-
tigen ijver van deze en andere Bisfchoppen, bleef
deze ergerlijke gewoonte , om heilige bijzitten te hou-
den , nog langen tijd , in gebruik ; deze heilige Maag-
den kregen zelfs , na cyprianus tijd , hare namen
van Sijneisact(e , Mulieres Subintroductcs ^ of me-
de-
(*) Epht. 4. alits 62. Zie ook Ejfisf. 13, et 14,
a/its 6/.
JU. Deel, N
194 K E Pv K E L IJ K E
n de - ingebrachte vrouwen , men noemde haar ook
BOEK yigapetcs^ Geliefden^ ook wel Zitsters (*). Ons
HoofHH;. ^""lyki^ voorts , uit deze bijzonderheden , dat het huw-
na C. G. lijk toenmaals aan alle Gecstelijiicn onder de Chris-
tot 284. ^'^"^" ^'^S vrijllond, en dat derzelver ongehuwde ftaat
■" ' niet noodzaaklijk geacht werd, dewijl deze, alleen
ten nadeele van het eerlijk huwlijk uitgedachte, on-
voeglijkheid dus venvorpen , en de vrijheid van trou-
wen daar door te meer bevestigd werd (f).
Water in Men had , ten dezen tijde , fommigen , zelfs
^^,j^.^|^Y^" Leeraars , die, in het Avondmaal, water in plaats
het A- van wijn gebruikten. Deze bijzonderheid vinden wij
vond- j,j (Je Brieven van cyprianus (%^, welke zich ten
bruikt. iterldten daar tegen verzet, als flrijdig met de in-
fiielling en het voorbeeld van Christus niet alleen,
maar ook met de voorbeelden van het Oud Ver-
bond, gelijk noüch geen water, maar wijn, ge-
dronken, en MELCHiZEDEK wiju CU watcr gebracht
heeft, waar toe ook de plaatzen Gen. XLIX. 11.
Spreuk. IX. 2. Jes. LXIU. 2. , zullen behooren (**).
Voorts blijkt het, uit het gene cyprianus, in de-
zen
(*) Men vergelijke dodwell Disf. Cijpriau. III. p.
6. ed.Brem. Mosheim Nod. Opheld. Wl.Decl Bladz. 172.
(t) Zonder eenigen fchijn, heeft muratori Disqiu'-:.
de Sijnifacth et Agapeth, in Anecdotii Gr. pag. 218.
fqq. het tegendeel daar uit willen afleiden.
(5) Epiu. 6z..
(**) Wij haaien dit aan, om tevens tot een ftaaltjen
van CYPRIANUS wijze van uitlegging der II. Schrift te
kunnen Ui'ckkeii.
GESCHIEDENIS. 195
zen Brief, verder aanvoert, dat men gewoon was, II
ten minftcn bij de Afrikaanfche Gemeenten , den "^-'^
wijn in het Avondmaal met water te mengen. ^ Iloofdrt.
Een Brief , door cyprianus, en zesenzestig an- "^ C. Gi
dcre Bisfchoppen , die met hem eene Kerkvergadering ^^j' ^g *
hadden uitgemaakt, aan zekeren Bislchop fidus ge-
fchreven C*), welken wij reeds bij cenc andere ^c- , ^^^^^^
^ -^ ' •' - ^ docp der
Icgenheid gewaagd hebben (f)? is daarom merk- Kinderen
waardig, dewijl deze Bisfchoppen, in denzelven, het "''^'^ ^^
wachten
gevoelen van fidus, dat de kinderen eerst op den j-Qtden
acht ft en dag na de geboorte beliooren gedoopt te nchtften
worden , gelijk de bcfnijdenis bij de Jooden op den j^!.^„g ^.
achtflen dag gefchicden moest , tegenfpreken , op de- boorte.
zen grond, dat men aan niemand, die een mensch
geboren is, de ontfemiing en genade van God mag
ontzeggen: wij mogen, zoo veel in ons is, geene
ziel laten verloren gaan , en fchoon de Idnderen gee-
ne volwasfen mcnfchen zijn , echter zijn zij , met be-
trekking tot God , te befchonwen , als volkomen men-
Ichen , want alles , wat God maakt , is volkomen,
FJDus maakte eene bedenking, dat een kind, iri
de cerfte dtrgen fijner geboorte, niet rein zij, ea
dat elk fchroomt hetzelve te kusfen, doelende daar
mede, ongetwijfeld, op den zoogenaamden kus des
vredes, dien de gedoopte, volgends tertullianus ,
van de Gemeente ontving. Dit, zeggen de Bisfchop-
pen , kan de genade van God niet hinderen , alzoo
den
C*) ^-P'^-^- 54- '^'^■-■y 59.
(t) Boven JB/adz. 21 , en sz.
N a
195 K E R K E L IJ K E
TI den reinen alles rein is. Dat de befnijdenis op deiï
^'^^^ achtften dag gefchieden moest, zulks was tot een
Hoofdft. voorbeeld geweest van den dag der Opftanding van
ua C. G. CHRISTUS , door wien wij ccne geestelijke beihijde-
tot 284! "^s ontvangen hebben. Voorts befluiten zij hunnen
^ Brief met deze aanmerklijke woorden, in welke ve-
len de leere der Erfzonde uitdruklijk meenen te le-
zen, hetwelk nogthans voor anderen niet zoo klaar
is. Wij geven de woorden zelve, opdat de Lezer
oordeeie: „ Voor het overige, indien iet de men-
5, fchen kan hinderen in het verkrijgen der genade,
5, zouden gi'over zonden de volwasfenen en bejaar-
„ den meer hinderen kunnen. Vooits, indien ook
5, aan de zwaarfle zondaren , die te voren veel tegen
„ God gezondigd hebben, als zij naderhand gelo-
„ ven , de vergeving der zonden gefchonken , en
„ niemand van den Doop en genade Gods , ( die
,, voor allen barmhartig, goedertieren, en genadig
„ is,) geweerd wordt; hoe veel meer moet geen
„ kind geweerd worden, hetwelk, eerst geboren zijn-
„ de, niet gezondigd heeft, dan alleen dat het,
„ naar adam, (^fecimdiim Adam^') vleeschlijk ge-
„ boren , de fmet der oude dood, ( der flerflijk-
5, Jieid , ) in zijne cerlle gebooite deelachtig is ?
5, ( contngiiun mortis antiqiiae prima nativitate
„ coiitraxit.') Het kind komt des te ligter tot het ont-
„ vangen van de vergeving der zonden , omdat aan
„ hetzelve niet zijne eigene, maar eens anders zon-
5, den vergeven worden , ( non propria , fed aliena
„ peccata. ) Hetwelk alzoo het omtrent allen in
„ acht
GESCHIEDENIS. ipr
„ ficlit genomen en onderhouden moet worden , oor- II
„ deelcn wij, dat het zoo veel meer in acht geno- ^9?^
„ men moet worden omtrent de kinderen en jong- Hoofdd.
,, geborenen , die even hier door onze hulp en de "^ C. G.
„ Godlijke genade te meer verdienen, (mereniur ^) ^^^ ^gjr*.
„ nademaal zij , in het eerfte begin reeds van hun- -
„ ne gebooite , huilende en wenende , niet anders
„ doen, dan daarom bidden." Zeker is het, dat
'er gezinfpeeld wordt op de Kerkelijke zedentucht,
(^Disciplina^^ omtrent volwasfenen gebruildijk. Ook
kan men, uit dezen Brief, met grond, befluiten, tot
den Kinderdoop , als toen reeds in oefening zijnde (*).
Behalven deze fchriften van cyprianus , gaan 'er Onechte,
nog andere onder zijnen naam , doch , welke met ^'^'^"f^*^^
meer of min zekerheid voor onecht en onderge- prianus
fchoven gehouden worden. Hier toe behooren , een toege-
Brief over de Schomvfpelen , ( Epi stola de Spectacu-
lis ; ) een Brief over de voordeckn eener flrenge.
kuischheid , Q de discïplina et bono pttdicitiae ^ )
waar in de ongehuwde ftaat ten hoogflen wordt
aar>-
(*) Eene andere plaats uit cvprianus , { Libr. de
Lap/Is,^ die insgelijks tot den Kinderdoop gebracht
wordt, is op zichzelve wel niet zoo duidelijk: Hij fpreekc
daar van kinderen, die door de ouders gedragen of ge-
leid worden, om met hun den Afgoden te wieroken.
„ Deze kleinen," zegt hij, „hebben dus verloren, het
„ geen zij terllond in het eerüe begin hunner geboorte
„ verkregen hadden." Evenwel, behoeft men daar aaa
niet te twijfelen, dewijl men aan de kinderen zelfs het
H. Avondmaal mededeelde. Zie II Deel, Bladz, 445.
N 3
^98 K E R K E L ü K E
II aangeprezen ; eene verhandeling tegen den Ketter
BOEK KOVATIANUS , dat men den afgevallen Christenen^
Hoofd 11. '^^'^^ ^^^^ hoop van vergeving ontzeggen moet , ( ad
na C. G. Novat. haereticum , quod lapRs fpes veniae non est
tot 284.' (^-neganda ; ) een Boek over het afzonderlijk leven
•— — der Christelijke Leeraaren , ( Liher de Singularitate
Clericorum ^') waar in geijverd wordt tegen de er-
gerlijke gewoonte, van wellce wij boven gefproken
hebben ; eene Redenvoering tot lof van het Marte-
laar fchap; en eene berekening van het Pafcha^ (^de
Pafcha Computus. )
Uitgaven De vermaarde desid. erasmus was de eerfie,
^^'"^!'' die eene uitgave der Werken van. cyprianus sege-
Schriften. ^ n r r
ven heeft te Bazel 1521 jol, Wien pamelius ge-
volgd is, te Antwerpen 1568, insgelijks in folio.
Naauwkcuriger is de uitgave van rigaltius , te
Par<^s 1648, welke in het jaar i66ö herdrukt
is geworden. Boven deze munt echter uit de Ox-
forder uitgave van 1682 'm folio ^ bezorgd door den
Bisfchop van Oxford , john fell , met eene aan-
wijzing van de verfchillende lezingen , en vele aan-
merkingen. Het leven van cyprianus door zijnen
/Diakon pontius , en pearson , over dit zelfde onder-
werp, als ook de 13 Verhandelingen van 11. dod-
WELL, (Disfertationes Cijprianiac ,) in v\'clke vele bij-
zonderheden, behoorende tot de oudfle Christelijke Ge-
fchiedenis , naar aanleiding van de Schriften van cy-
prianus , behandeld worden , zijn in deze uitgave
ingevoegd, welke te Bremen in het jaar 1690 is na-
gedrukt. De laatde uitgave is bezorgd door ^cxi
.Benedictijner Munnik prudentiüs xaiaran , te Pa-
rys
GESCHIEDENIS. 199
•ryf 172Ö in folio , welke te Feiietië in liet jaar 1728 II
is nagedrukt. *^*
De laatstgenoemde Uitgever van cyprianus Schrif- Hoofdd.
ten , ïMARAN , maakt, in zijne Voon-eden , opzetliik zijn "^ C. G.
Taar 251»
werk , om te bewijzen , dat deze Kerklceriiar in lee- {^^ 284.
re en begrippen Volkomen ovcrëenftcmmc met de ge- -'
voclcns der laatere Kerk van Rome. Opmerkzame ].i„o.g„
Lezers zullen , uit het geen wij , tot hier toe , van over de
CYPRIANUS en zijne Schriften gezegd hebben, reeds '^^''"'^^"
r. o ■) CYPRIA-
kunnen oordeelen , wat 'er zij van deze overëcnftem- mus.
ming, alleen willen wij hier nog eenige bijzonder
aanmerldijke plaatzen over fommige in laater tijd
bet\Viste leerftukken , uit de Schriften van cypria-
nus ter opheldering bijbrengen. Omtrent de leere
der verdienden van jesus, of der genoegdoening ,
de genade van God , waar aan wij alles te dan-
ken hebben , en de vergeving der zonden , door
God alleen , verklaart hij zich , op meer dan ééne
plaats, zeer duidehjk. „ Men bedriege zich niet,"
zegt hij (*), ,,de Heere alleen kan genade bewij-
5, zen, Qmifereri pot est ^'^ hij alleen kan vergeving
„ voor de zonden , welke tegen hem begaan zijn ,
„ fchenken, die onze zonden gedragen, die fmaiten
„ voor ons geleden, dien God voor onze zonden
5, heeft overgegeven. Een dienstknecht kan niet
„ vergeven of kwijtfchelden , het geen zwaarlijk te-
„ gen den Heere gezondigd en misdreven is." enz.
Ondertusfchen fchijnt hij elders onderfcheid te maken
tusfchende vergeving der zonden , die vóór, en die na
deu
(*) Lihr. de Lapfn.
N 4
200 K E R K E L IJ K E
II den doop, bedreven zijn, en de laatfte nan de ver-
^^'^ dienden der goede werken , van geloof en bekeering ,
Hoofdft. toe te fchrijven. Hier is de volgende plaats merk-
na C. G. xvaardig (*): „ Trouwens, wanneer de Hecre,
Jaar 251.
tot 284. ?9 komende, de wonden, die adam had aangebracht
" ,5 (^portaverat ^ dat is, importaverat^^ geheeld, en
„ het vergif der oude flange genezen had, heeft hij
„ de wet aan den gezonden ( herltelden) mensch ge-
5, geven , en hem geboden , niet meer te zondigen , op-
5, dat hem niet iet ergcrs overkwamc. Door dit voor-
5, fchrift zijn wij ten naauwften tot een onfchuldig
5, leven bepaald , en de menschlijke zwal^heid en
3, boosheid zou niet weten, wat te doen, indien
3, niet de Godlijke goedertierenheid, Qpietas dhina,')
5, wederom te hulp kwam, en door het aanwijzen
„ der werken van rechtvaardigheid en barmhartig-
5, heid, eenen weg, om de zaligheid te behouden,
„ opende: opdat wij de befmettingcn , die wij na-
„ derhand bekomen, door aalmocsfcn afvvasfcn." —
Daar op een gezegde der Heilige Schrift aanhalende,
„ dat cie zonden uitgewischt worden door aalmoes-
„ fen en het geloof," voegt hij 'er bij: „ Niet
5, die zonden , die te vooren begaan waren , want
„ deze worden door het bloed en de heiligmaking
„ van CHRISTUS (f) gezuiverd." Vervolgends we-,
dcrüm eene en andere plaats' uit de Heilige " Schrift
hebbende bijgebracht, zegt hij: „ Ook hier wordt
,, aan-
( * ) In Lihro clc opere et ekemojijnis.
(t) Heilignwhing is hier (iQÜoop, gelijk uit liet ver-
volg duidelijk blijkt.
GESCHIEDENIS. 201
aangeduid en bewezen, dut, gelijk door het heil- II
zaam waterbad het vuur der hel gebluscht wordr, ^^^-^
>9
„ dus de vlam der zonden door de aalmoesfen en HoofdfT.
„ rechtvaardige werken gedoofd wordt: En, dewijl na C. G.
laar 251.
„ eenmaal in den doop de vergeving der zonden ge- [q^ „Ra.
„ geven wordt , zoo fchenkt eene geduurige en i ■
5, aanhoudende werkzaamheid, daar in de gelijkenis
„ des doops navolgende, ook weder de genade en
,, vergeving van God." Wanneer men echter deze
plaats van cyprianus naauwkeurig overweegt, zal
men terftond opmerken , dat hij niet zegt: jesus
heeft middelen ter genezing van de wonden, door
ADAM aangebracht, enz., aangewezen, maar, hij
heeft ze daadJijk geheeld en genezen , zoodat de
menscJi nu gezond is. Waar uit volgt , dat de
Kerkvader vervolgends fpreekt van de middelen ,
door welke deze genezing wordt toegepast ; deze
zijn de Doop , en het geloofd en de werken des ge-
loofs , aalmoesfen en andere deugdzame verrich-
tingen. Dit wordt bevestigd , door het geen hij
koit daar op laat volgen: „ Niemand vlijë zich
5, zoo wegens een zuiver en onbcfmct hart, dat hij,
„ op zijne onfchuld fteunende, zou denken, dat
„ hij gecne geneesmiddelen zou nodig hebben voor
„ zijne wonden." Echter is hij fterk in zijne
uitdrukkingen , omtrent den vrijen wil van den
viensch^ waar door hij leert, dat de vrijheid van
geiooven en niet gelooven in den wil gelegen is.
Men heeft ook uit écnen zijner Brieven, aan anto-
NL\Nus gefchreven , willen opmaken , dat hij het
N 5 zoo-
2ori IC E 11 K E L IJ K E
II zoogenaamde Vagevuur , of zuiverings - vrnir na deu
BOER Jqq(1 ^ gekend heeft , doch ook hier heeft men zijnen
Hoofdfl. i'^eiifpreukigen ilijl misivend ; liij wil daar ecne be-
na C. G. denking oplosfen , dut , bijaldien de Kerk aan zwaa^
tot o 8j ' ''^ zondaai'en , op himne boete , vergeving fchenkt ,
-— zidks rie losbandigheid te zeer zou begunffigen, en
doet daarom het groot onderfcheid opmerken , het-
welk lleeds tusfchen zulke zondaren en Maagden of
Martelaren (bmd blijft grijfoen : „liet is iet an-
„-•dcrs," zegt hij,. ,,naa vergiffenis flaan, iet an-
„ ders tot heerlijkheid komen, iet anders, in den
5, Kerker geworpen , daar niet uit te gaan , voor
5, dat de laatfte penning betaald is; iet anders, ter-
5, ftond de beloning van geloof en deugd te ontvan-
5, gen, iet anders, wegens de zonden, door eene
„ lang gevoel van fmarten gereinigd, en lang door
5, vuur gezuiverd te worden , iet anders , zijne zon-
,, ^Q.n door lijden gezuiverd te hebben; iet anders,
„ eindelijk , in twijfel te hangen tot den dag des
,, oordeels, op het vonnis des Heercn, en iet an-
,, ders , tcrftond van den Heere gekroond te wor-
„ den." Die geen vreemdeling is in den ftijl van
CYPRIANUS , zal in deze woorden , wat zij ook , bij
het eerlle inzien , mogen fchijncn te behelzen , niets
meer vinden , dan eene befchrijving van den be-
denklijken ftaat der zwaare zondaren , die hier flaan ,
als boetelingen, om de vergeving van de Kerk, en
de aanneming in derzelver gemeenfchap , te verkrij-
gen , die dikwijls de uiterdc kastijdingen ondergaan ,
door een lang gevoel van fmarten en het vuur der
hoct'
G E S C H I E D E N T S. ^03
■Jhoetdoening gezuiverd nioeteii worden , en nog on- II
zeker zijn, of liet gunftig oordeel der Kerk ook ^^^
;(door den Heere in den jongden dag belo-oond zal Hoofdfh
worden (*). — Met betrekking tot de leere van "^ C. G.
Tnar 251.
de Sacramenten^ hebben wij, uit cyprianus , al- ,!qj „g *
leenlijk het volgende aantemerken , dat de Doop ver- '
zeld ging van eene bevestiging of zalving^ met op-
iegging der handen van den Bisfchop, hetwelk cy-
prianus ook een Sacrament noemt, omdat men ge-
loofde , dat daar door de Heilige Geest aan den dope-
ling werd medegedeeld. Hier uit echter kan men niet
afleiden , dat hij deze bevestiging , als een afzonderlijk
Sacrament , aanmerkt , gelijk naderhand gefchied is. —
Zijne gevoelens en uitdrukkingen omtrent het Heilig -
Avondmaal , eindelijk , komen genoegzaam overeen met
die , welke wij reeds bij andere Kerkvaders hebben aan-
getroffen, alleen gebruikt hij veelvuldigmalen bij het
zelve het woord offeren ; onder anderen zegt hij ,
in zijnen Brief aan calcilius (f): „ Indien je-
5, sus CHRISTUS 5 onze Heer en God, zelve de
„ hoogde Priester van God den Vader is, en zich
5, zei ven het eerst tot eene offerande heeft opgeöf-
„ ferd, 200 heeft hij dit ook bevolen te doen, tot
,, zijne gedachtenis. Zekerlijk die Priester vervT.ilt
„ waarlijk de plaats van christus , die navolgt ,
,, het geen christus gedaan heeft, en hij biedt
5, dan eene waare en volkomene offerande, in de
5, Kerk, aan God den Vader aan, indien hij dus
„ on-
(*) nd. vEiNEMA Hist. Eccles. Tom, lU. pag. 6z6.
(t) Epist, 6z.
204 K E R K E L IJ K E
n ,5 onderneemt te offeren , gelijk hij ziet , dat Christus
^'^ „ het geofferd heeft. " Bij deze plaats behooren
Hoofdfl;. twee aanmerkingen in acht genomen te worden :
na C, G. vooreerst , dat cyprianus , hoe flerk hij ook , in de
iot 284'. kenspreuk, van of eren , en offerande^ fprcekt ,» echter
• duidelijk zegt, dat het gefchiedt, ter gedachtenis
van jEsus , en dat hij , met de bewoording van
waare en volkomene ojferande ^ doelt op de mening
van die genen, welke water in plaats van wijn ge-
bruikten , welke mening hij in dezen Brief weder-
legt.
ï>e Chris- Nadat de vervolging der Christenen , in welke
tenen ge- (^YPRiANUs, op de verhaalde wijze, zijn leven ver-
meten 11 - T' .'
rust on- Joor^ door de gevangenis van den keizer valeria-
derGAL- Nus, in het jaar 260, gelijk boven gezegd is (*),
tot aan ^^" einde had genomen , genoten de Christenen ,
iftjRELiA- eenigen tijd, rust, alhoewel zij hun aandeel zullen
gehad hebben, in de algemeene rampen, welke het
Romeinfche gebied, ten dezen tijde, op meer dan ééne
wijze, ellendig teisterden, gallienus. Zoon en op-
volger van VALERiANus , die met zijnen Vader reeds
bijna zeven Jaaren geregeerd had , een Vorst van vadzi-
gen aart , wendde zoo weinig pogingen aan , om
den ouden Keizer , uit de handen der Perfen , te ver-
losfen, dat hij veeleer fcheen in zijnen fchik te we-
zen, dat hij nu alleen het gebied in handen had,
hetwelk hij echter niet of naauwlijks in (laat was,
te beftuuren en te handhaven. Tenvijl ontelbai'e
zwermen van allerhande barbaarfche volken, van al-
le
(*) Bladz. 150.
VXi^.
\
GESCHIEDENIS. 205
Ie kanten , het Rijk , door hunne invallen , verwoest- lï
ten, en in vertchciden Gewesten van hetzelve, de ^^
bevelhebbers of landvoogden zichzelven onafhanglijk HoofdfL
maakten , en tot Keizers opwieipen , welke wel tot "^ ^* ^*
, i- r 7 laar 251.
deitig m getal door trebellius pollio worden j^j. 284.
opgeteld , en in de wereldlijke gefchiedenis , met den '
naam van de deitig Dwingelanden bekend zijn , fleet
GALLiENUS een werkeloos en dartel leven te Rome,
De Gewesten van het Oosten zonden, onder anderen,
den Perfen ten prooi geweest zijn , indien niet ode-
nat hes, bevelhebber van Palmyra ^ eene ftad in
eene \TUchtbare landflreek , midden in de woestijnen
van Syrië, deze vijanden zoo dapper als gelukkig
had afgeweerd; zich zelven, vervolgends, tot Ko-
ning verklaai-d hebbende, werd hij, door gallie-
Nus , voor zijnen deelgenoot in het Rijk , onder den
tijtel van Augustus , verklaard ; en als hij , in het
jaar i6-j vermoord werd , aanvaardde zijne Gemaalin
ZENOBIA, eene vrouw van uitmuntend verltand en
moed, de regeering, welke zij zoo wijs en voor-
fpoedig bekleedde , dat zij de ftad Palmyra en der-
zelver gebied ten hoogden toppunt van magt en luis-
ter verhief, waar van de puinhoopen nog heden , tot
verbazing der reizigers , getuigen , tenvijl zij zelfs voor
de RomeiLien geducht werd. Nog werd het ongeluk
des Romeinfchen Keizerrijks door de fteeds aanhou-
dende pest en verfchriklijke aardbevingen voltooid.
Eenigzins herhaalde zich het Rijk , toen , nadat Claudi-
GALLiENus, in het jaar G68,.bij Milaan vermoord IJ^J^^"^'
was , CLAUDius , een wakker en werkzaam Vorst , roem des
den troon beklom, welke, door het overwinnen der ^^J''*''
Bar-
2o(5 K E R K E L IJ K E
II Barbaxen, en het beteugelen van vcrfcheiden der bo-
BOEK vengemelde dwingelanden, reeds begon, de rust en
Hoofdfl:. den welvaart -des Rijks te herltellen, toen hij te ras
na C. G. voor zijne onderdanen , in het jaar 270 , na eenc
Tstir 2S I
tot 284'. ^<-^^'^^ legering van twee jaaren , door de heerfchende
• • pestzickte werd weggerukt.
Aurelia- Aurelianus, een man van laage geboorte, maar
f*^^ ervaren in den oorlog, werd in plaats van clau*
komteene ^ ' ^
nieuwe Dius door de foldaten , die quintillus. Broeder
vervol- y^Yi cLAUDius, nadat deze zestien dagen den naam
pixis, der *■
Christe- van Keizer gevoerd had, hadden omgebracht, tot
neii voor. den troon verheven. Deze Vorst verdiende, niettc-
genftaande hij, voornaamlijk in de eerfte jaaren zij-
ner regeering , te zeer tot wreedheid neigde , de Her-
■ ftelkr des Rijks genoemd te worden. Hij floeg de
onbefchaafde volken van het Noorden, de Scythen
en Germanen , terug , en de vermaanle zenobia over-
wonnen en in zegepraal omgevoerd hebbende , bracht'
hij de Oosterlche Gewesten weder onder de gehoor-
zaamheid des Rijks, zoodat geene in- noch uitheem-
fche vijiinden het waagden , het Rijk , gedum-endc
zijn leven , weder te ontrusten. Jegens de Chris-
tenen, betoonde deze Keizer zich niet ongnnftig;
hij verleende zelfs den Rechtzinnigeli zijne hulp , om
PAULUS van Samofata , Bisfchop van Antïóchi'è^
toen deze , door hun veroordeeld zijnde , zijne plaats
niet wilde verlaten, daar toe met den fierken arm
te noodzaken; maar, in het laatfte van zijn leven,
door de raadgevingen van fommigen opgehitst zijn-
de , gaf hij een bevel uit tegen de Christenen , docli
eer hetzelve , uit Thracië , waar hij zich toen bevond ,.
tot
GESCHIEDENIS. 207
V't de verder afgelegene landen van zijn gebied ge- ir
knmcn was, werd deze Keizer, door ecnige krijgs- ^?^'^
luvelhebbcrs , die door valiche uitflroüilelen tegen Hoofdft.
' c.n vooringenomen waren, in het jaar Q74, ver- "^ ^' ^^
Taar2*vi
moord, zoodat zijn bloedplakkaat , zonder gevolg, ^q^ 284*
ten minllen van cenig belang, gebleven is, waarom — — —
ook andere Kerkelijke Schrijvers van deze vervolging
geheel geen gewag maken (*)
Na eene tiisfchenregeering van zes of zeven maan- De rust
den, verklaarde de Raad 'te Rowe tacitus, een' ^^^I"^'^"^'
zeer deftig en deugdzaam man, tot Keizer, doch bj'iiftj,j,j-i,
de foldaten , daar in geen genoegen nemende , brach- houden ,
ten hem , na zes maanden geregeerd te hebben , om yol-rende
het leven, gelijk ook, twee maanden daarna, zijnen Keizers
Broeder florianus, en riepen iMiVRcus aurelius "-^^ '^^^"
Tr • . TT. r, CLETIA-
PROBUS tot keizer uit. Deze ftaat, in de Gefchie- £^us.
dcnis, als een lofwaardig Vorst te bock. Na vele
vooitreflijke overwinningen beliaald te b.ebben , fchoiik
hij aan het Rijk eenen algemeeneii vrede, maar, als
hij nu de foldaten tot den landbouw , het planten van
wijngaarden , en anderen nuttigen arbeid voor her alge-
meen, gebruikte, werden deze daar over misnoegd,
welk misnoegen nog hooger klom, toen de Vorst
zich liet verluiden, dat hij op die wijze wilde re-
geeren, dat men welhaast geene foldaten meer zou
behoeven, waar op zij tot een oproer oveiiloegen ,
en den voortreflijken Keizer , in het jaar 2S2 , het
zevende jaar zijner regeering, om het leven brach-
ten.
(*) Vergelijk eusebius Hist. E cc/es. VIL 30. lac-
TANT. de'mortfk, Perfecutt, Qat. 6.
£o8 K E R K E L IJ K Ë
II ten. Zijn opvolger carus , die zijne beide Zoonen ,
^^^^ CARiNus en NUMERIANUS , tot deelgenoten des Rijks
Hoofdft. aannam, gaf insgelijks eene goede hoop van eene
na C. G. gelukkige regecring , maar overleed reeds in het
Jaar ssi. , . , , . ,
tot 284.^^'^^^"^ j'^^i' derzelve, m het jaar 283. Zijn Zoon
■' NUMERIANUS, door tc groote droefheid over zijns
Vaders dood, in eene ziekte gevallen, werd door
de lagen van zijnen Schoonvader jÏ^rius aper , be-
velhebber van zijne lijfwacht, omgebrachtf*, in het jaar
284. De Vorftenmoordcr miste echter zijn- oog-
,merk, om zelve den troon te beklimmen,, worden-
de door DiöcLES, naderhand diöcletianus, met
eigene handen gedood, waar op deze, fchoon een
man van eene duistere geboorte, maar in\ krijgsdap-
perheid uitmuntende , door de foldaten tot Keizer
werd uitgeroepen , hetwelk het ^jk met nieuwe
onlusten dreigde, alzoo carinus, de nog overige
, Zoon van carus, maar aan zijnen Vader en Broe-
der in zeden en imborst zeer ongelijk , en met alle
ondeugden bezoedeld, zich toerustte ,' om zijn ge-
zag met de wapenen te verdedigen. Doch carinus ,
in den eerlkn veldflag , gefneuveld zijnde , bleef
DIÖCLETIANUS de ovcrhand behg^den , en werd ,
door het geheele Rijk , in het jaaiiéÊ84 , als Opper-
vorst erkend, waar mede de vrcdr -in het Rijk op
nieuw verzekerd werd.
ELF.
GESCHIEDENIS. zo^
ELFDE HOOFDSTUK.
Schriften der Heidenen tegen de Christenen^ Bericht
ten van Gregorius Thaumaturgus , of den Won-
derdoener. Gevoelens van Paiikis van Samofo'
ta^ Manes en de Manichem enz.
o
J!Niet alleen dat de Heidenen, ten einde tegen de lï
•Christenen hunnen Godsdienst, den Godsdienst van ^^^
den Staat, te handhaven, herhaalde keeren geweld, HoofdfL
■€n vervolgingen , in het werk fielden , maar ilaamiate ^a C. G»
Toot* n ^ T
<ie Christenen zich meer uitbreidden , en onder Inui- ^'^^ ^g
jie Lecriiars zich meer mannen opdeeden , in den roem
van geleerdheid uitmuntende , verdubbelden ook de Hei- ^^f ''l^"?
" ' fcheWijs-
-denichc Wijsgeercn hunne pogingen , om , met hunne geeren
ichriften , de voortgangen van het Christendom , indien beftrijden
mogelijk , te fluiten , en deszelfs gronden om te werpen. ^g^^iQj^
Reeds ten tijde- van den Keizer severus , had methuit-
FLAVius FiLOSTiiATus , ccu geleerd wijsgeer, op "^^^'"^-^
verzoek der Keizerin , julia do.jna , het leven van yi^o-
den Wijsgeer apolloxius Tijaneus , of van Tyana^ stratus
in Kappadoci'è ^ in acht Boeken belchrev^en , uit de f*^^^"]^^
, hetlevea
berichten, gelijk hij zegt, van den Bahijloni'èr da- ynuAPOL-
Mis , éénen der leerlingen van apollonius. Deze lonius
APOLLOXius leefde, onder de regeering van den Kei- n^ welke
icr vESPASiANus, CU zijue beide Zooueu , titus en tegen
vESPASiANus , en had het leerllelzel van pvthago- f "!''!^*
JESUi
RAS aangenomen , bijzonder deszelfs gevoelen van worde
de zielsverhuizing, ook volgde hij dezeu Wysgeer JJ^fJ^'^
aio K E R K E L IJ K E
11 na, in de flrenge tucht, die zijne leerlingen moes-
«OEK tei^ ondergaan. Hij gaf zich uit voor eenen Leeraar
Hoofdft. '^^" wijsheid en deugd, doorreisde vele landen, en
na C. G. wilde als een' Wonderdoener , die buitengemeene
Ȇ!^^y^* vennogens bezat, als een volmaakt mensch, jameer
tot 204. o 7 i i
i dan mensch, gehouden worden. Hij was in groot
aanzien bij vespasianus en titus , welke laatfte
zijn onderwijs, in de ftaatkunde, genoot; onder do-
MiTiANUS werd hij gevangen gezet , maar weder
vrijgelaten. Volgends het verhaal van filostratus,
ging zijne geboorte reeds van verfchijningen en won-
dertekenen verzeld. In zijne jeugd bewoonde hij eenen
Tempel, en toog onophoudelijk, van eenige leerlin-
gen verzeld, rond, vele duizenden menfchen onder-
wijzende en bekeerende; altijd was hij wcldaadig,
grootmoedig, en onbaatzuchtig; hij ftelde zich aan
de grootlle gevaren bloot , die hij , op eene wonder-
bare wijze, ontkwam; hij wekte dooden op, genas
ziekten , en deed de pest een einde nemen ; hij voor-
zeide toekomende gebeiu-enisfen , als pok dingen ,
die, ten zelfden tijde, in geheel afgelegen landen,
gebeurden ; hij fprak vreemde talen , en kende zelfs de
fpraak der beesten ; Iiij verdween onverziens in de
ééne plaats , en verfcheen , op hetzelfde oogenblik , op
eene andere ; eindelijk werd hij , op welke wijze , weet
niemand, aan deze aarde onttogen; maar veitoonde
zich, nadat hij ten hemel was opgenomen, aan de
menfchen, herhaalde keeren.
Als men aanmerkt, dat de tijdgenoten van APOt-
LONius , en de naastvolgende Heidenfche Schrij-
vers, van dezen Wijsgeer, of geheel zwijgen, of
dui-
GESCHIEDENIS. Qit /
duidelijk genoeg te kennen geven, dat hij een 'be- II
driegcr was, en tevens let op het -beloop van filo- ^^^
STRATUS verhaal , zal men omtrent het oogmerk lluofdiK
van dezen Schrijver niet kunnen mistasten, om naam- "'^ ^' ^*
];'.ar 251,
lijk , tegen den grooten Wonderdoener jesus van t^t 284,
Nazareth ^ zijnen ^pollonius van Tyana over te ■'■
flcllen , en dus het aanzien en gezag van het Chris-
tendom te vernietigen. In het begin der vierde
eeuw, heeft hiürocles. Stadhouder van Bithyni'èy
en naderhand van Alexandrië ^ een bitter vijand der
Christenen , van wien wij , m het vervolg , meer
zullen moeten zeggen, volgends dit verhaal van fi- >,
LOSTRATus , de Vergelijking opgemaakt tusfchen
CHRISTUS en apollonius (*}, welke hij dus be-
fiuit: ,, Men kan thans ons naauwkeurig en ge-
„ grond oordcel over alles , met de ligtzinnigheid
„ der Christenen vergelijken. \\\] houden den ge-
„ nen, die- zoo gi'oote duigen gedaan heeft, niet
„ voor eenen God, maar alleen voor eenen van de
5, Goden geliefden mensch ; maar zij integendeel
„ prijzen je sus, Avcgens eenige weinige wondcrwer-
„ ken , als eenen God — Ook verdient dit aanmer*
„ king, dat de Gefchiedenis van jesus door pe-
., TRus en PAULUS, en andere dergelijke leugenaars,
„ on*
(*) In zijn Werk, opzedijk tegen de Christenen ge-
fclireven , onder den Titel : JFaarheidlievende aAufpraak
aan de Christenen , hetwelk door eusebius vvederlegd
is. Vergelijk ook lactant. Diw Inflitutt, Libi\ V»
^ap. 2, 3.
O i
sia ' K E R K E L IJ K E
II ,, t»ngeleerdcn , en bedriegers, als lofredenaars, be-
^Y^'^ '" ^'^'^1'^'^*^^^ '^^ 5 "^^'"^^ ^^ daaden van apollonius
Iloofdfl. 95 hebben maxiinius van ylege ^ en de Wijsgeer da-
na C. G. ^^ mis, die zelve met hem verkeerd heeft, en de
toe -^84* " -^theenfche filostratus , opgetekend : Mannen
■' „ van uitftekendc geleerdheid , welke de waarheid
5, hoogfchatten , en uit menschlievendheid de ver-
,, richtingen van ecncn deugdzamcn en bij de Go-
,, den geliefden Man, niet onbekend hebben willen
5, laten blijven." Ondertusfchen , was het voor de
Christenen gemaklijk, de nietigheid van deze verge-
lijking aantetoonen. filostratus , die anderhalve
eeuw na apollonius leefde , is een te beuzel-
achtig Schrijver, dan dat bij in dezen eenig ge-
loof kan verdienen ; zijne Schrijvers en getuigen ,
op ^ welke hij zich beroept, zijn te onbekend, en
fpreken malkanderen te mcnigvuldigmalen tegen , dan
dat men hun getuigenis kan laten gelden. Hoe zeer
FILOSTRATUS zijncn held naar het voorbeeld van
JESUS vormde , de vergelijking tusfchen deze beiden
gaat terilond mank, wanneer het op nederigheid,
onderwerping aan de overigheid, flandvastigheid en
geduld in lijden en derven, en op de gi'ootheid van
beider ontwerp , aankonu'. De Wonderwerken aan
APOLLamus tocgefchreven zijn , behalven dat zij
alle zekerheid misten , veelal laf en kinderachtig , of
kunnen gemaklijk uit natuurlijke oorzaken verklaard
worden. Het Heidenscli gemeen was gewoon, om
wonderen en wonderwerken te geloven; wijze man-
nen wisten, wat zij 'er van denken moesten, tcr-
wijl
GESCHIEDENIS. -13
wijl bedriegers of ftaatkiindigen deze ligtgeloviglieid II
tot hunne oogmerken misbruikten, gelijk men weet, "°f"-
dat met foortgelijl^e inzichten ook aan de Keizers iioofdfl-,
VESPASIANÜS en HADRiANus Wonderwerken zijn toe- "^ C. G,
geichreven (*). Deze levensbefchrijving van apollo- ^^^ ^3 *
Kius door filostratus in acht Boeiden is te Leipzig — — —
1709 in Folio ^ door gotfr. olearius uitgegeven.
Tegen het einde dezer eeuw, befchreef porfyri- Porfy-
us, met het zelfde oogmerk, het leven van den '^}^^^ .
. Ichnjfc,
AVijsgeer pythagoras, om te bewijzen, dat, on- behalvea
der de Heidenfche Wijsgeeren , even groote won- ^uclere
derwerkers geweest zijn, als chrisïus en de Apos- ^g.^^j^ ^^^
telen , volgends het geloof der Christenen , waren. Christe- ^
PORFYRius was een leerling van l^^n Wijsgeer plo-"^"' *■
leven van
TiNUS , die na am:momus saccas de tweede pythago-
ftichter der EcJectifche Wijsgeerte was , en tot het ^^s , mee
jaar 270 geleefd heeft, een man, diepzinnig maar ^Qg^^g^^jf
tevens verward van brein , en dus geneigd tot
Dweepzucht en Geestdrijverij , gelijk hij zich dan
ook beroemde , of verbeeldde , door behulp der The-
urgie, tot eene gemeenzame verkeering met God,
en eenigermate tot de heeifchappij over de Demons
of Geesten , gekomen te zijn. porfyrius , zijn leer-
ling, dezelfde gezindheid aanklevende , leefde en leer-
de te Rome, tot liet jaar 300. In zijne eerfle jeugd
hoor-
(*) Wij hebben deze annmerking nodig geoordeeld,
omdnt nog in onzen tijd , deze wonderen van apollo-
Nius zijn aangevoerd, om het geloof der Wonderwer-
ken van jEsus te ontzenuwen. Zie mijnen B/Jbc/ Ferded.
IV. Deel^ Bladz. 361 - 374.
O 'X
ai4 K E R K E L IJ K E
II hoorde liij ook het onderwijs van origenes (*),
BOEK in de Wijsgecrte, Hij was zeer geleerd, maai- niet
Iloofdd. "^*'^ dvveepend dan zijn leermeester plotinus , voor-
na C. G. wendende , eens, in eene geestverrukking. God zel-
tot^ 28a' ^^^^ zonder beeld gezien te hebben ; men kan zijn
■. . M, karakter, en dat van plotinus , best leeren kennen,
uit het leven van plotinus , dat hij befchreven
heeft. Hij heeft zeer vele Werken gcifchreven over
de Wijsgeerte , Heidenfche Goden- en Fabelleere ,
ophelderingen over homerus en aristoteles , over
de Wiskunde, Toonkunst, Taalkunde, en Wijsgee-
rige Gefchiedenis. Doch het grootfte gedeelte zijner
fchriften is verloren gegaan.
Indien wij socrates (f) mogen geloven, zou
pORFYRius het Christendom verzaakt hebben, om-
dat hij te Caprrea 'm Palapina^ alwaar origenes
Eoen leerde , van eenige Christenen geflagen was
geworden. Dit bericht wordt echter van fommigen
in twijfel getrokken; hoe het zij, porfyrius was
een bitterst vijand der Christenen, welke hij in een
Werk, uit XV Boeken beilaande, hevig heeft aan-
gevallen; in deze Boeken legde hij zich voornaam-
lijk toe, om het gezag en de geloofwaardigheid der
Heilige Schriften van de Christenen te beilrijden,
die van ftrijdighcid met zich zelven befchiildigende.
In het bijzonder tastte hij , in het XII en XIII Boek ,
de Voorzeggingen van danicl aan , beweerende , dat de-
zelve eerst ten tijde van antiochus epifanes door
eenen
(♦) EusrBius llht, Eccles, VI. 19.
(i) Hiii. Eccles. Libr. III. C. 23.
GESCHIEDENIS. - 215
eenen Jood waren opgedeld. Hier was zijn voor- II
iiaamfte bewijs , dat deze Voorzeggingen zoo naauw- ^^^
ivcurig met de Gefchiedenis der voorzegde zaken over- Hoofdf>.
cenlvomcn, gelijk hij uit oude Sclirijvers aantoonde , "^ C* ^'
dat deze onmogelijk , zijns oordeels , te vooren zoo \qi n^\
naauwkeurig hadden kunnen voorzegd worden , zon- ■
der dat hij bedacht, dat hij, in de daad, indien
zijne onderftelling onwaarachtig bevonden werd, de
Godlijkheid dezer Voorzeggingen ten llcrkften bewees.
Voornaamlijk drong hij tegen de Christenen de volgen-
de drie vragen aan , in welke de Heidenen zeer veel
kracht ftelden. „ Nademaal christus zichzelven den
5, weg tot zaligheid , de genade en waarheid , noemt ,
„ en alleen door hem aan de zielen , die in hem gelo-
„ ven, herftelling toezegt, hoe maken wij het dan
„ met die menfchen , die zoo vele eeuwen lang voor
„ CHRISTUS geleefd hebben? Ten tweeden: waarom
„ heeft CHRISTUS de offeranden des Ouden Testa- \
„ ments verworpen , daar zij toch van God zijn
„ ingclleld? Ten derden: Welke evenredigheid is
,, 'er tusfchen de zonde en eene eeuwige fh-affe?
„ naardien toch christus gezegd heeft: Met de
5, mate, waar mede gij meet, zal u ook toegemeten
„ worden?" Vragen echter, welke, bij het eerfle
inzien, zijne onkunde in óm waaren aart van je-
sus kere te kennen geven. Zijn Werk was naauw-
üjks in 't licht verfcheenen , of het werd door den
Bisfchop methodius wederlegd, gelijk -in het ver-
volg door andere Christen- Leer a aren. De Christe-
nen noemen hem , wegens zijne bitterheid jegens
hen, zelden zonder eenen of anderen fchimpnaam,
O 4 ook
ai6 K E R K E L IJ K E
H ook hebben Christen Keizers dit Werk , naderhand ,
BOEK ^]qqy ilrenge bevelen , verboden , door welk een en
Hoofdff. aiider hetzelve voor ons verloren is geraakt, welk
}w C. G. vvezenlijk verlies de uittrekzels en aanhalingen uit
Tara- 151. , , , ..
tot 284 hetzelve bij eusebius, iiicronyimus, augustinus,
■ ■ en THEODORETus , niet genoegzaam kunnen ver-
goeden.
In zijne levensbcfchrljving van pythagoras (*},
welke door ludolp kuster, te Am/lerdam 1707,
in Qjiarto , is uitgegeven , verzamelt hij vele bijzon-
derheden , en gewaande wonderwerken van dezen
Wijsgeer, die om zijne gouden heup voor apollo
gehouden werd. Op éénen dag zal hij zich te ge-»
lijk in Italië en in Sicilië aan zijne vrienden ver-
toond hebben. Eene becrin verbood hij, niet meer
uit het woud te komen, om de velden te verwoes-
ten. Eenc rivier fprak hem in tegenwoordigheid van
vele menfchen aan , en groette hem. Hij voorzeide
( vele dingen , leerde zijne leerhngen , winden en onwe-
öers beteugelen, de zee bedaaren, en de pest weg-
nemen. Hij genas de ziekten van ligchaam en ziel
door tovcrfpreuken. Doch, fchoon porfyrius zich
op eenige oude Schrijvers beroept , ontbreekt het
echter zijn verhaal aan gezag, nademaal niet alleen
deze gewaande wonderen laf, en voor het overige al
te duidelijk naar die van jesus gcvonnd zijn , maar
ook zijn de oudflen der door hem aangehaalde Schrij-
vers
(*} .Wij hebben vnn dezen Wijsgeer ook eene le-
vensbefchrijving vnn diocenes lacrtius, in zijn Werk
over het leven en de leer jlelliv gen der IVijsgeereUt
GESCHIEDENIS. 217
vers meer dan honderd jaaren jonger dan pythago- Il
RAS, wiens leere, onderwijs, aanhang, en alles wat ^9^^^
daar toe behoorde , in de eerfle tijden geheim bleven , Hoofdft.
en weinig bekend werden. Ook is 'er in alle deze "^ ^' ^»
jaar 251,
berichten geen verband noch bedoeling , en zelfs ^ot 2^4.
gcene zekere tijdrekening , uit al het welk men het ■
beQuit ten overvloede kan opmaken , dat foortgelijke
verhalen met de geloofwaardige , gelijktijdige , en
zekere, door de gevolgen bevestigde, verhalen der
Euiingelisten in gcene vergelijking kunnen gebracht
worden.
PoRFYRius had , voor dat hij plotinus leerling Longi-
werd,ook het onderwijs van longinüs genoten. Deze Ltuisre-"
was een toehoorer geweest van ammonius saccas ,en nis van de
onderwees te Atheer.e de Welfprekendheid en Ec- ^''^'"']^". ,
vcnheid
lectifche Wijsgeerte , met groote toejuiching , tot in moses
hij door de Koningin zenobia aan haar Hof ont- ^'J^*
boden werd, om hare lünderen door hem te laten
opvoeden. Vervolgends werd hij haar voornaamfte
vertrouweling en raadsman , maar toen de Vorstin door
den Keizer aurelianus overwonnen was , werd
LONGiNus in het jaar 273 , op bevel van dezen Kei-
zer , ter dood gebracht. Zijn Boek , over het verhe-
vene ^ getuigt nog van zijnen fmaak voor het waare
en fchoone. In het zelve komt een getuigenis
voor (*), van de verhevenheid in den ftijl van
MosES. „ Ook heeft," ftaat 'er, „de Wetgever
5, der Jooden, een niet gemeen man, gelijk hij zich
„ waardige denkbeelden van Gods magt vonude,
„ de^
(*) Secr. IX. p.
05
2i8 K E R K E L rj K E
II „ dezelve ook terdond in het begin zijner Wetten
^^^ „ ontvouwd , zeggende : God [prak : daar zij
Hoofdft. 53 if<^hi ' ^^ daar was licht. De aarde zij , en zij
na C. G. ^^ j^,^/j /" Waar op men zich zeer dikwijls beroepen
tot 284! ^lÊ^ft 5 ^Is op een bewijs van zijne onzijdigheid ,
* jegens het Christendom , doch groote oordeelkmi-
digen van onzen tijd hebben de echtheid van deze
plaats van longinus in twijfel getrokken (*).
Staat der De werkzaamheden dezer Grickfche A\^ijsgeeren
Geleerd- uitgezonderd, waren onder de Heidenen, bijzonder
der de onder de Latijnen , de Geleerdheid , en Wetenfchappen ,
Heidenen in eenen afnemenden ftaat; men had, onder hen, wei-
^^^ nige Schrijvers , behalven één of twee Dichters , docli
bij welken zich flechts eenige vonken van den ouden
Romeinfciien Geest vertoonden , en eenige weinige
Gefchiedfchrijvers , wier verdienften omtrent de Ge-
fchiedenis nogthans niet zeer uitmuntend zijn. On-
der de Jooden bloeide Rabbi jochanan. Opziener
van hunne Hoogefchool in Palcefiina, tot het jaar
279 , een leerling van Rabbi juda den Heiligen ,
die over de Mifchna of het "Wetboek der Jooden,
door Rabbi juda bijeengebracht, eene Gemara^ of
verklaring, heeft gefchreven, welke met de Mifchna
den yerufalemfcken Taliffud uitmaakt^ dus genoemd,
omdat hij den Joodfchen Geleerden en Schooien in
JPahJiina ten gebruik diende.
De
( * ) Valkrnaar en ruhnkenicjs , in de lantfle uitgave
van dit rWerk van longinus, over het verhiiverie^ te
Oxford 1778, in 410, vergelijk de BibliothXrit. AmfleL
F art. III. ^(i^. 132. fqq.
GESCHIEDENIS. 219
De Christenen daartegen hadden , bij alle de on- II
rusten en vei-volgingen , die zij, van tijd tot tijd, ^^^
moesten vcrdiiuren , gelijk wij gezien hebben , vele Hoofdfl,
kundige , geleerde , en zeer arbeidzame mannen : bii "^ ^' ^•
dezen moeten wij luer met vergeten te voegen grego- tot 284.
Rius bijgenaamd Thanmaturgus , of den Wonderwer- -
ker QÏ Wonderdoener ^ wicn eusebius (*), 55 ^^" Rmo*^^'
vermaardften der Bisfchoppen van zijnen tijd " noemt. ITiauma-
Te meer verdient deze man onze opmerking, omdat ^"^,^"s, of
deWon-
het geen ons van hem bericht wordt , en het ^én derdoe-
en ander uit zijne fchriften , ons aanleiding kan ge- "^r.
ven tot het bepalen van eenige bijzonderheden, om-
trent den toeftand der Christenen, ten dezen tijde.
Deze GREGORius, die te voorcii theodorus heet- Zijnle-
te , werd in de eerfte jaaren der derde eeuw na ^'^"*
CHRiSTLTS, te Neocafarea ^ (^oï Nieuwcafarea^ ^ in
hetLandfchapPö;//«j van rijke Heidenfche ouderen ge-
boren. Zich aan de Rechtsgeleerdheid gewijd hebben-
de, kwam hij, op eene reize nünBeryms, alwaar cene
vermaarde School vanLeeraaren in de Rechten bloeide ,
in het jaar 231 te Cafareë 'wiPalaflina ^ alwaar de be-
roemde ORiGENES zich thaus bcvoud. Deze prees aan
GREGORIUS de oefening der Wijsgeerte ten llerkflen
aan , en gaf hem onderwijs in de bijzondere deelen der-
zelve, hem vennanendc, geen aanhanger van eenige
gezindte te worden, maar uit allen het beste op te
zoeken. Allengs bracht hij hem tot het lezen der
Heilige Schriften, die hij hem met grooten vlijt ver-
klaar-
(*) Hiit, Eccks. VII. 30.
ffl2o K E R K E L IJ K E
Il klaarde. Deze gewigtige dienden, hem door ORI-
BOKK GENES bewczcn , erkende gregorius zelve in eene
Hoofdft. Lof- en Dankreden , die hij ter eere van origenes
na C. G. in het openbaar hield. Door dit onderwijs kreeg
tot 284! GREGORIUS groote genegenheid , om een Christen
. '. te worden, maar als origenes Cafarea in het jaar
1235 voor eene poos verlaten moest, begaf grego-
rius zich naa Akxandri'è^ alwaar hij zich verder
in de Wetenfchappen oefende. Hier verhaalt men,
dat, eenige jonge lieden, die hem haatten, eens een
ontuchtig vrouvvsperfoon hebbende opgemaakt , om
eene voorgewende beloning der ontucht van grego-
rius te vorderen, deze met eene verachtende gela-
tenheid het geld hebbe betaald , maar dat ^tzt
vrouw tcrflond, onder de hevigfte iluipen, van den
boezen geest bezeten is geworden, waar van zij,
alleen door zijne voorbede bij God , heeft kunnen ver-
lost worden. Na twee jaaren keerde gregorius tot
origenes terug , en fcheidde niet eer van dezen
Leeriiar, voordat hij den Doop ontvangen had.
Wonde- Met oogmerk, om zijn leven afgezonderd van de
reiman wereld door te brengen, begaf hij zich, alle zijne
sefchre- goederen uitgedeeld hebbende , op het platte land,
ven. maar ph/edimus , Bisfchop van Amifin in Pon-
tus , die de gave der voorzegging zal gehad
hebben, poogde hem op te zoeken tot den dienst
der Kerk, en, hoe zeer gregorius zich voor hem
verbergde , wijdde hij hem , afvvezcnd , in , tot Bis-
fchop van Neocafarea , in welke aanzienlijke en volk-
rijke Stad niet meer dan zeventien Christenen waren.
/ gre-
GESCHIEDENIS. 221
CREGORius onderwierp zich fchoorvoetende , en on- II
dernam niet, het Christelijk geloof openlijk te verkon- ^9^^
digen, voor dat hij dcswegcns eene Openbaring ont- pjoofdfl.
vangen had. Nu verhaalt gregorius van YVjy/^, "^ C. G.
zijn lofredenaar, dat, als onze gregorius eens in ^^^ 284.
diepe gedachten was , hem een man en eene vrouw , -
met zoodanigen glans , vcrichenen , dien zijne oogeii
niet verdragen konden. Deze ipralcen met elkander
over de leere, in welke gregorius grooter kundig-
heid verlangde. De vrouw bleek maria, de moe-
der van jESus , de man de Euangelist joannes te
zijn. Op begeerte der eerde gaf deze laatftc aan
gregorius een kort begrip van het Christelijk ge-
loof, hetwelk deze , terllond na het verdwijnen dezer
Heilige perlbnen , fchriftelijk optekende , welk eigen-
handig affchrift nog ten tijde van gregorius van
Nysfa bewaard was , gelijk het opftel zelve nog heden
onder de Schriften van gregorius thau]M(\turgus
gevonden wordt. Dit opftel zal deze in het onder-
wijlen zijner Kerk gebruikt , en door de kinderen
van buiten hebben laten leeren , waar van het ge-
volg zal geweest zijn, dat zijne Gemeente van alle
Ketterijen zuiver is gebleven.
Dewijl het opftel koit is, verdient het hier eene
plaats , opdat de Lezer zelve oordeelc , wat men van
deszelfs echtheid te denken hebbe. Dus luidt het;
„ Daar is i^én God, de Vader des lev^enden Woords,
„ der zelfllandige Wijsheid , der Kracht , en . des
„ eeuwigen (anderen lezen , eigeneii) Beelds ; de vol-
„ maakte Teeier des volmaakten , de Vader des eenig-
„ geboreueio* Ééti Heer, eeixig uit deneeiiigeu, God
„ uit
K E R K E L IJ K E
II
BOEK
XI
Hoofdft.
na C. G.
Jaar 251.
tot 284.
uit God. Een afdnikzel en beeld der Godheid,
het krachtig werkend Woord, De AVijsheid ,
welke al het beflaanlijke omvat, en de Kracht,
die de gantfche Schepping gemaakt heeft , de
waarachtige Zoon des waariichtigen Vaders, de
onzienlijke des onzienUjken , en de onvcrderflijke
van den onverder!] ijken , en de ondeiilijke van
den onflerflijken , en de eeuwige van den eeuwi-
gen. En één Geest, uit God zijn beI1:aan heb-
bende, en door den Zoon aan de menfchen vcr-
fcheenen en openbaar geworden; het volmaakte
Beeld des volmaakten Zoons; het leven, de oor-
zaak der levenden ,• de heilige fontein , de heilig-
heid , aanvoercr der heiligmaking ; door wien
zich God , de Vader , die boven allen en in al-
len is, en God de Zoon, die door allen is,
openbaart. Eenc volmaakte Drieheid in heerlijk-
heid , eeuwigheid , en het koningrijk , niet ver-
deeld, noch vervreemdbaar. Daar is derlialven
in de Drieheid niets gefchapen, noch dienende,
noch iet, dat in dezelve eerst ingebracht is, als
te vooren niet beftaandc , en naderhand 'er bij
gekomen. Nooit is derhalven de Vader zonder
den Zoon, noch de Zoon zonder den Geest ge-
weest, n^aar dezelfde Drieheid is altijd onveran-
derlijk en onvcrweemdbaar.
Daar zal, denk ik, niemand onder mijne Lezers
zijn, die veel prijs zal (lellen op de Gefchiedenis
van de hemelfche openbaring van deze geloofsbelij-
denis, al wai'e het uitgemaakt zeker, dat zij echt,
en van gregorius van JSfeodeptrea zt\\in oorfprong-
lijk
GESCHIEDENIS. £23
lijk was; indien -inen aanmerkt, dat ecnc zoodanige il
openbaring volftrekt overbodig was voor eenen Chris- ^^^^
ten , die , in de Heilige Schriften , de leere van je- Hoofdft.
sus genoeg kon te weten komen , om niet te zeg- na C. G.
gen, dat deze geloofsbelijdenis zich alleen bepaalt ■'^^■^^|^*
tot het leerftuk van de Driecenheid. Men zou, in .
geval GREGORius zelve deze vcrfchijning ergens in zij-
ne fchriften verhaalde , nog neigen , om te geloven , dat
hij door eenen droom , of door zijne verhitte ver-
beeldingskracht , zich hebbe laten misleiden. Doch ,
ook dit zelfs is niet ten vollen beflist , of deze ge-
loofsbelijdenis niet een laatcr verdicht ftuk zij, op
den naam van gregoiuus den Wondenverker uit-
gegeven, in den tijd der verfchillen met de yfn'aNe/r ^
om het aanzien van dezen vermaarden man tegen
de Arianen te doen gelden. Niet alleen, dat het
lülzwijgen van eusebius (*), ja zelfs van basï-
Lius den Grooten , die zoo vele aanleiding had , om
deze geloofsbelijdenis aan te haaien , indien zij in
zijnen tijd ware voorhanden geweest, ons reden van
twijfelen geeft , maar voornaamlijk , moet het elk be-
vreemden, dat, daar deze geloofsbelijdenis zich zoo
duidelijk en juist omtrent het leerftuk der Drieêen-
heid uitdrukt, op eene wijze, zoo als men ze tot
hier toe in geene voorgaande geloofsbelijdenisfen der
Christenen ontmoet, daar de achting van gregori-
us zoo groot was in de Kerk , en , volgends het ver-
haal
( * ) RuFFiNus heeft , in zijne Latijnfche Vertaling
van EUSEBIUS Libr. VII. Cap. 28. dit Üuk ingelascht,
maar eusebius zelve heeft het niet.
/
a24 K E R K E L IJ K E
Il haal van gregorius van Nysfa , deze geloofsbelijde-
BOEK j-jjg 200 bekend , dat zij zelfs van de kinderen vau
Hoofdd. buiten geleerd werd, het niemand der leden van de
T^^ C. G. JSficeïfche Kerkvergadering, zelfs athanasiüs niet»
tot ^84' "^ geclachten gekomen is , om zich daar op te be-
-' roepen, maar dat zij, ecnen gcruimen tijd daarna,
op het onverwachtst , te voorfchijn komt , als een al-
gemeen bekend en aangenomen ftuk.
Het waarfchijnlijkrte is, dat gregorius wel een
kort begrip of hoofdfom der geloofsleere hebbe op-
gefteld , maar tevens , dat dit opftel zeer veel veran-
deringen heeft ondergaan , gelijk trouwens de gevolg-
trekking, die het flot van de boven opgegeven ge-
loofsbelijdenis uitmaakt , ongetwijfeld een bijvocg-
zel is, als mede, dat het verhaal van de hemelfche
openbaring eene volksmare in de Gemeente van Neb-
cefarea zal geweest zijn. Door deze opvatting wordt
ons tevens verftaanbaar , hoe gregorius van Nysfa
zich , bij dit verhaal , op het eigenhandig affchrift van
deze geloofsbelijdenis, hetwelk bij de Gemeente van
Neöccefnrea nog voorhanden was, hebbe kunnen be-
roepen. Doch, laat ons ons verhaal vervolgen.
Toen gregorius naa Neöcafarea reisde , om
daar zijn ambt te aanvaarden, werd hij onder wcg^
door een zwaar onweder overvallen , en genood-
zaakt , d<^n nacht in eenen Tempel te verblijven ,
die beroemd was, door de Godfpraken, welke daar
in gegeven werden. gregor.ius maakte, bij het in^
gaan in dcnzelven, het teken des kruis, en bracht,
met zijne reisgenoten, den nacht door, met bidden
en zingen. Toen de Priester van dezeu Tempel»
den
GESCHIEDENIS. &2§
den volgenden dag, den gewonen Godsdienst Weder It
wilde beginnen , verklaarde de booze geest , ^^^
dat hij , wegens den peifoon •, die den voorigen HoordO:.
nacht in den Tempel vertoefd had, niet weder in "^ ^' ^
denzelven komen kon. Terftond liep de Priester , i^^ 2g^
veitoomd , gregorius na , wien hij dreigde , bij — - —
<ie Overigheid te zullen aanklagen, gregorius
gaf hem ten antwoord, dat hij zich op de Godlijke
befcherming verliet, met wiens bijftand hij de boo-
ze geesten van eene plaats verdrijven , maar ook we-
der toelaten kon, als hij het nodig oordeelde. Ten
bewijze hier van, fclireef hij op een ftukjen papier
deze woorden: gregorius ^an den Satan: Treed
binnen! Dit op den altaar gelegd, en de gewone
plegtigheden door den Priester veraclit zijnde, ver-
fcheen de geest weder in den Tempel. De Priester ,
hier door verbaasd, vervoegde zich weder bij gre-
gorius , en verzocht hem om onderwijs in den
Christelijken Godsdienst. Om hem alle twijfelingen
te benemen , moest een groote fteen , op gregorius
bevel, van zelve naa zekere plaats rollen, die gre-
gorius hem aanwees. Hier op verliet de Priester
-zijn ambt, vrouw en kinderen, werd een Christen,
en naderhand één van des Bisfcliops Kerkedienaren»
In de daad, een zeldzaam wonder, waar bij een
Christen Bisfchop aan den reeds verdreven Duivel
zijne plaats weder inruimt, en daar door de Afgo-
derij en het Bijgeloof begunfügt.
Op deze wijze is het leven van dezen gregorius
vol wonderen. Te Neöcj^Jarea aangekomen , bekeef»
de hij, reeds op den eerften dag, vck Heidenen,
JU, Deel, P door-
226 K E R K E L IJ K E
II doordien liij bezetenen van den boezen geest 'be-
BüEK vrijdde, zieken genas, en allen met zijn onderwijs
Ilüuflilh bijltond ; fpoedig was het aantal Christenen zoo
na C. G. groot, dat eene Kerk voor deze Gemeente moest
tot 284.! gei^icht worden. Door zijne wonderwerken werd
■ het Christendom, tevens met den roem van grego-
Rius , ook in die landllreeken gi'ootlijks uitgebreid. De
Christenen in de nabumige ftad Comane verzochten
hem , hun bij de verkiezing van eenen Bisfchop bij
te ftaan. Daar gekomen, vond hij hen oneens, om-
dat zij naar een' aanzienlijk en welfprekend man om-
zaen. greGorius integendeel wilde alleen op Gods-
vrucht en vroomheid gelet hebben, en als hier op
eenige voon-amc leden der Gemeente fpottende vraag-
den , c f zij dan ook hunne ftem aan alexander ,
den kcolenbrander , zouden geven ? trok zulks de
a:indncht van gregorius , welke dezen man bij
zich oniboden hebbende, van hem verftond, dat hij
van geene geringe afkomst was, maar dat hij van
alles aflland gedaan, en deze laage kostwinning aan-
gev^at had, om zich tot Godzaligheid te oefenen,
deelende van zijne geringe winflen nog aan de ar-
men en behoeftigcn mede. Gp dit bericht liet gre-
gorius hem op eene welv^oeglijke wijze kleeden,
en in de vergadering der Christenen brengen , iis
welke hij van de pligten van eenen Bisfchop fprak ,
en nu gaven allen hunne llcm aan alexander, die
zijn ambt met vvaardi;j;heid bekleed heeft, en naderhand
voor het geloof op den brandftapel geftorven is. Op
zijne terugreize , \^erd gregorius van eenen Jood,
om eene aalmoes aangefproken , ten einde zijnen
reis-
GESCHIEDENIS. ö>«7
Teisgezel, dien hij zcide, gedongen te zijn, te bc- II
graven. De Bisfcliop wierp zijnen mantel over den ^'^^
gewaanden dooJen , en deze gaf nu wezenlijk den Hoofdfl^
ffeest. Zoo groot was zelfs de wonderkracht van "^ C. G,
j , . I . Jaar 251.
GREGORius, dat bezetenen en kranken genezen wer- tQ^ „g^^
den , als men hun het linnen aantrok , waar flechts —
^ijn adem overgegaan was.
Zoo krachtig werkten zoo, vele wonderen, dat het Grego*
Heidendom te Neöcafarea, en in den omtrek, ^ijii^ ^yntaan
geheel te niet raakte. Doch , in de vervolging on- de Chris*
der DECius, was gregoriüs, die door een wonder '■^"f'\ ^
' ' gedecli-
zijne vervolgers ontkwam , genoodzaakt te vluchten tenis der
en zich te verbergen , tot het volgende jaar 251 , Martela-
, j T-. ^ • 1 • ren met
wanneer liij terug keerde. De rust m het jaar 253 vermaak*
ten vollen bevestigd zijnde, deed cregorius eene lijkheden
reize door zijn geheele Bisdom , en liet het gebeente '■^ v^^^®^*
der Martelaren op verfcheidene plaatzen brengen,
opdat men , naar de gewoonte der Christenen ,
hunne gedachtenis daar vieren zou ; tevens vef*
öorloofde hij aan het volk , op deze dagen , al-
lerliande vennaaklijklieden en uitfpanningen , waaü
in GREGORIUS van Nysfa zijne wijsheid prijst ,
om het volk, hetwelk aan de openbare verma-
ken , onder het Heidendom , gewoon was , daaf
van af te trekken , en allengs verder op te leiden ^
tot de verëering van den waaren God. Wij kun*
uen, dewijl wij niet weten, waar deze vermaaldijk-
heden , die gregorius veroorloofde , in beftonden , ook
niet oordeelen, in hoe verre hij daar in recht han-
delde, maar dit weten wij, dat allengs de verëering
P a der
*aS K E R K E L IJ K E
II der Martelaren te ver ging , en in Bijgeiovigltek!
^Xl'^ ontaarde , als ook , dat juist op dezen zelfden grond ,
Iloofdft. dien onze Bisfchop voor zijne infchiklijkheid voor-
na C. G. ^vendde , in vervolg van tijd , vele Heidenfdie plestishe-
Jaar 251. r&&
tot 284. <^eii iii tle Christen -Kerk aangenomen zijn , welke der-
' zelver zuiverheid met Bijgelovigheden bezoedeld hebben,
Grego- De pestziekte, die om dezen tijd, in alle landen
^'^'^ van het Romeinfchc Rijk, zoo groote verwoestingen
voorzegt j 7 o &
eenepcst, ^^iTÏchtte, gelijk wij reeds meermalen hebben aan-
en ge- gemerkt , trof ook de ftad Ne'ócafarea en het owp-ij-
Jieest de •' 0
genen, ^^§^^^ Gewest, gregorius had ze voorzegd. Te
die belo- weten , als de inwoners eens op een feest in de
Christc- fchouwplaats te eng naar hunnen zin zaten, en met
nen te een luid gefchreeuvv van Jupiter eischten , dat bij
zullen hun plaats wilde maken, li.t gregorius hun zeffffen,
worden. , .. , . , , . X.
dat zi] eerlang runner zouden kunnen zitten. Toen
deze voorzegging vervuld werd, baden velep hem,
om zijne voorbidding bij God, dat deze befmetting
mogt afgewend worden, en op zijne voorbidding,
werden, in de daad, alle de genen genezen, welke
beloofden, in Christus te zullen geloven.
Grego- Alhoewel onze Bisfchop zich met ijver kantte te-
Riusbe- gen <_[c dvvaalingen van zijnen tijd, bijzonder die van
^j„^gj,jjgj_ SADELLius en PAULUS vüii Samofata ^ echter kon
liüuerij. hij de befchuldiging niet ontgaan, van den eerstge-
melden toegedaan te wezen , omdat hij , in zijne
Verklaring des Geloofs ^ doch die thans niet meer
voorhanden is , gcfchrcven had , „ dat de Vader en de
5, Zoon twee zijn , volgends onze voortelling of den-
,5 ken , (sTTivojf:,) doch maar één in perfoon ,
5, (t/T«-
G E S C H I E D E N I Sr n^
■^^ (^ uirc^ciffu,^'' } BASiLius de Groote weet hem, II
hier omtrent , niet anders te ontfchuldigen ( * ) , dan ^^^
fint hij hier, niet /<?£'r/?^///^ (^loyfAdlmug ^') maar met pjoofdfh
eenen Heiden te doen hebbende, ( «yow^i^twr , ) zoo '^^ ^' ^'
T*nr '^ ^ I
als in eenen geleerden twist voegt , gcfproken heeft , {qJ. ^g *
wat toegevende , opdat hij dezelven niet te zeer
voor het lioofd ftooten, en van het Christendom
afiveerig maken zoude. Zoo veel is zeker, dat na-
derhand de Kerkleeraars onderfcheid gemaakt heb-
-ben, tusfchen volgends de leerflelling (5oyjMüê,)en met
toegevenheid ((ruyxa1öt,Sat(r<s-,) of naar de huishouding
( oiKovofAttt , ) gelijk 2I3 het noemden , te fpreken f
waar van dit dan het eerftc voorbeeUl zijn zoude.
Niet lang daar na overleed gregorius , omtrent Zijne
het jaar 270, hebbende zijne dood te vooren voor- ^^?P.^' ^^
zien, waar bij hij zich beklaagde, dat 'er, in deKeJUbe.
lütgeftrektheid van zijn Bisdom nog zeventien Hei- graven
denen , juist zoo velen , als hij in het eerst Christenen '^ "
in de ftad gevonden had , onbekeerd waren gebleven ,
doch God tevens dankende , dat hij het Heidendom zoo
ver had mogen onderbrengen. Hij verbood , tot zijne
begravenis eene plaats te kopen, opdat hij na zijne
dood zoo min zou kunnen gezegd wordeiT, een ftuk
groiids in eigendom te bezitten , als hij in zijn leven
bezeten had. Uit eenen Schrijver der zesde eeuw (f) ,
blijkt, dat zijn gebeente naderhand in de door hem
gebouwde Kerk gerust heeft, men mag echter daar
uit
(*) Epjsf. iio.
(t) Theodorcs Lector i Excerpt. Hi!t. Eecks. Libr.
II. p. $$J, Ed. VALES.
P3
ft3o K E R K E L rj K E 1
II uit niet befluiteii, dat hij terftond na zijn overlydeti
JOEK jii (leze Kerlc begraven zou zijn , als hetwelk te
Hoofdft. z^^r ftrijdig is met de Romeinfclie wetten, en del
na C. G. 2eden der Christenen van dien tijd.
tor ^84.' ^^egens zoo vele wonderen, als *er in het levens-I
— " verhaal van gregorius van Neéc^farea voorko-
A^-nmer- jjien, heeft men hem, hoewel niet dan lans na zii-'
kingover ' • -, j ,
deWon- ne dood, eerst m de zesde eeuw, den naaniTHAU*!
derwer* jmaturgus, den Wonderwerker ^ gegeven. VijiiU']
CREGo- ^^" '^'^^ ^^'^ Godsdienst zelve zullen hem cenen ;
jiiüs, tweeden Mo fes genoemd hebben, origenes, eüse-» '
Bius , en andere Ouden , maken wel , met hoogach-
ting , van hem gewag , als van een' groot , achtings-
waardig , ijverig , godzalig man , en Leeriiar van het
Christendom , maar zij z\vijgen van zijne wonder-
daadcn (*). De berichten derzelvcn fteunen op
Jict gezag der beide vermaarde Broeders, basilius
èen Qrooten ^ en gregorius run Nysfa^ die eene
Zof reden op hem gehouden heeft; deze beide Broe-
ders leefden , omtrent honderd jaaren , na zijn over-^
lijden, en hadden hunne berichten, aangaande hem
cn zijne wonderen, van hunne Grootmoeder, die te
NeoCiSfarea gewoond had, toen gregorius daar
\ Bisfchop was. Hier uit , en uit den aart der gemel-
de wonderen zelven, ontvangen deze juist geen groot
g^ag van geloofwaardigheid. liet fchijnt veeleer,
dat
{*) EüSEBius heeft van hem niet dan korte en al-
gemeene berichten, Hitt. Eccles. VI. 30. VII. 14, 28.
tH ook HiëRONïMUS de vin's illiiftrlbni Ccip. 65. et Ep,,
GESCHIEDENIS. 231
dkt de Christenen, naar mate de wondergaven , die II
nog eenigen tijd , na de dood der Apostelen , hadden ^° ^^
blijven voortduLiren , gelijk wij aangemerkt heb- Hoofdfl.
ben (*), dat niet ontkend kan worden, van tijd "^ C. G.
tot tijd vcraiinderden , meer met het wonderdadige Iq[ ög . [
waren ingenomen, waar toe de verhitte verbeeldings
kracht van Ibmmige anders groote mannen, ter-
TULLiANUS, CYPRIANUS , DIONYSIUS Vafi Aïexan-
dri'é^ en anderen, die, alhoewel zij zich de gave
der wonderwerken niet aanmatigden, echter veel met
verfchijningen , ^gezichten , openbaringen , en droo-
men, ophadden Ct)^ veel fchijnt te hebben toege-
bracht. In den grond nogthans kon zulke groote
ophef van gewaande of zelfs wel verdichte wonder^
werken nergens anders toe dienen , dan , om de vvaa-
re wonderwerken in eene- onaangename fchaduw te.
Hellen , en het ongeloof in de hand te werken.
Gregorius zelve echter fpreekt, in zijne gefchrif- Schriften
ten , die wij nog van hem overhebben , nergens ^'^" °^*
van zijn wondervermogen , or verrichte wonderda-
den. In zijne Lofreden opORiGENES, erkent hij wel ,
dat het Godlijk verftand zijn menschlijk verftand op
cene onuitfpreeklijke \vijze te hulp is gekomen , en
hij dankt zijnen onbekenden gelei- of befchermgeest ,
voor zijne leidingen , en dat hij hem tot origenes
gebracht heeft , doch daar uit kan men geenszins
tot
(*) Zie II Deel, Bladz. 236. volgg-,
(t) Men leze j. j. zlmmerman Disqiiis. ff/s f. et
Theol. de vijionibiis 4 prior. fisc. etc. Opuscul. Tom, I.
pag. 646. fqq.
P4
-32. K E R K E L IJ K E
II tot iet buitengewoon vvonderl:)aars befliiiten. Deze
^j^^^ Lofreden op origenes, tot cene danlvbetuiging aan
Hoofdft. dezen zijnen leermeester , door gregorius, gelijjj;
na C. G. vvij gezien liebben , in het jaar 239 gehouden , en
"f mr '^^ r
eot "8'4.' welke voor een meesterftuk van \Velfprekendheid
■ 1 wordt geacht, is nog overig, en door david hoe-
scHELiüS voor de eerftemaal , in het jaar 1609, te
Attgsburg^ 'm het Grieksch en Latijn, met de Boe-
ken van ORIGENES , tegen celsus , iii druk uitge-
geven.
\^erders hebben wij van hem eene omfchrijvwg ^
(Me]«(f>fac(r<5-,) van Salomo'' s Prediker^ 'm welk^
dit Boek verklaard, en de daar in vervatte zedenleer
breedvoeriger behandeld wordt, waar in veel goeds
en nuttigs, naar mate van de kundigheden dier tij-
den, voorkomt.
HiëPvONYMUs en suidas fpreken van verfclieideii
Brieven , door gregorius gefchreven , van deze heeft
echter maar één Brief onze tijden bereikt, gefchreveii
aan zekeren Bisfchop in Pontus ^ dien hij Hsiligflen.
VadeY noemt , welke Brief naderhand het gezag van
cene Kerkelijke wet of regel, QCanon^^ verkregen
heeft, en daarom gemeenlijk Canonica Epi stola ge-
noemd wordt. Een inval van de onbefchaafde vol-
ken van het Noorden , ten tijde van den Keizer gal-
LIENUS , omtrent het jaar 262 , gaf tot dezen Brief
aanleiding. Deze hadden , bij eene gruwlijke ver-
woesting , die zij aanrichtten , vele Christenen in lla-
vernij medegevoerd, welke bij deze gelegenheid van
fpijze aten, die men meende, tot het Afgoden - offer
bdioord te hebben, doch, dit was het minffce. Som-
mi-
G E S C ri I E D E N I S. 233
Diïge Christenen hadden zich, bij deze gelegenheid, II
ven-ijkt met de bezittingen der vcr(l;igenen ot ge- ^j
vangenen, anderen hielden gevangenen, die zij uit Hoofdft.
de magt dei* Barbaren gered hadëen , zelve gevan- "^ ^* ^^*
gen, eenigcn hadden zich met hun vcreenigd, om ^ot 284.
hunne Cliristelijke ÏNIedebroeders om te brengen , of — — —
den vijiinden tot gidzen gediend, bij het plunderen
van de huizen hunner Medebroederen , die zij
hun hadden aangewezen. 'Er waren ook ziüken,
die feitelijk in de huizen waren ingebroken , en zelve
geplunderd en geroofd hadden. ]\Jen mag, opdat
ik dit in het voorbijgaan aanmerke , uit het gedrag
dezer Christenen, befluiten, dat de ijver van fom-
mige voortplanters van hef Christendom, hen, bij
de bekeerlingen uit de Heidenen , fomtijds meer op.
derzel Ver getal, dan wel op hunne oprechtheid en
zedelijke waarde , hetjft doen letten, Hoe het zij , de
bovengemelde Bisfchop had onzen gregorius ge-
raadpleegd, hoe met zulke Christenen te handelen,,
die zich aan de gezegde of dergelijke euveldaaden
hadden fchuldig gemaakt, en de Brief van grego-
Rius bevat liet antwoord op deze vraag , in eïf rege-
len of voorfchriften , ten minllen, gelijk hij thans
verdeeld is , van welke echter de laatfte of elfde re-
gel een bijvoegzel is van laater tijd , behelzende
eene verklaring van de onderlcheiden trappen , langs
welken de Boetelingen weder tot de geraeenfchcip
der Kerk werden aangenomen.
Wij hebben , in het voorgaande tweede Deel , Trappen
reeds meer dan ééns gelegenheid gehad, om van ^-''"^.o^'^-
de flxenge zedentucht der Christenen , omtrent het bij de"^
P 5 we-
234 K E R K E L IJ IC E
n wederaannemen van Boetelingen te fi^eken (*), dé-
■^yr'^ gemelde elfde regel , alhoewel van cene onbekende
Hoofdft. li^"d oorfpronglijk , geeft ons daaromtrent een zoo
m C. G. naauwkeiirig en beknopt verflag, dat hetzelve hier eene
tot "84..' P^^^*-'^ verdient. „ Het weenen ^ f)? arfö<r;cA«u(rir) ,"
i"' dus luidt het, ,,gefchiedt, buiten de deur van het
Christe- Bedehuis , hier moet de zondaar liaan , èn de
tien. 1 .
„ bmnengaande gelovigen fmeeken , dat zij voor
„ hem bidden."^ Deze was de,eerll:e van. de vier
trappen der Kerkelijke Boete , (^gradtis feu flationes
poenitentias^^ of liever een verzoek van hem, die
iiit de gemeenfchap der Kerk was uitgefloten , om
tot de volgende Boetdoening te worden toegelaten..
Zij, die dus voor de deur der Kerk, onder den
blooten hemel, Honden, en dikwijls vrij langen tijd,
naar gelang hunner zonde , ftaan moesten , werden
genoemd flentes , kiemantes. De vooripraak der ge-
lovigen ontvangen hebbende, werden zij toegelaten
tot den tweeden trap, welke in dezen regel dus be-
fchreven wordt. „ Het toehooren^ (j5 «tfoacis-, )
„ gefchiedt, binnen de deur, in het portaal (AW-^-
„ thex') Cf), hier moet de zondaar flaan , naast
„ aan de Katechumenen , of ondervvijzelingen. Den
,, hoorer, flaat 'er (§), der fchriften en der leere,
„ moet men doen uitgaan , en hij mag niet tot het ge-
„ bed
(*) II. BeeU Bladz. 245, 265. enz.
(t) Deze benawiing toont den tijd vnn dezen regel
of verklnring ann , zij is uit de zesde eeuw.
(§) De opfteller doek op den LXXIY. Canon van
BASiLius aan amphilochius.
GESCHIEDENIS. 235
„ bed toegelaten worden." Deze hectcn hoorenden I!
of toehoorers , ( ctK^ocafAzvot , ) eii konden , be- ^^^
halven het gezang , ook het voorlezen der Heilige Hoofdft.
Schrift , en de Leerredenen van den Leeriiar aanhoo- "^ C« G.
ren, en zoo ver mogten ook Heidenen en Jooden^^^j ^g.'
Ketters en fcheui'zieke Christenen , den openbaren ■
Godsdienst bijwonen. Na eenen bepaalden tijd hier
in voliiard te hebben, werd hem toegeüaan, binnen
de Kerk, onder de ziek nederwerpendenQuTFOTtiTr'jivlif}
of nederknielenden te komen , waar zich zeker foort
van leerlingen van het Christendom en ook de be-
zetenen, bevonden; liier knielde hij, terwijl het ge-
bed voor hem door de Gemeente gedaan werd, en
de Bisfchop liem de handen oplegde, neder, ook
moest hij, gedinirende dezen ftaat, die de eigenlijke
Boete uitmaakte , verfcheiden moeilijke oefeningen-
ten blijke zijner boetvaardigheid uitoefenen. De regel
zegt : „ Het nedenverpen , ( »5 \J7t^^f\oi(Tlg , ) beflaat
,, daar in, dat hij binnen de deur des Tempels (la,
5, en met de Katechutnenen uitga," De vierde trap
was , dat de boeteling , na volbrachte voldoening ,
(^fatisfactio ,) werd toegelaten , om met en bij de ge-
loovigen te flaan, ((rvws'ajWJkOf, ) en tegenwoordig te
zijn bij het gebed, het oiferen der vrijwillige gifte,
en het vieren van het Heilig Avondmaal, hoewel
hij hetzelve nog niet mogt gebruiken: „ Het fa-
„ menftaan , ( y\ <ru<^xa-if , ) is , wanneer hij met de
„ gelovigen op ééne plaats ftaat , zonder met de
„ Kat'chumenen uit te gaan." Hier op volgde fpoe-
dig zijne gchecle aanneming in de gcraecnfchap der
Kerk.
235 K E R K, E L IJ K E
ÏI Kerk. „ Ten laatflen volgt,'* zegt de regel, „ sfe
^x\^ „ deelneming aan de heilige dingen , ( >5 jAiS-i^i^
lloomO:. ■,, reav <»yiot(riAxlm")
na C. G. Uit dezen zelfden regel zien wij tevens, dat d«
tot 284. I^oetehngen, eenigermate, langs dezelfde trappen tot
•■■' de gemeenfchap der Kerk , als de Katechumenen of
fchefd" Onderwijzelingen , tot den Doop , werden toegela-
der Kate- ten. AVat 'er ten aanzien van dezen thans plaats
chume- ]iad hebben wii , uit tertullianus, aangewe-
Onder- zen ( * ) , en uit origenes ( f ) blijkt , dat zij in
vvijzelin- twee klasfcn onderfcheiden waren, doch niet lang
hier na werd nog eene derde klasfe hier bijgevoegd ;
volgends het geen wij daar van vinden in de zooge-
■nocmde Apostollfche Kcrkver'órdeningen (§)? ^i^
voor deze leerlingen in het gemeen ^enen tijd van
drie jaaren bepalen (**). Op deze onderfcheidene
klasfcn der ondei-wijzelingen doelt ook de aangehaal-
de regel. De eerfte klasfe was der hoorenden of
der toehoorers^ welke alleen de eerde helft van den
openbaren Godsdienst, die naderhand Misfa Cate-
chtimenorum , om die reden , genoemd is , het lezen
der Heilige Schrift , en de leerredenen van den Leer-
ïiar , bijwoonen mogten , en dan heen moesten
gaan. De tweede klasfe waren de knielenden ,.
(ysi'v>tA<i'öi»?gf ,) welke het volgende gebed afvvacht--
ten^
(*) II. Beet, Bladz, 224. voigg.
(f) Contra cels. Libr.. III.
(§) Conftitt. ApoitoL Libr, VIII. C. 6-%,
(**) Cap. 32.
GESCHIEDENIS. 237
ten. Eindelijk kwamen zij onder de klasfc der ge- I!
iien , die den Doop verzochten , ( /3oi7rli(^QiAzm , °^ j*
<pcali^ofAi\ioi , competentes , electi , ) voor welke een Hoofdft,
bijzonder gebed gedaan werd , waar na zij insgelijks "^ ^* ^*
de vergadering verlieten. Zij moesten , geduurende tot 284!
dezen gantfchen tijd , velerhande oefeningen van ont- ■ - ■ -
houding en boete ondergaan. JNlcn gebruikte over
hen de bezweering, QËxorcismus ^^ waar bij God
gebeden werd, dat hij de magt van d^n boozen
geest in hun wilde te niet doen. Ven'^olgends legde
de Bisfchop hun de handen op, en zij werden met
het teken des kruis getekend. Ook moesten zij de
geloofsbelijdenis en het Onze Vader van buiten lee-
ren, en opzeggen. Na (\qzq. en andere voorbereidin-
gen werden zij tot den Doop, en terflond daar op ^
tot het gebruik van het Heilig Avondmaal, toege-
laten.
Volgends het bovenflaande , werden de Katechume- De d'nd-
Tien of onderwijzehngen niet toegelaten, tot het bij--^^'"^^''"
wonen van die plegtigheden van den Godsdienst, leere'vaii
welke-, als tot de verborgenhedcn van denzelvcn be- geheim-
Jioorende, ook voor Jooden en Heidenen geheim ge- °^ '"**
houden werden. Dit maakte een gedeelte uit van de
zoogenaamde dhcïpUna /ircani ^ fchikkingen of leere
der geheimhouding , wellce , misfchien in navolging
der Heidenen , die geene anderen , dan ingewijden
( initiati , ) tot hunne verborgenheden ( Mijfteria , )
toegang vergunden , zedeit het midden der tweede
eeuw, onder de Christenen begonnen ingevoerd te
worden. Zij wilden daar door deze plegtigheden
be*
£5S KERKELIJKE
II beveiligcil tegen de fpotternijën der ongelovigen , eft
opEK ^gj-, eerbied voor dczclven bij de Katechumenen ver»
lloofdfl. grooten. Over deze discipUna arcani is in laatef
na C. G. tijd twist ontdaan , dewijl de Roomfche Kerk zekere
tot 284!^^^^"*^^*^^'^*^" "i^ dezelve afleidde, die noch in de Hei-
■ lige Schrift, noch bij de eerfte Christen Schrijveren
gewaagd worden (*). Ondertusfchen is niets zc-
kerer, dan dat de oudfte Leeraars, zelfs in hunne
vervveerfchriften tegen de Heidenen, alle de leerlluk-
ken van den Godsdienst, ook de Verborgenlieden ,
breedvoerig hebben voorgedragen en behandeld. Al-
leen begon men allengs meer behoedzaamheid te ge-
bruiken , om aan ondei-wijzclingen eerst de meer
cenvouwige , en vervolgends de meer verhevene , leer-
ftükken bekend te maken. „ ■\\'lj trachten , zoo
„ veel mogelijk is, fchrijft origenes (f), daar
„ naar, dat wij verftandige toehoorers krijgen: aan
„ zoodanigcn ontvouwen w^ij, al wat wij voortref-
„ lijk en Godlijk hebben. Maar anders verzwijgen
„ wij het meer diepzinnige voor zulken, die melk
„ nodig hebben." In de volgende eeuw en ^Trvol-
gends
(^*) Emanucl VAlv scHELSTRATE in a}?tiquit. Eccks.
iUintr. en Dhfert. /lp oio ge t. de diiciplina arcani^ Roin.
1685. 4to. is hier de voornaamfte voorrechter van het
gevoelen dezer Kerk. Hij is wederlegd door w. ernst
TENZEL, Di'sfcrt. de dmiplhm arcani en animady, in
Scheljlr. Disf. Apoïog. in het II Deel van zijne Exercit,
Select. Lip f. i5p2. /!^to.
(t) Contra cels, Lihr. III. pcig. 143. edit Spenceri*
GESCHIEDENIS. 23^
gcnds fpraken de Leeraaars , als zij voor de Ge- II
meente fpraken , enkel oppervlakkig , en als in het ^^^
voorbijgaan , van de verborgenheden des geloofs , Huofdfl;
.zich daar op beroepende, dat dezelve aan de gelovi- "^ ^* ^*
vigen genoeg bekend waren. Deze behoedzaamheid , tot 284!
waar door men flechts tot eenen gelegener tijd de ■■■
ontvouwing van zekere leerftiikken uitftelde, was
geen verborgen houden van die leei-flukl^en , voor-
naamlijk niet van zulke, die , met het gene men
openlijk leerde, zouden geftreden hebben. Men kan
daar ook niet toe brengen, dat de Christenen het den
Montanisten kwalijk namen , dat zij , in hunne voor-
gewende voorzeggingen, zoo veel en openlijk fpra-
ken van den Antichrist, de verwachting van een
duizendjaarig Rijk van christus, van den onder-
gang van het Romeinfche Rijk, en dergelijke voor
de Heidenen aanflootlijke gevoelens. Het is ook waar,
dat CLEMENS van Alexandri'è ^ origenes , en eeni-
ge andere Leeraars zich op eene hoogere kennis óf
wetenfchap beriepen , welke van jesus , door over-
levering, tot hen zou gekomen zijn, en die zij niet
openlijk aan allen, maar alleen aan zulken, wilden
leeren, die zij daar toe bekwaam en vatbaar oordeel-
den. Doch, deze meer verhevene kennis beflond
niet in zekere leerflukken , die tot het geloof zouden
behoord hebben , maar zij bedoelden daar mede hun-
ne Wijsgeerige verklaringen van den Godsdienst, en
hunne leenfpreukige en geheimzinnige uitlegging der
Heilige Schriften, gelijk wij reeds in het H Deel (*)
(*) Bladz. 305, en 30^,
24Ö K E R K E L IJ K E
11 omtrent cleïviens van Alexandru^ hebben opge»
BOF.K
XI
merkt (*).
Hoofdd. Doch, om tot grecorius thaumaturgus we*
na C. G. (Jcj. ^e kceren. Behalven de opffemelde fchriften ,
Triar25i.
tot 284. worden aan hem nog toegefchïcven , eene breedvoe-
riger uitlegging des geloof s , achter welke twaalf
f ]"^Tt^*^ /(?É'ry?e////z_g-^;/ en banvloeken ^ Qauathematismi ^^ vol-
aan gre- gen. Doch de déne en andere, zich meest bepa-
GORius lende tot de leere der Drieëenheid, en der mensch-
fchreven. wording van jesus christus , dragen duidelijke
kenmerken, dat zij eerst zijn opgelleid in tijden,
toen de twisten met de Arianen^ Nestoridnen^ en
Eutychidnen^ de Kerk beroerden. Eene verhande-
ling over de ziel^ waar in vcricheiden vragen, betref-
fende dezcK'e , op de wijze der Ariflotelifchen , be-
antwoord worden , is ongetwijfeld van laater tijden ,
toen de Wijsgeerte van aristoteles onder de
Christenen de overhand had bekomen. Vier Ilomi-
Hen of Kerkelijke Leerredenen, die op zijnen naam
gaan, zijn insgelijks gefchreven, lang nadat de Arh-
danfche en Nestoridanfchc gevoelens verfprcid wa-
ren. Ondcrtusfchen zijn deze alle , benevens de ech-
te (lukken van onzen gregorius, door gerhard
vossius , eenen Proost te Tongeren in het licht ge-
geven, te Rome 1594. Hier op volgde een andere
druk te Mentz 1604 in 4to, doch de Parijsfche
druk
(*) IMcti vergelijke j. j. zimmerman Oratio de do-
etritia arcani veieris Eccles. uos^tva cstate non nfurpanda
Opuscnl. Tom, I. pag. 1093. fqq. en mosheim. Nodige
Ophelderingen , Ilde Deel^ Bladz* 175 — ip2.
GESCHIEDENIS. 141
druk 1622 iii Folio ^ h de volledigfte. Deze voss II
of vossius heeft voor zijne uitgave eene opdragt ^9?!^
geplaatst , welke aan de Maagd maria , en den H. Hoofdft,
GREGORius, den Wonderdoener^ gewijd is. na C. G.
Wij hebben , in de bericliten aangaande grego- ^^^ ^^'
Rius den Wonderdoener , gewaagd van paulus ^S"^ ■
mofatenus of van Samofata^ thans moeten wij van ^'^'^'^jP^
dezen man nader verflag doen. tenus.
Paulus Samofatenus , of van Samofata , naar de zijn
ftad Samofata in Syria Comapena , alwaar hij gebo- hoog-
j A f 1 y ' < moeden
ren was, dus genoemd, werd kort na het jaar 200 ^^j..
Bisfchop te Anti'óchi'è , toen odenathes de landen wrand-
van het Oosten beftuurde, bij wiens Gemaalin ze- ^^ *
NOBIA hij in zeer groote achting en gunst ftond.
Hij bekleedde tevens , met een nieuw , en in de daad ,
onvoegzaam voorbeeld , het wereldlijk ambt van Z)«-
cenarius ^ of rechter, een ambt, van augustus in-
gefleld, wordende deze rechters dus genoemd, om-
dat zij eene jaarwedde* van diicenta festertia, die
men op omtrent 10,000 gulden berekent , trok-
ken ( * ). In den Brief, dien de Kerkvergadering van
Anti'óchi'è^ aan dionysius Bisfchop van Rome ^ en
andere Bisfchoppen , aangaande hem , fchreeft , en
dien eusebius ons bewaard heeft (f), wordt hij
met eene zwarte kool getekend , als een man , vol
verwaandheid en hoogmoed , dien men van de groot- >
fte onrechtvaardigheden , weelde en wellust , befchul-
dig-
(♦) Salmasius ad Ju!. CapitoL vit, Pertinacii. Hist>
Aug. SS. Tom. I. pag. 533.
(t) Hiit. Eccles. Likr. VII. C. 30.
in. Deel. Q
14a KERKELIJKE
rt digde of verdacht hield. Eerst zeer arm zijnde,
BOEK dewijl zijne ouders hem niets hadden nagelaten, is
Hoofdft. l^y» <^oo^ allerlei bedrog en flreeken, zeer rijk ge-
na C. G. vvorden; dikwijls was hij, op (traat, van een groot
10^284! Sevolg verzeld, wanneer hij verzockfchriften aannam,
wi welke hij, door zijnen Geheimfchrijver , die hem
verzelde, op (lond deed beantwoorden. In de Gods-
dienftige vergaderplaats had hij zicli eenen verheve-
nen prachtigen zetel , als een' Richterfloel , hten ma-
ken, ook had hij een geheim vertrek, waar in hij
gehoor verleende. Als hij voor de Gemeente pre-
dikte, deed hij zulks op de wijze van redennren,
die loeji iching zoeken, luid fchreeu wende , met de
hand op de heup llaande, en met de voeten flam-
pende, ook geeai ziende, dat de toehoorers, even
als in den fchouwburg, hem toeldapten, en met de
neusdoekcn toezwaaiden , fcheldende op de genen ,
die hem deze blijken van goedkeuring niet gaven.
In zijne leerredenen haalde hij overleden Leeraaren
meesterlijk door, terwijl hij ti'otslijk van zichzelven
fprak. Hij fchafte Gezangen en PRilmcn, die ter
cere van ciiristus gezongen werden , af, onder
voorvvendzel, dat zij van nieuwe Leeraaren waren
opgefleld , integendeel duldde hij , dat op den Paasch-
dag Liederen door vrouwen ter zijner eere gezon-
gen werden , in welke hij als een Engel geprezen
werd, die van den hemel was nedergedaald, ook
liet hij zich door de nabuurige Bisfchoppen en Ou-
derlingen in hunne Leerredenen roemen, waar bij
hij dikwils zelve tegenwoordig was. Zijne levens-
wijze was darid en overdadig , ook had hij in huis
en
GESCHIEDENIS. 243
en op zijne reizen geftadig jonge vrouvvsperibnen bij II
zich, hetu-elk hij ooiv aan zijne onderhoorige gees- ^?^^
telijkheid toeflond. Hoofdfl.
Het zou al te ftout zijn , het geen eene geheele "^ C- ^*
Kerkvergadering in eenen openbaren Brief getuigt, [q^ „84!
volfirekt te willen loochenen , evenwel kan men niet ■«-■ -
nalaten , aan te merken , dat de Brief eene bitterheid A.^'™^"^'
verraadt , welke doet vermoeden , dat men denzelf- over de
den man veel zachter zou beoordeeld hebben , in- befchul-
,. ..,,', , , . , . , digingen,
dien zijne Ketterfchc gevoelens hem met bij deze teilen
Bisfchoppen zoo geheel haatlijk gemaakt hadden, hemaan^
Ook vermijden de (tellers van den Brief, in deszelfs ^^^ "^
begin en flot , opzctlijk het onderzoek en bewijs de-
zer aantijgingen , onder voorwendzel , dat paulus ,
thans van de Kerk afgefneden, niet door de Kerk
behoeve geoordeeld te worden. Hier komt bij , dat ,
wanneer paulus , geHjk wij zien zullen , in de eer-
fte Kerkvergadering, over zijne zaak bijeengekomen,
ten aanzien van zijne gevoelens, was vrijgefproken ,
niemand 'er aan dacht , om hem , wegens zijn gedrag
of zeden , te befchuldigen ; men dankte God voor
de eendragt, en keerde naa huis (*); als ook, dat
LUCMNUS, Ouderling te Antiöchië, een verdienfle-
lijk man, van wien wij, in het ver\^olg, fpreken
zullen, het afzetten van paulus zoo kwalijk geno-
men heeft, dat hij drie volgende Bisfchoppen niet
heeft willen erkennen, noch met hun gemeenfcliap
houden , hetwelk men naauwlijks van dezen man had
kun«
^*) Volgends TiiEODORETüs Haret, Fab, II. 8.
Qa
^44 K E R. K E L rj K E
II kunnen verwachten, indien paulus zoodanig zich
BOEK gedragen had, als de Synodale Brief hem affchil-
Hoofdft. dsrt. A^^anneer wij de bcfchuldigingen afzonderlijk
na C. G. overwegen , willen wij de daadzaken , als daadza-
tot "^84' ^^^ 9 ^^^^ ontkennen , maar de omftandigheden kun-
- nen daar aan eene geheel andere gedaante en voor-
komen geven, paulus, die te vooren arm en be-
hoeftig was, werd fchiclijk rijk, wij geloven het,
wij willen ook geloven, dat het gemeen gerucht,
gelijk het gaat, dezen fchielijken rijkdom aan onbe-
taamüjke middelen heeft toegefchreven ; maar kon
hij dezen rijkdom , als Bisfchop , verkrijgen ? Zou
men denzelven niet kunnen afleiden uit de gimst ,
waar in paulus bij zenobia ftond , en uit de
aanzienlijke inkomften van zijn ambt , als diicena-
rius? Aan dit ambt is ook toe te fchrijven, het
geen de Bisfchoppen van zijnen ftaat en pracht
fchrijven , dien hij in het openbaar vertoonde.
Zoodanige Overighcidsperfoon toch ging , op ze-
kere tijden , met de tekenen zijner waardigheid
omhangen , in het openbaar , op de markt , waar
men gewoon was, de rechtszaken te behandelen en
af te doen , voorgegaan en gevolgd door gerechts-
dienaren, en andere knechten en bedienden. Dus
ook PAULUS. Hier toe kan men ook misfchien den
zetel brengen, van welken zij fprekcn. Wat de
toejuichingen betreft , hoe min die , even als de ge-
melde pracht en praal van de wereldlijke waardig-
heid , eencn Christen - Bisfchop voegden , zij waren
echter in die tijden niet ongewoon, en namen fpoe-
dig
GESCHIEDENIS. 245
dig geheel de overhand; en chrysostomus kon , na II
eenige eeuwen, hoewel hij 'er opzetlijk tegen pre- ^9^^
dikte , deze onvoegzame gewoonte niet afgefchaft Hoofdfl.
krijgen (*). Dat hij fommige gezangen , in den "^ C- G.
openbaren eercdienst, affchafte, en anderen invoerde, l^^ ^3 *
ftond hem , op zich zelve aangemerkt , zoo vrij , .
als aan andere Bisfchoppen, om foortgelijke fchik-
kingen in hun Kerkelijk bewind te maken. Dat hij
door vrouwen in hunne gezangen, en door nabuu-
rige Bisfchoppen, openlijk met lofredenen geprezen
is, zal niet behoeven ontkend te worden, als men
de partijfchap in aanmerking neemt , die omtrent
hem plaats had, welke die genen, welke hem wa-
ren toegedaan , wier getal niet gering was , aanfpoor-
de, om hem te meer te verheffen, naannate zijne
tegenftrevers hem lastiger vielen. Maar wie zal hem
de onzmnigheid toefchrijven , dat hij zulke loftuitin-
gen zelve zal beftoken hebben? Eindelijk, dat hij
medeingebrachte vrouwen bij zich had, en ook toe-
ftond aan zijne geestelijken, daar omtrent ging hij
niet anders te -werk , dan vele geestelijken in dezen
tijd, welke deze gewoonte hadden, hoe aanflootlijk
dezelve ook zijn mogt (f). Ook durven zijne be-
fchuldigers , welke vermoedens zij ook te kennen
geven , hem niet regelrecht van oneerbare verkeering
met
(*) Vergelijk casaubon. ad Fülcatii OalUcani rit.
Avidü Casjii Cap. 13. Hist. Jug. SS. Tom. I. pag.
465 - 467.
(t) Vergelijk boven Bladz. 192.
Q3 \
3t46 K E R K E L IJ K E
tl met deze vrouwen befchuldigen. Doch, wij fchrij-
^°^jf' ven geene verdediging van dezen Bisichop , dien wij ,
Hoofdfl. in de daad, geloven, dat meer dan te veel trots-
na C. G. j^gj(j eji verwaandheid gekoesterd hebbe , waar in
tut 2S4. hem , helaas! vele Bisfchoppen , in vervolg van
"' tijd , geëvenaard of zelfs overtroffen hebben.
Meest echter heeft hij zich bij zijne tijdgenoten ge-
haat, en bij de nakomelingfchap berucht gemaakt
door zijne gevoelens.
Zijne ge- ÜQze begon hij bekend te maken, zoodra hij tot
^^^* het Bisdom van Anti'óchië bevorderd was. Zijne
tegenftrevers fpreken van deze gevoelens , in den
aangehaalden Brief, zeer algemeen. Zij noemen hem
M^vnciB-iov ^ eenen Godloochenaar ^ hetwelk zij vcrkla"
ren , dat hij zijnen God en Heer verloochend heb'
he , zij fchrijven , dat hij , de Verborgenheid van den
Godsdienst verraden en afgezworen hebbende, over-
gegaan is, tot de verfoeilijke Ketterij van artemas
of ARTEMON, dien zij zijnen Vader noemen, en tot
wiens gemeenfchap zij hem , niet zonder bitshcid,
verwijzen , daar zij de Bisfchoppen , aan welke zij
fchrijven , verzoeken , gccne gemeenfchaps - brieven ,
(^KoivuviKX y^xjAiAoCl» i^ aan hem te fchrijven, of van
hem te ontvangen: ,, Indien het hem lust," zeg-
gen zij, „laat hem aan artei^ias fchrijven, laat
„ hen , die met artemas overeen (iem men , met ar-
„ temas gemeenfchap oefenen.'* artemas , of ar-
TEMON, had de Godheid van jesus geloochend,
en dien voor een bloot mensch gehouden, uit ma-
RiA geboren, doch met overvooitreflijkc gaven van
God
GESCHIEDENIS. «47
God toegerust (*). Dus ontkende paulus, dat de II
Zoon van God van den Hemel is nedergedaald , ^'^'1''
maar beweerde , dat hij uit de Aarde oorfpronglijk Hoofdil.
is. Wij hebben van paulus zelven geene fchriften ^^ C. G.
, . j, . j laar 251.
over , dan tien vragen or tegenwerpingen tegen cle ^^^ „84.
leere der Christenen, dat Christus zoo wel waar- — — ^
jichtig God als mensch is, met welke gevoegd is
eene beantwoording dezer vragen, door dionysius
van Alexmidrië ( f ) 9 doch , al waren dezelve echt ,
en in de daad van paulus afkomftig, zij geven
nogthans geene verdere opheldering. Eenige over-
blijfzelen van andere fchriften van paulus , bewaard
door LEONTius BYZANTiNus (§), ziju kort , en
over het geheel min duidelijk, evenwel kunnen zij
ons eenigcn dienst bewijzen, wanneer men ze met
de berichten der oudfte Schrljveren vergelijkt. Vol-
gends de oudfle berichten, zou hij jesus enkel voor
een bloot mensch , uit jniaria geboren , en niets meer
dan mensch gehouden, en dus volkomen met ar-
TEMON overëengeftemd hebben ; laater Schrijvers
voegen 'er bij , dat hij echter erkend hebbe , dat
in
(*) Vergelijk Tweede Deel, Bladz. 214.
(f) Beiden (laan in mansi Collect. Concil. Tom, I. p,
1047. fqq. De antwoorden van dionysius zijn, genoeg-
zaam ongetwijfeld, van Inater tijd. Zie boven BI. 166.
(§) Contra Nestorianos et Eutijchianos Libr. III.
pag, 594. in CANisii Lectt. antiq. Tom. I. zij zijn in
het Grieksch uitgegeven door j. w. feuerlein disf. de
hcerefi Pauli Samofat. Qotting. 1741. 410. en j. gottl.
EHiiLiCH diif, de erroribm Pauli Samof, Leipz, 1745. 4tQ»
Q4
a48 K E R K E L rj K E
!I in dezen mensch jesus, het Woord of de Wijsheid
®9?'^ van God, teriiond bij zijne ontvangenis , gewoond,
Jloofdrt. en door hem gewerlvt lieeft, zoodat hij, in een' ze-
na C. G. keren zin , God^ en Zoon van God kon genoemd
Tnar25l.
tot 284. ^0^^^" 5 "^^^'^" ^^^ ^^^ Woord, bij zijn lijden, we-
■ der tot den Vader terug gekeerd zij. Op deze wij-
ze zou hij nader aan de gevoelens van Noëxus en
SABELLius gekomen zijn. Ten zij dit iaatfte moe-
te gehouden worden voor eene nadere verklaring,
of bijvoegzel , van zijne leerlingen en aanhangers (*).
Kerkver- Deze leere van paulus, en de toeloop, dien hij
gaderin- yej-kj-geg maakte fpoedig de Leeraars der Christe-
gen tegen ° .
hem. nen wakker, die één en andermaal in Kerkvergade-
ringen bijeenkwamen j om zich tegen deze dwalingen
te verzetten. Twee of drie, want het verhaal is
eenigzins duister, zoodanige vergaderingen zijn, vol-
gends EUSEBius ( t ) 9 deswegens te Anti'öchië ge-
houden, tusfchen de jaaren 264 en 269. Op de
eerfte vergadering waren ook firmilianus en gre-
GORius de Wonderdoener tegenwoordig. Men ver-
oordeelde op dezelve de gevoelens.^ van welke pau-
lus befchuldigd werd , doch men kon hem niet
overtuigen, van dezelve daadlijk geleerd te hebben,
alzoo hij zich , door menigvuldige ondeifcheidingen ,
daar van wist te ontfchuldigen. Doch , in de derde
Kerkvergadering 5 in het jaar 269, door malchion,
cenen Ouderling van Anti'öchiï ^ eenen fchranderen
twistredenaar , overtuigd zijnde , de bovengemelde
ge-
(*) Verg. VENEMA Iliit. Eccles. T. III. pag. 704.
(t) Hist. Eccles. Libr. VII. C. 27, 28, 29.
GESCHIEDENIS. 24^
gevoelens geleerd te hebben , werd hij , volgends be- II
fluit dezer vergadering , van zijne Bisfchoppelijke ^'^^
waardigheid ontzet , en uit de gcmeenfchap der Kerk Hoofdft.
gefloten, wordende in zijne plaats, door dezelfde "^ ^' ^»
vergadering , domnus , Zoon van den voorgaanden jq^ ^g^]
Bisfchop van Anti'öchi'ê^ deimetrius, tot Bisfchop — — —
aangefteld, en verordend.
Eéne bijzonderheid is van deze Kerkvergadering Aanmer-
aanmerkenswaardig. Welk het eigenlijk gevoelen van Vg^^^^^*^
PAULUS omtrent de leere der Drieëenheid geweest woord
zij , is nergens duidelijk verhaald , doch , athana- ^l^^^^^s*
sius (*) en anderen berichten ons, dat deze Kerk-
vergadering het woord èjAo^o-iöf, (^eenswezens ^^ ten
opzichte van dit Icerftuk , hebbe verworpen , hetwelk
naderhand echter het onderfcheidend kenmerkwoord
geweest is, van die genen, die de waare Godheid
van CHRISTUS geloofden. De reden hier van zal,
volgends hilarius, geweest zijn, dat paulus dit
woord , in eenen verkeerden zin , gebruikte , waarom
de Rechtzinnige Bisfchoppen hetzelve verwierpen.
Doch, indien men athanasius wel verftaat , zal
PAULUS over dit woord de Rechtzinnigen moeilijk
hebben gevallen. Te weten , dit woord , hetwelk
door de Gnostieken en Sabellianen te vooren in
hunnen zin gebiiiikt was, hadden de Rechtzinnigen
zedert eenigen tijd , overgenomen , en begonnen
tot een onderfcheidend woord te (lellen , gelijk
wij van DiONYSius van Akxandri'é gezien hebben,
dat
(*) Z)^ Sijnodo Arimin. et Seleuc. vergelijk hilarius
de Sijnodii contra Arianos. basil. m. Epht. 52.
Q5
■250 K E R K E L IJ K E
II dat hij zich veifcJioonde , waarom hij van dit woord
BOEK gg^j^ gebruik maalvte (*). Thans drong paulus
Hoofdfl. ^''^"9 dat het gebruik en de betekenis van dezen
na C. G. naam beide het gevoelen van sabellius uit-
Tpsr '' ^ I •
tot 284. dmkten , waar door liij de Kerkvergadering in die
■ " - engte bracht,^, dat zij het woord verwierp , en des-
zelfs gebruik afkeurde, gelijk dan ook de Arianen
naderhand niet verzuimd hebben, zich op deze af-
keuring te beroepen (f).
Paulus, Paulus, hoewel door de Kerkvergadering veröor-
, ^,':. deeld , bleef echter volhouden , en weigerde het huis
wereldlij- ' s y
ke man der Christelijke Gemeente , waar de Gemeente famen
uit het kwam, en de Bisfchop zijn verblijf hield, te ontrui-;.
Christe- "^^" ' ^^^J welke weigering hij drie jaaren volhardde,
iijke PAULUS naamlijk had , in de Gemeente te Anti'óchié ^
Gemeen- j aanhangers en begunfligers. Ook was 'er nog al
te gezet, & o o o
het één en ander aan te merken , op de wijze van aan-
flelling van den nieuwen Bisfchop domnus , door
de Kerkvergadering, zonder dat 'er eenige melding
wordt gemaakt, dut de Gemeente te Antiochië daar
in geftemd hebbe, hetwelk ook eene reden fchijnt
geweest te zijn, waarom de Ouderling lucL'Inus ,
gelijk wij gezien hebben , weigerde , met denzelven
gemeenfchap te houden. Eindelijk zal paulus zich
verlaten hebben op de befcherming van zijne be-
gunffigfter zenobia. Maar , toen deze Vorsdn in het
jaar 272 , door den Keizer aurelianus overwonnen
was , werd het vcrfchil , niet over de gevoelens ,
noch
(*) Zie boven Bladz. 160.
( -j } Ven£MA Eikt. Eccles, T. III. p. 620.
GESCHIEDENIS. 251
.noch ook wie voor rechtmatige Bisfchop te honden If
zij, maar over liet huis der Gemeente, en wie daar ^2^-^
rechtop had, voor dezen Keizer gebracht; alzoo Hoofdft.
dit een burgerlijk verfchil was , daar de wetten over na C. G.
ingeroepen konden worden. Evenwel , alzoo 'er ook ^q^ ^gZ-
eene partij onder de Christenen voor paulus was , >
die met even veel recht aanfpraak op dit huis fcheen
te maken , deed aurelianus de uitfpraak , dat het
huis aan die partij moest worden ingeruimd , met
- welke de Bisfclioppen van Italië, en die van Rome^
die dus faamgevoegd worden, omdat zij in dezen
door den Keizer voor onzijdig gehouden werden ,
fchriftelijke gemeenfchap hielden. En dus werd pau-
lus, zegt de Gefchiedfchrijver (*), met fchande,
door de werekllijke magt uit de Kerk verdreven (f).
Van de overige lotgevallen van paulus wordt ons
niets bericht , maar zijne aanhangers , naar hem ,
Samofatenen , PauJi'dnen en Paulianisten genoemd ,
hebben eerst met de vijfde eeuw een einde genomen.
Terwijl deze twisten over den perfoon van jesus Gefchie-
CHRiSTus de Christenen , in de Oosterfche Gewes- "^-"'s van
ten, ontrustten, ontltond in het Perfïsch Keizerrijk
eene gezindte, welke zich van daar in het Romein-
fche Rijk verfpreid, en gediiurende veifcheiden vol-
gende eeuwen , bij herhaling , zeer groote bewegin-
gen veroorzaakt heeft, hebbende zelfs in de laatfte
eeuwen fcherpzinnige verdedigers van haren Stichter
gevonden, en wier inrichting men nog hier en daar
in Aft'è aantreft. De
(*) EüSEB. Hiit, Eccles. VII. 30.
( t } Vergel. mosheim , Nod, Ophel.i, IJL DeelBladz. 35 r.
a^i KERKELIJKE
Il De Stichter dezer gezindte was zekere mani, of.
BOEK
MANES, gelijk hem de Grieken doorgaands noemen,
Hoofdft. wellcen naam zijne aanhangers een weinig vervormd
na C. G. hebben in manicheus , omdat manes in de Griek-
Tnnr 2^1
tot "84.* ^^^^ T^dl eenen onzinnigen betekent. Wij hebben
- ■ ■ ■ van dezen man tvveederleië foort van berichten ,
Oosterfche en Westerfche, welke niet weinig ver-
fchillen. Hij werd geboren, volgends de Chroniek
van Edesfa (*), in het jaar der Grieken 551, dat
is, na CHRISTUS 240., onder het gebied der Per-
fen^ en heette eerst corbicius of cubricus , of
liever carcubius , naar zijne geboorteplaats Carcub ,
in het Chaldeeuvvlche gewest Hazid ; volgends het
verhaal der Grieken was hij een flaaf , in dienst eener
rijke weduwe, wier erfgenaam hij werd, waar na
hij zichzelven Mam noemde. Hij was bezitter van
zekere , in het Grieksch gefchreven , doch door hem
in het Chaldeeiiwsch vertaalde Boeken, van eenen
SCYTHIANUS, die ten tijde der Apostelen in 'Jude'é
leefde , en die het leerilelzel , dat manes heeft voor-
gedragen , uitgevonden , en in die Boeken bcfchreveii
had; welke Boeken door éénen zijner leerlingen te-
rebintiius , of BUDDAS , uaa Asftjri'è gebracht , en
na den dood van dezen, in handen van manes ge-
komen waren. Deze , dit leerflclzcl aangenomen
hebbende , gaf het voor het zijne uit , en kreeg ver-
fcheiden aanhangers, twee van welken hij uitzond,
om deze leere aV)m te verbreiden. Zelve, zich aan-
geboden hebbende , om den Zoon des Perlifchcn Ko-
nings
(*) Bij ASSEMANNI Bibliotk, Orkni^ T. I.
GESCHIEDENIS. 253
mngs te genezen, en zijne belofte niet vervullende, II
werd hij in de gevangenis geworpen, alwaar zijne ^^^
twee zendelingen hem verflag kwamen doen van Hoofdfï.
hunne verrichtingen , hem meldende , dat zii den "^ ^- ^*
meesten tegenftaiid bij de Christenen ontmoet had-^ot 284.
den, hetwelk hem aanfpoorde, om hunne Boeken '
te lezen , waar uit hij het Christendom leerde , en
toen zich voor dien Leeraar, of Trooster uitgaf,
dien jESus beloofd had, waar na hij op nieuw eenige
aanhangers uitzond. Uit zijne gevangenis ontvlucht,
verbergde hij zich op een vast flot , fleeds bedacht ,
op de uitbreiding van zijnen aanliang, hetwelk aan-
leiding gaf tot een gefprek met archelaus , eenen
Christen -Bisfchop in MefopotamVè (*). Eindelijk
kre-
( * ) Wij hebben nog de Handelingen van dit Ge*
fprek, doch, alleen in eene Hechte Latijnfche vertaling.
Zij zullen door archelaus, die dsar in Bisfchop van
Carcas, eene geheel onbekende Stad, misfchien Carrce,
genoemd wordt, in het jaar 278, wanneer dit Gefprek
gehouden is, zelven in het Sijrisch befchreven, en daar
uit in het Grieksch vertaald zijn, door zekeren hegemo-
Nius, die omtrent het jaar 330 zal gebloeid hebben,
volgends fotius (^Biblioth. Cod. 85.) en daar na door
eenen onbekenden in het Latijn. Vnn de Griekfche ver-
taling hebben wij enkel eenige uittrekzels bij cv rillus,
Bisfchop van Jerufalem, in het midden der IVde eeuw,
die 'er het eerst gewag van maakt, QCatediefi VI.) bij
EPiFANius en anderen, die ze voor echt hebben aange-
nomen. Doch, deze echtheid is, met zeer gewigdge
re-
a54 K E R K E L IJ K E
II kregen hem de foldaten, die de Koning tegen hem
^^^ uitgezonden had, in hunne magt, en hij werd, op
Hoofdft. 's Konings bevel , levende gevild , en zijne opgevulde
na C. G. l^uid openlijk ten toon gehangen.
tot 284* ^^ Oosterfche Schrijvers geven ons van manes
■ ■ het
redenen beflreden door isaac beausobre, {Histoire Cri-
tique de Manickée et du Manichéhme Tom. I. pag, 129,
fqq.^ Niet alleen komt onze Latijnfche vertaling niet
overeen met de Grickfche plaatzen bij cvrillus en epi-
FANius aangehaald, maar beausobre heeft het vvaarfchijn-
lijk gemaakt, dat iiegemonius , de Griekfche vertaler,
deze Handelingen, ja misfchien zelfs het geheele Gefprek,
verdicht, of alleenlijk uit Sijrifche Berichten Hiamgeflcld
heeft, dewijl, vóór cyrillus, alle de Ouden, en ook
de Oosterfche Schrijvers, daar van een diep ftilzwijgen
houden, uitgezonderd alleen severus, een Jacobithch
Bisfchop in Egypte in de Xde eeuw, (bij renaudot,
Hist. Patriarch. Alcx. pag. 40.) welke van dergelijk
Gefprek , doch onder geheel andere omftandigheden ,
gewaagt. Dit derhalven fchijnt , met grond , beflo-
ten te moeten worden, dat zo al het Gefprek waar-
lijk hebbe plaats gehad, deszelfs gefchiedenis willekeu-
rig veranderd en opgefchikt is geworden , ora de
overwinning der Rechtzinnigen over de Ketters te meer
te verheffen. De gemelde Handelingen, {Acta dtsputa-
iioni's Archelai cnm B'Iagnete ,) zijn eerst van zacagni,
daar na van fabricius uitgegeven , achter zijne verza-
meling der fchriften van hjppolytus, {vqI, \l. pag,
Ï34' M
GESCHIEDENIS. S55
"het volgend verhaal : inianes flamde af uit een voor- II
naam geflacht der M^gi , en was in de ftan-en- ^J?J^
genees- aardrijks- muzijk- en fchilderkunde zeer er- Hoofdd.
varen. Den Christelijken Godsdienst omhelsd heb- "^ C. G,
bende, werd hij Ouderling^ in het Peifisch Land- -[qj ~^'
fchap Ahwaz , alwaar hij de Heilige Schrift ver- — —
klaarde , en met Jooden , Magi , en Heidenen , over
den Godsdienst handelde. Daar na door de Wijs-
geerte verleid , begon hij Ketterfche gevoelens te om-
helzen , en werd deswegens van de Christenen uit
r hunne gemeenichap gefloten. Zich hier op aan het
hof van den Perfifchen Koning sapor den eerftea
begeven hebbende , verwierf hij deszclfs gunst.
Doch, als hij zich voor eenen Apostel van jesus
.uitgevende, waar toe hij in den droom eene God-
iijke roeping, gelijk hij voorwendde, ontvangen had,
ook den heerfchenden Godsdienst van zoroaster.
ondernam te zuiveren , hetwelk omtrent het jaar ^67
zal gebeurd zijn, viel hij, door het oplloken der
Magi en Priesters, in de ongenade des Konings, en
zag zich genoodzaakt, naa de Provintie Turkestan
te wijken, ten Oosten van de Kaspifche zee, al-
waar hij vele aanhangers maakte. Hier verbergde
hij zich, een jaar lang, in een berghol, hebbende
aan zijne vrienden aangekondigd , dat hij , in gevolge
eene Godlijke Openbaring, ten Hemel zou vaaren,
doch na verloop van een jaar, op ^g/ekere plaats,
die hij bepaalde, weder aan hun verfchijncn zou.
In dit hol fchreef hij een Boek , hetwelk hij zijn
Euangelie of Openbaring ^ (in zijne taal Ar zeng ^
«f Arzenk^') noemde, hetweUi hij met fraaie teke-
iiin"-
a5<5 K E R K E L IJ K E
ÏI ningen en figuuren opfchikte, en aan zijne aanhan-
*^f gers aanprees, als een Boek, dat hem van den Hc-
Hoofdfl:. niel was toegezonden. Na den dood van sapor,
na C. G. in het jaar 271 , vereerde hij dit Boek aan deszelfs
Tnpr o Cl
tot 284.'. ^011 ^" opvolger , hormisdas , die zijne leere om-
■ — helsde , en inianes in zijne befclierming nam , laten-
de voor hem, tot zijne veiligheid, een flerk Kas-
teel bouwen , om hetzelve te bewonen ; doch , na
de dood van hormisdas , in het jaar 273 , onder-
gingen zijne zaken eene ongelukkige verandering.
De Koning, den ijver der Magi niet langer kun-
nende wederftaan, liet hem uit dit flot haaien, om
een twistgeding te houden, waai; in manes te kort
fchietende, als een Ketter, of gelijk zich de Per/t-
fche en Arabifche Schrijvers uitdrukken , als een
Godloze Sadduce'ér ^ die de opflanding der doodcn
loochende, veroordeeld, en op bevel des Konings,
in het jaar i'j'j , ter dood gebracht werd. Zijne
aanhangers vierden de gedachtenis van zijne dood
jaarlijks, in de maand Maart, volgends getuigenis
van AUGUSTINUS (*).
Aantner- Dus veifchillen de verhalen der Westerfche en
kingen Oosteifche Schrijvers (f), in de bijzonderheden om-
trent
(*) Contra Fatijlum Lier. XVIII. Cap. 5.
(f) De Westerfche Schrijvers omtrent manes zijn ,
behalven de Handclwgen zijner Savienfpraak met ar-
CHELAus , omtrent wier echtheid zoo veel reden van
twijfeling is, en de oude Kerkelijlce Gefchiedfchrijvers ,
EUSECius, (^Hiit, Eccles. Libr. VII. Cap. 31,) doch
welke zeer kort is, en ten onrechte ann manes op-
dringt.
GESCHIEDENIS. zs7
trent dezen man, hoewel zij, in de hoofdzaak, ge- ir
roeg overeenftemmen , om ons manes , als eenen ^^-^
Dweeper, te lecrcn kennen, die zijne kundigheden, Hoofdft.
door zijne verbeeldingski'acht den teugel te vieren , "^ C. G,
Tnnr '^ 'C i
misbmikte , om eerst zichzelven , en vervolgends ook Iq^ 284!
anderen, te bedriegen, en die omtrent het jaar 277
cenen geweldigen dood ondergaan heeft. overdeze
Uit denisc
dringt, dnt hij zich voor Christus zelven, en naderhand
voor den Heiligen Geest zou hebben uitgegeven, epi-
FAMus, QHcercs. 66,) die uitvoeriger is, en socrates,
(^Ilist. Ecdcs, I. 22,) die het verhaal van eusebius,
in fommige opzichten , verbetert , eenige Schrijvers,
die tegen de Manicheën gefchreven hebben : In de vier-
de eeuw , TiTUS , Bisfchop van Bostra in Arahiê ,
SERAPio en DmvMus , ( in canisius Lectt. Aniiq. Tom»
i. pag. 43, 50. fqq.) cv'rillus Bisfchop van Jenifalem,
{ Cniech. VI.) In de vijfde eeuw, augüstiisüs, die
vermaarde Kerkleeranr, welke zelve, van zijn tiende tot
zijn 1 8de jaar, qqu Manicheër is geweest; deze heeft zich
wel, door de drift van tegenfpreken , fomtijds laten ver-
voeren, om eenige leerftellingen niet juist voor te dra-
gen, eenige beuzelachtige vcrtellingjens over te nemen,
en gevolgtrekkingen met leerfiukken te verwarren, doch
hij heeft ook veel goeds, voornaamlijk, dewijl hij ver-
fcheiden brokftukken uit de fchrifcen der voomaamfie
Manicheën bewaard heeft. Men vindt het voornaamfte
in het I en VlIIfte Deel zijner Werken, naar de uit-
gave der Benedictinen. Om van anderen in volgende
eeuwen thans niet te fpreken. De Oosterfche Schrijvers
die van laater tijd zijn, dan de Westerfche, maar beter
m. Deel. R bron-»
zsn K E R K E L IJ K E
II Uit de ééne en anderen dezer berichten , blijkt
'^ J^'' ook dit , met zekerheid , dat manes zichzelven hebbe
Hoüfdft. uitgegeven, voor eenen uitmuntenden afgezant, of
na C. G. Apostel van God , grooter dan de XII Apostelen
Jaar 251.
tot 284. van jESus , voor dien Leer aar of Trooster , welken
jESUS aan zijne leerlingen beloofde, 'als die hun de
waar-
Zijne lee-
bronnen fchijnen gelind te hQbbeii,wflar uit zij hunne ver-
balen ontleenen, zijn abulfaragi, een Christen Arabier
van de dertiende eeuw, {Hlstoria Dijnaftiar. p. 82,) en
verfcheiden min bekende Christelijke en Mohammedaan-
fche, Syrifche, Perfifche, en Arabifche Schrijvers, uit
welke uittrekzels zijn aangehaald, door herbelot, (^Bi-
Miotheqite Oricnt. fag. 548.) pocock, (^Specim. Hlsf.
Arab. pag, 149») eri hyde, {Relig. vctt. Pcrfamm»
pag. 280.) Jammer is het, dat wij van de fchrifteri
van MANES , en van zijne aanhangers , zelven zoo weinig
overig hebben. Zijn Brief over den grond des Geloofs^
(^Ephtola Fnndamenti ^) Iteat grootendeels in het Werk
van AUGUSTiNus, in hetwelk hij hetzelve wederlegd
heeft, gelijk in zijne andere Werken nog andere Brieven
van MANES , geheel of gedeeltelijk , worden bijgebracht.
Ook heeft epifanius, \hcerei. 66. n. 6,) eenen zooda-
nigen Brief, en (;z. 4,) een ftuk van zijne geloofsleere
bewaard. In fabric. Bibllotk. Grac. vol. V. pag. 248 ,
ftaan nog eenige andere afgebroken ftukken van zijne
Brieven. Het werk van éénen zijner voornaarafte aan-
hangeren, faustus, die Bisfchop der Rlanicheën , om-
trent het ciude der vierde eeuw, te Karthago geweest
is, komt genoegzaam geheel voor in deszelfs wederleg-
ging door AUGUSTINUS.
GESCHIEDENIS. é^^
Waarheid bekend maken , en hen in alle waarheid leiden il
zoude, dus omlchrijft hij zichzelven in alle zijne ^^1'^
Brieven bij augustinus (*), omtrent gelijk mon- Hoofdd»
Tanus ( t ) , doch niet , dat hij , gelijk fümmia;e "^ C. G»
Ouden gefchreven hebben , zich voor Christus j^j. ógi^
zclven, of voor den Heiligen Geest, zou hebben -
uitgegeven. Het oogmerk zijner zending was , ge- y' . , I ,^
Hjk hij voorwendde , den Christelijken Godsdienst in zelven
zijne zuiverheid te herftellen, en dien te vermeerde- ^<^°^ ^f-
ren met de geheime leere , die deszelfs Stichter ge^ tengewo-
heim had gehouden. Hier uit volgde , dat hij de nenLeer-
fchriften van het Oude Testament verwierp? , en ^^^*
van het Nieuwe alleen zoo veel aannam, als tot
zijn oogmerk dienffig was, terwijl hij andere on-
echte en Apokrijfe Boeken als bronnen wilde aan-
gezien hebben , uit welke hij zijne geheime leere ge-
fchept had^ Nademaal hij beweerde , dat niet al-
teen de Jooden, maar ook de Heidenen, hunne Pro*
feeten , en van God zelven geleerde wijzen , hadden ,
maakte hij ook van de fchriften van dezen , bij
voorbeeld , van die , welke aan zoroaster ,
iiERCURius TRiSMEGiSTüs cuz. , vverdcu toege*
fchreven , gebruik , en flelde die zelfs boven de
{bhriften der Joodfche Profeeten. Met deze hulp-
middelen meende hij , den Godsdienst te kunnen
zuiveren, en de waarheid in het licht te brengen.
• Tot eenen grondflag legde hij, dat 'er van eeü-2ijnrtjk
wig-»
(*) Contra Fm'stum L. XIII. C. 4*
<\^ Il 2?ff/, Bladz. 131.
Ra
t6o K E Pv K E L IJ K E
tl wigheid t^vee onmeetlijk groots rijken geweest zijn^
BOEK }^£|- Yük des lichts, en dat der duifternis. In elk
XI
Iloofd/l. derzelven waren vijf tegen elkander ftrijdige Elcmen-
na C. G. ten of lioofdllolFen. In het eerde rijk waren : het
Tonr O C T
tot ^84* ^^^^^^'''^'- ^^^^'^^ -) ^^^'^ goede water, de goede wind,
■■ het goede vuur, en de zuivere ^ther^ of hemel-
des lichts 1^^!^;. Maar in het rijk der duisternis waren insge-
eu der
duister- ly^s vijf hier tegen over ftaande en fchadelijke Ele-
iii>. meuten : de duisternis , of de aarde , het troebel wa-
ter, de dampige lucht, het verteerend vuur, en de
rook, of eene foort van ^ther.
Twee bc- Elk dezer rijken heeft, volgends manes , eenen
pnfelen , eg^i^jp-ei-i Vorst. Over het zalige rijk des lichts
het goede ^ , , t> j
en kwaa- heerscht God^ maar over het onrustig rijk der don-
de , doch j^erheid Hijle^ of de Duivel. Dus zijn 'er twee
G^^d ^^'" grondbeginfcls , waarom velen ook aan de Mam-
che'én toefchrijven , dat zij twee Goden geloofden,
<loch , dit ontkennen zij zelve ten fterkften , bewee-
rende , dat zij alleen den Vorst des lichts , als God ,
erkennen, gelijk zij hem ook alleen vereerden, hem
tevens zoodanige eigenfchappen boven het kwade
beginiel toefchrijvcnde , dat het laatfte, met geen
recht, den naam van God voeren kan. Ondertus-
fchen , dewijl zij de , ftoffe als een eeuwig onge-
ichapen grondbeginfel (lellen , begaafd met de magt ,
om beziikuigde en bezielde ligchamen uit zichzelve
te vormen , kan men niet ontkennen , dat de gevolg-
trekking vrij Ichijnbaar is, dat zij twee eeuwige grond-
begintèls , die verfcheidcne eigenfchappen gemeen heb-
ben , ftellcnde, in de daad, twee Goden (telden, ten
min*
GESCHIEDENIS. a6i
minden, dat zij, de Icere van édnen God geweldig il
verduisterd en misvormd hebben. ^^'}^
Het wezen van God ftelde inianes daar in , dat Hoofdft.
God een lichi zij, niet in eenen figuurlijken, maar "^ C*. G,
eigenlijken zin, echter niet (loflijk, noch voor de^Q^'^^^g^]
ligchaamlijke zinnen merkbaar, maar zuiver, eenvou-
wig, geestelijk, alleen zichtbaar voor verlhmdige ° ^^"
wezens, oneindig, zijn gantfche rijk doordringend,
onbegrijplijk , in het mededcelen zijner fchatten on-
iiitputlijk, gelukzalig, volmaakt, en van ontelbare
en zalige ^onen , of Eemvwezens , omringd , wier
Vader hij genoemd wordt. Dit was het licht, zei-
de hij , hetwelk de leerlingen van je sus op den
berg gezien hebben, toen jesus verheerlijkt werd,
MATTH. XVin. Verders fchreef hij aan God twaalf
ledenmaten, of misfchiert zoo vele uitvloeifels toe;
ook moet men alszins twijfelen, of hij Gods Al-
viagt en Alwetendheid in den eigenlijken zin geloofd
hebbe. Het kwaad bcginfel befchreef manes als
een donker en vloeibaar ligchaam, dat eene mensch-
iijke gedaante heeft, waar uit insgelijks eene menig-
te JEonen ^ of Eeuwwezens ^ waren voortgekomen,
doch allen even boosiiartig en onrustig, als dat be-
ginfel zelve.
Manes en zgne aanhangers fpraken ook van den Zijne lee-
Zoon van God^ en van den Heillp-en Geest, even- ^'^ ^'^" ^^^
1 • 1,1 , Drieëen-
vvel UI eenen geheel anderen zm , dan de Christe- hcid.
nen. Zij hielden hen voor eigenlijk gezegde be-
ftaanlijkheden , uit de zelfftandigheid des Vaders,
doch eerst na de Schepping der Wereld door het
goede beginfel voortgebracht , als twee uitvloeifels
R- 3 van
ftéi K E R K E L IJ K E
Il van zijn licht; oudergefcliikt echter aan den Vader,
BOEK eii iii (jjit opzicht , minder in waardigheid en oor-
Hoofdll. fpi'ong. Aan den Zoon gaven zij de zon tot zijne
m C. G. verblijfplaats , gelijk aan den Vader het ontoeganglijk
IOC -^84'. ^^^^^ ' ^" ^^" ^^"^^ Heiligen Geest de zuivere lucht ,
• • ' '■ vvaarrchijnlijk naar de denkbeelden der Perfen , die
hunnen God mituras in de zon plaatflen.
^trijdtus- Zeldzaam genoeg is het verhaal, door manes uit-
licliTen'^'^ gevonden , nopens den ftrijd tusfchen het rijk des
deduis- lichts en der duisternis, als aanleidende gelegenheid
tevttis, tot het fcheppcn of vormen dezer aarde, en verkla-
rende den oorfprong van het kwaad op dezelve,
waar in de rijke en wilde verbeeldingskracht van
dezen Dweper zich vi-uchtbaar ten toon fpreidt.
Lang was het rijk der duisternis onkundig van het
bertaan van het rijk des lichts , doch bij gelegenheid
van eenen oorlog , in hetzelve ontftaan , als de over-
wonnenen op een hoog gebergte gevlucht, eji daar
van hunne overwinnaars gevolgd waren, ontdekten
beiden voor het eerst het heerlijk licht van het hier
aangrenzende rijk. Terftond bcfloten zij , zich te
verëenigen, en ecnen aanval op het rijk des lichts
te ondernemen. Wanneer zij nu, in een groot aan-
tal , hetzelve naderden , verwekte God de moeder
des levens^ van welke de eerjïe mensch geboren
v/crd. Deze werd tot heirvoerer van het heir des
lichts aangcflcld , hetwelk uit vijf Elementen of
hoofdfloffen bcllond. Hij moest het heir der duis-
ternis, niet door geweld , maar door toenciging
tot het licht, op eene aangename wijze verzachten,
ca daar door Jillengs verzwakken. De onderneming
GESCHIEDENIS. 263
flaagde ongelukkig. Het kwaade beginfel met de zij- ii
ncn namen wel bcgccrig veel van de aangeboden ^9^^^
lichtfloire aan , waar door zij eenigzins verzacht wer- Hoofdft.
den, maar Hokten tevens een groot getal zielen, uit "^ C. G,
dit licht ontfproten, in, die daar door de natuur der l^^ ~g.*
<Uiisternis verkregen : dit gebeurde ook aan den Zoon - -■■
van den cerflen mensch, jesus, die van den. Zoon
van God , of ciiristus , onderfcheiden , en voor
lijden vatbaar zijn zou. Nu verwekte God , om den
eerden mensch te hulp te komen , den leevendeit
Geest, deze ftreed gelukkiger, maar kon nogthans
de zuivere deeltjens der Hemelfchc fioffe niet van
den bedorven klomp fclieiden, waar mede zij door
den Vorst der duisternis vercenigd waren. Deze
•verwekte veeleer, bij zijne Gemaalin, adam, die, op
deze wijze , naar het ligchaam aan den Duivel , maar
naar de ziel, aan God toebehoorde.
Adam werd , door eva , welke ook eene Dochter Oor-
van den boozen Vorst der duisternis was , tot den ^pro"S
der \Ve-
bijflaap verlokt , waar door zijne ziel de heerfchap- reld , en
pij verloor , welke zij , eenen tijd lang , over het zon- toeftand
dig ligcliaam gevoerd had. Dus beflaan nu de fchenr^'
menfchen, hunne nakomelingen, deels uit dit lig-
haam , deels uit twee zielen , van welke de ééne
zinlijk, vol begeerten , en een werk des Duivels,
maar de andere redelijk , ondcrflijlv , en uit het God-
lijk licht oorfpronglijk is. Als nu God deze laatfle,
welke zoo zeer met de duisternis vermengd was,
daarvan wilde bevrijden, liet hij, door ihn Geest
des levens, uit de door den Duivel meest veront-
reinigde deelen , de wereld , een middenrijk , tusfchen
R 4 her
a64 K E R K E L IJ K E
II het rijk des lichts en der duisternis , vormen , ter-
BOEK ^^,jjj QQj^ Engel, OMOPHORUS, beftemd werd, om
Hoofdrt. ^ic op zijne fchouderen te torsfchen, en deze is de
na C. G. oorzaak der aardbevingen , wanneer hij naamlijk dien
tot 084* zwaaren last poogt af te fchuddcn. De levende
'- geest heeft een gedeelte der booze Vorften gevangen
en aan de ftarren vast gekluisterd, echter behouden
deze nog dq magt , om de mcnfchcn van daar ,
door onweders, pest, ziekten, en andere rampen,
te ontrusten. De overigen , die nog vrij gebleven
zijn , verleiden de menfchen , en trekken hen af van
den dienst van God, en hebben de vallche Profeten
bezield, welke zulke Godsdienften hebben gepredikt,
gelijk de Joodfche was.
Het ge^n Om van alle deze verwarringen een einde te nLi-
CHRisTus j,gj^ 2Qj^j^ Qq^ jJ^j^ CHRiSTiTS iiit de zon, ziine
verricht ' 5 j
liceft. verblijfplaats, in eene menschlijke gedaante, en met
een fchijnligchaam bekleed, op aarde, die aan de
menfchen den weg tot hunne verlosfing heeft aange-
wezen , de Jooden van de aanbidding van liet kwaad
beginfel, en de Heidenen van de verëering der ove-
rige Vorften der duisternis , tot den dienst van God
opleidende. Van den anderen kant rustte de Vorst
der duisternis niet, den afbreuk ziende, die hier
door aan zijn rijk werd toegebracht, voor dat hij
de gooden had opgehitst , om ciiristus aan het
kruis te hechten , welke doodfiraffe hij nogthans,
enkel in fchijn , en voor het oog der menfchen , ge-
leden heeft, gelijk hij dan ook enkel in fchijn geflor-
ven , begraven , en weder opgeflaan is , zijnde dit
enkel beelden ter leering voor de menfchen , omtrent
deiï
GESCHIEDENIS. 265
den toefland der zielen , en derzelver beviijding. IT
Voordat echter christus tot zijne verblijfplaats, de ^^^^
• 1
zon, wederkeerde, beloofde hij, op zekeren tijd, j-ioofdfl.
eenen Apostel te zullen zenden , die alle anderen in na C. G.
waardigheid overtrof, en door hem de Trooster ^ -^^^ ^h'
Voor fpr aak ^ of Leer aar genoemd werd, welke vele, ■
verhevene waarheden en geboden zou voegen bij de
geboden , reeds door hem overgeleverd , en alle de
dwalingen, ten aanzien van hemelfche dingen, die
nog onder zijne aanhangers plaats hadden, zou ver-
bannen. En deze Trooster is inianes zelve.
De zedenleere van öianes rust op de aangehaal- Zijne ze-
de voortellingen van den toefland der menfchen , ^'^^^^^*^^^'
en de verrichtingen van christus. Volgends de
eerfte is 'er in de menfclien geen vrije wil, noch
eigenlijke zonde: de redelijke ziel moet goed, en
de zinlijke moet kwaad zijn; maar deze ftrijden met
malkanderen , en hebben beurtelings de overhand.
Nu moet men de hecrfchappij der goede ziel over
de kwaade, en over het ligchaam , op allerhande wij-
ze, bevorderen. Ten dien einde v^oegde hij bij de
vermaningen van jesus en de Apostelen nog vele
flrenge geboden en voorfchriften. inianes beval zij-
nen navolgeren , het ligchaam , hetwelk inwendig ■-
kwaad, en -wezenlijk bedorven was, te plagen en af
te matten, aan hetzelve alle gemak en vermaak te
ontzeggen , alle begeerten naar zinlijke en zienlijke
goederen uit te roejen, en zich van alle driften en
neigingen der natuur te ontdoen. Zijne navolgers
waren verdeeld in volmaakten , die ook gelovigen en
uiiverkozenen heeten, en toehoorers of leerlingen,
R 5 De
' aö6 K E R K E L IJ K E
lï De ecrften aten alleenlijk brood , veld- boom- en
^^^ tuinvmchten, en onthielden zich van vleesch, eië-
Iloofdfl:. ren, melk, visch , wijn; daarenboven vastten zij
na c. G. dikwijls en ftreng. Zij fliepen op wen zacht bed-
wt 284. t^roegen flechte klederen, lieten haair en baard was-
" fen, bezochten nooit het bad of de Ichouwplaatzen ,
zij verzaakten de bezitting van aardfche goederen,
ioochenden hunne namaagfchap, hielden zich alleen-
lijk met geestelijke overdenkingen bezig, en onthiel-
den zich van het huwlijk, of van den echtelijken
bijflaap , indien zij getrouwd waren. Tot zoo hoo-
ge volmaaktheid geraakten zij door den bijfland van
den Heiligen Geest, wanr door zij eene bijzondere
Godlijke hulp fchijncn verdaan te hebben. De Toe-
hoorers of Leerlingen , welke de ecrstgemelden zeer
vereerden , en hun onderhoud bezorgden , hadden
meer vrijheid, doch die met dit alles zeer bepaald
was. Zij aten vleescli, maai' doodden zelve geene
beesten; zij leefden in het huwlijk, maar vermijd-
den het kinderteelen ; zij bezaten goederen, maar
wachteden zich van rijk te worden. Niettegenflaan-
de dit alles , heeft men deze gezindte vele ondeug-
den en fpoorloosheden te last gelegd, ^vaar aan en-
kele leden dcrzelve zich in de daad hebben fchuldig
gemaakt, hoc zeer de leere zelve veeleer tot buiten-
' fporige flrengheid fcheen te leiden. Te weten, ge-
lijk wij daar van in verfcheidene gezindten der Gnos-
tieken voorbeelden gezien hebben , deze is de natuur
der Dwcepcrij en Geestdrijverij, dat zij de menfchen
tot uiterRen vervoert.
Stritder De zieleli nu, die, in ciiristus gelovende, zijne
voor-
GESCHIEDENIS. 267
voorfchriftcn gehoorzamen, zoo als dezelve geleerd II
eii uitgebreid zijn , door zijnen Apostel manes , ver- ^^^^
krijgen hier door het groote voorrecht , dat zij , al- lloofdfl.
lengskens , van de befmctting der ftolTe gezuiverd "^ C* ^«
worden. De volkomene zuivering der zielen kan Iq[ 084!
echter in dit leven niet voltooid worden, daarom
zullen zoodanige zielen , bij de dood , van het lig- ^'f ?" ^*
chaara fcheidende , door een werktuig van twaalf
fchepvaten opgenomen, en in de maan, die eene
zee of meir van goed en heilzaam water is , overge-
bracht worden , van waar zij , na eene zuivering
van vijftien dagen , naa de zon vertrekken , wier
goed en zuiverend vuur alle de overgeblevene vlek-
ken en fmetten der verdorvenheid volkomen weg-
neemt; hier verkeeren zij met Christus, en andere
hemelfche Vorften, tot zij eindelijk in het rijk des
lichts overgaan. De Ugchamen, welke zij verlaten
hebben, worden nooit weder opgewekt, als zijnde
uit kwaade ftoffe fiamgefleld , maar keeren weder
tot hunnen eerflen ftaat, en worden, in den oor-
fpronglljken Idomp ingelijfd.
Zulke zielen , welke hunne pligten min flipt waar-
genomen , en hunne zuivering venvaarloosd hebben ,
zwerven, na de dood , in andere menschlijke lig-
chamen , of in ligchamen van beesten , planten , en
boomen, rond, tot zij hunne fchuld geboet, en hun-
ne zuivering volbracht hebben.
Maar die genen, welke het waar geloof volftrekt
verfmaaden, lijden terflond na de dood, of nadat
zij eerst door verfcheiden ligchamen gegaan zijn,
het
K E R K E L IJ K E
ïï het kwaade vuur der duisternis, hetwelk echter een
fcoEK veraiogen bezit, om hen te reinigen, zoodat hunne
Hoofdfl. ftraffe niet langer duuren zal , dan tot den Jongfleii
iia C. G. dag. Immers God zorgt daar voor, dat de licht-
Tont* o C T
i>t ^8±' ^^^^^^^ niet het kvvaade vermengd, door de zonne-
»n ■ I . hitte daar van worden afgezonderd; dus zal ook
jEsus , die in het ligchaam der booze Vorflen ver-
borgen is, van lieverlede, door het zweet, dat hun
uitgeperst wordt, en als regen op de aarde valt,
weder ontbonden worden* A\^anneer nu het grootfte
gedeelte der gevangen zielen in \Tijhcid gefield, en tot
de gewesten des /ich^s opgevoerd zal zijn , zal , op
het bevel van God, een alvcrllindend vuur, uit de
holen, waar het nu verborgen is, mtberllen, en
deze wereld doen vergaan; en na deze ontzaglijke
gebeurenis zal de Fbrsf en de Magten der duister^
fiis genoodzaakt worden tot hunne voorgaande ver-
blijfplaats van jammer en ellende weder te keeren ,
om daar voor eeuwig te blijven. En , opdat zij
nooit weder ondernemen het riik des lichts te
bekrijgen, zal de verblijfplaats der donkerheid met
eene ondoordringbare wacht bezet worden, beflaan-
de uit de zielen, die alle hoop van zaligheid vol-
ftrekt verloren hebben, welke deze di-oeve woonftede
van wee zoodanig zullen bezetten , dat geen varr
derzelver onzalige bewoneren ooit van daar zal
Runnen opkomen , om het rijk des lichts aan te
doen.
Zijne lee- Zulke wangeboorten van eene verhitte verbeeldings-
re om- kracht (treden regelrecht met de Heilige Schriften
der
GESCHIEDENIS. 269
tier Christenen. Doch, manes volgde, ten einde II
deze zwariglieiel op te mimen, het fpoor, hetwelk ^^?-
verfcheidcn Dwaallceriiars voor hem reeds betreden iioofdf!:.
hadden. Hij verwierp , liet geen hem tegenftond , ver- ^'^ C* ^'
anderde het geen hij nog daar van behield, en ver- ^qj «o.
luchtte Boeken en Schriften naar zijnen zin. Dus ver- •
wierp hij alle de Schriften van het Oude Testament, ?,^"''
en den gchcelen Joodfchen Godsdienst, als zijnde af- Schrift,
komflig van den Vorst der duisternis , hij oordeelde
de befnijdenis , offeranden , eii ligchaamlijke eigenfchap-
pen , die aan God daar in fcliijnen toegefchreven te wor-
den, Gode onwaardig, om welke redenen christus
de Müfdifche Wet ook zal afgcfchaft hebben. De
"Wet der X geboden erkende hij wel voor eenen re-
gel des geloofs en des levens, doch beweerde, dat
deze lang vóór imoses bekend , en in dien vorm alleen
voor dien tijd gefchikt was. Ten aanzien van het
Nieuwe Testament, beweerde hij, dat niet alle de
vier Euangcliën door de Apostelen zelv-e gefchreven ,
of ten minflen, dat zij door bedriegers vervalscht,
en met vele Joodfche verdichtzelen aangevuld wa-
ren. Desgelijks verwierp hij de Handelingen der
Apostelen, en uit de Brieven der Apostelen fchoot
hij alles uit, wat met zijne leere flreed; in plaats
van dit alles zijn Euangeïie (lellende, hetwelk hij
voorgaf, gelijk wij gezien hebben, van God zei ven
uit den hemel ontvangen te hebben.
Wanneer men dit geheele leerflelzel befchoiiwt, Aanmer-
'blijkt het duidelijk , dat de hoofdbedoeUng van l^i"govef
, , . j , ^ dit leer-
hetzelve is , reden te geven van den ooifprong van ftelzel.
het zediUjk kwaad ^ 2onder de Godheid daar van
ta
Hf 6 K E R K E L IJ K E
II te befchuldigen , en tevens aan te wijzen, hoê dt
^?^^ menfchen, door zuivering, weder tot God geraken
Hoofdfl:. kunnen. Dewijl imanes uit dezelfde bronnen geput
na C. G. jjggfj. ^|g ^Q Gnostieken^ zal men zich ook niet
Taari25i.
tot 284. bevreemden , over de overëenftemming van zijne leer-*
■ ftellingen met die der Gnostieken^ wat de hoofd-
zaak betreft, des te minder, omdat hij of van de
Magi afftamde , of in hunne wetenfchap en gclcerd-
lieid geoefend was (*).
Ukbrci- Manes, die in den grond noch AVljsgeer noch
de Teere Christen, maar een Dvvecper was, vond echter,
en aan- terwijl hij den fchijn aannam , van Wijsgeer eti
Chris-
(*) De Gefchiedenis van de leerflellingen van im^^nes
en de Manichcën , is het uitvoerigst en best befchrevcn,
door ISAAK VAN EEAusoBRE, in zijii Werk: Histoire Cri-
iique de Manichée et du Blauichéisnie , Amjïerdam 1734
en 1739 , twee Deelen in Quarto. Waar bij joh. ciiris-
TOPii WOLF , ( in Mmnchaimio ante Manichaos Hainb»
1707 8V0. ) MOSHEIM, LARDNER, WALCH , SEMLER enZ.,
verdienen gevoegd te worden. In het jaar lyCi gaf de
Augustiner Monnik augustinus antonius georci te
Rome in één Deel in Quarto uit, zijn Alphabetum Ti-
betanum , Mhftoinim Apostolicarum commodo editum ,
waar in hij vele lezenswaardige bijzonderheden heeft,
van de aanzienlijke overblijfzelen van de gezindte der
Manicheën in het Koningrij"k Tibet ^ hoewel hij, door
zijne bitterheid tegen beausobre, wien hij, bijzonder
omtrent de echdieid van het Gefprek van archelaus
met MANES , hevig doch vergeefs , tegenfpreekt , zichzel-
ven al te zeer heeft blootgegeven.
GESCHIEDENIS. ^71
^ ' Christen te wezen , vele aanhangers , welke deze lï
bcRrhrijving van den toefland der wereld en der ^?^^
mcnfchen begrijpelijk vonden , en op het gezag , Hoofdfl.
! ,j hetwelk hij zich als een Apostel van christus aan- "^ C, G.
Jaar 251.
matigde , zijne Icerftellingen zonder verder onderzoek {q^ ög^*
omhelsden. De tekeningen en prenten , met welke —
hij zijn Euangelie opfchikte , bevielen aan den ge- ^/""^ ^^^
meenen man , die hier meende voor oogen te zien ,
het geen hij van andere Leeraars alleen op goed ge-
loof had aangenomen.
De flrenge levenswijs , die »ianes eischte van zij- Inrich-
ne ititverkozenen , en dt llaatlijke inrichting , door ""if^^
hem onder zijne navolgers ingevoerd , brachten insge- ken van
lijks niet weinig toe, om zijn leerflelzel opgang te zij"<^ii
doen maken. Hij had twaalf Apostelen aangcffceld, '"'*"*
en als dcrzelver opvolgers, waren t:vaalf uïtverko-
zenen , vervolgends , de hoofden der Gem.eente.
Door dezen werden twee en zeventig Bisfchoppen ^
en van dezclven weder de Oudften en Kcrhendie^
naars ^ allen uit de uitverkozen en ^ verordend. De
Manicheën hadden geene Kerken, Altaaren, of an-
dere blijvende gedenktekens van hunnen Godsdienst,
welke bij hen hoofdzaaklijk in het gebed , gezang ,
en vasten, beftond. Zij vasteden allen op zondag
en maandag, maar vooral' hadden zij een groote
vasten vóór het Feest van jesus opftanding , doch of
zij dit Feest zelve gevierd hebben , is onzeker. Inte-
gendeel vierden zij jaarlijks de gedachtenis van jesus
dood, doch hun grootfte Feestdag was de dag van
aiANES dood, die den naam voerde naareenen groo-
tcn leerdoel (/2j;^«,} die in hunne vergadering met
vijf
ftTft K E R K E L IJ K E
II vijf tnppen opgericht, en met een kostbnar tapijt
BOEK bedekt werd. De Doop in den naam van christuS
Hoofdfl. ^^^s bij hen wel in gebruik, maar werd voor zoo
na C. G. weinig noodzaaklijk en krachtig gehouden, dat hij
tot '>84.' ^^^^^'^ ^^" ^^^ u'itverkozenen ^ die hem begeerden ,
'" ' '- bedeeld werd. Deze gebruikten ook alleen het
Avondmaal van jesus, en in hetzelve, volgends hun-
ne grondregels, water in plaats van wijn. Doch,
omtrent dit alles , moet men aanmerken , dat de
berichten desaangaande meest uit de vierde eeuw
zijn , wanneer de Maniche'èn , in de wijze van voor-
dragt hunner leere, en in gebruiken, nader aan de
Christenen kwamen.
Deze aanhang, in Perfi'è ontdaan, breidde zicht
echter , binnen weinige jaaren , buiten haar Vader-
land tot cenige nabuurige Oosterfche Gewesten van
het Romeinfche Rijk , misfchien ook tot een gedeel-
te van het eigenlijke Romeinfche Afrika , uit. Maar
in de vierde en vijfde eeuw werd zij in het Ro-
m.einfche Rijk zeer talrijk; ook had zij toen geleerde
en welbefpraakte verdedigers. De eerfle leerlingen
van MANES waren, volgends cyrillus , thomas,
BUDDAS of AD DAS (*), en HERMAS. Vai] dezcH
werd THOMAS naa Indi'é ^ en van daar naa Egypte
gezonden, buddas of addas naa Scythi'è ^ hermas
bleef bij MANES. Bij eene tweede zending reisde
AD-
(*) Dezelfde met terebinthus in de Handelingen
van ARCHELAus , volgends welken ook een zekere tyrbo
of TURBO , onder de allerëerfte aanhangers van manes
behoorde.
o E S G II I E D E N I S. c?3
JiDDAS naa het Oosten, iiermas naa Egypte^ cii II
THOMAS, naa Syri'ê. Onder de XII Aj^ostelcn van ^^^^
MANES heeft zich eeiien bijzonderen naam verwor- iioofdft
Ven ADiMANTUS, die, na het Jaar izpo, de leerc der "^i C. G»
Maniche'én in "het Romeinfche Afrika heeft inge- l^j. ^g/
voerd , en door de Manicheen in Afrika , na mA"* ■■ '
WES, in bijzondere eerc gehouden is.
Reeds vroeg echter had ^i^zo. aanhang haat en DeManr-
vervolging te verduuren. De Perfifche Koning va- *^"^*^" ^
^ ^ =• vervolgd
ranes , niet vergenoegd met de dood van manes , in Perfiê
bracht ook v€len van deszelfs vrienden ter dood , ^'^\ '" ^^*
^w noodzaakte anderen, om zicli met de vkicht in
nabuuiige landen te redden. Zij zullen ook al
vroeg in Afrika veivolgd zijn gev^^orden , indien
\\ti fchriftelijk bevel van den Keizer diocletianus ,
aan julianus. Stadhouder van Afrika {*)? in het
jaar !285 , echt ware , waar in de Keizer beveelt ,
tiat men hunne hoofden en opzieners met hunne
iioeken verbranden ^ de goederen van hunne aanzien*
lljkflen verbeurd verklaren , €n dezen tot de berg^
■werken vervv ijzen, mnai: de geringen onthoofden zaU
Doch, dewijl niet alleen eusebius, maar ook au*
•cusTiNUS , hier van zwijgen, heeft men viij gegron-
de , hoewel geene beflisfende , redenen ^ om de echt*
lieid van dit bevel in twijfel te trekken.
De opgang, welken de aanhang der Bfanicheen Hicrax
maakte , terwijl hunne leere bij de rechtzinnige Chris- ^!^ tüéra*
tenen tevens zeer baatlijk was , fchijnt aanleiding ge-
ge-
C * ) In excerpt. Cotn\ Gregor. apud schulting, in J&,-
riiprud. Antejuftin,
ffl. Dkel. 8
ft74 KERKELIJKE
II geven te hebben, dat men al vroeg alle gevoelens,
BOEK (jjg yaii ^Q algemeen aangenomene verfchilden, in-
Hoofdft. *^i^" "^^" flechts in het één en ander, al ware het
na C. G. ook in eene ftrengheid van zeden , de minde overeen-
lo't ogj' komst met dt 3Ianiche'én meende te befpeuren, al*
> Manicheïsch befchrecf , en derzelver voorftanders
voor Manicheèn fchold. Dus was het geval met
HiERAX en de Hier'dciten^ welke door fotius, en
op zijn gezag door anderen , als een tak van èitxi
aanhang der Manicheèn , zijn aangemerkt , niet welke
zij echter, volgends de oudfle berichten (*}, niets
gemeen hadden.
HicRAX of HiERAKAS , dc Stichter van dezen aan-
hang, een Egyptenaar, van Leontopolisy wordt be-
fchreven , als een eerwaardig en geleerd man , erva-
ren in de Starrenkunde , Geneeskunde, Dichtkunde,
en Magie, of Natuurlijke Toverkunst. Dewijl hij
eene fraaie hand fchreef, vond hij zijn beftaan met
het affchrijven van Boeken. Hij was een ijverig
Christen , die de Heilige Schriften bijna geheel van
buiten kende , en heeft , tot verklaring derzelve , het
"één en ander in de Egyptifche en Griekfche Talen ,
welke hij beide verflond , behalven nog andere AVer-
ken , en Geestelijke Liederen of Gezangen , gcfclire- ,
ven. Zijne zeden waren geftreng en deugdzaam,
ook rekte hij zijn leven tot 90 jaaren, tot omtrent
het begin der volgende vierde eeuw.
Zijne ge- In zijne verklaring der Heilige Schrift de Alïego-
ri"
( * ) Epifanius , Hicrcs. 6j. augustiküs de H<ert%,
Cap. 47,
GESCHIEDENIS. a/S
fi/Vie of lecnfpreukige leerwijze volgende , vei*viel II
hij daar door tot deze en gene vreemde gevoelens, ^^"i^
Dus meende hij , dat melchizedek de Heilige Geest Hoofdd.
ware ( * ) , waar toe hij zich op Rom. VIII. 16. en "^ C. G,
Hebr. VII. 3. , en bovendien op zeker onecht [^^ ^84*
Boek beriep, dat hij voor Godlijk hield, Anahaticus -— — .
Jefaice genoemd. Van Christus geloofde hij , dat voelens-
het oogmerk zijner komst in de AVereld enkel en
alleen geweest zij, eene volmaakter wet bekend te
maken , en eene ftrengere zedenleer in te voeren,
dus beweerde hij, dat het huwlijk, na de komst
van CHRISTUS, ten minften voor deszelfs volmaak-
ter vrienden , niet meer geoorloofd zij. Hij ver-
bood, vleesch te eten, en wijn te drinken. Hij ont-
kende de opllanding der ligchamen , en wilde alleen
van eene geestelijke opftanding der ziel weten. Ein-
delijk ontzeide hij aan de jonge kinderen de hoop
der zaligheid, indien zij vóór het gebruik der rede
ftierven, omdat' zij om de zaligheid niet geftreden
hadden.
In Egypte^ waar men tot dweepachtige fh-engheid
overhelde, vond HiëR.\x eenige aanhangers, bijzon-
der, in vervolg van tijd, onder de Munniken, doch
die naderhand , toen de eerfte hevigheid bekoeld
was, de ftrenger eifchen van zoodanige overdreven
zedenleer allengs weder lieten varen.
Inmiddels begonnen de twisten over den vermaar- Tvvistea
den
(*) Iet dergelijks hadden de Melchizedekianen reeds
geleerd. 2Ie II Deel, Bladz. 213.
S 1
27Ö K E R K E L IJ K E
II den Kerkleeraar origenes , en deszelfs gevoeleiif
^xt ^^" ^^ Christen -Leeraaren drukte te geven , aan
Iloofcm. welke honderd jaaren lang de geleerdUe mannen on-
na C. G. f^QY cJe .Christenen deel genomen hebben. De se-
jaar 251.
tot 2B4. leei'tïe vrienden en leerlingen van origenes , hera-
■ CLAS , DiONYSius van Alexandri'é , en gregorius
oveioR-^,^^^ 1>fQQQ(2fnrea ^ of Thaumnturgus ^ verbreidden het
Zijne goede , dat zij aan hem veifchiildigd waren , en zijne
vrienden rrevoclens vonden vele voorftanders , bijzonder te
en voor- ^ j
llanders, Alexandri'è , alwaar eene Wijsgeerige Godgeleerd*
onder de heid , op de School aldaar , met vele vrijheid van
L^gJ-jj^. ' gevoelen , zedert pantenus en clemens van Alex-
ren. andri'é^ geleeraard was.
PiERius. Toen heraclas , origenes leerling , Bisfchop
was te Alexandri'è , maakte zich pierius , zedert
het jaar 282 , Ouderling te Alexandri'è ( * ) , be- .
roemd, door zijne vrijwillige armoede, maar vooral
door zijne geleerdheid , uitlegging der Heilige Schrif-
ten , en bekwaamheid in het prediken , waarom hij ook ,
volgends iiiüronymus (f), door zijne Gemeente
de 'Jonge origenes genoemd werd; hij was, gelijk
FOTius (§) bericht, een voorftander van verfcheiden
ge-
(*) EusEB. Uht. Eccles. VII. 32. Volgends filipp.
siDETEs bij DODWELL Disf. in Iren. pag. 488. zal hij
ook Leermeester in de Alexnndrynfche School, als opvol-
ger van DIONYSIUS, geweest zijn, doch hier van zwijgt
EusEBius, en op het gezag van sidetes kan men zich
niet verlaten. ( f ) De viris illmtr. C. yó.
(§) Cod. 118, 119.
GESCHIEDENIS. 277
gevoelens van origenes , bij voorbeeld , aangaande het II
voorbeftaan der zielen , ook hield hij den Heiligen ^^^^
Geest voor minder dan den Vader en den Zoon. Hoofdft.
Hij heeft het één en ander, in eenen vloeijenden "^ C. G.
onöpgefmukten ftijl, géfchreven, onder anderen eene ^^^^ 284*.
wijdlopige leerreden over hosea, welke hij op het •
Pap.schfeest gehouden heeft, en waar in hij opmerkt,
dat de Christenen den geheelen voorgaanden nacht
in de Kerk gebleven waren. Hij overleefde de ver-
volging van DiocLETiANUS , en onthield zich , zijne
overige ievensjaaren , te Rome.
Een ander \T:iend van origenes was theognos- Theog-
Tus , insgelijks Ouderling van Alexandri'é , vvien ^'ostu*.
•FILIPPUS sidetes weder tot eenen Leeraar in de
School dier Stad, en opvolger van PiëRius, maakt.
Deze heeft een fierlijk opgefteld Werk in zeven Boe-
ken , onder den Titel van Verhandelingen , ( \>%tTM.
jrwö"£ir,) nagelaten, in welks opfchrift hij Bijbel-
tolk genoemd wordt, en waar van fqtius (*) een
uittrekzel gegeven heeft. Volgends dit uittrekzel,
fchijnt hij de Verborgenheid der Drieëenheid van
vooren Qa priorij te hebben willen bewijzen; ook
zal hij den Zoon van God een fchepzel genoemd
hebben , die , door dtn Vader , tot heer van alle re*
delijke fchepzelen gefteld is. En dus, vervolgt fo-
Tius, brengt hij nog andere dingen, van d^n Zoon
bij, even als origenes: „ Het zij, omdat hij met
3, dezelfde godloosheid was behebt , of, zoo als
„ men misfchien, om hem te ontfchuldigen , zou
„ mo-
(*) Cod, iQ(J.
S %
478 K E R K E L IJ K E
Il „ mogen zeggen, dat hij dit alleen tot oefening,
80EK ^^ maar niet als zijne waare mening lieeft voorgedra-
■Hoofdrt. 99 ê^^i ^f ^^^ ^^y? ^^ ^^^^^ ^^^^ ^^ zwakheid zij-
na C. G. ,, ner toehoorers te richten, die, gelijk het gaat.
Toot* o £* T
tot 284.' 9' ^^" ^^^^ Christendom luttel kennis hadden, en
f' • „ daarom voor geen naauwkeiirigcr onderwijs vat-
5, baar waren, de waarheid te na is gekomen, ge-
„ lovende, dat het altijd voor den leerling nuttiger
5, zij, eenige kundigheden te ontvangen, dan vol-
5, ftrekt niets te weten." Deze ontfchuldiging ech-
ter keurt FüTius niet voldoende, in een fchriftelijk
opftel, hetwelk tot een algemeen voorfchrift voor
het volk zal dienen, hoe zeer men ze ook bij een
mondeling gefprek dulden zou mogen. Betreflende
den Heiligen Geest heeft hij even zoo zeldzame ge-
<iachten , zegt fotius , als origenes , terwijl hij
aan de Engelen en Duivelen kleine dunne hgchamcn
toefchrijft. Van de menschwording van christus
handelende, beweert hij, dat wij ons den Zoon,
op zekere wijze, binnen deze of gene plaats be-
paald, maar alleen naar zijne werking onbepaald, j,
moeten voorftellen. Evenwel, op het einde van dit I
Werk, fprcekt hij rechtzinniger, zoo van andere za- i
ken 5 als ook van den Zoon. athanasius , die hem |'
een verwonderlijk , naarffig, welfprekend man noemt, |,
en doorgaands veel roet hem op heeft , ftelt ( * ) ï
hem den ylriünen tegen , als hebbende geleerd , dat II
de Zoon uit het wezen des Vaders is, zoo gelijk
de ftraalen uit de zon, „dus heeft," fchrijft hij,
„ TH£-
(*) Epist, de Decreth Sijmdi Nicana,
GESCHIEDENIS. a79
„ THEOGNOSTDS , ecFSt wel tüs tot Oefening gefchre- II
„ven , maar daar na zijne eigenp vvaare mening ^9^^
„ voorgefteld." - Hoofdft.
Docii , gelijk deze vrienden en bewonderaars \va- "« C. G.
Ten van origenes , zoo waren 'er aan den anderen ^^j. ^g *
kant , velen , die zijne gevoelens als gevaarlijke dvva-
lins;en aanmerkten , en hunne pennen daar tegen Metiio-
fcherpten. Onder dezen was, omtrent het einde der fchrijfc
derde eeuw, methodius, Bisfchop van Olympm in^esende
gevoe-
NES.
Lyci'é^ en naderhand te Tynts ^ één der voornaam- fgj^g ^jj,^
ften. Hij verloor, gelijk men gelooft, in de ver- orige-
volging van DiocLETiANus , omftreeks het jaar 311,
het leven, epifamus (*) noemt hem een' zeer
geleerd man, en ijverigen verdediger der waarheid.
Niet zoo gunflig fpreekt socrates van hem (f).
„ Slechte menfchen," zegt hij, „en die van zich
„ zelven geene vermaardheid hebben , zoeken be-
., roemd te worden, door het verachten van ande-
„ ren , die beter zijn dan zij. Aan deze ziekte was
,, het eerst onderhevig methodius, Bisfchop van
„ Olympus 'm Lyci'è — Doch, in zijne fchriften
„ ORIGENES lang en hevig beflxeden hebbende ,
„heeft hij, als 't ware, alles heiToepen, en hem
„ bewonderd , in zijne liunenfpraak Xenon ge-
„ noerad. " ( § ) imetkodius heeft verfcheiden
Wer.
(*) Hxre^. 64. Ct) Hht. Eccles. VI. 13.
(5) ErsEBiüs en Hiè'R0NT3ius fchijnen dit laatfte wel
te wederfpreken , als of methodius eerst origenes ge-
prezen, en danr na, zijn^ dwalingen ontdekt hebbende,
hem wederlegd hebbe. Doch, men zie vales, over so-
S 4 «IA*
aSci K E R K E L IJ K E
II Werken, doorgaands in den vorm van gefprekkefl!
^?^J^ of famenfpraken , gefchreven. Volgends bericht van
Hoofdrt. iiiënoNYMUS (*}, fchreef hij een Werk tegen por-
na C. G, FYRius , in eenen fierlijken ftijl , het Gastmaal der
tot 284* -^ ■^■^'^^^^^'^' ^^" uitmuntend Boek over de opftan^
•^- ■ " ding tegen origbnes , over de tooveresfe ( Pijtho^
nJsfa^^ tegen denzelfden, en van den vrijen wil ^
(«!«uIg|»(r/oi'. ) Ook heeft hij vele verklaringen over
het eerfte Boek van woses , en over het Hooglied y
en nog een aantal andere Boeken, nagelaten, van al
hetwelk wij niets overig hebben, dan liet Gastmaal
der X Maagdyen ^ en uitgebreide uittrekzels bij epi-
FANius (f) en FOTius (§), welke uittrekzeils , met
andere brokftukkcn uit handfchriften , door fr, com-»
BEFis zijn uitgegeven , onderden Titel: S^ Methodii
Opera ^ Paris. 1644 FoL^ en in Auctarium Novisf.,
Bihlioth. PP. Grac. P. u
In zijn AVerk over de opflanding bij fotius yxo.-
derlegt methodius het gevoelen van orïgenes ^
dat ons tegenwoordig ligchaam niet weder zal op^
ftaan. Hij ontkent tegen denzclvcn, dat ons lig-
<:haam een boei of kerker der zje! is; hij toont aan,
dat de mensch niet, gelijk plato wilde, enkel in
de ziel befla , maar dat de ziel en het ligchaam ^tn
m.ensch.
CRATES /. c. alwaar ook onderzoek gedann wordt, of
d-'ze ffimenfpraak , Xenon, dezelfde zij, die roTius ajin-
haalt, onder den Titel: Over de ge fc aapene dingt n.
(^) De Viris. lUmtr. Cap. 83,
(t) Hderes. 64. Cap. 12./^^.
(§) Biblioth, CW. 234-237,
GESCHIEDENIS. a8i
mcnsch uitmaken, ook dat men het Paradijs niet II
alleen geestelijk te verdaan hebbe , voorts bedrijdt hij ^^^
de gedachten , dat de zielen uit den hemel in de Hoofdft.
menschlijke lisrchamen verftoten zijn. De Engelen ^'-^ C. G.
zijn van God tot beheerfchers van het gefchapene ^^^ 284!
gefield , en de Duivel bijzonder , eci' hij viel , over -<
de doffe, maar God behield de oppeiTcgering van
alles. Sommigen bleven getrouw in het geen, waar
toe God hen bedemd had, maar de Duivel verhief
zich, werd boosaartig en tegen ons vijandig, ande-
re Engelen verliefden op het vleesch , en hadden
eene ongeoorloofde verkeering met de Dochteren der
menfchen. De rokken van vellen, die God voor
de eerde menfchen bezorgde, betekenen het kleed
der derll ijkheid , welke methodius, even als ire-
iXEus , als eene weldaad voor den mensch na den
val befchouwt. Dus zegt hij, kwaad te doen of
3iiet te doen, daat aan ons, dewijl wij anders noch
om het kwaad gedi-aft, noch voor het goede be-
loond konden worden. Maar kwaad denken of bc-
geeren, of niet, zulks daat niet in onze magt. (Op
deze wijze brengt hij den vrijen wil 'm naauwer
paaien. ) Doch , ook de gedachten van kwaad wordt
door de natuurlijke dood uitgeroeid , nademaal
even daarom de dood van God over den zondaar
gebracht is, opdat het kwaad niet onderflijk zow
blijven.
Zie hier nog eenige verklaringen van plaatzen en ge-
zegden van den Apostel paulus , uit dit zelfde Werk
van METiiODiüs, over de opftanding, paulus fpreekt
van eene dneërleië \\d^ de eerde fpoort ons ten
S 5 goe-
s^n K E R K E L rf K E
i! goede aan, de andere verlokt tot het kwaad, maar
BOEK de derde beftaat in de ingewortelde heblijklicid tot
Koofdft. zondigen. Wanneer de Apostel zegt, dat het aard-
na C. G. J'che Imis van dezen tabernakel verbroken wordt ,
^t 284' betekent het aardfche huis het tegenswoordige korte
• leven. Iet anders is de tabernakel , iet anders het
huis dezes tabernakels, en iet anders wij, wien de-
ze tabernakel behoort. De zickn noemt hij ons'^
den tabernaket het ligchanm , het huis dezes taber»
nakels het genot des tcgcnwoordigen aardfcheiï
levens , het huis van den iiemel is de onfterflijk-
heid. Zegt paulus, dat vlecsch en bloed het rijlt
van Qod niet kunnen beërven , dan verflaat hij
door vleesch niet het ligclianm, maar de redeloze
drilt der zielen tot onreine lusten en begeerlijkhe-
den, enz.
In zijne Samenfpraak over de gefchapene dingen ,
is de volgende plaats merkwaardig: „ Daar zijn'
„ twee fcheppende krachten : ééne , die door eenen
5, enkelen wil , uit het geen niet is , fchept , zoodra
5, zij wil, en wat zij wil: deze is de Vader. Maar
„ de andere vormt en bearbeidt, naar het ontweip
,, der eerfte, het geen reeds voortgebracht is: de-
„ ze is de Zoon, de almagtige en krachtige hand
„ des Vaders, waar mede hij de ftoffe, na die uit
,, de dingen, die niet zijn, gemaakt te hebben,
„ vorait en verfiert." In dien zelfden zin verldaart
METHODius het begin, in de fchepping bij moses,
van de Wijsheid van God zelve, en heldert dit op
uit de eerde woorden vaij joannes EuangeUe :
5, Het begin en de grond, waar lüt het waanichtl-
5» §5
\
GESCHIEDENIS. aSs
5, gè Woord vooitgefproten is, moet men bekeii- II
„ nen , de Vader en Schepper van alk\s te zijn , ^^"l*^
„ in welken het Woord was. Maai- dit : dit woord was Hoofdft.
5, in het begin bij God , fchijnt op de volle magt "^ ^* ^*
5, des Woords te zien , welke het bij den Vader Iq[ 284!
,, had, eer de wereld tot haar beflaan kwam, zoo- ■■
„ dat het woord begin »§x*) hier de heerfchappij ,
„ magt, betekent. Dus is het Woord (de Logos^
„ na den Vader, het eigenlijk begin zonder begin,
5, het begin van alles , door wien alles gevormd
is "
In de Samerfpraak over den vrijen wil, fpreken
een iTalentiniann en een rechtzinnig Christen , over
den ooifprong van het kwaad ,• beweerende metho-
Dius , dat 'er geene twee e'euwige grondbeginfels
zijn, dat het kwaad niet eeuwig, noch de ftofFe
oorzaak van het kwaad zij. In den grond en van
natuur is niets kwaad , maar het kwaad wordt zulks
eerst, door het misbruik der viijheid. De mensch
was met eenen vrijen wil gefchapen, naar welken
hij God gehoorzamen of niet gehoorzamen kon.
Hij was het Godlijk gebod ongehoorzaam, en met
deze overtreding nam het kwaad zijnen aanvang.
In zijne Samenfpraak over de kuischheid^ of het
Gastmaal der X Maagden , prijst methodius d^^n
ongehuwden en maagdelijken flaat , op eene over-
drevene en buitenfporige wijze , aan , en hoewel hij
het huwelijk niet volftrekt veracht, evenwel ftrek-
ken zijne gezegden, faamgenomen, om lezers, die
eejie neiging tot dvveeperij hebben , het zelve als
voor
284 K E R K E L IJ K E
II voor Christenen onbotaamlijk te doen befchouweiT*
^^^'^ Ook heeft hij, in deze üimenlpraak , vele zouteloze
Hoofdft. ïülcgorifchc verklaringen en invallen. De befnijdc-
na C. G. nis , aan abraham bevolen , betekende , dat geene
tot "Sa* blocdverwandten kinderen met nialkanderen verwek-
ken mogen. De fabel van jotiiam Richt, IX. , van
de boomen, die zich een' Koning verkiezen, is een.
verhaal van de zielen , die zich , vóór de mensch-
wording van ciiPvIstus, met overtreding bezoedeld
hebbende, tot God om genade en ontferming bid-
den. De zestig Koninginnen HoogL VI. 7 , zijn
de zielen vóór den zondvloed , de tachtig bijwijven ,
de zielen na den zondvloed, de zielen der Profecr
• ten. Zestig Koningiimen, dat ziet op de zcsdaag-
fche Schepping enz. fotius verzekert wel , ter
vericlioning , dat deze famenfpraak vervalscht is ge-
worden, op dien grond , dat men 'er Ariaanfche
gevoelens, en fabelen van eenige andere Dvvaalleer-
aaren, in vindt, doch deze verzekering van fotius
is niet genoegzaam bewezen. Wat de Ariaanfche
gevoelens betreft, methodi-us noemt christus uit-
dniklijk , in deze famenfpraak , God , die vóór de eeu-
wen beflaat, doch na God, en minder dan de Va-
der is. Over Pfalm II. 7. , maakt hij deze aanmer-
king, dat de Vader daar onbepaald en zonder tij ds-
heftemming zegt: Gij zijt mijn Zoon, niet, gij
zijt mijn Zoon gejvorden,. daar mede te kennen ge-
vende, dat hij niet eerst Zoon geworden is, noch,
het te vooren geweest zijnde, opgehouden heeft te
zijn , maar , dat hij altijd dezelfde is. De woorden ,
GESCHIEDENIS. ±^^
heden heb ik u gegenereerd ^ verklaart methodius , II
van de bekendmaking van Christus aan de We- ^^^ ,
rcld. Hoofcfff.
Tegen dezen en andere bcflrJiders van origenes, "^ C* ^»
vond deze Kerkleeraar ook ijverige en geleerde ver- ^q^ ^sZ
dcdigers , onder dezen , voornaamlijk , pajmfilus , een
leerling van nëRics , Ouderling te Ccefare'd in Pa- P^^^^^*
Ixflina^ tijdgenoot van methodius, en een geleerd dedigt o-
t\\ ijverig man , en ftandvastig belijder van het RIgeines.
Christendom, zijnde, in de vervolging van maxi-
MiNus , in het jaar 309 , met het zwaard om zijn
geloof ter dood gebracht. Hij was een zoo groot
bewonderaar van örigenes, dat hij deszelfs meeste
Werken , met zijne eigene hand , heeft afgefchreven.
Toen hij nog in de gevangenis zat, fchreef hij eene
Apologie of verweerfchrift voor denzelven, in vijf
Boeken, waar bij zijn vriend eusebius, die naar
hem PamfiU wordt bijgenaamd, naderhand een zes-
de voegde; gelijk dan deze laatde fchrijft (*), dat
zij , met verëenigden vlijt , om eeniger twistzieke lie-
den wil , dezen arbeid ondernomen hebben , hetwelk
socRATES Cf) en FOTius (5), ja zelfs hiürony-
i\ius (**} bevestigen , fchoon deze laatfte , door
partijfchap weggefleept , elders (ff) beweert , dat
wel een vriend van Dwaalleeraaren , zoo als euse-
Bl-
( * ) Hht. Ecclcs. VI. 33.
(t) Ilisf. Eccles. III. 7. IV. 27. (§) Cod. 118.
(**) De Firii Ilhistr. Cap. 75.
Ctt) E-pht. 41. ad. Pammach, en advers. Ruffi-
tium Libr, ^I.
tot 284.
sSS K E R K E L IJ K E
II Bius, maar niet een Martelaar, zoo als pamfilus,
BOEK 2i,ik een Boek kan gefchreven hebben. Wij hebben
Hoofdft. ^^" ^^^ ^^^ Boeken alleen het cerfte, en zulks en-
na C. G. kei in eene Latijnfche Overzetting van ruffinus ,
int i^A. ^^ '^^ ^^^^ Voorreden en Aanhangzel bijgevoegd ,
maar ook naar zijne gewoonte, verfcheiden veriin-
deringen in gemaakt heeft. In deze verantwoording
beklaagt pajnifilus zich ten ftcrkften over de onbil-
lijkheid van ORiGENEs tegeniirevers. Sommigen ,
fchrijft hij, oordeclen verkeerd over hem uit onkun-
de, omdat zij zich tot de hoogheid van zijne ge-
dachten niet verheffen kunnen , anderen uit boos-
heid, zijnde niet alleen geneigd, om zijne gevoelens
geftadig te bellrijden, maar ook die genen verkette-
rende , welke 's mans Ichriften Jezen. Somtijds prij-
zen en bewonderen zij het één of ander van zijne
Werken , wanneer het gebeurt , dat 'er in het hand-
fchrift zijn naam niet bijftaat, maar zoodra zij te
weten komen , dat het van hem is , mishaagt hun
alles , en wordt als Kettcrsch veroordeeld. Ook
zijn 'er onder zijne befchuldigcrs lieden , die niet
eens Grieksch verftaan , en zijne fchriften geheel
niet , of zeer oppervlakkig , gelezen hebben. Daarte-
gen verdedigt pamfilus origenes , voor eerst , door
aan te nier1;en , dat deze met groote nederigheid en
niet beflisfend fprcekt, en aan niemand zijne gevoe-
lens hebbe opgedrongen ; vervolgends bewijst hij,
door het aanhalen van zijne eigene woorden , dat
origenes, in vele opzichten, valsch befchuldigd is
geworden, tenvijl, ten aanzien van andere onder-
werpen, aangetoond wordt, dat nienjand daarom-
trent
GESCHIEDENIS. 2S7
*rent onfeilbare iiitfpraak gedaan heeft, of doen kan, II
wcshalven bij dezelve eene volkoraene vrijheid van ®^^'
gevoelen behoort plaats te hebben. HoofdH,
Pamfilius heeft zich ook nog verdienflelijk ge- "^ ^* ^•
maakt, door zijne zorg, om het lezen der Heilige (qj ^SjI
Schriften onder de Christenen aan te moedigen. Hij '
richtte niet alleen , ten dienfle der Gemeente te Ca^
farea , eene aanzienlijke Boekerij op , maar zorgde ,
met EusEBius, voor eene goede en zuivere uitgave
der Alexandr}'nfche Overzetting, volgends de gron-
den door ORiGENES in zijne Hexapla gelegd, die
vervolgends bij de Christenen in PaUfiina in alge-
meen gebruik was ; ook richtte pamfilus eene God-
geleerde School te Cjefarea op, waar in hij aanko-
mende Leeraars onderwees (*}. Zijn vriend euse-
Bius heeft zijn leven uitvoerig befchreven, lierwelk
verloren is. Uit zijne berichten , in zijne Kerkge-
fchiedenis , en in zijn Boek over de Martelaren van
Palafiiua ( f ) , is grootendeels het verhaal van
's mans dood ontleend, hetwelk, doch met onzekere
tijvoegzelen vermeerderd , simeon inietaphrastes
nagelaten heeft ( § ). Men heeft eene verdeeling van
de Handelingen der Apostelen in kleiner afdeelingen
of hoofdftukken , welke montfaucon (**), onder
den naam van pamfilus, niet zonder vvaarfchijnlijk-
heid ,
(*) EusEB. Hist. Eccles. VII. 32. (t) C. 11.
(5) Men vindt ze in Hippolijti Opera Vol. II. pag,
£ 1 7. ed. Fabric.
(**) Bibïioth. Cöislin, pag. 78.
48i K E R K Ë L rj K Ë
It heicï, uitgegeven heeft, alhoewel zacagni (*)deze
BOEK vcrdccHng aan euthalius , in de vierde eeuw, toe*
Hoofdfl. fchrijft.
lia C. G. Op gelijke wijze , als pamfilus , zorgden , ten
tot "84*. ^czen tijde , door het voorbeeld van origenes op-
■ gewekt , meer andere Christenen Voor goede en
Hesy- naauwkeurige aflchriften des Nieuwen Testaments ,
CHIUS. ^
en der Alexandrynfche \^eitaling des Ouden, waar
in ook piëRius lof verdiend had. Dus herzag ^
ten dezen tijde, hesychius, een geleerd Bisfchop
in Egypte^ dien fommigén voot den Schrijver van
het bekend nuttig Grieksch Woordenboek houden^
Waar tegen echter gewigtige bedenkingen gemaakt
worden, den Tekst der zeventig Overzetters, met
zoo veel oordeel en vlijt, dat zijne uitgave in de
Gemeenten van Egypte algemeen werd ingevoerd.
Lucia- Inzonderheid verdient lucianus , de Ouderling
^üs. van Antiüchie^ uit Samofüta geboortig, van wieil
wij hief Voor (f) reeds gefproken hebben, in dit
opzicht, allen lof. Deze geleerde man, die ook te
Antïéchi'è onderwijs gaf in de Godgeleerdheid, en
onder zijne leerlingen verfcheidenen had, die nader-
hand vermaard zijn geworden , in de verfchillen met
de Arianen , en die zich naar hem Lucianisten
noemden, befleeddc insgelijks zijnen arbeid, aan de
verbetering der Alexandrynfche Overzetting, niet al-
leen door het vergelijken van oude Handlchriften ,
maai*
(*) Coll. vwnnm. vctt. pag, 428.
(t) Boven Bladz. 243.
GESCHIEDENIS. aSp
manr ook van den Hebreeuwfchen Tekst. Zijne il
uitgave verkreeg in het begin der derde eeuw een ^'^-^
Kerkelijk gezag in de Christen Gemeenten van Kon- Hoofdfï.
fiantinopolen af tot Anti'óchi'è toe. lucianus heeft "Ji C. G.
ook over het geloof gefclireven , en zijne geloofsbe- \^^ ^g . '
lijdenis is door athanasius bewaard ( * ) , ook ■
ftaat zij bij socrates (f); lucianus heeft, als
Martelaar, den dood ondergaan , onder de vervol-
ging van MiVXBiiNus , in het jaar 311 (§).
De laatflc dertig jaaren van deze derde eeuw wa- Andere
ren, over het geheel , vruchtbaar in geleerde mannen, jlff^/.j.,
onder de Christenen , onder welke eusebius (**) letius.
ook telt MELETius, Bisfchop van Pontus ^ Mei
Attkuni^ of Attifche Honig ^ doorgaans genoemd,
om de zoetvloejendheid van zijnen ftijl , gelijk atha-
NASius (ft) hem den cemaam van den Grooten
geeft.
Eenigen tijd vi'oeger bloeide anatolius, bijzonder Anato-
door zijne ervarenheid in de Wijsgeerte , en Griek- ^^^^''
fche Wetenfchappen , welke zoo groot was , dat
de
Q*') De Sijiwdh An'min. et Seletic.
(t) Hiit. Eccles. II. 10. Men vergelijke c. r. walch.
Bïblioth, Sijmbol. vet. pag. 09. fqq.
(§) EuscBRTs Hi$t. Eccles. VIII. 13. IX. 5. Men
vergelijke verders, over den arbeid van lucianus, en
de anderen bovengemelden omtrent de Alexandrynfche
Vertaling, eichhorn Inleiding in het Oude Teümnent^
ille Deel ^ Bladz. 291.
(**) Hiit. Eccles. VII. 32.
(ft) Orat. I. in Arianos.
IEL Deel. T
ft^Q K E R K E L IJ K E
II de Burgers van ' Alexandri'è hem verzochten , cene
BOEK "Wijsgeerige School, volgends de begmfelen van ari-»
IJoofdfl-. STOTELES, Onder hen op te richten, geüjk zij eene
naC. G. pJatonifche School hadden. Hij bewees aan hun
toe 284*, ö'^'^o^^ dienflen in eene belegering, welke zij, in het
■ jaar 262, moesten óndergaan , van de Romeinen,
als deze Egypte .weder -op zenobl\ , Koiiingin van
hét .-Oosten , wilden heroveren. Naderhand flond hij
theotecnus, Bisfchop van 'Cafarea in Palcsftina^
^•"'jii '.btj,in het ivaarnemcn van zijnen dienst, en als hij
_ . ' ' ';'.. 'in het jaar 270 naa eene Kerkvergadering te Antiö-
r/^/è' ; reisde ., werd' hij onderweg tot Bisfchop van
Laodicea verkozen, welk ambt hij in het jaar 282
i;og bekleedde. Daar zijn nog eenige overblijfzelea
van een Werk', 'over de Rekenkunst^ en van een
Mathematisch Boek,. welke hem toegefchreven wor-
den, EUSEBIUS (*) heeft eenige flukken bewaard,
.uit zijne Paasch - ch-kels , of berekeningen over deu
tijd 'van het Pafchuy (^Canones Pafchales ^') waar
uit men ziet, dat hij' geen viiend geweest is, van de
Aftatlfche gewoonte, omtrent den tijd van het Pa-
fcha te vieren. Eindelijk, fchijnt hij, volgends eu-
sebius , nog eene en andere uitlegging over de Hei-
lige Schriften gefchrevcn te hebben.
VicToRi- ^^ gelijker tijd , leefde ook victori]>^us , Bisfchop
^^^' ym Petavio of Petovlo , in Opper -Pannoni'è^ thans
PetauAvi Stiermarken, Deze heeft verklaringen ge-
fchreven over de drie eerfte Boeken van. moses, over
(*) Iliit. Ecclcs. VII. 3:2. Verg. mëRON. de Firii,
lllustr. C^jp. 7Z'
i
GESCHIEDENIS. 291
5ESAIA,_ EZECHiëL, HABAKUK , den Prediker van II
SALOMO, het Hooglied^ en de Openbaring van jo- ^^^^
Al
ANNES , benevens een Boek tegen alle Ketlers. Hij Hoofdih
verftond, volgends HiëRONYMUs f*), de Griekfche "^ C. G.
laar " "^ i •
Taal beter dan de Latijniche^ waai-öm zijne Wer^- [^^ 2S4,
•ken wel vol verbevene gedachten , maar in eenen
flechtcn ftijl gefclireven waren. Ook telt hij (-jj)
hem onder de genen, ^it het gevoelen van papias,
nopens een duizendjaarig Rijk van Christus op
deze \Vereld, aanldeefdcn, waar uit men,, behalvea
andere redenen, befluit, dat de uitlegging van de
openbaring van joannes , die nog onder zijnen
naam voorhanden is, ten onrechte aan hem wordt
toegeich reven , alhoewel zij voor de oudfle verkla-
ring van dit Boek , die wij hebben , te houden is.
In dezelve wordt door den Antichrist nero ver-
daan, wien God, ten dien einde, verwekken zal.
Doch, met meer zekerheid, is van hem een brok-
•ftuk of Idein opftel over de Wereldfchepping^ (^de
f abri ca mundi.^ Hij is, omtrent het jaar 303, als
Martelaar, ter dood gebracht.
Men mag in dezen tijd ook plaatzen co.adiodia- Co:\b]o-
•Nus ,' alhoewel gennadius (§) hem eerst na lac- ^^''^^^*
tantius laat volgen, maar met meer grond beweert
DODWEL (**), dat hij een tijdgenoot van cypria-
NUS
( * ) /)i? Virh Ulustr. C. 74. Epi'st. ad M,ign.
(t) i)<? P^iris Illmtr, Cap. 18.
(§) De Fiiis lUiistr. Cap.' 15.
^**} Dis f. de (Ctatc Commodiani,
T 2
Ê9a / K E R K E L IJ K E
II Nus geweest is , of kort na dezen geleefd heeft. De-
BOT,K ^yiji niemand der ouden van hem gefproken heeft,
Hoofdrt. kimnen wij alleen uit hem zelven oordeelen , nu
na C. G. fchrijft hij zelve , dat , zedert de invoering van het
tot 284 Christendom tot zijnen tijd, twee honderd jaaren
— verlopen waren , en zijne befchrijving van het Chris-
tendom duidt eenen toefland van hetzelve aan , zoo
als plaats had na den Keizer decius , wanneer ver-
volging en rust ''voor de Christenen beurtelings af-
vvisfelden. Hij was waarfchijnlijk in Afrika en
een Heiden geboren, maar door het lezen der Hei-
•iige Schrift tot het Christendom overgebracht. Hij
bezat eenige Griekfche, Romeinfche, maar des te
minder waare Christelijke geleerdheid, en over het
geheel weinig oordeel. Hij heeft een foort van La-
tijnsch . gedicht in 80 afdeelingen ^ of voorfckriften ^
( Inftructiones , ) verdeeld , gefchreven ; in verzen ,
die nabij de zesvoetigen komen, doch geenen vasten
regel of maat houden , ( verfus pQlitici. ) In dezel-
ve maken de ecrfle letters der regelen van elke af-
deeling, in één of meer woorden, deii inhoud dier
afdeeling uit. In de laatflen komen, wanneer men
deze letters met de regels rugwaards leest, de woor-
den uit : Commodianus , Mendiciis Christi , (Com'
modi anus ^ een bedelaar van Christus ^^ waar uit
men befloten heeft, dat hij van de aalmocsfen der
Christenen geleefd heeft, gelijk hij dan ook den
naam Gazceus^ (waarfchijnlijk naar den openbaren
Kerkelijke fchat, Gaza,) aangenomen heeft. Zijne
ixdenleere in dit i^edicht is zeer itreng,. zoodat hij
zelfs
GESCHIEDENIS. 293
zelfs het betreuren van overleden kinderen beftraft. n
Ook beklaagt hij zich , dat rijke Christenen onder '^oex
den openbaren Godsdienst, óqyi eerbied voor den Hoofdd.
Godsdienst ter zijde ftellende , met malkanderen na C. G,
11- laar 251.
praatten en lagchten. J^^ J^^
Eindelijk , moeten wij hier nog melden arnobius , ■
die onder den Keizer DioéLETiANus geleefd en ge- Arno-
fchreven, en zich, door zijn Werk tegen de Heide-
nen, eenen grooten roem vervvoiTen heeft, alhoe-
wel in zijne fchriften het ée'n en ander voorkomt,
hetwelk naauwlijks met de zuivere leere van het
Christendom overeen te brengen is, zoodat HiëRO-
NYMUS (*) hem rekent, onder de Kerkelijke Schrij-
vers , welke men zoo moet lezen , dat men het goe-
de uitkieze , en het tegengeftelde mijde , volgends de
vermaning van den Apostel, dat men alles beproe-
ven, en het goede behouden zal, onder welke
Schrijvers die Kerkvader noemt origenes, tertul-
LIANUS , NOVATUS , APOLLiNARius , CU anderen.
Arnobius, wel te ondeifcheiden van ecnen ande^
ren van denzelfden naam , in de vijfde eeuw , was
een Heidensch Redenaar, of LeeiTneester der Wel-
fprekendheid , in zijne Vaderftad Sicca 'm Afrika^
en te gelijk een hevig voorflander van het Heiden-
dom (!)• Doch , door verfcheiden droomen ge-
drongen, om het Christengeloof te omhelzen (§),
heeft
(*) Epist. ad Tranquilliimm.
(t) HiëRONYMus de Firis llliistt\ C. 79.
(5) Dit verhaalt dezelfde mëRONYMus , Chron. ad
ann. XX. Conftantiiii.
T3
£94 K E R K E L n K E
II heeft hij , dewijl de Bisfchop dier Stad hem den
^^^^ Doop weigerde, omdat hij het Christendom zoo
Hoofdft. fterk befi:reden had, zijn Werk tegen de Heidenen
na G. G. ondernomen en uitgegeven , ten einde dus een on-
tot 284! c^erpaud van zijne oprechtheid te geven , waar op
' hij dan ook tot den Doop is toegelaten. Hij fchijnt
nog tot het jaar 325 of 326 geleefd te hebben, al-
zoo de Chronijk van HiëRONYMUs hem op dat jaar
plaatst.
Zijn Werk tegen de Heidenen beflaat uit zeven
Boeken , ( Di^putationum Adverfus Gente.; , ( natio-
nes 5 ) Libri Vil. ) Hij fchreef dit Werk omtrent
300 jaaren, meer of min, nadat de Christenen in
de wereld beflaan hadden, gelijk hij zelve in het
eerfte Boek fchrijft. hicronYxMus heeft, behalven
het geen wij reeds uit hem aangehaald hebben, over
het geheel niet gunflig over dit Werk geoordeeld,
en hem cenen ongelijken, wijdlopigen, en verwarden
flijl te last gelegd (*), doch cave heeft dit oor-
deel onbillijk gevonden , en gemeend , dat het dit
Werk niet aan orde en famenliang ontbreekt , met wien
ook SCHRÖCK (f) overeen ftemt , hoewel men erkennen
moet, dat zijn ftijl te woordenrijk is, en eene Afri-
kaanfche ruwheid en onbefchaafdheid heeft. Ten
aanzien van zijne bijzondere begrippen omtrent fom-
migc onderwerpen , verdient aangemerkt te worden ,
dat hier niets vreemds is voor die vrijheid, welke
de eerfte Kerkelijke Schrijvers genomen hebben, en
dat
(*} Ephi. 49. nd Paiilw,
(i) Kinh'Gcfch. Th. IV. S. 4Ö4.
GESCHIEDENIS. 295
dat de meesten dezer begrippen en meningen ons II
ook bij andere Kerlcvaders zijn voorgekomen. Men ^^'J^
lieeft hem ook daar mede willen, ontfchuldigen , dat Hoofdft.
hij dit Werk gefchreven heeft, nog maar een Cate- na C. G.
chumenus , een leerling van het Christendom zijnde , \q^ Zgj.*
waar nit men dan zijn volftrekt flilzwijgen van de ■
Heilige Schriften der Jooden en Christenen wil ver-
klaren , als ook van fommige Hoofdftukken der
Christelijke leere, doch, men behoeft deze ontfchul-
diging niet , alzoo het mogelijk is , dat hij niet raad-
zaam geoordeeld hebbe , over deze onderwerpen met de
Heidenen te handelen. Ten minften hij weet te veel
van CHRISTUS daaden, en van de Schrijvers zijnes le-
vens, dan dat hij die niet zou gelezen hebben. ISJet
dit alles kan men van zijn W^erk een goed gebruik
maken , bijzonder tot opheldering der Goden - en
Fabel -Gefchiedenis der Heidenen, hoewel hij, mis-
fchien , hier en daar, het een of ander wel wat ver-
groot hebbe. Wij willen , ter bevestiging van onze
gezegden, de ééne en andere merkwaardige plaats
uit zijn Werk hier overnemen.
In het eerfte Boek maakt hij eenen aanvang , met Zijn ge-
breedvoerig de belchuldiging , met welke de Heide- "^°^'^"
nen zoo veel ophadden, dat de toorn der Goden, God.
zedcrt de opkomst van het Christendom , zoo vele
rampen in de wereld gebracht had, te wederleggen.
Wat hij van God gevoelt, kunnen wij befluiten uit
deze aanfpraak aan het Opperwezen, die wij in dit
eerfte Boek lezen: „ ó Grootfte, 6 hoogde Schep-
,, per der onzichtbare dingen! ó gij zelve onzicht-
„ baar , en nooit door eenig Wezen begrepen 1
T 4 „Waar-
£96 K E R K E L rj K E
II „ ^Waardig , waarlijk waardig zijt gij , indien men
^^^ " ^"'^^^'^ ^^ 9 ^^^ eeiien ïlei-flijlcen mond , waardig
Hoofdft. 99 noemen mag, wien alle levende en redelijke we-
jia C. G. ^^ zens nooit ophouden te danken, wien men, door
tot "84! 99 ^y" geheele leven , met gebogen knieën , en aan-
•■ „ houdende gebeden, behoort te eerbiedigen. Want
5, gij zijt de eerde oorzaak, de plaats en ruimte der
5, dingen, de grond van allee, wat beftaat, onëin-
5, dig, ongeboren, eeuwig, alleen, dien geene lig-
. 3, chaamlijke gedaante afbeelden, geene belchrijving
3, bepalen kan, zonder hoedanigheid of hoegroot-
5, heid, zonder plaatzing, beweging, of hcblijk-
3, heid, (dat is: zonder eenige ligchaamlijke cigen-
5, fchappen , ) van wien met menschlijke woorden
5, niets gezegd of uitgedrukt kan worden. Opdat
„ men u kenne , moet men zwijgen , en opdat het
5, omzwervend vermoeden u als in eenc fchaduw
5, kunne opfporen, moet men volllrekt niets zeg-
5, gen — Het is geen wonder , dat men u niet
5, kent, het verdient grooter verwondering, indien
• ,, men iet van u weet." Het is raazende onzinnig-
heid, voegt hij 'er bij, indien men zou willen twij-
felen , of God al dan niet befta. Elk mcnsch brengt
het denkbeeld van Gods beflaan mede ter we-
reld.
Van De Heidenen wierpen den Christenen tegen, dat
CHius- 2i] JESUS CHRISTUS, eeuen mcnsch, als God vereer-
den, hier tegen merkt arnobius aan, dat, al ware
jESus niet meer dan een mensch geweest, de wel-
daaden, welke hij ons door zijn onderwijs deelach-
tig heeft gemaakt, hem den Godlijken naam en eere
waar^
TUS
GESCHIEDENIS. £97
waardig zouden maken , daar immers de Heidenen II
zoo . vele weldoeners van het mcnschlijke geflacht "° ^^
onder hmme Goden geplaatst hadden , maar zegt Hoofdd.
hij, „JESus is in de zekere daad God, en zonder "^ C- ^«
• •ft /^ j -^ • 1-1 n laar 251.
„ cenigen twijfel — God uit innerlijklte magt — ^^^ 284.
„ die van den hoogften Koning om de allergewig
„ tigfle zaak aan ons gezonden is (*)." Dit be-
wijst hij uit de wonderwerken , welke jesus verricht
heeft; waar na hij dus vervolgt: „ Hij was de
„ verheven God, God van den diepflen woitel,
„ God uit de onbekende rijken, en als God, de
„ Heiland , van aller Oppervorst gezonden, wieii
5, de zon zelve , noch eenige geftamten , zo zij ge-
„ voel hebben, noch de regeerers, noch overfren
„ der wereld, noch eindelijk de groote Goden, of
„ die zich als Goden verdichtende, het fterflijk ge- '
,, flacht v^erfchrikken , hebben kunnen weten of ver-
„ moeden, van waar of wie hij zij (f)." Onder-
tusfchen , hoe nadruklijk en duidlijk hij christus
God noemt, ziet men echter, dat hij hem van den
hoogften Voorst en hoogden Koning onderfcheidt.
Maar zeggen de Heidenen , indien christi^s God Vnn liet
was, waarom is hij gezien in de gedaante van een' ^°^^"''^'"'^
mensch? (in forma hominis?^ en waarom op cenc mensch^^
menschlijkc wijze ter dood gebracht? Hier op ant- ^^'^''''^''''S
, eu dood.
vvoordt
(*) Bern re certa & fiie iiUim rel chihitationii
ambiguo — intcrionim potentiaritm Deus.
(t) T>em ille fublimh fiiit ^ Deus radicc ah vnlima ,
Deus ab incogmtis regnis, ah ommum Principe Dan
fospitator est misfus etc,
T5
apS. Iv E R K E L IJ K E ,
H vvoordt ARNOBius , met eene tegenwaag : „ Kon
^"t'' 39 ^^*^'^ ^^^ onzichtbare kracht, die geen ligchaamJijk
Hoofdfl:. 55 wezen had, ia de famenkomften der menfchen
na C. G. ^j anders tegenwoordig zijn , dan dat hij eenig dek-
i!f oo!' „ kleed van vaster llofFe aannam? — Hij nam dan
5, de gedaante van een' mensch aan , en heeft zyne
„ magt, onder de gelijlvcnis van^ons gcllaclit, beflo-
„ ten, opdat hij zou kunnen gezien en aanfchouwd
„ worden; opdat liij zou fpreken en leeren, en alle
„ die zaken verrichten en uitvoeren, om welke uit
„te voeren, hij in de wereld gekomen was, alles
„ volgends het gebod en de fcliikking van den
„ hoogden Koning. " Eigenlijk .derhalven is de
mensch geflorven, dien hij aangedaan had, en dien
hij omdroeg. Deze dood is een onbegrijpelijk ge-
heim, maar was noodzaaklijk, volgends het beftemde
oogmerk, om de kranidicden der ziel te genezen —
„ CHRISTUS verfcheen in de wereld, als de bood-
5, fchapper der gcwigtigde zaak, brengende aan de
,, gelovigen een gelukkig uitzicht en heilzaame ver-
„ kondiging aan — die algemeen goedertieren tot
„ vijanden zeide , welke zaligheid hun van God den '
3<) Oppervorst werd aangebracht: wat hun te, doen
5, Hond, opdat zij het verderf . ontvlieden , en eene
„ onbekende onlterllijkheid verkrijgen zouden. En
„ wanneer de nieuwheid der zaken, en de nooitge-
,, hoorde belofte de gemoederen der hoorderen in
„ verwarring, en hun geloof in twijfel bracht, heeft
„ de heer van alle deugden , en de dooder van de
„ dood, toegelaten, dat zijn mensch ter dood ge-
„ bracht werd, opdat zij uit de gevolgen z(^uden
,, wc-
GESCHIEDENIS. 299
„ weten, dat hunne hoop veilig was, die zij reeds H
„ hadden opgevat, omtrent de zaligheid der zielen, ^?^^
5, ea dat zij het gevaar des doods op geene andere Hoofdd.
„ wijze ontgaan konden," "^ ^* ^»
- , , ^ 1 jaar 251.
In het tweede Boek heeit arnobius over den oor- ^qc 284.
fprong der zielen , en derzelver onltei-flijkheid , zulke
begrippen voorgedragen, die men met de gezonde ^^^ '^^
Wijsgeerte zoo min ,als met de Christenleere overeen fprong en
kan brengen. Na breedvoerig te hebben voorgedra- ^!!l^!'^'*f'.
- ,11, lij'iheid
gen , wat de wereld aan Christus te danken heb- ^^^J■ ^le-
be , beantwoordt hij cene tegenwerping der Heide- Icn.
nen, dat jesus niet bewijst, het geen hij belooft,
daar uit, dat men toekomende dingen niet bewijzen ,
kan, en bedient zicli tevens van het zoogcnocmdc
argumentum a tiito , niet wel als een bewijs , maar
als eene beweegreden, om het Cliristendom te. om-
helzen. „ Is het niet redelijker, uit twee onzekere
„ dingen, die in twijfel hangen, dat liever te ge-
,, loven, dat eenige hoop aanbrengt, dan het geen
„ in het geheel gcene hoop geeft? Want, in het
„ eerftc fteekt geen gevaar, iiidien de verwachting
„ ons bedriegt, maar in het laatstgemelde is een
„ zeer groot nadeel gelegen , te weten , het verlies
„ der zaligheid, indien het, de tijd gekomen zijn-
„ de, blijkt geen leugen geweest te zijn." Verders
ontleent hij een bewijs voor het Christendom daar
uit, dat alle barbaarfche volken, door de liefde van
hetzelve hunne zeden verzacht, en 'dat geleerden -.
van allerhande foort hetzelve aangenomen hebben:
;, Is dat niet Godlijk en heilig, is dat zonder God,
5, dat zoo groote veranderingen in de harten voort-
„ brengt?
goo K E R K E L IJ K E
Il „brengt? dat men alle pijnigingen verüclit , cil
^^xf " ^"^ iicf'^s van christus boven alle de goederen
Hoofdrt. 59 ^^^ wereld ftelt?" De Heidenen hadden ook gee-
na C. G. ne reden, om de Christenen te befpotten, omdat zij
Tmr ''^i
tot 284! ^^^y*^ Ipreken van geloven en hopen , dewijl men in
■ '■ ontelbare gevallen des menschlijken levens niet anders
gewoon is te handelen , of niet anders handelen
kan. Doch de Christenen hebben tot een zeker be-
wijs voor zich de daaden van jesus en zijne leer-
lingen. ,, Hier kan men optellen," zegt hij, „het
5, geen verricht is in 'Jude'd , bij de Sercs , Per [en ,
5, en Meden ^ in Arahi'è ^ Egypte^ in AJtë^ Syrië,
„ Galat ie , bij de Parthen , Frygen , in Achai'é ,
„ Macedonië , Epirus , en in alle Eilanden en Ge-
5, westen, welke de op- en ondergaande zon be-
„ fchijnt (*). Ook hebben Heidenfche "Wijsgeeren
zdve de verëering van het Opperwezen, zorg voor
het heil der zielen, (dat is, zegt arnoüius, voor
ons
(*) Bij deze gelegenheid, verhrnlt arnobius, dat in
Rome zeer velen de Christen waarheid erkend hebben ,
toen zij zagen , hoe de vuurige wagen en paarden van
siMON den Toveraar, door petrus mond , werden weg-
geblazen , en op het noemen van christus naam , ver-
dweenen. Zij zagen hem, die op valfche Goden betrouw-
de, door zijne eigene zwaarte nedergeftort, daar, met
gebroken beenen liggen ; en daarna na Brunda Q Bnni-
diji^ gebracht, afgemat van fmarten en fchande, zich
weder van den top eener fteilte werpen. Men vergelij-
IvC over dit vcrtelzel, en dcszclfs waarfchijnlijken oor-
fprong ons II. Deel:, Buuh. z<Si.
GESCHIEDENIS. 301
©ns zelven: Want ^ wat zijn wij ^ menfchen^ an- \l
ders ^ dan zielen in de ligchamen opgefloten?^ eene ^^^
opflanding der dooden , eene hel en onuitbluschbaar lloofdd.
v'uur geleerd , eeliik plato, die echter, volgends '" ^- G*
7 o Jaar ''51.
ARNOBius, onbeftaanbaarheden heeft voorgedragen , jq^ 284.
door het beweeren, dat de zielen volftrekt onftei'f-
lijk, en zonder ligchaam zijn, en nogthans geftrafc
worden en fmarten lijden. ,, Immers, wie ziet niet,
„ dat, het geen onfterflijk , en eenvouwig is, geene
„fmarten kan dulden? en integendeel, dat, het
„ geen fmarten lijdt , geene onfterflijkheid hebben
„ kan?" Evenwel is plato niet ver van de waar-
heid af, daar hij niet ongerijmd vermoedt, dat de
zielen in vaarllromen en flijkpoclen zullen geworpen
worden. „ Zij worden daar in geworpen, en wor-
„ den, door een eeuwig verderf, tot niet gebracht.
„ Te weten, de zielen zijn van een middenfoort,
„ gelijk wij door het. onderwijs van christus we-
„ ten," ( waar christus dit geleerd hebbe, had
ARNOBius 'er wel bij mogen voegen,) ,, zoodat zij
„ vergaan kunnen, indien zij God niet gekend heb-
„ ben , maar ook van dit verderf verlost worden ,
.,, indien zij zich naar zijne bedreigingen en belof-
„ ten fchikken. En opdat het geen onbekend was,
5, openbaar zij , dit is de waare dood der men-
„ fchen, die niets overig laat, Q nihil rejiduwn fa-
,, ciens ;')\v2aVi die dood, welke men voor oogen ziet,
3, is de fcheiding der zielen van het hgchaam, maar
„ niet het laatfte einde der vernietiging. Dit, zeg
„ ik , is de waare dood des meiifchen, woiineer de
„ zie-
302 K E R K É L IJ K E
II '„ zielen, die God niet kennen, geduurcndc de plj-
^'^^^ „ niging van eenen zeer langen tijd , door een
Hoofdil. 99 ^il^ vuur zullen'' verteerd worden j waar in ze-
m C. G. ^^ kere /wreedè be^ilen'^ die vóór Christus onbe-
toc^ ^84* " ^^'^"^ waren , maar door hem ontdekt zijn ge-
■ ;, wotden, haar werpen zullen (*)." Breedvoerig
beweert hij, dat de zielen niet onmidlijk van God,
noch onfterflijk zijn uit hunne natuur ; aan den
ëénen kant verwerpende de leere van plato , en
'aan den anderen die v'^an epikurus, als of de zie-
len met het ligchaara fterven; eindelijk befluitende,
ïlat men hier den middenweg te volgen hebbe,
,, die ons van den hoögften Leeraar geleerd is, te
„ weten , dat de zielen niet ver van den afgrond
„des doods geplaatst zijn , -doch dat zij echter,
^, door de gunst en goedertierenheid van den hoog-
■5, den Oppervorst kunnen voortleven ,- indien zij
5, pogen en bedacht zijn, hem te kennen." — „Wij
^^ "kunnen wel met' zéggen , hoe zij uit den midden-
'„ ftaat onftei-fiijk worden, evenwel mogen wij ge-
„ loven, [dat voor den almagtigen Koning niets te
„ hoog of té moeilijk is." — „ De zielen zijn ,
„ gelijk CHRISTUS ons geleerd heeft, gcene doch-
„ ters van den grootften Koning — maar hebben
„eenen anderen Vader, in trappen van waardig-
„ heid
(*) Bij jusTiNus den Martelnnr, en tatianus, ont-
moet fnen fooitgelijke meningen, opdat men niet denke,
dat ARNOBius nllcen voor zich zulke denkbeelden van
het toekomend lot der zielen gehad hebbe.
GESCHIEDENIS. 303
heid en magt zeer veel van den Opperheer on- II
50EK
XI
,,. derfclieiden , maar nogtlians lüt zijn Hof, en van ^^"^
„ verheven .ooriprong — Wij bekennen , dat wij [loofdll.
5, niet weten, wie de zielen gefchapen heeft, mnar "^ C. G..
, . j •• j •• • Taarasi.
„het IS ons genoeg, dat wg weten, dat zij niet ^q^ „g.
„ van God afkomilig zijn. — christus. God, •
„CHRISTUS, zeg ik, iiws ondanks God, (want
„ dit moet men zoo dikwijls zeggen , , opdat het
„ gehoor der ongelovigen berste,) heeft, op bevel
„ van God den Oppervorst , fprekende , ons gebor
„ den, zulke twistvragen na te laten , en onze
„ overdenkingen niet vruchteloos te vestigen op
„ dingen , die onze kennis, ver te boven gaan.'*
Beter lost onze Schrijver , vervolgends, nog eenige
tegenwerpingen der Heidenen op , bij voorbeeld :
5, Indien christus daar toe 'van God gezonden
„ is , ten einde de ongelukkige zielen van het ver-
5, derf der vernietiging te verlosfen , wat hebben
„ de voorgaande eeuwen ■ verdiend , welke , ' vóór
„ zijne komst, door den flaat der fterflijkheid ver-
„ teerd zijn?". Hier op antwoordt hij onder ande-
ren: „ Laat deze zorgen vaaren, en zet foortge-
„ iijke u onbekende vragen ter zijde. Ook hun is
5, de Koningiijlce barmhartigheid medegedeeld, en
„ de Godüjke weldaaden hebben zich gelijklijk over
,, allen uitgeftrekt." — „ Maar,"' zegt de Heiden,
5, indien christus , als Zaligmaker van het mensch-
5, lijk geflacht, gekomen is, waarom verlost hij niet
5, allen , met gelijke wcldaadiglieid ? " arnobius
y, vraagt: Verlost hij niet gelijklijk, die allen ge-
5, lijklijk roept?" — „Voor allen," zegt hij, „ftaat
304 K E R K E L IJ K E
II „ de bron des levens open, niemand wordt belet
^^'^^ ,5 of geweerd van het recht, om daar uit te drin-
Hoofdft. »9 l^en!" — „Maar, indien God magtig is, barm-
na C. G. ^^ hartig, een behouder , dat hij onze harten be-
Tnnr "'ï i .
tot 284! 59 keei'e, en ons ook tegen onzen dank noodzake,
' 5,^zijne belofte te geloven!" — 55 Dit is," ant-
^vvoordt ARNOBius, „geweld, maarniet genade." —
„ Zal ik dan ," vraagt de Heiden , „ geene hoop
„ van zaligheid kunnen hebben , ten zij ik een
5, Christen worde?" Neen, is het antwoord, ,,want
„ het is CHRISTUS Priester - ambt aheen, aan de
„ zielen zaligheid- en eenen eeuwig levenden geest
5, te fchenkcn." De Heidenen herhalen de befchul-
diging van nieuwigheid, en werpen de Christenen
tegen: „ Vóór vier honderd jaaren was uw God£-
,, dienst nog niet." Dit wordt zeer wel beant-
woord: Voor twee duizend jaaren beflonden de
Heidenfche Goden niet. Bij den Godsdienst komt
het niet op den tijd aan : „ Het geen wij volgen ,
„ is niet nieuw, wij hebben flechts laater geleerd,
„ wat wij volgen en verëeren moesten." — Maar,
waarom is dan christus zoo laat gezonden: „Wij
„ ontkennen niet, dat wij dit niet weten: Want
„ het is niet gemaklijk voor iemand den zin van
,, God te doorzien, of op welke wijze hij zijne
„ werken gefchiict heeft. " Eindelijk , „ waarom
„ laat God u , Christenen, zoo groote vervolgingen lij-
„ den , en alle foorten van lijf- en levensftraifen onder-
„ gaan ? " — W^ij vragen daar tegen , waarom over-
komen den Heidenen, die zoo vele Goden dienen,
zoo vele rampen in dit leven? „ Ons is niets be-
jp loofd
ü E S C H I E D E N I Sv jo^
,5 loofd voor dit leven — Die hevigheid der ver- It
^, volging is onze verlosfing , geene vervolging voor ^*^-|^
5, ons. Die plagen brengen ons geene ftraffen aan , Hoofdrtw
„ maar zullen ons in het licht van vrijheid voe- "^ C*». G»
ren" Jnarssi.
s' ^^"' _ tot 284»
In het derde ^ vierde, en vijfde Boek t-ast arno- -— — •
Blus den Heidenfchen Godsdienst regelrecht aan , bidden
voor de
£n toont deszclfs onbegaanbaarheid en ongegrond- doodetK
heid. Hier zullen wij alleen uit het vierde Boek
«en gezegde bijbrengen , waar uit blijkt , dat het
fcidden voor de overledenen toen reeds bij de Chris-
tenen niet vreemd ware. Dit gezegde firaat op het
einde van gemelde IVde Boek: „ Waarom hebben
„ onze fcbriften verdiend , in het vuur gewoipen ^
„ en onze vergaderplaatzen zoo woest gcfloopt te
^, worden? in welke de hoogde God wordt aan-
.■5, geroepen, en om vrede en genade, (^venia,^ ge-
„ beden wordt , voor allen , voor overheden , ki-ijgs*
,5 legers , koningen , vrienden , vijanden , die nog
,5 in leven, en die reeds van den band des lig-
„ chaams ontbonden zijn. ( Refolutis Corporum
„ Vinctione.''''^
De Heidenen waren gewoon , hunne Goden- en ATIegof!»-
Fabelgefchiedenisfen te veffchonen , door van dezelve j''^'^^. ^^'^~
Allegorifche , of Leenfpreukige verklaringen te ge- verwor*
ven ; deze uitvlucht te beantwoorden , maakt den pen»
Inhoud van het vijfde Boek voornaamlijk uit, waar
in, ten opzichte van Alhgori'èn en Leenfpreuken ,
veel goeds voorkomt , dat ook elders kan toegepast
worden, arnobius noemt ze, „ fpitsvinnigheden
5, en fcherpzinnigheden , waar mede men, in ge*
Dl. Deel. V „richts^
306 K E R K E L I] K E
II „ richtshandeliiigeii , kvvaade zaken pleegt goed te
^^f „ maken, liever, om de waarheid te zeggen, kleii-
Hoofdll. •»» ren van drogredenen, (^fophifiicarum disputatio-
na C. G. j^ ^iii^n colores , ) waar door niet de waarheid , maar
Toot' «^ c 1
tot 284! '>-> *^^'^ ^Q^^^ 9 e» ichijn , en ichaduw van waarheid
1
5, gezocht wordt.'
Zijne Met het zesde Boek gaat arnobius over, tot de
najimer- .'p^^^p^i^ q^^ Beelden der Heidenen , en in het zeven-
kingen o- ^ '
ver Tem- (^^ befchouwt hij hunne ofl'eranden. „ De Heidenen
pels en verweten den Christenen , dat zij • geene heilige
Altaren. 5 j o &
5, Tempelgebouwen hadden , tot het vemchten
5, van den eeredienst, dat zij geen beeld of gedaan-
,, te van eenige Godheid maakten; geene altaaren,
^, (^aharia^ nras ^') (lichtten, geen bloed brachten
„ van gedachte ofFerbccsten , noch wierook, noch
„ oflèrkoeken , of drank - offers van wijn." Dit al-
les beantwoordt arnobius, op die wijze, dat ons
daar uit eene toepasfing en overeenkomst in de ge-
dachten komt, op laatcr gewoonten en gebruiken,
die naderhand ook onder Christenen de overhand
hebben gekregen, doch waar van zij, ten dezen
tijde, niets wisten. „A\'^ij Christenen laten daarom niet
„ na. Tempels en Altaaren te bouwen, omdat wij
„ God niet verëeren , maai*, omdat wij geloven, dat
„ de Goden , indien 2Üj waarlijk beflaan , met zulke
„ eerbewijzen lagclien , of 'er toornig om worden. Zij
„ hooren niet in Tempels t'huis, maar daar, waar
„ het hoofd van alles, de Heer en hoogfte Koning
„ is , wien al wat Godlijk is , met ons verfchuldigd
3, is , dat liet beftaat , en een levend wezen ge-
„ niet." Zouden zij nodig hebben, tegen zomer-
hit
GESCHIEDENIS. 30^
^itte of winteiiioudc , tegen regen of wind , be- II
fchermd te worden? Hoe groot ook de Tettipe- ^^^
ien zijn mogen, voor Godeli zijn zij te Idein én te Hoofdfl:,
naauw bepaald. Men wendt voor, dat men in de "^ ^- ^*
Tempelen de Goden tegenwoordig heeft, doch wel- [qJ 284!
ke armhartige Goden zijn deze, die niet overal te- ■
genwoordig zijn? En als nu aan éénen God meer
Tempelen , op verfchillende plaatzen , gewijd zijn , hoe
weet men dan , in welken derzelven zoodanig God , op
dezen of dien tijd , tegenwoordig is ? In vele Tempels
der Heidenen zijn zelfs dooden begraven , dit is
fchandelijk voor de Godheid , en leert , dat de Hei-
denen overledene menfchen als Goden verëeren. —
Omtrent de Beelden der Goden heeft hij deze merk-
waardigheden : Of , zegt hij , de Goden beftaan
waarlijk , maar dan zijn hunne Beelden onnodig,
of hun beflaan is twijfelachtig, in welk geval zij
tiog nuttelozer zijn. AVij aanbidden, zegt gij Hei-
denen! de Goden door en in de Beelden. Maar
weten dan de Goden anders niet, dat gij hen aan-
bidt? W'elke dwaasheid! aan zielloze Beelden offe-
ren , om van de onfterflijke Goden iet te verkrijgen !
Deze Beelden zullen naar de Goden gelijken, maar
waar uit weet gij zulks ? Maar gij hebt mis , zegt
gij , wij ceren de Beelden niet , maar de Goden ,
aan welke de Beelden gewijd zijn, en die, als 't wa-^
ïe , in dezelve wonen. Ik wenschte wel te weten ,
of zij daar In gedwongen zich bevinden , door de
kracht der toewijding-, of gewillig? kunnen zij zich
rah ddar vvegbegèven of niet? Zo het laatfte, is
V i het
3o8 K E R 'K E L IJ K E
n bet ellendig met hun gefield , indien het ecrUe , zal
BOEK jii^n onzeker zijn , of men zich niet vergeefs bij de
Hoofdft. Beelden zonder Goden vervoegt. Woonen de Go-
na C. G. clen in meer Beelden te gelijk, geheel, of verdeeld?
tot ^C' 1"*^^^^"^ 2y ^" hunne Beelden woonen , waarom be-
. waart gij hen tegen dieven en roovers? Waarom
laten zij hunne Beelden ongewroken mishandelen,
berooven, omwerpen enz.? De laatde uitvlucht der
genen , die voor de Beelden (trijden , is : „De ou-
den hebben de Beelden heilzaam en met goed be-
leid, ingevoerd, niet, omdat zij geloofden, dat zij
cenig teken der Godheid hadden, of cenig gevoel
hoegenaamd, maar om het onbeteugelbaar en onver-
flandig gemeen, opdat hetzelve, de gedaante der
Goden voor oogen hebbende , zijne onbefchaafde
ruwheid door ontzag zou afleggen , en gelovende , in
de tegenwoordigheid der Goden te handelen , van
booze daaden aflaten , en tot het betrachten van de
pligten der menschlijkheid zou overgaan." Doch ar-
NOBius toont aan, dat de ervaring geleerd heeft,
dat , zedert de invoering der Beelden , de menschlijke
boosheid , en allerleië foort van ondeugden , niet op-
gehouden hebben, noch verminderd zijn.
Over de In het zevende of hiitÜQ Boek verdedigt arnobius
offeran- (J^. Christenen, dat zij niet offeren, geen wierook
^"* ontlleken , geen' wijn plengen , en wederlegt dit al-
les, als der Godheid onwaardig, zonder dat hij,
gelijk wij reeds gezegd hebben , van de Joodfche
ofFcriinden iet gewaagt, het zij, dat hem het Oude
Testament onbekend geweest zij, of liever, dat hij
daar
GESCHIEDENIS. 309
^aar vaii niet heeft willen fpreken, omdat hij van II
de Heidenen, daar omtrent, geene tegenwerpingen ^^^j^
vreesde. Hoofdft.
Dit Werk van arnobius is veifcheiden malen af- "^ ^' ^*
zonderlijk uitgegeven, ons ontbreekt echter van het- foj 084]
zelve nog eene goede oordeelkundig behandelde uit- -' '—
gave. Onder zijnen naam gaat ook nog eene uit-
legging der Pfalmen , doch welke , ongetwijfeld,
van eenen veel jongeren Schrijver van dezen naam
is.
TWAALFDE HOOFDSTUK.
Lotgevallen der Christenen, van het begin der re^
geering van den Keizer Diocletianus , tot het
einde der laatfte openbare vervolging,
JL hans werd het Romeinfche Rijk geregeerd door II
DIOCLETIANUS, die, gelijk wij boven (*) gezien ^^tt
hebben , in het jaar 284 , door de foldaten ten troon Hoofdf!.
verheven was , na den Vorflenmoorder arrius aper na C. G.
gedood te hebben, waar door, gelijk het verhaal ^qj ^^
wil , zekere voorzegging , hem door eene waarzeg- ■
Her gedaan , vervuld was , dat hij Keizer zou wor- ^^§^^'
den, door het dooden van een wild zwijn, in het diocle-
Latijn Aper,, waarom hij zeer veel werks gemaakt ^i aan.
had van de wilde zwijnen jagt. Hij was in DaU
ptati'é uit een gering geflacht afkomftig, zelve een
(*) Bladz. 208.
V3
510 K E R K E L IJ K E
n vrijgelaten flaaf , gelijk gezegd wordt , van den raads-
^°^^ heer anulinus, maar in krijgsdapperheid lütmun-
Iloofdft.'teride, welke hem ook bijzonder te (lade kwam,
m C G, om den Romeinfchen Staat, die, ten dezen tijde,
ll^j^" 2*door menigvuldige oproeren, en invallen der iiit-
— •■■■ — heemfche volken, zwaar gefcliokt werd, te verde-
digen en te herftellen. Om zich te beter op den
troon te handhaven, verklaarde hij terftond imaxi-
iNiiANUS , tot vermoedelijken opvolger, onder den
titel van Ca/ar , welken hij tegen de oproerige
landlieden in Galliër die Bagauddi (*) genoemd
worden , zond , en wien hij , na het gelukkig
volbrengen van dezen last , tot ^zijnen Medekeizer ,
onder den titel van Augustus^ verhief, in het jaar
a86. Het ontdaan van nieuwe bewegingen en oor-
logen op verfcheiden plaatzen deed hem, in het
jaar 292 , befluiten , om aan nog twee andere
Vorflen deel aan de regeering te geven onder den
minderen titel van Ccefar , te weten, aan konstan-
Tius CHLORus cn GALERius. Tusfchen deze Vor-
ften werd, fchoon het Rijk als verëeuigd werd aan-
gemerkt, en DiocLETiANus het grootfle gezag bleef
^ behouden , echter eene verdeeling van het befluur
gemaakt, waar bij Italië^ cn Afrika^ met Opper ^
( * ) Deze napm Bagaudie is , in de Gefchiedenis ,
ook vr.n de midden - eeuwen , zeer vermarrd geworden;
deszelfs betekenis en oorfprong heeft tot vele gislingen
der geleerden annleiding gegeven. De Nederduitfche Le*
»er kan 'er het één en ander van vinden bij p. nieuw-
land Lcct, Mt'tnorab, I Deel, Bladz^ 710.
GESCHIEDENIS. 31!
Panmnië , aan maxïmianus , Galli'é , Brittafi- Il
ni'é, Spanje^ en Mauritanië , aan konstantius, ^^^^
Griekenland, Thracië, en Illyricum , aan gale- Hoofdf?.
Rius werden toegewezen , tei-wijl diocletianus "3^- G«
de Oosterfche Wingewesten, 4/?è" en Egypte, voor 1^^ ^la!
zich liield , en zijn verblijf te Nicomedie nam.
Met behulp van deze Vorften, regeerde diocletia-
nus, in het geheel, nüm 20 jaaren, vrij gelukkig,
tot hij, te gelijk met biaximianus , in het jaar
305 , van alle bewind affland deed ; het zij vrijwil-
lig , om aan den klimmcnden ouderdom rust te
vergunnen, gelijk de meeste Schrijvers verhalen ,
en verfcheiden Lofredenaars van dien tijd dit neder-
leggen des Rijksbewinds als een voorbeeld van edele
grootmoedigheid roemen (*), het zij door gale-
Rius daar toe , met bedreigingen , genoodzaakt , vol-
gends het bericht van lactantius (f), welk laat-
fte bericht echter naauwlijks als onzijdig kan aan-
gemerkt worden , dewijl het voorkomt in een Werk ,
opzetlijk met dat oogmerk gefchreven, om aan te
toonen, hoe het vervolgen der Christenen door het
Opperwezen in het laatfte uiteinde der vervolgers
is gefti'aft geworden. Hoe het zij, het is zeker,
dat DiocLETiAAN de overige acht jaaren zijns le-
vens , op eene landhoeve bij Salone in Dalmatië ,
ftil en genoeglijk heeft gefleten, dikwijls verldaren-
de , nu eerst te leven , en , als waxijmianus ,
die
(*) EuTROPius Breviar. Hist. Rom. Lih; IX. Cap,
16. AUREL. viCTOR de Ccefavib. Cap. 39.
(t) -D^ niortib. Perfccutt. Cap, 17. fqq.
V4
SI* K E R K E L rj K E
11 die imderhand de regeering weder aanvaardde , eti
^I-^ GALERius hem aanfpoorden , om dit voorbeeld te
Hoofdrt. volgen , fchreef liij hun : „ Indien gijlieden de
na C. G. ^^ moestuinen, door mijne handen te Salone bear-
to't 312.' >5 ^^i<^ » kondt befchouvven , ben ik verzekerd ,
■ „ dat gij mij nooit dergelijke voorflagen zoudt
„ doen ( * )." Ook bleef hij , tot zijne dood toe ,
geacht en geëerd, en werd door de regeerende Vor-
flen, als hun algemeene Vader, in alle zaken van
gewigt, geraadpleegd; dus bracht hij zijn leven tot
den hoogen ouderdom van 84 jaaren, wanneer hij,
in het jaar 313, dezer wereld overleed, of aan de wa-
terzucht , of aan eene fleepende en uitteerende ziek-
ste, of, gelijk anderen willen, door vergif, of door
zichzelven alle voedzel te onthouden, want de be-
richten der Schrijvers verfchillen. Na zijn overlijden,
werd hij, met de gewoone plegtiglicden , onder het
getal der Goden geplaatst.
Toen DiocLETiAAN van het Rijk afftand deed.
Werden konstantius chlorus , en galerius Kei-
zers, met den titel van Augustus^ ook benoemde
DIOCLETIAAN twcc Vorfteu, met den titel van Cce-
far^ tot vermoedelijke opvolgers, severus en maxi-
MiNUs; welke Vorflen het Rijk op nieuw onder
zich verdeelden, konstantius vergenoegde zich,
met een zeldzaam voorbeeld van matigheid , met
Brittanni'è,, Gn/IIë, Spanje ^ en het geen de Romei-
nen in Germaniè bezaten, al hetwelk hij reeds te
vooren beftimrd had, severus kreeg Italïè z\\ AfrU
(*) YiCTOR Epit^ Cap. Z9k
GESCHIEDENIS. 313
^^, MAXiMiNus het Oosten tot zijn deel, behoii- II
dende galerius Griekenland , en Illyricum^ met ®^j?
de opperile magt en gezag , voor zich. Hoofdfl.
DiocLETiAAN wordt , in het gemeen , wegens ve- "^ ^' p'
Ie goede hoedanigheden geprezen, als ftaatkundig , joj ^ij,
fchrander , dapper , en die veel werks maakte , om •
door goede wetten het welzijn des lands te bevor- ^q^-^.
deren, lactantius (*) befchiildigt hem alleenlijk mein-
van gierigheid en vi'eesachtigheid , doch anderen la- ^^}?^
^ ^ . Rijks on-
ken ook zijne trotsheid, en hoogmoed, welke hij, der deze
in klederpracht , vorftelijke titels , en eerbewijzingen , regee-
nemende zelfs den titel van Heer en God aan, en
in grootfche gebouwen vertoonde. Hij nam den
bijnaam aan van jovius , naar jupiter , gelijk
maximianus dien van herculius, naar hercules.
De laatstgenoemde wordt ons van alle de Ouden als
een woeste wreedaait afgefchilderd, overgegeven aan
alle godloosheden , maar dapper en ervaren in den
oorlog, en zeer getrouw aan diocletiaan, met
vvien hij altijd in de naauvvile \Tiendfchap geleefd
heeft, en welke zijnen woesten imborst menigmalen
"^ wist te beteugelen. Ook worden de overige boven-
genoemde Voi-ften, uitgezonderd konstantius, die
een beminlijk en zachtaartig man was, zeer ongun-
ftig getekend, galerius, als allen in wreedheid
overtreffende, dit beest ^ zoo fchrijft lactantius (f),
bezat eene natuurlijke barbaarschheid ^ en eene on'
hefchaafdheid , geheel vreemd van het Romeinfche
bloed,
(*) De mortih. Perfecutt. Cap. 7.
(t) L.C. C.9.
V5
3H K E R K E L IJ K E
II hloed. SEVERUS was (*) een dansfer, zuiper^ en
^^^ dronkiiait, die den naclit voor den dag, den dag
Hoofdd. voor den nacht hield. MxAXI.minus, eiiKlelijk, vrees-
na C. G. üchtig , en buitenfporig bijgelovig , daarenboven
Tapr 284.
tot 312. ^^^1 dronkaait en vvellustehng (f). Evenwel, de-
■■ wijl deze Vorften, met verëenigde magt, de belan-
gen des Rijks waarnamen, verhieven zij hetzelve tot
eenen bloejenden ftaat; zoodat eusebius den over-
vloed van alle goed, en het geluk van den Staat,
naaiiwlijks met woorden weet uit te drukken (§)*
De oproeren werden gedempt, buitenlandfche vijan-
den beteugeld , en de grenzen allerwegen uitgebreid
en beveiligd. De befchrijving echter , welke lac-
TANTius (**) ons vau den toeftan d des lands geeft ,
is ver van zoo gunftig te wezen , daar , " volgends
hem, het Rijk werd uitgeput, door de zvvaare be-
lastingen en geldheflingen , wegens de talrijke legers ,
die onderhouden werden , als ook wegens de gierig-
heid van DiocLETiANus , en zijne zucht tot het
ftichten van praclitige gebouwen , welke hij , ter
naauwemood voltooid zijnde , weder nederwer-
pen, omdat zij niet behaagden, en nieuwe liet op-
richten. Doch, ook hier mag men vemioeden, dat
des Schrijvers partijdigheid voor het Christendom
veel zal vergroot hebben. Dewijl diocletianus
een vriend en voorftandei; der kunftcn en wetenfchap-
pen
(*) Lactantius /. c Cap. 18.
(t) Eusebius Hht. Eccles. VIII. 14.
(5) Hist. Ecdcs. VIII. 13.
(_**) De mortib. Perfecutt. Cap. 7.
GESCHIEDENIS. 515
pen vvas, handhaafden dezelve zich onder de Grie- II
ken en Romeinen vrij wel, wij hebben reeds vajn ^^jj
verfcheiden vermaarde geleerden , die ten dezen tijde Hoofdft.
bloeiden, ffefproken, en bchalven deze hebben zich, "^ ^- ^*
1 Jaar 284,
onder de Gefchiedichrijvcrs, spartianus en tre- tot 312.
BELLius poLLio cenigen naam verworven , en onder — — —
de redenaars mamertinus en eu^menius , en an-
deren.
Zelfs voor de Christenen waren de eerfle achttien D^ eerfte
jaaren van diocletianus regeering jaaren van mst J^^renvan
en voorfpoed. De Keizers betoonden zich jegens tianus
hen zoo gunftig , dat de Christenen niet alleen vrij- gunltig
heid van Godsdienst -oefening genoten, maar dat Q^Lte-
ook aan Cliristenen aanzienlijlve ambten, en Stad- neii.
houderfcliappen van geheele Gewesten , werden opge-
dragen. Aan hun Hof bevonden zich vele Christe-
nen, die met hunne vrouwen, kinderen, en huisge-
zm, openlijk, en onder het oog der Vorften, hun-
nen Godsdienst niet alleen beleden, maar 'er zelfs
op roemden, en nogthans boven anderen van de
Vorfien bemind werden. Onder dezen worden, bij-
zonder , genoemd dorotiieus , die , naar onze wij-
ze van fpreken, bij diocletiaan, of bij galeri-
us , Opperkamerheer zal geweest zijn , gorgonius
en anderen. Aan de CliristeUjke Leeraars en Bis-
fchoppen werd algemeen, zelfs door de Landvoog-
den , alle eere en achring bewezen. Door den toe-
vloed der Heidenen, namen de Gemeenten zoodanig
in getal toe , dat men , in vele Steden , genoodzaakt
ivas, dewijl de oude vergaderplaatzen of Kerken te
klein
3i6 K E R K E L IJ K E
II klein vielen, nieuwe en ruimere van deu grond op
BOFK te bouwen (*).
Hoofdft. Doch, even gelijk een weinig vóór de vervolging^
na C. G. onder den Keizer decius , eene langduurige rust de
tot 312.' 2^^^^^ '^^^ Christenen had bedoi-ven (f), op de-
zelfde wijze, beklaagt zich de Kerl^gcfchicdfchrijver
Verval eusebius, ook over het diep verval van zeden, ten
vanzeden 5 r 9
onderde dezen tijde. „ Naardien wij," fchrijft hij, van de
Christe- Christenen fprekende, „door de groote vrijheid, die
„ wij genoten , in achteloosheid en traagheid ver-
„ vallen waren; daar de één den anderen benijdde
,, en lasterde; daar wij onderHng malkanderen be-
„ ftreden , met woorden, die voor zwaarden en
„ fpiesfen dienden; daar Opzieners met Opzieners,
„ Gemeenten met Gemeenten , hevigst twisteden;
5, daar flinksch bedrog en geveinsdheid ten hoog-
5, ften trap van boosheid klommen, trof ons het
„ Godlijk oordeel, gelijk het gewoon is-, eerst lig-
5, telijk en met mate, terwijl de openbare bijëen-
„ komften der Gemeenten nog voortduurden; be*
5, ginnende de vervolging van onze Broederen in
„ den foldatenftand. Doch, als wij, geheel onge-
„ voelig, niet bedacht waren, om Gods barmhar-
„ tigheid en genade te verwerven; maar veel meer,
5, gelijk godloze menfchen , meenden , dat God ziel»
„ met ons niet bekommerde , en dus de ééne boos-
5, heid op de andere hoopten; als onze herders,
„ met
(*) EusEB. Hts f, Eccleu VIII. i.
(t) Zie het II Deel, Bladz, é^\6.
€ E S C II I E D E N I S. 317
„ met terzijdeflelling van den regel der Godza- If
,-, liglieid , in twist en gekijf jegens mallcanderen ^°j^
„ ontvlamden , en niets dan tvveedragt , bedreigin- Hoofdft.
„ gen, nijd, vijiindfcliap en liaat tegen mallcande- "^ C* ^»
„ ren wmicerderden ; als zij naar heerfchappij , als ^^^ 212]
„ naar geweldig aangematigde dwinglandij , begeerig ■
„ ftreefden, toen eindelijk verdonkerde de Heere,
„ gelijk jEREMiA gefproken heeft, de dochter ^Z-
„ o/w,"
Te weten , omtrent het Jaar 298 , gebeurde het , Beginze-
volgends lactantius (*), dat, als diocletia- ^^^"^.^^^[^
Nus bezig was , met uit de ingewanden der of- ging ,
ferbeesten het toekomende naar te fpooren , eenige ^^rst te-
gen de
daar bij ftaande Hof bedienden het teken van het christe-
kniis op hun voorhoofd maakten, waar op, zegt ''jkefol-
de Schrijver , de booze Geesten de vlucht namen ,
en de plegtighcid geftoord werd , dewijl men de
gewoone voortekens te vergeefs in de beesten zocht.
De wichelaars gaven te kennen, dat men deze te-
leurfLclüng had toe te fchrijven aan de tegenwoor-
digheid van verachters der heiligdommen. De Kei-
zer, hier door ontrust, gaf bevel, dat alle aanvve-
z-enden , als ook de overige Hof bedienden , zelfs-
door flagen, zouden gedwongen worden te offeren,
tevens liet hij, aan alle bevelhebbers, een bevel af-
gaan, dat de foldaten, die niet offeren wilden, hun
ontQag zouden ontvangen. Hier toe zal ook behoo-
len, het geen eusebius (f) verhaalt, dat een be-
vel-
( * ) 7)^ vwrtib. perfecutt. Cap, lo,
(t) Hht. Eccki. VIII. 4.
V
315 K E R K E L rj K E
n velhebber, bij de monftering van zijn onderhorig
EoEK volk, hun de keuze liet, om 's Keizers bevel te ge-
Hoofdll. hoorzamen en te offeren, of van den dienst ontfla-
• na C. G. gen te worden. Velen verkozen, zonder eenig be-
tot ^i".' <^^"I^^^^5 het laatflojfommigen zelfs verloren, volgends
■ ÈusEBius, bij dÈze gelegenheid, het leven, zonder
dat ons echter de nadere omftandigheden , waar door
dit veroorzaakt werd, bekend zijn. Onder dezen
behoort misfchien marcellus de hoofdman, die
zijii geweer nederwieip, zeggende: „ Als de fol-
,5 daten gedwoiigen worden , den Goden en den Kei-
„ zérs te offeren, werp ik mijne wapenen weg,
„ ik verlaat mijn vaandel , en zal geenen krijgsdienst
5, meer doen (*)."
-Gefcliie- Tot dezen tijd zou waaifchijnlijk ook moeten ge-
denis van |3i.jjc]-,f vvorden de Gcfchiedenis van het Thehaansch
het The-
banmch Legioen , indien dezelve genoegzame zekerheid van
Legioen, waarheid had. Dit Legioen , uit ddGG foldaten be-
ftaande ,■ eenen mauhitius tot bevelhebber hebben-
de, was uit het Oosten aan maximianus gezonden,
om onder hem in .GalU'è te dienen. Op hunnen
rogt door HelvetVè ^ of Zwitzerland^ 'm de vlakte
van Aeaunum of Agaunum^ thans .S"^. Maurice 'm
WaUifet' Land ^ niet ver van het meir van Geneve ^
gekomen, verftonden zij, dat men voornemens was,
hen tegen hunne Christen Medebroeders te gebrui-
ken, waarom zij weigerden, hunnen togt te vervol-
gen, verklarende, dat zij den Keizer hier in, als
ook in het offeren aan zijne Goden , niet konden
ge-
(*) Bij uuiNART Acta mart. fineer, pag. 303.
GESCHIEDENIS. 319
gehoorzamen. Deze liet daiir op, tot tweemalen toe, 11
den tienden man 'van dit Legioen ter dood brengen , ^^^-^
All
zonder dat de overgeblevenen van hun voornemen Hoofdf^.
afllonden, weshalven de Vorst last gaf, hen allen "^ C. G,
neder te labelen. Men heeft, in de vijfde of zesde ^^j. 't]
eeuw , ter gezegde plaats , ter eere van den bevel- ■
hebber iMAURiTiüS , eene Kerk en Ivlooster geflicht.
Zijne lans en vaandels, benevens zijne beenderen en
die zijner foldatcn, gelooft men, gedeeltelijk daar, ge-
deelteüjk in lia/i'é, en Frankrijk^ ,op verfcheidene
plaatzen, als voorwerpen van verëering, te bezit-
ten. Deze gantfche Gefchiedenis rust , behalveit
eenige fpooren, die men 'er in de vijfde eeuw van
meent gevonden te hebben , op een verhaal , hetwelk
opgelleld zal zijn door den jongeren eucherius ,
Bisfchop van Lions , in de zesde eeuw ( * ) , zijnde
een ander verhaal, aan den ouderen eucherius toe-
gefchreven , reeds lang , als openbaar valsch , ver-
worpen. LACTANTius, ZOO min alsEusEBius, tijd-
genoten, zelfs andere Schrijvers in de vijfde eeuw,
die Gefchiedenisfen van Martelaren befclirijven, ma-
ken 'er geen gewag van ; eusebius zegt veeleer (f),
dat hij, die den Christen Godsdienst lagen legde,
in het eerst dezer vervolging, het bloed van fommi-
gen flechts fpaarzaam en zelden durfde Horten , zijn-
de, gelijk men geloven mag, afgefchrikt door de
menigte der gelovigen; en hoe zal men dan geloven
kun-
(*) Bij UU] NART /fr/. mart, ftnc. p, q^^,
(t) ///;/. Ecc/es. Vlil. 4.
320 K E R K E L IJ K E
ÏI kunnen , dat een gantsch Legioen te gelijk zou otn-
BOEK gebraclit zijn ? De getuigen , die men voor de waar*
Haofdfl. ^^^^^ ^^^ Gefchiedcnis bijbrengt , zijn uit eene eeuw,
na C. G. in welke de zucht naar Gefchiedenisfen der Marte*
tot qio ^'^1*^"» ^^^ derzclver ovcrblijfzelcn , en de kunst, om
>■■ zich van dezen te voorzien, eene aanmerkUjke hoog-
te bereikt had ; eindelijk , het verhaal zelve is onbc-
ftaanbaar. In de cerftc jaarcn van diocletiSan cii
MAxiMiÜAisr , wanneer deze laatfte in G^//Ië den op-
ftand der Bagauden dempte , kan het niet zijn voor-
gevallen , omdat toen nog geene vervolging plaats
had. In de laatfte jaaren der derde eeuw , ftond
Galllè onder het beftuur van konstantius , zoo-
dat MAXiMiAAN 'er zoodanige wreedheid niet heeft
kunnen oefenen. JNIen voege hier nog bij, dat de
ligchamen dezer INIartelaren aan den Bisfchop van
Acaunum^ na hunne dood, door eene openbaring
zullen bekend geworden zijn, welke openbaring we-
der door een woiider aan eenen Heiden gellaafd
was: eene foort van bewijs, waar mede zich de
Christenen van dien tijd ligtclijk lieten te vrede Hel-
len. Men zou, met dit alles, kunnen toegeven,
dat 'er iet dergelijks gebeurd zij, in den omtrek
van Acaunum , met eenige krijgsknechten , doch
hetwelk door de overlevering dus vergroot en opge-
fchikt kan zijn , of liever het verhaal zal zijnen
oorfprong hebben, uit een ander, in de Griekfche
Martelaarsboeken , van eenen Mauritius , die , met
70 foldaten , om hunne ftandvastigheid in het Chris-
telijk geloof, door m.iximiSan te Apamea in Syrïè^
ter
GESCHIEDENIS. 321
ter dood zijn gebracht (*). Om deze en meer der- li
gelijke redenen , heeft joünn. dubordieu , met recht , ^J?ji*
de echtheid van dit verliaal aangaande het zooge- Hoofd!!.
naamde Thebaanfche Legioen ontkend (f), wien "^ C. G,.
naderliand andere Geleerden gevolgd zijn, J^^^ ^j2*
Wat 'er ook zij van deze gcbeurenis , niet lange -
jaaren , nadat de Keizers , op deze wijze , begonnen p,^v^^
hadden , hun leger van Christenen te zuiveren , van dio-
gingen zij eenen flap verder. In het jaar 303 , kwam cletia-
Nus te •'"en
'er een bevel der Keizeren in het licht , uit kracht ^^ chris-
van hetwelk , de Kerken der Christenen omverge- tenen ia
haald, en hunne Heilige Schriften verbrand moes- J]^^^J^^^
303»
ten worden; hunne aanzienlijke lieden werden van
hunne waardigheden beroofd , en de overigen tot
lijfeigenen gemaakt, indien zij bij het Christendom
bleven (S), lactantius (**), die insgelijks van
dit Plakaat melding maakt , en zegt , dat het op den
23flen Febriuirij des gemelden jaars is afgekondigd ,
geeft den inhoud dus op; dat de belijders van den
Christelijken Godsdienst van alle eere en waardig-
heid
(*) Theodoret. de curand. Gr^ec. nfecttonib. L.Vlll,
( t ) Disfertatfon Cvirique fiir Ie martijre de la Le^
gion Thebeenne Anifterd. 1705. 8^0.
( § ) EusEBius Hist. Eccles. VIII. a. Het is eenig-
ïins dubbelzinnig, of de Ia?tfte woorden van dit bevel,
zoo als zij bij dezen Gefchiedfchrij ver (laan, ook indien
zin moeten opgevat worden , dat de aanzienlijke of ge-
ëerde Christenen infaam verklaard, en de flaven nooit
in vrijheid gefteld zullen worden.
(**) De mortib. perfecïü* Cap. 12 en 13,
in. Deel. X
341 Iv E' R K E L Tf K E
II heid ontzet worden, en aan de pijnbank oiidervvoiH
öoEK pgj-i 2ouden zijn, dat elk en een ieder, van welken
Hoofdft. r^ng of ftaat , recht van befchuldiging tegen hcix zou
na C. G. hebben. , ( omnis actio 'valerei ; ) zij zelven zouden
J^j^'^^jJ' niet gerechtelijk kunnen Idagen over veröngelijking ,
(^ifijuna,} overfpel 5 of ontvreemding van hunne
zalven; eindelijk zij zouden geene vrijheid of llera
hébben.
Oorzaken Daar diocletianus zoo lange jaaren de Chris»
en rede- tQ^^ii niet alleen verdragen , maar hun zelfs gunftig ge-
neii dezer
vervol- W'eest was, is de vraag, natuurlijk, wat hem en zij-
ging.... ne Medekeizers bewogen hebbe, om eene zoodani-
ge vervolging tegen hen te ondernemen? De Kei-
zer GALERius heeft naderhand, in zijne verorde-
ning , bij welke hij van de vervolging een einde
maakte (*), openlijk voorgegeven, dat de bedoe-
ling des Keizers was , alles , volgends de zeden en
gebruiken der voorouderen, en naar de Romeinfche
zedentucht te herftcllen en te verbeteren ; in het bij-
zonder befchuldigt hij de Christenen, dat zij van
hunne oude inftellingen waren afgeweken , en in
verfcheiden aanhangen en gevoelens verdeeld, naar
.willekeur, nieuwe zeden en wetten ingevoerd had-
den, waarom de Keizers hen tot de eerlle gevoe-
lens en betere gezindheid hadden willen terug bren-
gen. Op dezelfde wijze, fpreekt de Keizer njAxt.
j^iiNus 5 in een aanfchrijven aan de Landvoogden (f):
„ Alg
• (*)Bij EüSEBius I/isf. Eccles. Libr. VIII. CV,-/>. j-,
en LACTANT. de mortih. Perfecutt. Cap. 34.
(t) Bij EUSEB. ///V/. Eücles. L. IX. C. p.
GESCHIEDENIS. 3S3
„ Als onze Heeren en Vadei-s diocletl-vnus en li
„ MAXiMiANus bijna alle menfchen zich, met verla- ^^^^^
-„ ring van den dienst der onfterflijke Goden, tot Hoofdrt»
„ de gezindheid der Christenen zagen wenden , "^ C. G.
„hebben zij, met recht, vastgefleld, allen, die ^^J^^iJi
„ van den dienst der onlterflijke Goden waren afge- — •
5, weken , door openbare ftrafFen en pijnigingen , tot
„ den dienst der Goden terug te brengen." Uit
dit één en ander fchijnt te volgen, dat deze Kei-
zers, gelijk zij den burgerlijken toeftand des Ro-
meinfchen Rijks hadden hcrflcld, en bevredigd, nu
ook naar de «ere Honden , van herfhellers van - den
alöuden Godsdienst, in deszelfs voorigen luister, t€
wezen. Zij werden , tot dit voonienien , aangevuurd
door ijverige' Heidenen , en voornaamlijk door dè
Priesters, die voorwendden, dat hunne Goden, om
der Christenen wil , weigerden , de gewoonc voorte-
kenen en oude Godfpraken te geven , gelijk wij daar
van reeds een voorbeeld gezien hebben (*): wij
zullen 'er hief een ander bijvoegen , hetwelk op bet
getuigenis fteunt van Keizer konstaxtyn (f):
Men berichtte aan diocletianus , dat apollo,
niet volgends gewoonte, door den mond eens Pries*
ters, maar zelve, uit een donker hol, op eenen
treurigen toon, geklaagd had, dat de rechtvaardi-
gen in de wereld hem verhinderden, waarheden te
fpreken. De Keizer, gelijk konstantyn , met eeneii
eed,
(•) Bhdz. 3TT.
(t) Bij Ey^^Bius Fit. Conflant, L. |I. C. 50 en 51.
X a
3=4
K E R K E L IJ K E
II
BOEK
XII
HoofdH.
na C. G,
Jaar 284,
tot 312,
DlOCLE-
TIANUS
wordt
doorcA-
J.ER1US
tot de
vervol-
ging o-
verge-
haald.
eed, betuigt, zelve gehoord te hebben, vraagde zijne
Hovelingen, welke lieden apollo met deze r^c-^/-
vaardigen hedóelde , wd.:iv op één der Afgods-paa-
pen antwoordde , dat het de Christenen waren. Hier
" door werd de bijgelovige Keizer bewogen , om har-
de bclliiiten tegen de Christenen te nemen., en Pla-
katen tegen hen af te kondigen.
In het algemeen blijkt het, dat de Keizer dio-
CLETJANüs niet dan fchoorvoetende tot het vervol-
gen der Christenen heeft kunnen befluiten, waarom
men zich van foortgelijke kunftenarijën moest bedie-
nen , om hem over te haaien, galerius , toen ten tijde
Ca/ar , opgeflookt door zijne Moeder romulia ,
eene bijgelovige Vorstin, welke bijna daaglijks of-
ferde, en ofFermalen aanrichtte, die de Christenen
weigerden bij te wonen , waar door hare Godsdienst-
ijver ten hoogften getergd was , doch wefligt door
flaatkundige redenen nog ftcrker dan door de opfto-
kingen zijner Moeder gedreven , mag voor den hoofd-
aanlegger der vervolging gehouden worden. Te
^^i'komedi'é gekomen, handelde hij, den gantfcheu
winter, over dit onderwerp , met DiocLETiaAN ,
willende, dat men allen, die weigerden den Goden
offeranden te brengen, zonder uitftel, aan de vlam-
men zou overgeven en verbranden, diocletiüan,
daar tegen, toonde hem aan, hoe fchadelijk het zou-
wezen., de geheele wereld te ontrusten, en het bloed
der Christenen te ftorten, en dat het genoeg was,
dien Godsdienst aan de Hof bedienden en foldaten
te verbieden. Na veelvuldige overleggingen^ wer-
den.
G E S C n r E D E N r S. 325
e
den, gelijk diocletfanus gewoon was, wanneer II
Iiij iet goeds wilde verrichten , niemand te raadplegen , ^^ff
maar als hij iet ftrengs had uit te voeren , den raad Hoofdff.
van anderen in te nemen (*), eenige rechtsgeleerden "^ C. G.
<*n eenige krijgslieden , van den hoogden rang, gcraad- i^^ ^j^'.
pleegd. Sommigen van dezen beweerden , uit vij- -» •
ündfchap tegen de Christenen , dat zij geftraft moes-
ten worden, anderen, welke hun ineer gunflig wa-
ren , gaven echter toe, uit vrees of infchiklijldieid •
voor GALERius. Nog wildc DiocLETiANUs niet
tot verdere vervolging ftemmen, zonder de God-
fpraak van apollo te hooren. Door deze, welke men
begrijpt, dat voor de Christenen ongunftig was, liet
zich de oude Keizer overhalen , om een beveUchrift te-
gen de Christenen af te kondigen, zoo nogthans ,
dat hij daar bij geen bloed wilde vergoten hebben (f).
De voorfpoed , dien de Christenen zedert de jaa- Verder
ren van rust, na de dood van den Keizer dëcius,^" , '
^ ^'' , , ' zoek der
genoten hadden , waar door hun getal en aanzien redenen ,
merklijk was toegenomen , zal ongetwijfeld de af- ^'5 /■^""
gunst der Heidenen , en hunne vreeze voor den on- gegeven
dergang van hunnen voorvaderlijken Godsdienst , heb- hebben
ben opgewekt ; Ja misfchien meende galerius , yg^^Qi,
de heei-schzuchtigfte onder de Vorften , die thans ging»
gezamenlijk regeerden , reden te hebben , om te
duchten, dat de invloed der Christenen zich, den
éénen of anderen tijd , ten voordeele van konstan-
TL-
(*) Lactantius is onbillijk , wanneer liij dit eene
^oosaartigheid {ynalitia) in dezen Keizer noemt,
(t) Lactant. de mortib. perfecutt. C. ii.
3s6 K E R K E L IJ K E
Il Tius cHLORus ,■ Openbaren , en zijne eigene oogmer-
^^j^ ken hindeiiijlc zou kunnen wezen, moshejm (*)
HoofdH:. heeft reeds aangemerkt, dat zich aan het Hof van
m C. G. DiocLETiANus vcle Christenen bevonden. Hij houdt
lot 312.' ^^^^ voor waarfchijnlijk , dat 's Keizers Geraaalin
- -' '* PRiscA eene heimlijke Christinne geweest zij, wier
Dochter valeria, met galerius gehuwd zijnde,
insgeÜjks eene vriendin der Christenen zal geweest
■ zijn. Dit laatfte van valeria en prisca heeft de-
ze geleerde man zonder genoegzamen grond aange-
iiomcn (t)? gehjk men hem ook niet, kan toeftcm-
men , dat helena , de Moeder van konstantyn ,
het Christendom toen reeds beleden Jiebbe (§).
Evenwel, is dit zeker, dat eusebius óns niet alleen
beïicht, dat vele. Christenen aanzienlijke ambten en
landvoogdijën bekleedden, maar odi uitdruklijk zegt,
dat men , in het eerst , de Christenen niet openlijk
durfde" aantasten, uit hoofde van hun groot getal;
ook fchijnt con&tantius bij galerius verdacht
:; ge-
' (*) Nod. Ophelder, III Deel, Bladz. 384. volgg.
(f) Men kan uit lactantius de niortib. Perfecxitt,
Cap. 15. niét befluiten , dnt frisca en valeria Christin-
nen geweest zijn, en eusebius Hist. Eccles. VIII. i.
op wicn MosHEiM zich insgelijks beroept, zegt 'er niets
van.
(§) Dit verhaalt theodoretus Hisf. Eccte^. I. ig,
maar eusebius, een tijdgenoot, zegt uitdrukh'jk, (^ de
vit. Conflantini Libr. III. Cap. 47.) dat konstantlnus
zijne Moeder eerst tot het Christendom overgehaald
heeft, lange jaaren, nadat hij reeds daar van belijdenis deed»
GE S C II IE D E N r S. 327
geweest te ziju , waarom hij de3zelfs Zoon kon- II
STANTiNUS , als Gijzelaar , aaii zijn Hof, onder een ^}J^
naauw toezicht en bepalingen hield. Deze zelfde Hoofdft.
vrees voor de Christenen zal de Keizers ook bewo- "^ C* ^*
gen hebben, om eerst het Leger van Christenen te ^^^ 'Ijj^
zuiveren, ten einde zij zich Op deszelfs trouw, in
allen gevalle, verlaten konden. Ook zullen wij, in
het vervolg , zien , dat maxentius te Ro}m zijn
werk maakte, om de Christenen te vleijcn, en, ter
ilaving van zijne partij , voor zicli in te nemen ; het
is waar , 'er zijn geene blijlicn noch befchuldigingen ,
dat de Christenen, door oproer of geweld van wa.-
penen , zich hebben willen verzetten , nogthans kon-
den de onvoorzichtige gezegden en daaden van fom-
migen Christenen , bij de Heidenen , kwaade vemioe-
rlens verwekken , gelijk bij voorbeeld , dat zeggen
van den Martelaar procopius (*) , die geboden wor-
dende , een drank-offer te ftorten voor de \der Keizers ,
dit beantwoordde met het bekende Vers van den Griek-
fchen Dichter homerus , waar in de regeering van
velen afgekeurd, en voorgefchreven wordt, dat één
flcchts Koning zij (f). Zelfs vervoerde een bui-
tenfpoorige ijver fommige Christenen fomtijds tot
daaden , die met de voorfchriften der Christelijke
verdraagzaamheid openlijk ftreden , en door geen* on-
partijdig beöordedaar goed geheten kunnen worden,
gelijk wij zien zullen.
Het is , bij dit alles , opmerklijk, dat galerius. Haat van
in
(*) Bij EüSEB. de Martij f. Palast.. C. i.
X4
o
iB K E R K E L I[ K E
Il in zijne bovengemelde verordening , zoo bijzonder
*vrl^ gewaagt van een doel, om zelfs de Christenen te
Hoofdfl. rug te brengen, tot hunne oorfpronglijke inrichting,
na C. G. MosHEiM ( * ) heldert dit voortreflijk op , uit de ge-
tot 3ió.'voelens der Niemv-Platonifche of Ec/ectifcheWijs-
geeren, welke beweerden, dat jesus Christus wel
HieRo- jjg kennis en dienst des allerhoogften Gods hebbe
CLES te- '^
gen de vvillen herftellen , en het Bijgeloof te keei- gaan ,
Christe- maar, dat hij nooit beoogde, den oudften Gods-
dienst, en de eere der dienaren der Voorzienigheid,
of der mindere Goden , weg te nemen en af te fchaf-
ten (f). Tot deze Wijsgeeren behoorde hiero-
CLES , Rechter te Niko7nedië , Hoofdftad van Bi-
thynié^ en naderhand van Alexandri'é^ die echter
van eenen laateren Platonifchen Wijsgeer van den-
zelfden naam , wiens geenszins verüchtlijke verkla-
ring der gulden Gedichten \'iin pythagoras meer-
malen is uitgegeven, wel moet onderfcheiden wor-
den. Deze HiëROCLES, de Stadhouder, wordt door
LACTANTius ( § ) als de voornaamfte aanlcgger en
veroorzaker dezer vervolging , befchreven. Hij, en zijns
gelijken , fchijnen den Keizer galerius deze befehul'-
diging te hebben ingeboezemd , dat de Christenen
hunne oude inltellingen en het leerflelzel van hun-
ner meester verlaten hadden; dus ook fchijnen dezen
de raadslieden geweest te zijn, om de Heilige Boe-
ken der Christenen te vernielen, waar door derzel-
vcr
(*) Nod. Opheld. III. Bed BIndz. 399.
(t) Vergelijk ons Tv^ecde Deel, Bladz. 322.
( § ) D« Mort. Perfectitt. C. 16. Itifiitt, Div. L. V. C. s.
GESCHIEDENIS. s^^
ver Godsdienst in deszelfs waaren grond werd aan- II
getast. HicROCLES fchrecf, gediiurende de woede ^^^
der vervolging , een Werk tegen de Christenen , aan Hoofdd.
lietwelk hij den titel gaf: Waarheidlievende Aan- "^ ^* ^••
Taar2 84»
fpraak aan de Christenen'^ ( Aoyo* (PiAxA);^?*? w^of jf,j ,12.
r»f Xfi'^iavuf', ) niet Ugen de Cliristenen , zegt —
LACTANTius , maar aan de Christenen, om den
fchijn te hebben , als of liefde tot de waarheid , ea
niet haat tegen de perfonen , zijne drijfveer \vare. In
dit Werk poagde hij de Heilige Schriften van flrij-
digheden te overtuigen, en bijzonder de Apostelen
PETRUS en PAULUS, als Schrijvers, verachtelijk te
maken, toonende eene zoo groote belezenheid in de
Heilige Schriften der Christenen, dat dit vermoeden
verwekt heeft, dat hij te voren een Christen geweest
zijnde van het Christelijk geloof was afgevallen.
Dewijl hij de wonderdaaden van Christus niet
wilde of kon loochenen, vergeleek liij dezen met
APOLLONius van Tyane, boven wien jesus als won-
derdoener, niets vooruit zou gehad hebben (*). Te-
vens voegde hij, in zijn Boek, verfcheiden onge-
rijmde vertellingen van christ us in, bijvoorbeeld,
dat hij , van de Jooden weggejaagd zijnde , met eenen
aanhang van 900 ftruikrovers , een oproer verwekt
hebbe enz. eusebius heeft dit Werk van HiëRO-
CLES , hetwelk niet meer voorhanden is , in een af-
zonderlijk wel gefchreven Boek vvederlegd, hetwelk
ook door gottfried olearius in zijne vci:zame-
Ung der Werken van filostratus Leipzig 1709
Folio , geplaatst is. De
( *) Vergelijk boven Bladz. 209. volg.
X5
f3». K E R K E L IJ fC t^^
II ' De haat van hicrocles tegcrt de Christenen
BOEK openbaarde zich voornaamlijk-, door zijn fjiood ge-
Hoofdft. ^^^S tegeii de Christenen, welke hij,-iii zijne land-
na C. G. voogdij te Alexandr't'è ^ niet de grootfte wreedheid
^^^'^ ^j 2* vervolgde , zoodat hij niét alleen de dcftigfte lieden,,
— op eene laage en trotfche wijze, mishandelde, maar
Stoute ook, onder anderen ^ eerbare Christeliike vrouwen,
tten zelfs Maagden, dte zich aan God gewijd hadden,.
Christen ^^w de beestachtigheid van hoerenwaarden • en andere
^^^^'' flechte perfonen prijs gaf. Ondraaglijiv was zooda-
nige onmenschlijke handelwijze voor dtn Christen
ADEsius , welke, niettegenffcaande hij zich ook op
de beoefening der Wijsgeeite had toegelegd, zicb
echter door zijnen ijver liet vervoeren , om den rich-
ter ftoutehjk te naderen , en dien , met woorden eiT
dciaden , ( de hater Griekfche Martelaarsboeken zeg-
gen, dat hij hem met de vuist geflagen , en zelfs ,
dat hij hem op den grond geworpen hebbe , ) fchan-
öe en Ichaamte aan te doen. Wij behoeven ons,
waarlijk, niet te verwonderen, dat /edesius, op
last van den Stadhouder, gegrepen , en , na het
doorClaan van vele pijnigingen , in Zee .geworpen
werd (*).
En des- ■ Op dezelfde wijze was ook eenigen tijd te voren de
zelfs Broeder van iï:DESius , apfianus , genoemd, ter
APFiA- ^*^^^^ gebracht , te de f ar e a in Palafl'ina. Deze was
KUS. een jongeling van' nog geen twintig jaaren oud,
die , te Berytus zijne letteroefeningen in wereldlijke
wetenfcliappen voltrokken hebbende , te Cafarea was
(*) EusEB. de Marfyr. PaUst. C. 5.
GE S C lU E D E N I S. 351
gekomen ,• omdat in zijn Vaders Imis niet naar de lï
voorfchriften van den Christelijken Godsdienst ge- ^^^5
leefd werd ; liier leefde iiij', met eene voorbeeldige Hoofdfl.
matigheid en ontiioüding, verkeerende met de Chris- "^ C. G.
tenen, onder anderen met eusebius zelven,, en zich l^^ Ó12"
oefenende, in het lezen der Heilige Schriften. Als ■
jiu , . volgends een gebod van hiaximinus , in het
derde jaar der vervolging, alle huisvaders opgeroe-
pen werden, om aan de Goden openlijk te offeren,
begaf hij zich^ ongeroepen en zonder weten van
iemand, naa den Afgodstempel, alwaar hij, door
de lijfwacht van den landvoogd gedrongen , den
Richter, die gereed ftond te offeren, bij de hand
vatte, en met geweld daar in verhinderde, hem vcy-
volgends, op eenen nadniklijken toon , óver de
dwaasheid van zoodanigen Afgodsdicnst aanfpreken-
de. Op dit ftout beftaan werd hij gegrepen , in de
gevangenis gezet , en , des anderen daags , voor den
Richter gebracht, en gelast, den Goden te offeren;
op zijne weigering werd hij allerijslijkst gegeesfeld
en gepijnigd, en ten laatlten, alzoo hij ftandvastig
bleef weigeren , omtrent half dood in zee gewor-
pen. Waarbij eusebius het volgende , als eene
vvondergebeurcnis , te Boek fielt, zich op bijna alle
de inwoners van Csfarea^ als ooggetuigen, beroe-
pende. Naauw had men den jongeling in zee ge-
worpen, of 'er ontflond eene hevige beweging en
gedruisch , niet alleen in de zee , maar ook in de
lucht, zelfs fchokte de aarde en de fiad depnrea^
terwijl, op dien eigen tijd, het lijk van den Marte-.
laar
Hetge-
53ft K E R K E L rj K E
ïl Jaar door de golven voor de poorten der Stad ge^
^Yjf worpen werd. Deze gebeiirenis kan, op zulk ecu
Hoofdft. beroep, niet wel ontkend worden, alhoewel het eenc
na C. G. andere vraag is , of dezelve aan bovennatuurlijke oor-
10^ 3 1^'. zaken zij toe te fchrijven ( ♦ ).
Zoodra het gebod van diocletianüs in het jaar
303»
(*) EusEB. de Martijr, PaLtft. Cap. 4. Deze en
de volgende voorbeelden, van der Christenen koenheid,
bij deze vervolging , heeft gibbon in zijne Gefchicden'n
van het Ferval des Rom. Rijks Uoofdfl. XVI. uiet ver-
zuimd bij te brengen , doch zijne gevolgtrekkingen daar
uit afgeleid, ten nadeele van de geloofwaardigheid der
Kerkgefchledfchrijveren-, als partijdig en vooringenomen ,
en niet min , om daar uit te bewijzen , dat de vervol-
ging,, door de fchuld der Christenen zelven , verwekt
zij, zijn, om niet fterker te fpreken, te overhaast; ge-
lijk uit ons bovenftaande bericht van de oorzaken der
vervolging blijkt. Wat deze daaden zelve betreft , de
Apostelen hebben nooit op die wijze gehandeld , dé
voorfchriften van het Christendom billijken ze niet, en
de Christenen van dien tijd mogen ze verfchoond heb»
ben, maar het blijkt genoeg, uit eusebiüs en lactan-
Tius enz. zelve, dat de verfbmdigen ze niet goedkeur*
den. Met dit alles verfcheelt het veel , daar over , koel-
bloedig , op zijne (ludeerkamer te oordeelen , of in de
plaatslijke omftandigheden zelve. Ook behoort men,
den verkeerden ijver en drift van fommige min of meer
dweepzieke menfchen onder de Christenen niet op fc-
kening van de Christenen in bet gemeen te zetten, veel
min I
GES C H IE D E N I S. 333
503 , in 'Febriuirij ( * ) , te Nikomedi'ê wa? aan- lï
plakt, beftond een Christen , die een openbaar ambt ^^^
l;)ekieedde , eene daad , welke , uit eene verkeerde HoofdJi.
drift gefproten , evenwel desniettemin ten hoogden "^ C. G.
laakbaar blijft, en ook door lactantius , daad- ^^^ ^j^
lijk , wordt misprezen ; te weten , hij fcheurde het
Plakaat, onder fpottende en honende gezegden , open-^""^^*"
lijk af, en in ftukken. Op heeter daad gegrepen, tianus
werd liij , met een langzaam vuur , ter dood gebracht, dooreen
11 ,", n. c\- 1 •• 1-1 Christen
welke vreeslijke ftraf hij met een onbegrijpelijk ge- gf-gg,
duld , en gemoedsbedaardheid , doorflond , meer even- fcheurd,
wel, bij verftandige Christenen, den naam van on-
bezonnen Dvveeper, dan van echten Martelaar ver-
dienende (f).
Zoodanige onderneming zette de hevigheid der Het ge-
vervolging , gelijk natuurlijk was , niet weinig aan , bodftreng
en het gebod werd, met de uiterfte geftrengheid , voer ge-
ten uitvoer gebracht, doende de Heidenfche Over- bracht,
heden in perfoon het fcherpfte onderzoek naar de ^^grChris-
Heilige Boeken der Christenen. Deze daartegen ten O ver-
gedroegen zich niet op dezelfde wijze: Terwijl fom- '^^^''^''^'
migen , door een onverftandig gedrag , den haat
der
min tot nadeel van deu Christelijken Godsdienst uit te
Jkggen.
(*) EusEBius fpreekt van de Maand Maart y doch
toen eerst fchijnt liet in Syrië afgekondigd te zijn, ge-
lijk in Paliiftina en te Alexandrië^ in de Maand April,
op Paaschdag, volgends de Chronijk van Alexandri'é.
(t) EüsfiBius Hiit. Eccles, VIII, 5. lactaiNtius de
Mart. Perfecutt. Cap, 13.
m . K E R K E L IJ K E
il der Heidenen tergden, nademaal zij, enkel om Imn-
BOEK ne zonden , door eenen Marteldood , te boeten , of
XII . 3 9
Hoofdft. "^^^ een . ellendig leven veriost te worden (*), zicli
«a C. G. zei ven bij de Overighcid aangaven, verklarende, dat
■jaar 2 c 4. - Heilijre Boeken bezaten , maar die niet wilden
tot 312. -' ^ '
" - - ■ overgeven, en anderen, liever den "dood ondergin-
gen,'dan dat zij de Heilige Boeken, die , onder
hun opzicht , in de Kerken bewaard werden , of die
zij bij zich in huis hadden , overleverden , door
welk ëe'n en ander niet weinige Christenen, hoe
zeer het Keizerlijk bevel het leven der Christenen
•fclieen te fparen , het leven echter verliezen moesten ,
waren 'er tevens velen, en onder die zóo wel Bis-
fchoppen en mindere Kerkendienaars , al? ook zoo-
gertoémdè Leeken , die him 'leven redden , door het
overleveren der aflchriften van den Bijbel , welke in
hunne magt waren , die naderhand den naam van
Traditores , verraderlijke Overleveraars , gekregen heb-
ben i^ "V^^ier Gefchiedenis , gelijk wij zien zullen, in
het vervolg gewigtig geworden is , door de bewe-
gingen, die, door hun gedrag, in de Kerk ontdaan
zijn (t). . In vele opzichten is ondertusfchen het
verlies van zoo vele aflchriften des Bijbels voor het
'; .;.; . .liiD iv,\ Chris-
( * ) AuGUSTiN. Brcv. Collat. ciini Donatisiis L.lU.C.i 3-.
(f) Van deze Traditm-ei gewagen optatus de Schh-
VAate Dor.afiitarum Ubr. l. Cap. 13. augustinus de
èaptismo'Libr. VII. Cap. 'q. Contra Crescon. Cap. 27,
30* enz., hunne Gefchiedonis is opzetliik behandeld
dooi" ALB. FRiCK- Prof. te • f///« , in Hiitoria Traditorttm
Ulma 1740. 4to.
C E S C H I E D E N I S. 335
•Christendom nadeclig geweest, en nooit liadden de II
Heidenen iet verderfliiker voor hetzelve kunnen uit- ^^-j^
denken. Iloofdfl.
Kort nadat óezQ vervolging een begin had geno- "^ C« ^-
Trto r o P ,4
men, ontftond 'er brand in het Keizerlijk Paleis te jIqJ Óia!
Nikomedië^ alwaar de beide Keizers diocletianus
en GALERiüS thans tegenwoordig waren, eusebi- r* ^["p ,'"
us (*) zegt, niet te weten, bij welk toeval deze te Ni ko-
brand ontliaan zij. Keizer konstantyn (f), die '"^^^
zich op dat pas te Nikomedi'é bevond, verhaalt,
als ooggetuigen, dat het Paleis door den bhkfeï^
getroflen is geweest , en dat dit hemelsch vuur
's Keizers kamer verteerde; 'er bijvoegende, dat de
Keizer , door dezen blikfemftraal verfchrikt , zijn le-
ven lang voor den blikfem ongemeen bevreesd ge-
weest is. LACTANTius (^) eindelijk geeft aan den
Cafar galerius de fchuld, dat liij, ten cnide den
©uden Keizer tot heviger befluiten tegen de Christe-
nen te dringen, door onbekende perfonen, het Pa-
leis hebbe doen in brand (leken , en vervolgends on-
der het volk doen verlpreiden, dat de Christenen^
met de gelnedenen van het Hof, beraadflaagd had-
den , de Vorften van kant te helpen , en dat de twee
Keizers, in hun eigen huis, bijkans levende ver-
brand waren. Deze laatfle Schrijver fpreekt ook
nog van eeft' tweeden brand, dien dezelfde gale-
(♦) Hiit. Eccles. VIII. 6.
(t) O rat. ad SS. Coetum. C. 25.
(/§ ) De Mortii. Perjecutt. C. 14.
tot ?,1Z.
336 K E R K E L I] K E
II RRTS, XIV dagen later, nogmaal zou hebben doen
BOEK ftichten, waar iia galerius de Stad zou hebben
Hoofdft. verlaten, voorgevende te vluchten, opdat hij niet Ic-
na C. G. vende verbrand mogt worden ( * ). Hier in ftem-
;„, „,„ men eusebius en lactaktius overeen, dat men
den Christenen de fchuld van dezen braad gegeven
hebbe. Uit het één en ander mag men opmaken,
hoe ver de Godsdiensthaat , ten dezen tijd€ , gegaan
zij , en tot welke euveldaaden men wederzijds mal-
kanderen in flaat oordeelde. Dit is alles, wat een
Gefchiedfchrijver van onzen tijd , in deze. duisterheid ,
cmti'ent de oorzaak van dezen brand , thans zeggen kan.
De Keizer diocletianus deed , wegens denzelven ,
het fcherpst onderzoek , eerst onder zijne liofbe-
dienden, die hij, daar Iiij 'er zelve over te recht
zat, onfchuldig het pijnigen, en met vuur roosten.
De Richters in 't gemeen , en voorts allen , die aan
zijn Hof bewind hadden, ijverden om flrijd, wie
"het eerst iemand tot bekentenis zou brengen. Nie-
mand beleed fchuld, dewijl niemand der bedienden
van den Ce/7rr galerius gepijnigd werd. Dus drukt
zich LACTANTius uit. Bijzoudcr, gebood hij, een
kwaad vermoeden op de Christenen hebbende, dat allen ,
die zich in het Paleis onthielden , óen Goden zouden
offeren. Die weigerden , werden ter dood gebracht, zelfs
lieden , die in groot aanzien ten hove gedaan hadden ,
en onder dezen de liier voor reeds gemelde dorotheus
en
(*) MOSHEiM,iW</. Oplield. III. Deel Bladz. 422. volg.
heeft deze vcrfchillende berichten gerracht ie vereffenen.
GESCHIEDENIS. 337
en GORGONius , met meer anderen ; de omftandigheden n
van wier dood eusebius heeft opgetekend (*). Hier ^^^^
bij bleef het niet; ook de Ouderlingen en Diakonen Hoofdft.
der Christenen werden gevangen genomen, en zonder na C. G.
bewijs tot bekentenis veroordeeld , en met alle hun- ^^^^ ^ ^'l'
11e nabefliaanden ter flrafFe gefleept (f). De voor
naarafte, die bij deze woede omkwam, was an-
THEMius, de toenmalige Bisfchop van Nikomedi'é.
Ja, menfchen van beide kunnen en allerleien ouder-
dom en ftand , vrijen en lijfeigenen , werden , als
brandftichters , ter verbranding weggefleept , en niet
één voor één , maar in eenen hoop vergaderd ,
door het vuiu* verteerd , dewijl hun aantal zoo groot
was ; anderen werden met het zwaard , den ftrop ,
en op andere wijzen, ter dood gebracht, of in zee
verdronken, eusebius voegt 'er bij, dat men zegt,
dat eene Godlijke volvaardigheid, met geene woor-
den uit te drukken, mannen en vrouwen aanzette,
om zelve vrijwillig in het vuur te fpringen. Vele
lijfeigenen werden , met fleencn aan den hals , in zee
geworpen.
Dit alles gebeurde te Nikomedi'é , doch moet ,
hoe naauw ook verknocht met de vervolging , door
DiocLETiANUs aangevangen, nogthans van dezelve
eigenlijk onderfcheiden worden , alzoo de vijanden der
Christenen dit geweld niet als eene vervolging om den
Godsdienst , maar als eene ftraffe wegens eene vermoed-
de famenzwering tegen de Keizers , v^'ilden aangemerkt
heb"
(*) EusEB. Hist. Eccles. VIII. 6.
(t) Lactantiüs dt MortiK Perfeeutt. 0,1$.
in. Deel. X
538 -K E R K E L IJ K E
II hebben. Toen de vrees der brandflichtinö; bedaar-t
^°Ji^ de, hield deze woede ook op.
Hoofdd. ^^ vervolging bleef inmiddels voortduiiren , en Averd
na C. G. zelfs , door aanleiding van nieuwe gebeurenisfen , he-
tot "12. '^ig*^^ <-'^" 4)9 volgends het eerde Plakaat, geweest
• was. In Armenië en Syri'è ontRonden , in dit zelfde
PlTr^^t '^^^^ ^°-^ ' '^P^'O'^^'^ö^ bewegingen , welke , volgends
legende Eusebius (*), gevolgd werden van een nieuw be-
Christe- ygj ^^^ Keizers, dat alle Christelijke Leeraars en
neninhet ^^ . , ^ <- , •• tm
jaar 303. Opzieners der Gemeenten, waarlchijnlijR mt vrees,
dat deze hoofden der vervolgde partij, in deze op-
roeren , deel hadden of nemen mogten , in alle plaat-
zen van zijn gebied , in de gevangenis geworpen
zouden worden. Binnen kort waren de gevangenis-
fen en kerkers opgevuld met Bisfchoppen, Ouder-
lingen , Diakonen , Voorlezers , en Bczweerers. QEx-
ordsta.') Kort daar op volgde eene nadere verkla-
ring van dit Plakaat, volgends dezelve, moesten de
genen , . welke aan de Goden offeren wilden , ontfla-
gen , en op vrije voeten gefield , maar die zulks
weigerden, met pijniging, tot het eeren der Goden
gedwongen worden. Thans nam het bloedvergieten
ïillerwege eenen aanvang, alzoo ikze Opzieners der
Kerk vrij algemeen llaudvastig bleven , waar door ,
in alle Gewesten des Rijks, eene outallijke menigte
Mar-
(*) Z. c, Cap. 6. Dat, in de dand, de Godsdienst,
ten minüen ^iiei; betrelcking tot Ai^pier.Vi , in het Tpol
g'eweest is, hecfc vrij wat fchijiis, uit liet geen , in Ijet
vervolg, van den Oorlog van ^.A.xnii.xis rie»: de Avmt-
vüjn verbftald zal worden.
GE S C H I E D E NIS. .33<>
Martelaren ter dood werd gebraclit, eusebiuS geeft II
x)ns , in het VIIKle Boek zijner Kerkelijl^e Gefchiede- ^-?^^
nis , een breedvoerig verhaal van de wreedheden , in Hoofdd.
Afrika , Mauritanië , Thehais en Egypte , als ook "^^ C* ^»
ïnFenicië^ Frygi'é ^ en elders , gepleegd. In een af- jót 312.
wonderlijk Boek , over de Marteïaaren van Palxflina , -•'
als een aanhangzel bij het gemelde VlIIfte Boek zij-
•ner Gefchiedenisfen gevoegd, heeft hij een verhaal
van de Marteldooden in dat Landfcliap , wier ijs-
lijkheid bijkans alle geloof te boven gaat. Alleen
•hij heeft de orde der gebeurenisfen niet bewaard^
maar de jaaren onder één verward; ten minden hijf
zelve geeft , met zoo ^vele woorden , te kennen , dat
■het laatstgemelde Bevelfchrift alleen tegen de Hoof-
den der Kerk ontbrandde, en hij verhaalt ondertiis-
fchen vele voorbeelden van mannen en vrouwen,
■iiit het gemeen, die gepijnigd en op het wreedst
van het leven beroofd zijn.
• Een jaar lang had de vervolging tegen de Opzie- Laatfte en
iiers der Kerk geduurd (*), toen hét laatfte, en ^^'^"^^^^
ftrengfte Plakaat van allen , door den Keizer di^^cle- van dio-
TUNUS , in het jaar 304, werd uitgegeven. Bij het-^ cletia-
zelve werd wel niet de dooddraife gezet op de be- ^g Chrfs^
lijdenis van het Christendom , alzoo diocletianus tenen , in
nog fleeds van bloed afkeerig bleef, maar een al- "^'■3^^'^
^ ^ 304.
gemeen bevel gegeven , dat allen , zonder onder-
fcheid, tot het offeren aan de Goden , en andere
Godsdienstplegiigheden , genoodzaakt zouden wor-
den
(*) EU5EB. de Martij r. Palcejl, C. 2.
Y a
84* K E R K E L IJ K E
n den ( * ) , wordende tevens den Rcchteren alom ver»
^Y g^"^ °f geboden , nieuw uitgedachte pijnigingen ,
Hoofdft. ten dien einde, te gebruiken (f), gelijk deze dan
na C. G. qqI^ ^ Qp allerhande wijzen , zich toelegden , om de
tot 312! "Christenen tot afval van hun geloof te brengen (§).
" Het gevolg van dit bevel was , natuurlijk , de
dood van vele Christenen, die alle blijken van eer-
bewijs aan de Goden volRrekt weigerden, alle pij-
nigingen volduurden , en zelfs , waar zij maar kon-
den, hunne vergaderingen en bijëenkomflen bleven
aanhouden, niettegenflaande het verbod ten tegen-
deel.
Hevig- Dus was deze de heviglle vervolging, welke de
held der Christenen ooit geduld hadden, het zij men zie op
vervol- ° •> j x-
ging, ^^ algemeenheid derzelve , het zij op de menigte
van alle Handen en ouderdom, welke, geduurende
■dezelve , het leven verloren , het zij op de gruwzaam-
heid der pijnigingen , die den Christeden werden aan-
gedaan, het zij op den langen tijd, dien zij duur-
de. Wij hebben 'er de berichten van bij eusebius
en LACTANTius, die ooggetuigen waren, en wier
verhaal men niet in twijfel kan trekken, hoe veel
men ook op rekening van hunnen ijver en voorin-
genomenheid met hunnen Godsdienst wil zetten ,
ten zij, wanneer zij gebeurenisfen verhalen, die na-
bij wonderwerken komen, wanneer een behoedzaam
on-
■ (*) EuSEB. de Martijr, Palajl. C. 3.
{t) EüsEB. de vita Conjiant. L. II. C. 51.
(§) Lactant. Div, Inliitut. L. V. C. 11.
GESCHIEDENIS. 341
onderzoek nodig fchijnt, uit hoofde van de neiging II-
tot het wonderdadige, welke de menfchen zoo ligt- ^°j^
lijk bekruipt. Dit is , met dit alles , opmerklijk ,. dat Hoofdfl,
wij , bij dit verval der zeden van de Christenen , "'^ C. G.
waar over vAj deze Schrijvers hebben hooren kla- ^^^ 'J'
gen , echter weinige voorbeelden van afval der ...
Christenen ontmoeten, ecne blijk waariijk, van de
krachtige werking , welke de Godsdienst van je-
sus, inzonderheid de hoop op een beter leven, ge-
oefend hebbe, waar door zelfs niet weinigen, gelijk
wij gezien hebben , tot daaden vervoerd werden ,
die eene verwarring van Godzaligheid en dvveeperij
kenmerkten.
Deze hevigheid der vervolging heeft de Christe- /^Tr^ of
nen bewogen , om , gelijk de regeering van diocle- I^^o^'J'^*'
TL\Nus bij de Romeinen, tot eene nieuwe tijdsbe- der Mar#
paling, en jaarrekening (ara Diocktiani') diende , "^^^^f^Q*
ook die zelfde regeering tot eene eigene jaarreke-
ning, onder den naam van ara martijrum of tij ds-
heftek der Martelaren te malcen, waarnaar zij, tot
in de zt?>^t eeuw, hunne tijden berekenden.
R'Iaxlniianus herculius , de Rijksgenoot van A'ge-
DiocLETiANUS , ceu man van woesten aart , fchikte "^^enheid
der ver-
zich gereedlijk naar ^tw wil van diocletianus en volging
den Cafar galerius : Dus ftrekte zich de vervolging uitgezon-
over het geheele Romeinfche gebied uit , en woedde -^^^ '"
van het Oosten tot het Westen (*> Alleen kon- bied van
STANTius CHLORUS, die GalU'è ^ Spant e ^ en Brit^^^^^'^^"^'
tamiit beheerschte , van mmzamer iraborst , en
den
(*} Lactant. di Mor rib. Perfeaut, C. 16.
Y3
54a K E R K E L IJ K E
II den Christenen niet ongenegen , maakte derzelver lot
^j?''!^ en toeltand , in deze Gewesten , draaglijker. Evenwel ,
HooFdft. zoo lang hij Hechts defar ^ vermoedelijke opvolger.
Uil C. G. vvas , moest hij de bevelen der Rijks - Oppervorflen
tot 312 °°^ ^" ^y"^ landen aannemen, en gelden laten, zoo
■ nogthans, dat hij niet zelve vervolgde, maar alleen
duldde , dat het volk en zulke landvoogden , die den
Christenen een kwaad hart toedroegen , volgends de
bevelen der Keizeren, op deze en gene plaatzcn ,
te werk gingen. Op (\Q.ze. wijze kunnen de fchijnbaar
ftrijdige berichten der Kerkelijke Gefchiedfchrijvcrs ,
die zelve deze vervolging beleefd hebben , overëenge-
• bracht worden. Zoo fchrijft eusebius (*), „dat kon-
„ STANTius, op geenerleië wijze , deel genomen heeft ,
„ in den Oorlog, tegen de Christenen verwekt, dat
„ hij integendeel de waare dienaars van God , in zijne
5, ftaaten woonende, tegen onheilen en lasteringen
5, bcfchennd, en noch hunne Kerken omgeworpen,
5, noch iet tegen hen ondernomen heeft." Elders
verhaalt hij (t)> dat ^qzq. Vonst, met zijne Ge-
maalin en Kinderen, den ecnigen waaren God ver-
eerd, en den Christenen vrijheid gegeven heeft, om
hunnen Godsdienst in zijn Paleis te oefenen , alwaar
zij als in eene Kerk leefden. Toen hii Keizer QAii-
gu^tiis^ werd, v^ertoonde hij zijne gezindheid meer
openlijk , ftellende eens zijne Hovelingen op den
toets , door hun te verklaren , dat hij niemand lan-
ger aan zijn Hof dulden wilde, die den Goden wei-
ger-
(♦) Iliit. Eccles. Libr. VIII. Cap. 13.
(i) Vita Csvfimtini L. I. C: 17*
4
'K
Mem Kan oeeuLeii Ata at MialïUii «jp ïIc p'eïrourwliïïia
• 1 Tl • '^
rail LieaeM , (Olie aan lauimcH Codl oiiïfetrtïiiuv rüfii
o "J
GESCHIEDENIS. $43
gerde te offeren ; docli als , hier op , ecnigen ver- n
klaarden, bereid te zijn, om zich naar zijnen wil ^^^^
te fchikken , ontfloeg hij die uit zijnen dienst , beh(?u- Hoofdft,
dende alleen de genen, die ilandvastig waren gebleven , "^ C. G,
met bijvoeging van deze merkwaardige woorden: ^^^ „j^*
3Ien kan geenen /iaat maken op de getrouwheid van •■•
lieden , die aan hunnen God ongetrouw zijn (*).
Ook zondert lactantius (f) GalJië, alwaar kon-
STANTius zich thans in peifoon bevond, lütdruk-
lijk uit, als vrij gebleven van de woede der vervol-
ging, die alle andere Landfchappen des Rijks ge-
troifen heeft. Doch daar tegen, erkent hij (§),
dat KONSTANTiüs „ hebbc toegelaten , dat de ver-
,5 gaderplaatzen , dat is , de muuren, die herfteld
„ konden worden , verwoest werden ; maar Gods
„ waaren Tempel, welke in de menfchen is, be-
„ waarde hij ongefchonden." En eusebius (**)
zelve telt, onder.de Landen, die, in de twee eerfle
jaaren der vervolging, het leed daar van uitgedaan
hebben , niet alleen Spanje^ maar ook Galliê of
Frankryk; gelijk dan ook lactantius aan kon-
STANTYN, den Zoon van konstantius, toefchrijft,
dat hij, het Rijk 'zijns Vaders aanvaard hebbende,
vóór alle dingen, de Christenen in de vrijheid van
hunnen Godsdienst herftelde (ff), hetwelk, onge-
twy-
' ( * ) Eusebius /. c. Cap. 1 6.
(t) Z)^ Mortih. Perfecutt. Cap. i6.
(5) L. c. Cap. 15.
'<^*) De Martij}-. Palaft. Cap. 13.
(tl") Be Mortib. Perfecutt. Cap. 24.
' Y4
S44 KERKELIJKE
II twijfeld, onderftelt, dat zij, onder konstantius ,
*xh' ^^^^ geheel vrij van alle vervolging geweest zijn.
Jloofdft J^ 9 ïï^c" kan zelfs niet volflrekt ontkennen , dat 'er ,
nn C. G. hier en daar , in het gebied van konstantius ,
lot 312.* Christen bloed geftoit zij, hoe zeer ook de Gefchiede-
" nisfen der Martelaren , welke in Ga//ië en Spanje zul-
len omgekomen zijn , weinig geloofs verdienen , daar
zij ten minftcn de verhalen zeer opfchikkcn en ver-
groten, en het doen voorkomen, als of, bijzonder
, in Briitanm'é ^ de Christen -Godsdienst bijkans ge-
heel uitgeroeid ware.
Gevolgen Men heeft opfchriftcn in Spanje gevonden, als
deiStar.ts- zegetekeneii tegen de Christenen , meldende , dat de
ring in het naam der Christenen uitgeroeid, hun bijgeloof over-
jaar 305 ^1 gedempt , en de dienst der Goden voortgeplant
voorde .. , , r
Christe- ^^J *^°'^ "eert ez. spanheim cenen pennmg van
nen. maximianus herculius tot deze vervolging der
Christenen gebracht, op welken hercules vertoond
wordt, als overwinnaar van het veelhoofdig Mon-
fter. Indien het één en ander genoegzame zeker-
heid had, waar aan men met reden twijfelen kan,
zou hetzelve , ten minden , het voornemen dezer \^or-
llen klaar aan den dag leggen ; ook waren de uitzichter»
voor de Christenen , in de daad , allerdonkerst. Hunne
Kerken lagen overal verwoest, zij konden geene bij-
ccnkomflen houden. Velen hunner hadden het Ro-
meinfche Gebied verlaten , om in andere Landen
eene veilige fchuilplaats te vinden (♦), gelijk zij
daar ook heufcher bejegening ontmoetten. De ove-
(*) EusEfl. /;/. Conftant. L, 11. C. 53.
GESCHIEDENIS. 345
Tigen hielden zich verborgen, en durfden, wegens II
het gevaar van leven en goederen, zich niet in het ^"^^
openbaar vertonen. De voorn aam (ten, en onder de- Hoofdft.
11 zen de Bisfchoppcn en andere Kerklijken , waren om- "^ C. G,
Il gebracht, of verminkt, tot de mijnwerken veroordeeld, ^^^ ^la]
of in ballingfchap verzonden. Eenigen hadden hun ge ■
loof verzaakt. Met één woord, alles dreigde aan
het Christendom eenen gehcelen ondergang, wanneer
de Staatsveriindering in het jaar 305, gelijk wij ge-
meld hebben, voorgevallen, aan de Christenen eeni-
ge verademing gaf.
Galerius , nu tot Augustus verheven , en thans Wreed-
de aanzienliikfte onder de Vorften, die het Romein- ^^^''^^^'*
GALERX"
fche Rijk beheerschten , veranderde wel niets in zij- us.
nen haat tegen de Christenen , ja hij deed zelfs veel
wreeder wetten tegen hen afkondigen ( * ).
Doch , in de Westelijke Landen , onder het ge- In her
bied van konstaxtiüs chlorus, die nu insgelijks }'^^^'^'^"
, . . ,• ,1 houdtde
als Augustus meer oppermagtig was , hielden van vervol-
nu af alle vei-volgingen op ; vooniaamlijk , nadat gi"iï op »
.- r, c j onder
zijn Zoon konstantinus of konstantyn, nader- ..^vct-aat
hand onder d^n naam van den Grooten vermaard , tius.
welken galerius aan zijn Hof, als Gijzelaar, en
ver van de hoop der opvulging venTeemd, gehou-
den had, dooreene welberaden list en fnelle vlucht,
bij hem in Brittanni'è was aangekomen.
In het gebied van den Cczfar severus , Itali'è en Toeftand
Afrika^ werd insgelijks het pijnigen, ftrafFen, en '^'^■'^hris.
dooden gefluit ; zijnde deze Vorst meer wellustig onder
dan sEVERüft.
(*) Lactant. /. c, Cap. 2U
Y5
34Ö K E R K E L IJ K E :"»
II' dan \vi-eed, en verpligt, om konstantius te om-'
BOEK 2ien. Evenwel ontvongen de Christenen , onder zijn
Hoofdft. ombied, nog geene vrijheid, om openlijk te vcrgade-
m C. G. ren, en hunne Kerken werden hun nog niet weder-
ïaar "84.
tot 312! S'-'S^ven, gehjk door konstantius fchijnt gefehied
■ te- zijn. Dit blijkt uit een bericht van optatus
MiLEviTANus (*), dat 'er in het jaar 305 eene
vergadering van Bislchoppen is gehouden bij de
Stad Cirta^ in het huis van urbanus carisus; na-
demaal „de Hoofdkerlvcn nog niet waren wederge-
„ geven."
Onder Maximinus, die Syrië en Egypte tot zijn deel
WAxiMi- yj^^i beftuur had, nam nu en dan den fchijn aan
van gematigdheid en zachtzinnigheid jegens de
Christenen. Dus fchrijft hij zelve , in eenen lastbrief
bij EUSEBius (t), dat hij, in het begin, in het
Oosten gekomen , en ziende , dat velen der genen ,
die den Goden niet wilden offeren, door de Over-
heden in ballingfchap gezonden werden, den Rich-
ters belast had, om den Christenen geen ongelijk
aan te doen , of hen te bannen , maar veeleer door
zachtheid en vermaningen, zonder geweld of ver-
warring , tot den dienst der Goden te bewegen»
Doch , niet lang daar na , het zij door zijne eigene
overgedrevene bijgelovigheid, waai- aan hij verflaafd
was , of opgehitst door zijnen Oom , of , gelijk hij
zelve in den gemelden Brief voorwendt , op verzoek
van aanzienlijke Burgers van NikomecU'è en andere
fte-
(*) Z)(? Schismnte Donatistarum L, I. C. 14. p, 14.
(t) Hist. Ecclcs, IX. 9. >
GESCHIEDENIS. 54?
fteden, hoe het zij, maximimus dreef, in zijn ge- II
bied, de vervolging met die hevigheid aan, dat de ^^^*
Christenfchrijvers,EUSEBius (*J en lactantius (f), Hoofdft,
hem als den fnoodften, wreedllien, en bijgelovigfteii "^ C. G.
van alle de vervolgers bcfchrijven. Dotir alle land- ^^j. ,jj^
fchappen zond hij bevelfchriften , de Overheden be- — — -
lastende, alle ingezetenen, zonder ondeifcheid, tot
offeren te dwingen. Den Heidenfchen Priesteren
fchonk hij buitengemeene cere en magt, zelfs voor-
zag hij hen van eene wacht foldaten , om hun ten
diende te liaan, als zij de Godsdienst -oefeningen
der Christenen ftooren, hen tot offeren noodzaken,
en gevangen wilden nemen, om hen aan de Over-
heden over te leveren. Mishandelingen van eerbare
vrouwen , veröordeelingen tot den arbeid in de berg-
werken , ballingfchappen , hoon en befchimping,
pijnigingen en lijf- en levensflraffen , hielden van het
jaar 305 tot 308 niet op, tegen de Christenen van
zijn gebied te woeden , en toen zelfs werd den
Christenen flechts eene korte verademing vergund,
wordende de veroordeelden tot de Mijnwerken we-
der op vrije voeten gefteld. Doch , na eene korte
wijl , ontftak het vnur der vervolging in Syrië en
Pahftina weder heviger dan ooit (§).
Inmiddels was konstantius chlorus , flechts Doodvan
weinige dagen , nadat zijn Zoon konstantyn be- ^^nstan-
'^ ° -' TIUS, dit
hou-
• (*) Hist. Eccles. Vlir. 14. IX. i. volgg.
i^^ De Mortib, Perfecutt. C. 36.
(§) EüSEB. ^e Mart. PnUjl. C. p.
54S K E R K E L IJ K E
ïï houden tot hem was overgekomen, in het jaar 30Ö
BOF.K jg Eboracum^ tlians Tork^ in ^nV/«««/ë overleden ,
Hoofdft. c" h^d de'Landfchaijpen, door hem beftuurd, als
ra C. G. een Vaderlijk erfgoed , aan dezen zijnen Zoon , bij
tot Ó12. 'J^'^^^'^^ ^^'^9 nagelaten, die ook, terftond na zijns
Vaders dood , door de lu-ijgsknechten , voor Keizer
vanzi)- gj^ Au^mtus verklaard werd; galerius echter wei-
KONSTAN- gerde konstantyn daar voor te erkennen , allchoon
T^N hij het gebied over de Landfchappen van zijnen
£evol<^d. Vader, Galli'é, Spanje^ en Brittanni'è^ aan hem
overliet , doch alleenlijls. onder den minderen titd
van Cafar.
Stantsver- Integendeel verhief galerius, ten einde konstan-
andcnn- jj^ ontzag te houden , severus , die , tot hier
gen in het ^ ' » ?
Room- toe, als defar^ ondergefchikt aan konstantius ,
fche Italië en Afrika bclluurd had, tot Augustus^ en
VERUS Opperdeelgenoot des Rijks nevens hem. Maar max-
Keizer. entius. Zoon van den ouden Keizer maximianus
MAXENTi- j^jjj^cuLius , en vSchoonzoon van galerius , met
us werpt ' '
zich tot afgunftige oogen ikzo. verheffing van severus en
Keizer konstantyn ziende , en niet kunnende dulden,
MAxiMiA- d^t hij voorbijgegaan was, verwekte te Rome en in
KUS HER- itali'è eenen opftand, en nam niet alleen de waar-
aanvaart digheid van Keizer en Augustus aan, maar bewoog
deregee- ook zijnen Vader maximianus herculius den teu-
•ïingop ggj ^gg Rijksbefhmrs , dien hij nedergelegd had, op
nieuw te aanvaarden. Dus waren 'er, met het af-
lopen des jaars 306, niet min dan vier Vorften,
met den titel van Augustus^ drie in Italië^ seve-
rus, MAXENTIUS5 en deszelfs Vader, maximianus,
CU
GESCHIEDENIS. 345)
tn één in het Oosten , galerius ; en twee onder U
^en titel van Ca/ar, konst.\ntyn in liali'è , en ^^^^
MAXiJViiNUS in Syrië enz. Hoofdfï.
De gevolgen van deze Staatsveranderingen waren "^ ^' ^*
gewigtig voor de Christenen, koxstantyn gar^Qj ^j2
hen, in zijn gebied, met een openbaar bevelfchrift ,
„ aan hnnnen eeredienst en aan God weder," ge- y'^^'^'S^"
" 9 ö (iaar van
lijk LACTANTius (*) zich uitdrukt; dat is, hij ver- voor de
leende hun vrijheid, om hunnen Godsdienst in het Chnste-
openbaar te oefenen , en Kerken , tot den eeredienst stantyn
bellemd, te ftichten. herftelt
Maxentius , zich in het Jaar 306 tot Keizer op- voorh^e
geworpen hebbende , en eenen Oorlog met galeri- Gods-
us voorziende , volgde niet alleen het voorbeeld van "^^nst-
Konstantyn, maar wilde zelfs fchijnen, hem in „;,
' . • ' Maxen-
gunst jegens de Christenen te overti'efFen. Ten aan- tius be- •
zien van Afrika , hetwelk onder zijne heeifchappij J-'"nft'gt
flond , geeft ons optatus milevitanus hier van deifchrii
een volledig getuigenis , fchrijvende , dat „ riaxen- tenen.
„ TIUS vergunning gezonden, en de vrijheid aan
„ de Christenen vvedergegeven heeft (f)." Wat
Italië en de andere Gewesten, onder de heerfchappij
van MAXENTIUS llaande, betreft, daaromtrent fch rijft
EusEBius (§): „ MAXENTIUS, zich de heerfchap-
„ pij te Rowe aangematigd hebbende, veinsde ons
5, geloof in het begin , en beval dienvolgends zij*
3, nen onderdanen, op te houden met de Chrisie-
„ nen
(*) De Mortib. Perfecutt. C. 24.
(t) i)f Schiimate Donatistarum L. I. C. 16,
CJ) Hiif. Eu/es. L. VIII. C. 14.
350 K E R K E L IJ K E
n „ nen te vervolgen; mallende dus eene vertoning
BOEic ^^ van Godsvrucht; en dit alles deed hij, om het
Hoofdrt. " Romeinfche volk te vlcijen en te behagen." Deze
na C. G. hatfte uitdrukkingen van eusebius zijn zeer merk-
^^^'^'^' waardig, alzoo wij 'er eene duidelijke erkentenis in
. hebben , hoe veel gewigt voor het ilaadamdlge , ten
minden te Rome, het genootlchap der Christenen
geoordeeld werd te bezitten.
Oorlog De opfland van maxentius ontftak in de daad
tegen ma- ^^^ burgerkrijg. In het jaar -^^ot werd severus
XENTIUS. o jc j ^ 1
SEVERUS door GALERius, met een magtig leger, tegen maxen-
wordt Tius gezonden , doch van zijne foldaten verlaten,
br?cht ^^^^ ^y ^'^^^ MAXiMiANUS HERCULius gcvangen ,
KONSTAN- en ter dood gebracht. Als galerius hier op zelve
y^^y^ , zich met een nieuw leger in optogt begaf, vervoeg-
knjgtden °
titel van de maximianus zich in Galliè bij konstaxtyn,
jiugus- y^'iQxi bij y door hem 2ijne Dochter fausta ten huvv-
. * lijk te geven, en den hoogeren titel van Augustus
te fchenken, tot een bondgenootfchap overhaalde.
Ondcrtusfchen was galerius in Italië gerukt, doch
alzoo hij Rome niet kon bemagtigcn , moest hij , met
fchande , en niet zonder gevaar , naa het Oosten te-
rug keeren. Kort na. zijn vertrek kreeg maximia-
nus herculius, te Rome wedergekeerd, veifchil
met zijnen Zoon maxentius, en zag zich genood-
zaakt , bij KONST^ANTYN de wijk te nemen , v^an
wien hij zich, vervölgends, naa galerius, zijns
Zoons vijand, begaf.
LiciNius Deze oordeelde , in dezen toeftand van zaken ,
wordt éénen nieuwen fteun voor zijn gebied nodig te heb-
/ï«fwel-beji, welken hij meende in licinius, zijnen boe-
zem-
GESCHIEDENIS. 351
^emvi'iend , een' man , noch door deugd , noch door II
afkomst edel, maar beroemd in krijgskunde, en ge- "^j^'
liefd bij de foldaten, te vinden, waarom hij dezen, Hoofdft,
in het gemelde jaar 307, tot Keizer en Augustus "^ C. G.
verklaarde, welis:en rang en titel iniaximinus , die^^j'^j^*
tot hier toe zich met dien van Ccefar vergenoegd — — -»
had , zich in het iaar 308 insgelijks aanmatigde , ^^'^'^ '■''•'-'*
1,1 xT n 11 MAXIMI-
zoodat er thans zes Vonten , onder den titel van Au- nus ms-
gustus en Cafar , in het Romeinfche Rijk waren ! l-e^jks
aan-
MAXIMIANUS HERCULIUS , GALERIUS , KONSTANTI- „««.„r
NUS, MAXENTIUS, MAXIMINUS en LICINIUS. Ecn
zevende deed zich, in dat zelfde jaar, in Afrika^
op, doch zijn Rijk was van korten duur. gale-
RKis toonde zich tegen jniaximinus over den flap,
door dezen gedaan , ten hoogden onvergenoegd ,
en thans was het , dat riaxijminus de Christenen ecne
korte poos guniliger bejegende , tot dat liij van ga-
ï.ERius vriendfchap weder verzekerd was , wanneer .
hij nieuwe bevelen tegen hen uitgaf, volgends vvel- - '
kc de landvoogden en overheden alle mannen cu
vrouwen , met liunne kinderen en flaven , dwingen
moesten, om aan de Goden te offeren, en de of-
ferfpijzen te eten , ook gebood hij , alle eetwaaren op
de markten , en alle perfonen , die zich in de openbare
baden begaven , met den offerwijn te befprengen. Din-
gen, die den Heidenen zelven tegen de borst flie-
ten, terwijl de meeste Christenen liever alles wilden
dulden, dan hun geweten te bevlekken (*). Op
iiet einde echter van het jaar 309, en in het begin
van
( * ) EusEB. ^e Marf. Pphefi. Cap, ^,
352 K E R K E L IJ K E
II van het volgende, bedaarde de vervolging weder,
*xn ^" ^^ Christenen genoten in Syrië vrede , zoo
Hoofdft. zelfs, dat zij, die tot de Mijnwerken gedoemd ge-
ra C. G. vveest waren , Kerken bouwden C * ) , toen de land-
Tr.ar 284. . -^ ^ ^
tot 312. ^^*^§" v^" ^y^'^'ê-) in het jaar 310, dit geluk ftoor-
■ de, door het, als eene onbetaamlijke vrijheid, aan
den Keizer voor te dragen. Hier uit rezen nieuwe
rampen, en eene groote menigte Christenen eindig-
den hun leven met den Marteldood; negen en der-
tig werden op éénen dag het hoofd afgeflagen. Dit
duurde , tot dat de ziekte van galeriüs weder eeni-
ge verzachting aanbracht.
Ziekte Tc weten, deze hoofdiianleggcr en aanfloker de-
van GA- 2;er algemeene vervols^ing tegen de Christenen , was
I.ERIUS 000 :>
Zijn Be- door eene allerfmartlijkfle en ellendigfle ziekte reeds
velfchrift zedert een jaar allengs verteerd. Hij was een zeer
deek*de"r ^^^ ^" ^y'^'^S "i^" 5 "^^^^ ^^" vooitvretende kanker
Christe- veranderde hem, met de kwellcndfte pijnen en on-
°^"* draaglijkfte fmarten, in een levend geraamte. Kort
voor zijn einde, beleed hij, den Christenen onrecht
gedaan te hebben, en gaf, in de maand April des
jaars 311, een Bevelfchrift uit, ook in naam der
Keizeren konstantyn en licinius, te Nikomedië.
In dit Bevelfchrift zegt hij, de Christenen tct den
ouden voorvaderlijken Godsdienst , en tot hunne
eigene oorfpronglijke inflelling , te hebben willen we-
derbrengen; hij erkent, dat velen daar door veel
geleden, en vnl fclirik allerleië doodfli-afFen hebben
ondergaan. „ Als wij nu zagen , " vervolgt hij ,
„ dat
(*) Ibid.Cap, 13»
GESCHIEDENIS. 353
>,, clat velen, bij hun onverlland blijvende , noch den II
^, hemelfchcn Goden den fchuldigen dienst bewe- ^Y
„ zen , noch den God der Christenen vereerden ; Hoofdd.
„ zoo hebben wij , naar onze menschiievendheid en "^ C. G,
„ goedheid — veroorloofd , dat alle Christenen ^^^ «jT
„ de gebouwen , in welke zij bijeenkwamen , weder '
5, mogen opbouwen; doch, onder deze bepaling,
„ dat zij niets tegen den openbaren Godsdienst on-
„ dernemen. — Doch , wegens deze onze vergun-
„ ning, zijn zij verpligt, hunnen God, om onzen
„ welfland, en het welzijn van het gemeenebest, en
„ van hun zelven, te bidden, opdat alom het ge-
5, meenebest ongefchonden blijve, en zij, gerust,
„ in hunne eigene woningen, leven mogen (*)."
EUSEBius en lactantius melden ons, dat gale-
Rius , vóór het uitgeven van dit bevel , „ zijne
fchnld aan God, den Schepper van het Heel -al,
beleden , deszelfs rechtvaardige ftrafTen erkend , en om
vergeving gefmeekt hebbe." Doch van dit alles is hi
het Bevellchrift zelve niets te vinden, alleen zien
wij, dat hij hoopte, door de voorbede der Chris-
tenen, misfchien, zijne gezondheid weder te zullen
erlangen, rufinus (f), die licn zieken Keizer
door éénen zijner geneesheeren laat aanzeggen , dat
de waare God, dien hij door het vervolgen zijner
dienaren vertoornd had, alleen hem van zijne kwaa-
ien kon verlosfen, Ichijnt insgelijks den Keizer ge-
liüdlieden toe te kennen , die de Christenen wel in
hem
(*) EusEB. Ht'sf. Eccles. VIII. 17. lactant. deMort^
Perfecun. C. 34. (f) Hist, Eicla. Z. VUL C. 18.
HL Deel. Z
'554 K E R K E L IJ K E
ÏI hem konden verwachten , maar die in zijn Bevelfchrift
'^^jf niet te vinden zijn.
Hvjofdd. Dit Bevclfclirift deed , waar het üangeflagen werd ,
na C. G. j-ei-fl-Qnd 2ijne werking, de vervolging bedaarde, de
tot -^12. gevangenen en veroordeelden tot de Bergwerken en
" Mijnen werden ontflagen, de ballingen werden te-
I J-^^(r" ^^ë geroepen , en de Christenen hielden weder on-
bedaart, -geftoord hunne bijëenkomften. Zij, die zich (land-
'Vastig hadden betoond , werden buitengemeen ge-
ëerd , anderen , die gewankeld hadden , haastten
zich, om zich met de Kerk te verzoenen, en de
•zaken veranderden zoo fchielijk en zoo gunflig van
gedaante , dat de Heidenen , daar door verbaasd , be-
leden, dat de God der Christenen alleen de groote
en waare God zij (*). maximinus h'et wel dit
Bevelfchrift niet openlijk in zijne landen afkondigen,
misfchien, omdat hij den dood des Keizers gale-
Rius alle uuren te gemoet ziende, wilde afwach-
ten, wat 'er, na zijne aflijvigheid , mogte gebeuren,
of eenvoiiwig, omdat zijn naam, nevens die van
ticiNius en KONSTANTYN , uiet mede aan het hoofd
van hetzelve geplaatst was, echter gaf hij monde-
ling bevel, dat men, ook in zijn gebied, de ver-
volging der Christenen flaken zou. Insgelijks fchreef
zijn voornaaniRe gunlteling aan alle Stadhouders en
Landvoogden, dat de Keizers, bevonden hebbende,
dat de Christenen zich, door hunnen hardnekldgen
wederfland tegen de Keizerlijke bevelen , aan vele
onheilen blootfklden , hun voortaan de vrije oefe-
ning
. (*) EüsEB. HiL Ecclei. L. IX. C. i.
GESCHIEDENIS. 355
ning van hunnen Godsdienst wilden vergunnen. II
Hetwelk dan ook voor de Christenen even voordee- ^^J'^
f AH
lig was, als of het Bevelfchrift openbaar was aan- Hoofdft.
geflagen. ":* C. C.
Deze herroeping van zijne vorige bevelen, meer jq^ 212!
door vrees voor de dood , en de kracht van het Bij- ■
geloof, dan door knaging des van misdaad over- ^^oodvaii
^ ' ^ =• GALERIUS
tuigden gewetens, voortgebracht, kon echter gale- en :,iaxi-
Rius niet baten ; zijne ziekte fleepte hem , door de mianus
HERCU"
foiterendfte pijnen afgemat, in het jaar 311, in het lius,
graf. Het jaar te voren 310, had de oude Keizer
MAXiMiANus HERCULius , door den ftrop , zijn le-
ven geëindigd. Te weten , van galerius uit het
Oosten naa Frankryk bij kois'stantyn gekomen,
veinsde hij den last des regeerens, nu anderaiaal be-
proefd , moede te zijn , en legde zelve het Purper
en de Keizerlijke Waardigheid jif ; maar zijne heersch-
zucht niet kunnende afleggen, maakte hij eenen aan-
(lag, om zijnen Schoonzoon konstantyn op zijn
bed te doen vermoorden, en zich van deszelfs lan-
den meester te maken. Van dit fchelmfluk over*
tuigd zijnde , dwong konstantyn zijnen Schoonva-
der, de handen aan zichzelven te flaan, hem alleen
de keuze des doods overlatende. Dus werd thans het
Romeinfche Rijk nog beheerscht door konstantyn ,
LICINIUS, MAXIMINUS, CU MAXËNTIUS.
Van dezen wordt maxentius , zoo door Heiden- Dwing- ^
iche als Christen - Schrijvers , aangemerkt , als een jf^^^'J ^"
onwettig dwingeland, die het gebied, door geweld maxen-
verkregen , door geweld poogde ftaande te houden , tius.
Z 2 en
35<5 K E R K E L IJ K E
Il en hoe zeer hij, in het begin, de Christenen ook
•^^^ gevleid had , te Rome tegen hen , niet min dan tegen
Hoofdfl. <'iUe zijne onderdanen , allerhande wreedheid , onder-
na C. G. drukldng , en mishandelingen pleegde (*). In het
tot ^12*3^^^ 3^^' ALEXANDER, die zich in Afrika had op-
» geworpen , overwonnen , en een verbond aangegaan
hebbende, met maximinus , ondernam hij eenen
Oorlog tegen konstantyn, van wien hij in het jaar
312, in eenen merkwaardigen veldflag, van welks bij-
zonderheden wij, in 't vervolg, nader zullen moe-
ten fprcken, overwonnen zijnde, verdronk hij, door
het breken der brug, over welke hij meende te
vluchten , in den Tiher.
Maximi- Maximinus , ondeitusfchen , de dood van gale-
Nusner- j^j^g vernomen, en zich daar op in het bezit van
vac de •> r
vervol- de Oosterfclie Landfchappen van dezen Vorst, bij
ging. ggjie verdeling met licinius , die de Europifche
voor zich verkreeg, gefield hebbende, vernieuwde,
na eene tusfchenpozing van naauwlijks zes Maan-
den, de vervolging, verbiedende den Christenen, op
de begraafplaatzen der JMartelaren vergaderingen te
houden, en, gelijk ons lactantius (f) bericht,
de inwoners van Antiochi'é en andere fteden heim-
lijk aanfporende, om door verzoekfchriften van hem
te begeeren, dat den Christenen niet vergund mogt
2ijn, onder hen te wonen. In gevolge van deze ver-
zoe-
(*) ZosiMUS Libr, II. Cap. 14. n. 6. eusebius f Ir.
Cfinfiaiif. Lihr. I. Cap. 33. fqq.
(t) Z)(? j^hrtih. Perfecutt. C<ip. 30.
GESCHIEDENIS. 357
zoeken, die de Keizer gewillig toeflond, werden Je II
Keizerlijke bevelen op koperen tafelen inde fteden voor- ^R^^
gefteld , waar in hij roemde , dat , zedert de bij de Hoofdfl.
Goden gehaate Godsdienst der Christenen zich niet "^ C. G.
meer vi'ij en onverhinderd had mogen uitbreiden , ^^^ gia!
oorlog , onvruchtbaarheid , en andere landplagen •
hadden opgehouden. Dus hernam de vervolging in het
jaar 311 , in zijne landen, weder hare volle woede. Ten
einde de Christenen te meer gehaat te maken, werden
verdichte handelingen van pilatüs , die zeer veel tot
hoon van jesus bevatten, op last van maximinus,
alom verfpreid, en zelfs moesten de Kinderen op
de Schooien die van buiten leeren en opzeggen.
Insgelijks werden zekere verldaringen , die door den
Stadvoogd van Damaskus aan eenige ontuchtige
vrouwen, door pijniging, waren afgedwongen, eii
welke fchandelijke dingen van de Christenen getuig-
den, op hoogen last, openbaar gemaakt. Zekere
THEOTECNUS , Openbaar Ontvanger te Antiochi'è ,
had bijzonder zijne Stadgenoten tegen de Christenen
aangehitst. Een ftandbecld van jupiter philius ,
den befchermer der vriendfchap , opgericht en gehei-
ligd hebbende, gaf hij voor, dat die God, door
zijn Beeld, te kennen had gegeven, dat de Christenen,
zijne vijanden , uit de Stad en het omgelegen Land ,
moesten verdreven worden (* j. Dit bedrog van theo-
TECNus is, naderhand, door licinius ontdekt, en
met den dood van dezen bedrieger geftraft (f).
Even-
(•) EusEB. Hiit. Eccles. L. IX. C. 2-7.
Ct) EusEÊ. /. f. L. IX. Cu.
Z3
55S KERKELIJKE
Il Evenwel vielen alle deze ondernemingen van ma-
^^^^ xiMiNus tot zijne eigene befchaming uit.' In plaats
HoofdA. van die vruchtbaarheid en voorfpoed, waar op hij
na C. G. geroemd had , als een gunstbewijs der Goden , ver-
laar 284. .. , , . , ■ . ,
tot 312. oorzaakte een buitengemeen drooge wmter een on-
■ vruchtbaren zomer, de onvruchtbare zomer hongers-
Oorlog j|QQ(j^ en cle2e eene fchrildijke pest, van walglijke
Armeni- zweeren verzeld, die inzonderheid omtrent de oogen
ers om uitbraken , en hen , die nog het leven behielden , van
dienst." ^^^^ gezicht beroofden. Hetwelk eusebius als eene
flraf des hemels aanmerkt , omdat imaximinus , voor-
wendende, uit goedeitierenheid , het leven der Chris-
tenen te fparen , velen hunner , behalven andere ver-
minkingen , het rechte oog liet uitfteken , om hen
dus kenbaar te maken. Bij dezen ramp van pest
en ziekte, betoonden de Christenen, naar de voor-
fchriften van hunnen Godsdienst , hunne menschlie-
vendheid, daar zij hun werk maakten, om de doo-
dcn te begraven , en onder de armen brood uit te
deelen, waar door de Heidenen zoo getroffen wer-
den , dat zij niet konden nalaten , hen en hunnen
God te prijzen. Een oorlog , dien maximinus , ten
dezen tijde, tegen de Armeniërs ondevn3.m , om hen,
met geweld van wapenen , tot het Heidendom te dwin-
gen , mislukte hem insgelijks , en had ten gevolge ,
dat de Armeniërs, die tot hier toe getrouwe Bond-
genoten der Romeinen geweest waren, hunne vijan-
den werden (*). De Armeniërs hadden het Chris-
tendom aangenomen, op het voorbeeld van hunnen
Ko-
(*) EüSEB. Hht. Eccks. L. IX. C. 8.
GESCHIEDENIS. $59
Koning tiridates, die, door een wonder, in zijn II
Paleis gebeurd, bewogen zal zijn geweest, om een ^^^
Christen te worden (*). Andere berichten (f), fchrij- Hoofdft.
ven himne bekeering toe aan eenen gregorius , den na C. G.
Zoon van anax, die door leontius, Bisfchop van ^^^ ^la.'
Kappadocië , tot eérften Bisfchop van Armenië werd ■
ingewijd , en wegens het licht van het Eiiangelie , liet
welk hij onder hen ontftak, den bijnaam van den
Verlichter ontvangen heeft. Hoe het zij , men heeft
opgemerkt, dat deze oorlog van maximinus tegen
de Armeniërs de eerfte oorlog geweest is, die, om
den Christeliiken Godsdienst, gevoerd is ge^vorden.
Ondertusfchen hadden de beide Keizers konstan- De ver-
TYN en LiciNius , terftond na de ncderlage en docd ?[° ^.'"^^
' ^ ° houdt op,
van den Dwingeland maxentius, in het jaar 31a, inbetjaac
een bevelfchrift, ten voordeele der Christenen, afge-3i2.
kondigd, waar bij zij aan dezelve volkomene vrij-
heid van Godsdienst -oefening verleenden (§). Eit-
Bevelfchrift is niet meer vooriianden , maar uit eei>
onmidlijk daar op gevolgd nader Bevelfchrift, in het
Jaar 313, bij eusebius (**) bewaard, zien wij, dat
het eerlte eenige duisterheid gehad hebbe, en van
fommigen verkeerd was opgevat. „Dewijl 'er," zeg-
gen de Keizers, „ in dat Bevelfchrift, bij hetwelke
„ wij den Christenen vrijheid verleend hebben, om
3, het
(*) SozoMENUs Hlst. Eccks. L. II. C. 8.
( t ) In coMBEFis. Auctor. Bihl. PP. Gr. T. ll.p. 2^^, fqq,
( § ) EusEKius Hiit. Eccles. IX. 9,
(**) Hist. Eccles. X. 5. Vergel. lactant. de Mortib,
Perfecutt, C, 48.
S6o K E R K E L IJ K E
H „ het gelocff van hunne gezindte en Godsdienst té
*xil " ^^^'^^^^"9 v^"^ ^" verfcheiden gezindten met na-
Hoofdft. 9» ^^1 en onderfcheiden , fcheenen uitgedrukt, zoo
na C. G. ^^ hebben daar door misfchien fommigen, kort daar
tot "12." "^9 ^^'"^ ^^^ ^"^ onderhouden, afgelaten." Het
■' fchijnt, dat de Godsdienstvrijheid aan alle gezindten
en aanhangen , bij het eerftc Plakaat , tocgeftaan , den
Rechtzinnigen Christenen, niet min dun den Heide-
nen, mishaagd hebbe, welke, de déne zoo wel als
de anderen, ten minden fommigen van dit voor-
recht wilden uitgefloten hebben; trouwens, in dit
tweede Bevelfchrift , verklaren de Keizers zich nader ,.
met deze woorden : „ Het was derhalven voegzaam ,
5, aan te fchrijven , dat het ons dus behaagde , opdat ,
5, met uitzondering van alle gezindten (*), welke in
„ ons eerflie aanfchrljven aan uwe Zorgvuldigheid,
„ met betrekking tot de Christenen, bevat waren,
„ zoo wel het gene volflrekt vericeeixl , en van on-
„ ze zachtmoedigheid vreemd fchijnt, uit den weg
„ geruimd worde, als opdat een ieder, die voorge-
„ nomen heeft, den Christelijken Godsdienst te
„ onderhouden , denzelven vrijelijk , zonder eenige
„ verhindering , waarneme." Voorts erkennen de
bdde Vorflen, in de inleiding van dit Bevelfchrift,
„ dat
(*) Bij LACTANTiL's ftnat : amoïis omnibus ommns
tonditionihus , te niet doende alle voorwaarden, Dic is
Yoldrekt duister, en heeft aanleiding gegeven tot ver-
fchillende opvattingen en verklaringen van de mening
der Keizeren. Men zie mosbeim , Nod, Opheld. IIL
Deel f Bladz. 495. fqq.
GESCHIEDENIS. ^6i
„ dat elk in zijne Godsdienftige vrijheid volfti-ekt ir
„ onbelemmerd behoore te wezen." Zij bevelen, ^^^^
dat zoo wel de Christenen , als alle hunne overige HoofdlT»
onderdanen , volkomene vrijheid genieten zullen , om na C. G,
zoodaiiigen Godsdienst te belijden, als zij wilden ijj^^ "2!
„ opdat ," zeggen zij , „ elke Godheid en elk he- ■
„ mclsch wezen ons , en allen , die onder onze
„ heerfchappij ftaan, genadig moge zijn." Het zal
ieder vrijftaan, het Cliristendom te verkiezen, en
hetzelve te beoefenen ; waar bij echter , gelijk gezegd
is, verkeerde en van de Keizerlijke zachtmoedigheid
vreemde gezindheden^ (fl«f£fr£<f , ) worden uitgezon-
derd. De Keizers vervolgen, dat deze algemeene
wijheid van Godsdienst -oefening nuttig is, tot de
rust van den Staat, en daarom door hen wordt in-
gevoerd , „ opdat het niet fchijnen moge , als of zi)
5, eenige foort van Gods-verëering wilden verach-
„ ten." Zij be\'elen eindelijk, dat aan de Christe-
nen de plaatzen en gebouwen, tot hunne vergade-
ringen gefchikt , die hun ontnomen waren , zonder
eenige kosten , of geld daar voor te betalen , zullen
wedergegev^en worden , als mede de goederen , die
aan hun ligchaam, dat is, aan de Christenen in het
gemeen, behoorden, (de Kerkelijke goederen,) be-
houdens voor de tegenwoordige eigenaars, die dezel-
ve mogten gekocht hebben , behoorlijke fchaêvergoe-
ding uit de Keizerlijke fchatkist. Alles, gelijk de
Vorften befluiten, ten einde zij van de Godlijke be-
fcherming , welke zij reeds , bij vele gelegenheden , on-
dervonden hadden , voor altijd zeker zouden we-
ien. — —
Z 5 KoN=
3<5a IC E R K E L g K E
ïl KoNSTANTYN cii LiciNius hadden hun eerfte Bc*
BOER vellchrift, ten behoeve der Christenen, ook aa»
Hoofdfl. BiAXiBUNUs ovcrgezondcn. Deze, daar hij, zieh als-
na C. G. eenen oppermagtigen Vorst befchouwende , echter
lot Ói2 ^"-"^^'^^ ^^^ hetzelve niet gekend was, weigerde het-
' zelve in zijn gebied te laten afkondigen; nogthans
Maxrii- ^g gemoederen der Christenen niet verder van zicli
Nusaan- ° r^ • r r
fcbrijven Willende verwijderen, vaardigde hij eenen Bnef ar,
«en voor- aan de aan hem ondergefchikte Landvoogden , dien
Christe- EusEBius (*) ons insgelijks bewaard heeft. In denzel-
aen. ven geeft hij hoog op van zijne menschlievendheid
en goedgunftigheid , aan de Christenen betoond , en
hoe hij , van den aanvang zijner regcering af, de
Overheden dikwijls vermaand had, niemand, door
flrafFen of mishandelingen , tot den dienst der Go-
den te dwingen. Hij bekent, de begeerte der fte-
den, die geene Christenen binnen hare muuren wil-
den dulden , toegeftemd ; doch zulks , zijns on-
danks, op het voorbeeld der Keizeren, en den eisch
der Godfpraken, gedaan te hebben. Ten befluite,
voegt hij 'er bij, thans te willen, dat den Christe-
nen geen overlast aangedaan, maar zij minzaam
moeten behandeld worden; nidien echter Christenen,
vrijwillig , den dienst der Goden willen aannemen , zal
men hen bereidvaardig toelaten , maar hen alleen
door de zachtfte middelen daar toe trachten te bevve- |
gen. De Christenen vertrouwden niet veel op deze
aanfchrijving , alzoo zij de veranderlijkheid van i^taxi-
^iiNus meermalen hadden ondervonden , alsook, omdat
hun^
(*) Bisf. Eccku IX. p.
GESCHIEDENIS. 3^3
hun, in dezelve, de vrije Godsdienst -oefening niet n
uitdriiklijk werd toegeftaan. Maar, als maximinus, ^^^^
in het volgende jaar 313, met licinius in oorlog Hoofdft.
geraakt , en in Thraci'è geflagen was , vond hij dien- '^'^ C. G.
ftig, een veel giinftiger Bevelfchrift voor de Christe- ^^^ «j^
nen uit te geven. Hij beklaagde zich, in hetzelve, -^
gelijk men het bij eusegius (*) leest, dat de
Richters en Overheden zijn eerfte Bevelfchrift ver-
keerd begrepen hadden, waar door bij de Christe-
nen veel wantrouwen was overgebleven. Thans
ftond hij aan dezelve hunne vrije Godsdienst -oefe-"
ning volkomen en uitdruldijk toe, zoodat zij hunne
Kerkelijke vergaderhuizen , («.y^iatx» o/jceiöt,) weder
mogten opbouwen. Ook belastte hij, hun hmme
onroerende goederen , die , op bevel van het Hof,
aan de Keizerhjke fchatkist, of aan andere bezitters
gekomen waren, terug te geven.
Indien men lactantius (f) geloven mogt, zou Doodvaa
j.iAxiMiNus, vóór den bovengemelden veldflag, dien maximi-
, .. , " NUS.
hij tegen licinius verloor, aan jupiter eene ge-
lofte gedaan hebben, van de Christenen geheellijk te
zullen uitroejen, indien hij de overwinning behaal-
de. Doch, als hij, door het verliezen van dezen
veldflag , geen herftel aan zijne zaken zag , nam hij
vergif in , waar aan hij , onder vele en langduurige
fmarten , ftierf , doch niet , voordat hij te vooren zijn
oogen verloren, en in dezen ellendigen toeftand.
God
(*) Uht. Eccles. L. IX. C. 10.
Q\ ) De mortib. perfecutt, Qap. 46-49.
3^4 K E R K E L IJ K E
II God met de Engelen gericht over hem had zicit
^^J^ houden, terwijl hij vergeefs zijne fchuld beleed, en
Hoofdfl. JESUS CHRISTUS om vergeving en medelijden bad;,
na C. G. vvaar mede eusebius ( * } , wat de omftandigheden
tot ^lo ^^ zijnen jammervoUen dood betreft, overëenftemt.
- ■ ■ - Aan den anderen kant, laat gemelde lactantius,
door eenen Engel , aan licinius , in den droom , een ge-
bed leeren, hetwelk hij, vóór het aangaan van dien
* flag, met zijn geheele leger tot God gebeden heeft, en
hetwelk als een middel der overwinning wordt aange-
merkt. Doch ééns vooral hebben beide deze Schrij-
vers , inzonderheid de laatflie , in zijn Boek over den-
dood en laatfle uiteinde der Vervolgeren ^ zich voor-
gefteld, uit het rampzalig einde van de Vorflen, die
de Christenen vervolgd hebben , te toonen , hoe de
rechtvaardige llraf van God hen getroffen hcbbc,
vvaar toe zij dan ook alle berichten , en geruchten ,
die de zaken gewoon zijn te vergrooten, en uit na-
tuurlijke gebeurenisfen wonderbare gevolgen af te lei-
den , bijeenverzamelden en optekenden ; niet bedenken-
de , dat foortgelijke bewijzen geene zekerheid altoos-
hebben, alzoo immers ook de Heidenen de ongeluk-
ken, welke de Christen Vorrten, vijanden van hun-
nen Godsdienst , troffen , met denzelfden fchijn , aan-
de wraak hunner Goden konden toefclirijven.
Nogeeni- Dus eindigde, in het jaar 312, deze zwaare en
ge arm* j^j^tfte openbare algemeene vervolging , welke de
«en over Christenen van de Heidenen geleden hebben, en die
tien
(*) Eusebius Hiit'. Eccles, IX. 10.
GESCHIEDENIS. 365
tien jaaren , met eenige koite tiisfchenpozingen , ge- II
diiurd heeft: „ Gediiurende welken tijd," fchrijft "^J-^
6ULPICIUS SEVERus (*), „ Wjna de gehecle we- Hoofd (1.
„ reld, met het heilig bloed der Martelaren, bezoe- "^ ^' ^*
5, deld IS geworden. Tê weten , men Ineldc om i^^ ^la.
„ flrijd tot den roemriichtigen kamp ; en het Mar- •
„ teldom werd toen veel gretiger met eenen roem- ''S^^.'^^'^*
" ö & volging.
5, rijken dood gezocht, dan thans de Bisdommen Groot
„ met fnoode kuiperiiën begeerd worden. Door a:ee- ge^lvan
I^Iartela-
5, ne ooriogen is de wereld ooit meer ontledigd ge- jgn^
„ worden; en wij hebben nooit met grooter zege-
5, praal overwonnen , dan toen wij , door moorden
„ van tien jaaren, niet hebben kunnen overwonnen
„ worden." Dus omtrent drukken zich ook euse-
Bius en LACTANTius, tijdgenoten en ooggetuigen,
uit, en, in de daad, hoe zeer in foortgelijke alge-
meene gezegden vergroting moge plaats hebben, hoe
zeer latere berichten , met recht, als ogeloofl ijk verwor-
pen mogen worden , gelijk bij voorbeeld , dat te A7io-
inedi'èo^ éénen dag, in ée'neKerk, 20,000 menrchen 1
zouden verbrand zijn (f) , en dergelijke meer , die bij
laater Schrijvers, en in Martelaars -Gefchiedenisfen,
voorkomen , welke , door zoodanige verdichtzelen ,
bijkans alle gdoof verloren hebben ; uit de om-
(hndigheden nogthans , welke wij , uit de echte
bronnen , verhaald hebben , blijkt duidelijk , dat 'er ,
door alle de gewesten des Roomfchen Rijks, ge-
duurende deze vervolging, zeer veel Christenbloed
(*) Sacr, Hht. Libr IL Cap. 32.
^t) NiCEFORifs Hht. Eecles. VII. 6,
SÖS KERKELIJKE
Il geftoit is geworden, lactantius gewaagt van eenen
*xrf Landvoogd in Frygië, die het geheele volk, te gelijk
Hoofdll. roet het vergaderhuis , verbrand heeft (*), eusebi-
na C. G. us (f), fpreekt van eene geheele flad in Frypt'è^ die
Jaar 284. ^ ' ^ ^ o ja ^
fot 312 gewapende foldaten, met alle de inwoners, bene-
— vens de vrouwen en kinderen, omringd, en met vuur
verbrand hebben, omdat de overheid met de aan-
zienlijken en het gemeen, eenparig belijdende , Chris-
tenen te zijn, het gebod van te offeren weigerden
te gehoorzamen (§). Men heeft wel, tegen het
gi'OQt aantal van Martelaren, deze aanmerking ge-
maakt , dat men , uit de Gefchiedenis van eusebius
zelve, niet meer dan negen Bisfchoppen kan tellen,
die den dood ondergaan hebben, en dat hij, in zijn
breedvoerig verhaal van de Martelaren van Palafti-
na^ echter niet meer dan 92 Christenen noemt , die in
deze vervolging omgekomen zijn: ,,Deze," zegt hij,
„ zijn
(^-*\) Inllitut. Div. L. V. C. 2.
\\yLihr. VIII. Ccip. II.
(§) RuFiNus, in zijne vertaling van eusebius, voegt
*er bij, dat men den ' Christenen vrijheid gegeven had,
om de Had te verlaten , gibbon Gefchiedems van het
Vef^al des R. Rijks No f. 160. pag. 87., fielt daarom deze
gebeuretiis voor, nis of deze Christenen zich in de Kerk
hadden opgeflotcn , met voornemen , om zich met de
wapCHen in de vuist te verdedigen , of onder de puin-
hopen te laten begraven. Hier van weten de oude
Schrijvers niets, alleen zegt eusebius Cap, 10. dat men
de Christenen niet op dé gewone wijze ^ maar n&sx
krijgsgebruik i oï fiandrecht y behandelde.
GESCHIEDENIS. 3(^7
i^, zijn de Martelaars, die in Palcefiina geflorven ir
„ zijn, om het geloof (*)." Doch, daar bij on- ^^^^
derftelt men , zonder eenigen grond , dat hij ze al- Hoofdfï.
len hcbbe willen of kunnen noemen, het tegendeel na C. G.
ge\'en zijne \voorden te kennen , die onmidlijk op j^j " ^
deze volgen: „ Zoo gedroeg het zich met ditzt
,5 veiTOiging toe , welke bij ons , met eene verwoes-
,, ting van onze Kerken, begon, en naderhand,
„ door de daar op volgende haat des Stadhouders
„ tot ecnen hoogen trap flecg, in welke de ver-
„ fcheidené beproevingen van hun , die voor het
^, geloof flreden, eene ontelbare menigte van Mar-
„ telaren heeft voortgebracht enz."
Dit nogthans hebben wij , in den loop van ons ver- Nogtlmn»
haal, reeds waargenomen, dat niet allen, die hun "'?^^ '"^^^^
leven voor het Christendom verloren , den titel van Martelr-
rechtfchapene Martelaren verdienen. Niet alleen heb- r^"*
ben wij, hier voor (f), uit eusebius, gezien, hoe
groot een verderf van zeden en zedentucht, vóór
deze vervolging, onderde Christenen, plaats had,
maar deze Schrijver geeft zelve genoeg te kennen,
dat niet allen, die thans leden, voor waare Marte-
laren te houden zijn. Hij belijdt (S)? niet omftan-
dig te hebben willen verhalen, hoe vele Leeraars,
van herders der redelijke kudde van Christus ,
door toelating der Godlijke gerechtigheid, tot hoe-
ders van kameclen , een onvernuftig en verdraaid beest ,
als lieden , die zulk een ambt waardig waren , ins-
(•) Z)^ Mart. Palafl. Cap. 13.
Ct) Bladz. 31(5, (§) Z)f Mart, PaUfl, C. n.
3ÖB K E R K E L IJ K Ë
II gelijks tot oppasfers der Keizerlijke paarden , gemaakt
'xi'/ ^'J'^' ^°'^ ^^^^ ^^J ftilzwijgend de eerzucht van ve-
Hoofd(h leii voorbij, als ook de onrechtmatige inwijdingen
m C. G. |.Q(. het Leeraar -ambt, de tvvistzucht onder de be*
Tnar 284.
tot 312.^0'^'^^^ zelve, en de jonger luchters van meer en
• meer onrust, waar door het uitwendig kwaad der
Kerk zeer vergroot is. Dit alles wil hij daar laten ,
dewijl hij liever bedoelde, het welvoeglijke en roem-
rijke in den toeftand van den Christelijken Gods-
dienst te ontvouwen. AVegens deze bekentenis , heeft
men eusebius befchuldigd, als een' partijdig fchrijver,
die zwijgt, waar hij de vieldvcn en fmettcn der
Christenen had behoren aan te wijzen. Doch men
bedenke, dat hij toch de zaak zelve duidelijk ge-
noeg zegt. Enkele en bijzondere namen te noemen ,
kon , onder zijne omftandigheden , nadelig wezen ,
daar hij een tijdgenoot der gebcurcnisfen , en , ge-
lijk wij zien zullen , in de volgende twisten onder
de Christenen ingewikkeld was. Hij heeft zelfs ver-
fcheiden bijzondere voorbeelden van een onbezon-
nen gedrag van fommige Christenen niet verzwegen ,
waar van wij reeds melding hebben gemaakt, en
waar bij wij nog deze voegen kunnen: dat hij den
afval van verfcheiden Leeraaren, in de eerfte woede
der vervolging , meldt (*), als ook de onftuimige
drift van drie Christenen, welke op den Stadhou^
der, daar hij bezig was met offeren, aanvielen, en
hem toeriepen : hij zou van zijne dwaling afftaan (f)!
en van zes jongelingen, wier vaderland en namen
(•) De Mart. PaUfl. C. I. (t) Iliid. C. g.
GE S C H IE DE NIS. 569
"hij niet vergeet, die, lu alvorens malkanderen de II
handen gebonden te hebben, om daar mede te to- ^^^'^^
tien, hoc gereed en bereid zij waren tot den Mar- Hoofdil.
teldood , in volle drift , naa den Stadhouder urbanus "^ ^* ^*
liepen , en zich als Christenen bekend maakten , Iq[ ö j „[
waar van het gevolg was , dat zij aanftonds in de —
gevangenis geworpen , en niet lang daar na onthoofd
werden (*). Misfchien mag men hier toe ook die
Christenvroiiwen brengen, welke, om hare eere te
bewaren , zichzelven ombrachten of verdronken (f).
Behalven de berichten van eusebius aangaande Bijzon-
deze vervolging , ontmoeten wij , bij later Schrijvers . ^[^^^'^g'
van de vierde en vijfde eeuw , vele verhalen van waare en
Martelaren , die , geduurende dezelve , hun leven veil verdichte
iMartela*
gehad hebben voor hunnen Godsdienst. Doch , daar fcn.
zij meest vooi-komen bij Dichters , of Redenaa-
ren , of in Godgeleerde Schriften , kunnen zij
meer tot ftichting , dan tot gefchiedkundige be-
wijzen, dienen. Onder anderen heeft de Dichter
PRUDENTïL-s, 'm het begin der vijfde eeuw, den
Marteldood van eulalia, vincentius, quirinus,
ROMANUS, en meer anderen, met ruime invoeging
van vele wonderbare omftandighcden , en levendige
vermaningen, om hen te verëeren, bezongen. Een
groot getal andere Martelaars -Gefchiedenisfen heb-
ben BARONius (5) , BOLLAND CU zijuc navolgcrs (**},
TIL-
(*) /^W. Cn/>. 3.
■(t) Eusebius Hisf. Ecc/es. L, VIII. C. 12, 14.
( §) In Martijrologio Romam,
(**) In Acth SS. Antverp,
m. Deel, Aa
370 K E R K E L rj K E
Il TILLEMONT ( * ) , eil RUINAR.T ( f ) , gellCel , of lil
BOEK iiitti-elizels , geleverd ; doch deze zijn meestal of onze-
Iloofdft. ^^^ •> ^^ ^^^^ vci'dichtzelcn overladen , en zelfs hebben
na C. G. cle beide latitstgemelde anders oordeelkundige Schrij-
jaar 204. .^ ^^^^ ^^ zacht over derzelvcr waarde geoordeeld.
tot 31c. ^
, Van de berocnidfte Martelaren , die , zedert het eerfte
Plakaat van diocletianus tot het jaar 312, geleden
hebben , zijn reeds , in het voorgaande van onze Ge-
fchiedenis , pamfilus , methodius , en lucianUvS ,
door cnis gemeld (§). In de voorgemelde laater verza-
melingen vindt men 'er meer, die nog heden, als
Heiligen , in de Grickfche en Romeinfche Kerk gevierd
worden , doch wier . gefchiedenis , de eenige omflan-
digheid uitgenomen, dat zij, geduurende deze ver-
volging, kunnen geleefd of geleden hebben, volftrekt
geene geloofwaardigheid heeft. Onder dezen behooit
het verhaal van den Heiligen gregorius , of St. jo-
RIS , die , als ccn PJdder te paard , eenen draak door-
ftekende en vcitranpcnde , wordt afgebeeld (**); ins-
gelijks een ander van den Heiligen cosmas en da-
ïiiiANUS , welke de Geneeskunde om niet geoefend
zul-
- (*) Memoires etc. Tom. V. (f) /Icta Mart. Sincera,
(5) Boven Bladz. 285, 279, 289.
(**) Sommigen nieenen , dat hij dezelfde is met cEÖn-
cius dm Kappadocii'r ^ die in de Ariaaufche verfchillen
vermaard is geweest , en een hoofd der Arianen was.
IV'Jen zie P. hofstede Verhandeling over het klein ge-
tal der echte Marielaren, Bladz. 48. die ook, Bladz.
4 en 5 , eene geheelc lijst van verdichte Martelaren heeft
opgegeven.
GESCHIEDENIS. 371
ïiiïlen hebben, en daarom de Belchermheiligen dor II
Geneesheeren geworden zijn. ^°^-j
Deze Martelaars - Gefchiedenisfen zijn insgelijks Houfdf!.
opgevuld met wonderen. Dus, om één voorbeeld "^ C.^G.
te geven, verhaalt de Gefchiedenis , van den Mar- ^^j. ~"^^[
telaar romanus , dat het vuur , waar mede hij op — — — .
den brandllapel flond verbrand te worden , onver- ^^^^ ^^'°"*
derbare
ziens , door een plotslijken regenvlaag is uitgebluscht , jn vele
en dat hij , niettegenllaande hem de tong was uit- verhalen.
gefiieden , om hem te beletten , tot het volk te fpre-
ken , desniettemin voortvoer , het volk te vermanen ,
zijn geloof te belijden, en tot lof van God te fpre-
ken. In zoodanige wondergevallen is eusebius ech-
ter zeer fpaarzaam , waar door zijne berichten in
geloofwaardigheid winnen , gelijk hij dan ook van
dit dubbel wonder van romanus geen woord ge-
waagt (*). Men heeft hem alleen, in onzen tijd,
gelaakt , dat hij , in plaats van meer gewigtige ge-
beurenisièn en verrichtingen der Christenen , zoo
breedvoerig, en meer als lofredenaar, dan Gefcliied-
fchrijver , de Martelgefchiedenisfen verhaald heeft.
Doch men vergeet hier bij te veel, hoe belangrijk
deze gebeurenisfen zijn moesten voor de Christenen
van
(*) In ééne der twee Prcdikatien ever ée Opflan-
ding , welke aan eusebius worden toegefchreven , en
door siRMOND {^Opiiscul. XIV. Parys 1643 8vo,) uit-
gegeven zijn , wordt ook van dit wonder gewaagd. Zoo-
dat, indien al deze Predikatie waarlijk van eusebius zij,
hij hetzelve liever daar, dan in zijne Gefchiedenis, heeft
willen plaatzen.
Aa a
37a K E R K E L IJ K E
II van dien tijd , die het lijdzaam geduld , en den fland-
*yil vastigen moed van h mme medebroederen , aanfcbouwd
Hoofdf>, hadden, en, door deZe harden flrijd, eindelijk tot
na C. G. (Ie yriie oefening van hunnen Godsdienst geraakt
Jaar 284. ,,'' .. , •• n , ,
lot o jT waren, op wellien zij zoo hoogen pnjs fielden.
— — — Wij, die ver van die gebeiirenisfen afzijn, zijn te
koelbloedig, om met geestdrift de waarde van zoo-
danige vrije Godsdienst -oefening te fchatten, en even
daarom dikwijls te ligt genegen, om in zoodanige
verhalen veel , als gering en nietsbeduidend , te be-
fchouwei;, en het gedrag der Christenen, in ver-
volgingen, als dweepachtig, halilarrig, en mensch-
hatende aantemerken. Te meer, daar het menigv^il-
dige fabelachtige , in de Gefchiedenis der Martelaren ,
en het bijgelovig verëeren van dezelve , ons met ze-
kere vooringenomenheid en geringachting van dezel-
ve vervuld heeft.
Marcel- Ten tijde dezer vervolging is isiarcellinus , Bis-
LiNus, fchop van i^öwf , vermaard geweest C*); meer zeggen
Bisfchop '^ y J 00
vaiiRo- oude Gefchiedfch rijvers niet van hem, dan dat hij
me , yan \^ j^gj- jj^j^i- oq^ gclloiTcn is , doch naderhand heeft
ich'iil- ïï^^" ^^^^^ï langen tijd onder de Martelaren dezer ver-
digd. volging geteld, en zulks niettcgendaande een ver-
haal, hetwelk, tot in onze tijden, geloof gevonden
heeft, hoe zeer het met zeldzame omftandigheden
gepaard gaat , en dezen Bisfchop geheel niet tot eere
verflrekt. Het verhaal is hoofdzaaklijk het volgen-
de: MARCELLiNus , iu hct jaar 302, de vreeslijke
be-
(*) Theodoret. lllst. Eccles. I. 3. De vervolging
Viel in zijnen tijd voor, zegt eusee. Hist.Ecdes,M\\.Z2*
GESCHIEDENIS. 373
bedreigingen der Heidenen niet langer kunnende we- TI
derllaan , offerde wierook , ter eere der Afgoden , ^Sl^f
in éénen van derzelver Temj->elen. Drie Oiiderlin- Hoofdd.
gen en twee Kerkendienaren verzclden hem der- "^ ^- ^*
waards, maar verlieten hem, bij den ingang, om ^^'^ 212!
eene menigte Christenen tot getuigen van zijnen af- ■
val te hoop te roepen. Na eene zoo openlijke er-
gernis , vergaderden 300 Bisichoppen in een hol of
fpelonk bij Sinuesfa^ eene ftad van Latium^ op de
grenzen van Kampani'è , welke de vijf gemelde gees-
telijken befti'aften, en 72 getuigen tegen imarcelli-
Nus hoorden, maar het evenwel niet waagden, om
vonnis over hem te vellen , omdat een Bisfchop van
Rome geen' richter op deze wereld boven zicli heeft.
Dus lieten zij aan hem zelv^en over, zijn eigen von-
nis te vellen , gelijk hij dan ook beleed , zijns ambts
onwaardig te zijn. Dit is de inhoud der Handelin-
gen van de Kerkvergadering te Si mies fa ^ zoo als
dezelve onder anderen van harduin (*) zijn uit-
gegeven. Dit verhaal heeft, in laater eeuwen, zoo
veel geloof gevonden, dat, zelfs in de elfde eeuw.
Paus NiKOLAAS de eerfie het, in eenen Brief aan
den Keizer RiicHAëL , als ongetwijfeld heeft over-
genomen. Ook wordt het aangehaald, in, het Bre-
viarium of openbaar Gebedeboek der Roomfche
Kerk. Om die reden durfde ook baronius (f),
hoe zeer deze Kardinaal anders ijveren mogt, voor
de onfeilbaarheid van den Roomfclien Paus, het-
zel--
(*) Acta Concil. Tom, I. p. 217. fq.
(f) AnnaL Ercles. ad ann. 302.
Aa 3
374 K E R K E L IJ K E
II zelve niet venvei-pen; waarfchijnlijk bemoedigd door
*^^^ die onverwachte uitfpraak, dat de Bisfchoppen van
Hoofdft. J^ome aan geene menschlijke rechtbank onderwor-
na C. G. pen zijn. Maar, in laater tijden , hebben verfchei-
lot ^ i^! ^^^^ Proteftantiche geleerden zich vei-eenigd , om de
-. Gefchiedenis van marcellinus van deze vlek te
zuiveren , hetwelk ook , onder de Roomfche Schrijve-
ren, doorPAGi(*), tillemont (f)» en anderen,
gefchied is. Het behoefde hun niet vele moeite te
kosten, om de onechtheid der Handelingen van de-
gezegde Kerkvergadering te Sinuesfa te bewijzen,
die , in eenen duifteren barbaarfchen flijl op'gefteld ,
door tegenftrijdigheden , en bijzonderheden, welke
geheel niet met de gefteldheid der toenmalige ti.iuen
overeenkomen , hare onechtheid genoeg verraden ,
gelijk zij ook geen getuigenis van één' enkelen Schrij-
ver der Oudheid voor zich hebbeu, evenwel fchijnt
'er aan de hoofdzaak zelve iet waar te zijn. Ten
minden, de Donatist petilianus verwijt, bij au-
GUSTINUS (S)» ^ïl'l MARCELLINUS, CU audcrC
Christelijke Leeraaren, het Afgodisch ontfteken van
wierook, en het verraderlijk overleveren der Kerklij-
ke Handfchriften : terwijl het antwoord van dezen
Kerkleeraar (**) enkel hier op uitkomt, dat hij be-
wijs vordert voor deze befchuldiging , en tevens de
aanmerking maakt, dat de Rechtzinnige Kerk daar
niets
(*) Crit, in Ann, Bar. ad ann, 302. n. i%.fq. ad ann»
304.;;. 12. (t) Mémoires T. Y.p. 363. f<j.
( 5 ) Contra littera% petil. L. II. />. 1 %j. T. IX. Opp. Edit,
Antverp, (**) Aldjfar , en De iinUo bapt, coiit^ Petil. p. 3Ö8.
GESCHIEDENIS. 375
niets door lijdt, al behelsde dezelve ook waarheid. ^^
Misfchien heeft zich isiarcellinus aan afval fcliiil- xll
dia: ffemaakt, en men heeft het overige verhaal Hoofdfl-.
. j 1 •• A ^ , na C. G.
uitgedacht, om zijne ecre, van cenen anderen kant, te T3j,r'>84
redden , door naamlijk voor te wenden , dat de Christen tot 312.
tijdgenoten van imarcellinus Éoiiden geloofd hebben, ?~"
dat cenBisfchop van Ronie^ zelfs een Afgodendienaar,
van niemand, dan van God, gevonnisd kan worden.
Meer zekerheids hebben wij , omtrent petrus , Gefchie-
Bisfchop van Alexandri'è ^ welke, biizonderom zekere ''C"'^^'^"
^ 7 :i j PETRUS
Kerkelijke Wetten , die wij nog van hem overig heb- Bisfchop
ben, verdient gemeld te worden, gelijk hij ook, in vanAlex-
deze vervolging van diocletianus , den Marteldood '
ondergaan heeft. Hij werd te Alexandri'è Bisfchop
in het jaar 300, en heeft zijn ambt, omtrent 12
faaren , in deze rampvolle tijden , met roem , be-
kleed , welken hij zich , zoo door zijne kunde in
de uitlegging der Heilige Schrift , als door zijne
ftrenge deugd , en ijverige zorg voor den welvaart
en het behoud der Egijptifche Gemeenten in het al-
gemeen , verwor\''en heeft. Onder alle de landfchap-
pen van het Romeinfche Rijk, leed Egypte ^ en wel
dat gedeelte , hetwelk Thehais heette , het meest van
de gemelde ven^olging. Troepen van twintig ,
dertig , zestig , ja tot honderd Christenen , en
daar onder mannen , vrouwen , en kinderen , wer-
den , in die jaaren , dikwijls op eenmaal , met
buitengewone pijnigingen, ter dood gebracht, gelijk
CUSEBius 5 als ooggetuigen , ons verhaalt C * }-
EveU'.
(*) Uht. Eccles, L. VIII. C. 8, 9» 10.
Aa 4
376 K E R K E L IJ K E
II Evenwel gaven zich velen vrijwillig aan , dat
BOEK 2ij Christenen waren, en onder dezen aanzienlijke
Hoüfdft. '^'^ ^''^3^^ lieden, zoodat de overheid zelve hen, doch
na C. G. vergeefs, vermaande, zij zouden met zichzelven en
tot ^lo* hi'ïiiis namaagfchap medelijden hebben. De Bisfchop
■ ■ PETRUS had redelijkei* gevoelens , en ontweek, in het
begin , de vervolging , door de vlucht , maar als de-
zelve fcheen te bedaaren , terug gekeerd zijnde ,
werd hij, in het jaar 311, onverziens gevat, zon-
der verder uitftel veroordeeld, en onthoofd. Met
hem verloren ook verfcheiden andere Bisfchoppen en
Ouderlingen het leven (*).
Zijne Van zijne fchriften over de Godheid^ het Pafcha y
Kerkre- ^^^ ^^ Kerkeboete , zijn nog ecnige overblijfzelen
voorhanden, bijzonder uit dit batfte gefchrift, het-
welk hij, in het jaar 306, opflclde, bij gelegenheid
van den afval van vele Christenen, te midden on-
der zoo velen , die ftandvastig bleven , bij wijze van
Kerkregels of Wetten, in welke deze afgevallenen
onder zekere klasfen gebracht , en liet gedrag der
Kerk, jegens hen te houden, dienvolgcnds bepaald
wordt; wordende elke derzelve met eene Schriftuur-
plaats , fommigen van welke vrij gedrongen zijn , be-
vestigd ( f ).. Intusfchen geven zij geene geringe
op-
(=^) EusEB. Hiit, Eccles. L. VII. C. 32. VIII. C. 13.
IX. C. 6. Zijne vluch: wordt verhaald, door sozome-
Nus Hist. Eccles^ Libr. L Cap 24.
(f) Zij ziju uitgegeven, met de ophelderingen vaa
SAtsAJjoN en ZONARAS, in BEVERiDGE Sijnodic. feu Pari'
4cct, Canon, SS. JposloL et Co.ncilior. T» ILp. 8-53..
G E S C TT I E D E N I S. 377
opheldering omtrent deze en gene bijzonderheden , II
in de Kerkelijke tucht van die tijden. In den eer- ^jj
ften Regel bepaalt de Bisfchop , dat zulken , die voor HoofdH:.
den Richter gebracht , door ondraaglijke pijnigingen , "^ ^* ^*
eindelijk tot afval gekomen waren , voornaamlijk daar tot 312,
fonimigen van hun nu reeds drie jaren hunnen val '■
beweenden, Hechts nog veertig dagen zullen vas-
ten .^ opdat zij leeren, de verzoekingen des Duivels
flandvastiger te wederftaan. De tweede Regel verlengt
de boete nog een jaar voor zulken , die wel in
de gevangenis geworpen waren, maar niets anders
geleden hadden, opdat zij zich herinneren, wat 'er
bij den Profeet (laat , van het jaar van 's I leeren wel-
behagen. Door den derden Regel wortlcn vier jaa-
ren boete voorgefchreven , voor hun , die , zonder
eenig lijden, enkel uit vrees, het geloof verzaakt •
hadden , en op hen wordt de gelijkenis van den vijge-
boom toegepast, die drie jaaren geene vrucht had
gedragen, van welken de Heere zegt : Laat hem
nog dit jaar flaan ! De vierde Regel verklaart , met
bewoordingen uit verfcheiden Schriftuurplaatzen , dat
men van onboetvaanligcn , die over hunnen afval
geen berouw toonen, geene hoop kan hebben, en
hun geene plaats in de Iverk kan toeftaan. De
vijfde legt eene boete van zes maanden aan hun
op, die geveinsd hadden, hunnen Godsdienst on-
trouw te wezen , of bij de Altaren , of door Iclirif-
telijke getuigenisfen , of door Heidenen, die hunne
plaats vervangen hadden. Dus wordt in den zesden
en zevenden^ aan zulke flaven, die, in plaats van
hiinue heeten eu meesters, geofferd of gewierookt
Aa 5 had-
573 K E R K £ L IJ K E
Il hadden , ecnc boete van één jaar , maar aan zooda-
BOEK nige heeren eene van drie jaarcn opgelegd. De
Hoofdft ^(^htft^ Regel wil, dat zulken, die, zich door het
na C. G. geweld in het eerst hebbende laten overwinnen , zich
ja:ir2 84. i;ij^(^ej-i^and herfLeld hebben, en ilandvastig gebleven
tot 312. ' ^ ^
, zijn , met hartlijke blijdfchap aangenomen worden , en
deel zullen hebben , aan het gebed , aan de uitdeeling
van het ligchaam en Moed ^ en aan de vertroosting
of prediking des woords , als de drie hoofddeelen
der Kerkelijke gcmcenfchap. De negende bepaalt
hetzelfde , omtrent hen, die zich zelven, zonder
noodzake , als Christenen aangegeven , en daar
door zelfs hunnen Broederen ongemak veroorzaakt
hebben, maar tevens (landvastig gebleven zijn; even-
wel zoo, dat de Bisfchop tevens te kennen geeft,
• dat zulk een gedrag tegen de leere en het voorbeeld
van CHRISTUS en de Apostelen flrijdig zij. Daarom
wil hij ook, in den tienden Regel ^ dat zulke Leer-
aars, die zich, ongevergd, in gevaar hebben bege-
ven , en daar in bezweken zijn , alhoewel zij zicli
"* herfteld hebben, wel <^<: Kerklijke gemeenfchap ge-
nieten, maar van hun ambt ontzet zullen blijven,
omdat zij hunne gemeenten , die zij van nut hadden
kunnen zijn , nodeloos verlaten , en zichzelven voor
hoon hebben blootgefteld , hetwelk de Apostelen
nooit deeden. Nogthans , hoe zeer de Bisfchop
zoodanlgen te verre gaanden ijver afkeurt, is hij , in
den elfden i2^^-^/,infchiklijker,, omtrent zulke gemeene
Christenen, die, in de eerde hitte der vervolging,
als zij voor het gericht flonden, en daar de Marte-
laren tot hun hemelsch doel zagen fti-cven, door
dit
GESCHIEDENIS. S79
dit gezicht aangevuurd , zich opcnUjk beleden , II
Christenen te zrjii; of die, vol Ihiart, over hunne ^^^^
afgevallen Medebroeders , die zij voor oogcn had- Hoofdfï.
den , zich gedrongen voelden , om den vijanden van "^ C* ^•
^ Taar 284,
hun geloof, zonder andere aanleiding, tegen te gaan , jot ojj,
opdat zij op deze overwinning zich niet zouden ■'•■■'
kunnen verhefl'èn, ter beichimping van den Gods-
dienst. Geern wil hij bewilligen, dat de Christe-
nen voor zoodanigen bidden, indien zij, bij derge-
lijke gelegenheid, voor gevangenis of pijniging niet
beftand geweest, maar bezweken waren. In den
twaalfden en dertienden Regel ^ worden die Christe-
nen vrljgefproken , die geld hadden gegeven, ora
zich van de vervolging te bevrijden, of die zich
met de vlucht in veiligheid hadden gefield. Einde-
lijk, bepaalt de Bisfchop, in den veertienden Regel ^
omtrent zulken , die , met geweld , door de Heidenen
naa het Altaar gefleept, en wier handen geweldda-
dig vastgehouden , en in het vuur geRi^kcn waren ,
om wierook te itroojen , en dergelijken , docli die
zich volflandig daar tegen verzet , en 'er niet in toe-
geftemd hadden , indien zulks door voldoende getui-
gen bevestigd werd, dat zij hun Leer aar -ambt zul-
len blijven behouden , en zo zij Leeken waren , dat
zij als Confesfores ^ Q/iandvastige belijders ^^ zullen
aangemerkt worden. Bij deze veertien Regelen is
nog een vijftiende^ uit een ander Boek van onzen
PETRUS , gevoegd , waar in hij zegt : „ Niemand be-
rispe ons , dat wij , ' volgends eene mondelijke over-
levering, op den vierden en zesden dag der week
vasten , dewijl wij daar toe dezen grond hebben ,
dat
3So K E R K E L IJ K E
II dat CHRISTUS op den vierden dag is verraden g'e-
^°^!^ worde» , en op den zesden geleden heeft. Maar den
Hoofdft. d^g des Heeren vieren wij, als een vreugdetecst ,
jia C. G. jjewiil hij op denzelven is opgellaan, ook knielen
tot m'^'. ^^y? volgends eene oude gewoonte, op ^tzow dag.
niet onder het gebed." Met deze bevestiging van
een reeds bekend oud gebruik fchijnt de Bislchop
bijzonder de nieuwigheid te bedoelen, waar door de
gemeente van R.ome , en eenige anderen , dit vasten
van den vierden dag, zedert eenigen tijd, op den
zevenden verplaatst hadden.
Kerkver- Dus verzuimden de Christenen, zelfs geduurende
, .. 7 0
^Elv^vi *^^^^ hevige vervolging, niet, vastfiellingen te ma-
'mSpanje. ken, omtrent hunne Kerklijke tueht. Daar toe be-
hoort ook de Kerkvergadering, in Spanje^ in het
jaar 305, of wat later, gehouden te Illiheris ^ of
Elv'ira^ en wel, daar 'er twee fteden van dezen
naam in Spanje waren , van dat , waar van omflreeks
Granada nog eenige overblijfzelen gevonden wor-
den ; gelijk men dan ook , volgends de openbare
nieuwspapieren , te Granada^ in het jaar 1756, de
oorfpronglijke Handelingen dezer Kerkvergadering
zal gevonden hebben. De vergadering beftond, vol-
gends fommigc Handfchriften van hare Kerkregelen,
uit 16, volgends anderen, uit 43 Bisfchoppen, en
eenige Ouderlingen^ terwijl Kerkendienaars en an-
dere Christenen in het rond ftonden, en tegenwoor-
dig waren. Zij heeft 81 Kerkregelen voorgefchre-
ven, welke nog voorhanden zijn (*), en die eene
me-
(^ * ) In de verzameling van harduin , /Icta ConciL
Tom.
GESCHIEDENIS. 381
Bicnigtc zeldzame en gedeeltelijk onverwachte bij- Il
zoiïderheden , in de denkwijze, zeden, en gebrul- ^^j^
ken, der toenmalige Christenen in Spanje bevatten, lloofdfl:.
zoodat zij hoofdzaaklijk hier verdienen geplaatst te "^ ^* , •
jaar 284.
worden , alleen , dat men bedacht zij , ze niet uit te [ot 3 1 2.
Urekken tot alle Christenen in andere Landfchappen. «•
Een uiisflag, die al te zeer gewoon is, bij het be-
fchrijven van de gebruiken der oudfle Christenen,
VAder bijzondere Gemeenten , in zoodiinige zaken,
hare vrijheid bleven bewaren.
Over het algemeen zijn de Rsgeh dezer Kerkver- Hare
gadering vrij ftreng in het bepalen van Kerkelijke ''^'^'''^'■'^"
boeten. Vooreerst, wordt bepaald, dat Christenen,
die ongedwongen in eenen Afgods - tempel gaan , en
daar, door te offeren, zich aan de gruwlijkfte zonde
fchuldig maken, nooit, zelfs niet in het uur des
doods, zullen aangenomen worden. Dus ook (iReg. 2.)
nooit zulke Afgods-priesters , die , na gedoopt te zijn ,
weder offeren , en dezen gruwel door menfchenmoord
verdubbelen , of drievouwig maken door bijkomende
hoererij. Doch, (^Reg. 3.) als zij niet zelve geof-
ferd,
Tom. I. p. 247. fqq, , ) en in die van ïmansi , in het begin
van het Ilde Deel , alwaar de volgende Hukken voor-
komen: Canones Conciïii. Ad idem Concilium additio.
Fragmcnta ex eodem Concilio. Notce Louife et Binnii,
Notie Gabrielis Albaspinai. De confiniiando Concilio
lllibe; itano Ferdinaudi de Mendoza Libri III. Ejttsdem
ad Philippujn II. Eisp. Regent Epistola Hispanico idio^
mate pro defenjione et adprobatione ejmdem Conciïii.
353 K E R K E L IJ K E
II ferd, maar 'er alleen geld voor gegeven licbben,
'°!;^^ kan men huii ten laatllcn de gemeenfchap Ichenken»
Hoofdrt. ( ^<^g' 4' ) ^Is zij Katechtmemn , ( Leerlingen , )
na C. G. worden , en zich van offeren onthouden , kan men
tot ^12.' ^^" 9 "^ ^^^'^ i*^^'^" 9 '-^^ '^^^^ Doop toelaten. (^^^.
" 5.) Wanneer eene vrouw hare dienstmaagd flaat,
dat zij drie dagen daar na fterft, zal zij , zo het
met opzet gefchied is , 7 jaaren boete doen , maar
indien bij toeval , 5 jaaren , doch ziek wordende , in
allen gevalle, fpoediger toegelaten worden. (Reg^
6. ) ^'Vordt tle gemeenfchap geweigerd , wanneer men
iemand doodt, door betoovering. CJleg. 7.) Wan-
neer iemand , die eenmaal voor gepleegde hoererij
boete gedaan heeft , op nieuw zich daar mede be-
vlekt. CR^g- ^O Wanneer vrouwen haren man
zonder reden verlaten , en eenen anderen trouwen.
(^Rf'g' 9O Maar, wanneer eene Christinne haren
man als echtbreker verlaat , en een' anderen trouwt ,
zal zij de gemeenfchap niet eer genieten, voordat
de man, dien zij verlaten heeft, gcftorvcn is, uit-
gezonderd in ziekte en levensgevaar. Rcg. lo.
fchrijft voor het gedrag omtrent Katechumenen ^ die
van hunne vrouw of man verlaten worden , en
Reg. II. wil, dat ccne vrouw, eene Katcchiimene
zijnde, die, binnen den bepaalden tijd van 5 jaaren,
zwaar ziek wordt , en den Doop begeert , tot denzelven
mag toegelaten worden. (^Reg. 12.) Wordt de ge-
meenfchap voor altijd ontzegd, aan allen, die hoe-
renwinkels houden. Reg, 13. fchrijft voor , hoe
te handelen , mét maagden , ók zich verbonden
heb*
GESCHIEDENIS. 383
hebbende, in dien ftand God te dienen, dat is. Il
die gelofte van kiiischheid gedaan hadden, zonder ^^^
nogthans daarom zich van de maatfchappij af te Hoofdfl-.
zonderen , tot ontucht vervallen waren ; en Rcf. "^ ^- p*
. Taar284.
14. bepaalt de mtzondenng , wanneer zij Ver- tot 312.
volgends met den perfoon trouwden , die haar '"
onëerd had. Reg. 15, 16, 17. verbiedt de huw-
lijken van Christenen met Heidenen, Jooden, Ket-
ters, vooral met Afgodspriesters. Volgends den
18 Reg. mogen geene Bisfchoppen , Priesters ,
( Ouderlingen , ) en Diakonen , om handel te drij-
ven , uit hunne woonplaatzen gaan , of in de
Provintiën rondlopen , of op markten reizen , zij
mogen wel in hun gewest eenige kostwinning doen ,
maar naa elders moeten zij hunnen Zoon, of VTÏj-
gclatenen , of dagloner , of vriend , of wien zij wil-
len, zenden. Dezelfde worden volgends Reg. 19.
uitgefloten, wanneer zij zich als hoereerers openbaar
maken. Dus gebiedt Reg. 20. dat een geestelijke
zal afgezet en uit de Gemeente uitgefloten worden,
wanneer hij bevonden wordt , woeker te nemen.
Eenen Leek kan het voor de eerde keer vergeven
worden , doch , men moet hem uitwerpen , indien
hij daar mede voortvaart. (Reg. 21.) Wanneer
iemand, die in de ftad woont, in drie (achtereen-
volgende) Zondagen niet te Kerke komt, moet men
hem, voor eene poos, van de gemeenfchap uitflui-
ten , opdat hij befl;raft worde. ( Reg. 22» ) Iemand ,
die van de Katholijke of Rechtzinnige Kerlc tot de
Ketters overgaat , en weder terugkomt , moet tot
de
584- K E R K Ê L IJ Iv E
ÏI de boete worden toegelaten , en tien jaaren lang boete
BOEK (jioen. (Reg. ^3.') In alle maanden moet men Feest-
Hoofdft. dftg houden, behalven in Julij en Augustus. (^Reg,
na C. G. 2^. ) Die elders gedoopt zijn , mogen in andere plaat-
tot •31^*^^" geene Kerkleeraars worden, omdat men van hun
-... I gedrag geene kennis draagt. ( Reg. 25. ) Wanneer
iemand brieven medebrengt, dat hij een Confesjbr
is, wordt deze naam doorgcfchrapt , en hém alleen
getuigfchrift gegeven, dat hij in de gemeenlchap der
Kerk flaat, (omdat naamlijk ' velen dezer lieden al-
lerleië eerbewijzen, bijlland en onderfteuning , vor-
derden, Vv^aar mede zij de Gemeenten lastig vielen.)
Rsg. 26. beduit de dwaling te verbeteren , van
op eiken vSabbath Q^n vasten te hebben. (iReg. 27.)
Een Bisfchüp of elk ander Geestelijke hebbe eene
Zuster of Dochter bij zich, eene Maagd, die zich
nan God verloofd heeft , maar voUlrekt geen vreemd
vröuwSperfoon. R^g^ 28. verbiedt den Bisfchop-
pen , gefchcnkcn aan te nemen , 'van iemand , die niet
tot de gemeente behoort. ( Reg. 29. ) Een bezete-
ne , die van eenen D waalgeest gedreven wordt , zijn
naam moét bij den altaar noch in de offerande niet
genoemd worden, ook moet men hem, met eigene
hand, in de Kcik geen' dienst laten doen. {Reg.
30.) Ondcrdiakonen , die in hunne jeugd gehoereerd
hebben , moet men niet ordenen , alzoo zij zich na-
derhand tot hoogcr waardigheden indringen; geor-
dend zijnde, moet men hen afzetten. C-^^^. 31.)
Jonge lieden , die na hunnen doop gehoereerd heb-
ben", mogen, als zij trouwen, na behoorlijke boete,
tot
GESCHIEDENIS. 3^5
lot de gemeenfchap, (des Avondraaals,) toegelaten ir
worden. (Reg. 32.) de boete moet afgelegd vvor- ^^^^^
den bij den Bislchop , niet bij een' Ouderling. De- Hoofdfï:
ze mag echter, bij dringende zwakheid, het Avond- "^ C. G.
maal toereiken, doch op bevel van den Bisfchop. -J^j ^^^[
De 33 Regel is zeer belangrijk, omdat hij verfchil- —
lend wordt opgevat. Ik vertaal denzelven dus :
„ Het zal, in het gemeen, den Bisfchoppen, Pres-
„ bijters , ( Ouderlingen of Priesters , ) en Diako-
„ nen , als ook allen anderen Geestelijken , die in
„ dienst zijn , verboden wezen , zich van hunne
„ vrouw'en te onthouden , en geene kinderen te ver-
„ wekken. Wie het doet, zal van de eer, van een
5» Geestelijke te zijn , ontzet worden." Volgends
deze Vertaling, zal deze Regel gefield zijn tegen
zulke lieden, welke geloofden, dat hun geestelijke
(laat zoodanige onthouding vorderde , tegen welk
gevoelen deze Kerkvergadering zich dan verklaart (*).
Reg.
(*) Zie hier de Latijnfche woorden van dezen Re-
gel: Placiiit in totum prohiheri episcopis, presbij teris
et diaconibus , vel omnibus clcricis , pojitis in miniflerio ,
abfiinere f e a conjugibiis fuis, et von generare filiosi
quicuniiue vero fecerit ^ ab honore clcricatiis extermine- '
tur. Anderen, onder well<en ook scuRÖctc Kirch-Ce-
fch. Tom. V. S. 60. verftnan dezen Regel, in dien zin,'
dat den Bisfchoppen enz. geboden wordt, zich van hun-
ne vrouwen te onthouden ; evenwel met die bepah'ng,
wanneer zij, in den openbaren Godsdienst, bijzonder
bij eene aanftaande viering van het H. Avondmaal, be-
zig zijn, (^pofttis in miniflerio.^ Hoe het zij, men
m. Deel. Bb bou.
38£» K E R K E L IJ K E
II R^g' 34' Men zal over dag geene vvaschlichteiT
^^^ meer op de Kerkhoven aanfteken , opdat men de
Hoofdd-. geesten der Heiligen niet ontruste, onder de (Irafle
na C. G. van den Kerkenban. (Zoo ver was reeds de ge-
j'^j^ ^j^' '^voonte, volgends welke de ChrivStenen al vroeg op
■ ■ de graven der Martelaren hunne bijëenkomften hiel-
den, in Bijgeloof verbasterd. De onderftcUing , dat
de Geesten der Martelaren nog om hunne lijken
2-vveefden, tot dat hun dood gewroken ware, voer-
de eene andere met zich, dat deze Geesten door
licht en rook ontrust werden , en was ook de aan-
leiding tot zoo vele wondeiverhalen , op zoodanige
grafplaatzen gebeurd, als in volgende eeuwen ver-
i'preid zijn geworden , doch , in deze eeuw nog on-
bekend waren.) De 35 Regel verbiedt de vrouwen,,
op de Kerkhoven den nacht door te brengen, ten.
einde alle onvoeglijkheden te verhoeden. De 3Ö
Ilege/ is weder belangrijk: „ Men moet geene
„ fchilderijën in de Kerk hebben, opdat men niet
„ op de wanden ichildere, het geen men vereert
„feu aanbidt." Het was 'er zoo ver af, dat men
toen .Beelden in de Kerken der Christenen gehad
hebbc, dat men zelfs geene Schilderijen van God^
dien men vereerde, dulden kon. Reg. 37. veroor-
looft zulke leerlingen , die van onreine geesten ge-
plaagd zijn, indien hun leven in gevaar is, te do-
pen, en hun het Avondmaal toe te deelen, indien
zij
houde altijd in het oog, dat deze Regels enkel het oor-
deel van die Bisfchoppen bevatten, die op deze bijzondere
ICfirkvcrgadering tegenwoordig waren.
GESCHIEDENIS. 38?
«ij Christenen zijn enz. Reg. 38. laat toe, dat bij II
zeevai-enden , of waar geene Kerk nabij is , een ge- 'l?^]'
lovige , die zijnen Doop zuiver bewaard , en geene Hoofdfl.
twee vrouwen heeft , ecnen leerling doope. Dus "^ ^* ^*
mag men ook volgends Reg. 39. kranke Heidenen , j^J 212!
op hunne begeerte, de handen opleggen, en dus •
tot Christenen maken, indien zij anders deugdzaam
geleefd hebben. Reg. 40. verbiedt grond -eigenaars,
het geen aan de Afgoden gegeven is , in rekening
op hunne inkomften te boek te ftellen. Reg. 41.
De Christenen behooren te beletten , dat 'er geene
Afgoden in hunne huizen zijn. Reg. 4a. Die zich
tot het Christendom wenden , zullen , als zij zich •
wel gedragen , . binnen twee jaaren tot de genade
des doops toegelaten worden , docli op hun verzoek
ook eerder, in gevalle van ziekte. Reg. 43, Het
Pinkfterfeest te vieren op den vijftigften dag na het
Paasclifeest. Reg. 44, 45, 46, 47, behelzen be-
palingen omirent gewezen ontuchtige vrouwsperfo-*
nen, leerlingen, die in lang niet te Kerke geweest
zijn , afvallige Christenen , die nogthans geene Afgo-
dendienaars zijn geworden , en echtbrekers. Reg,
48. wordt als eene verbetering vastgefteld, dat de
Dopelingen de gewone penningen niet ten offer ge-
ven, opdat het niet fchijne, als of de Priester ver-
kocht, het geen hij om niet heeft. Reg. 49. ver-
biedt aan landbezitters hunne \Tuchten door Joodeii
te laten zegenen. Reg. 50. „ Wanneer een Gees-
„ telijke of een Christen met eenen Jood eet , moet
„ men hem niet tot het Avondmaal toelaten, op-
B b a M dat
3S8 KERKELIJKE
II „ dat hij zich bekeere." Reg. 51. verbiedt cenen
??iy^ Christen, die van eene Ketterij terug komt, onder
Hoofdft. <^£ Geestlijkheid aan te nemen. Reg. 52. beveelt
na C. G. znlken , die men bevindt , dat zij flechte Boeken ,
tot' ■i\<i;0^^^^''^^ f^^^ofos ^ waaifchijnlijk , Ketterfche Boeken,)
• in de Kerk bekend maken, in den Ban te doen.
^I^^g' 53. Elk moet het Avondmaal weder van den
Bisfchop ontvangen , van vvien hij uitgefloten is.
Reg. 54. maakt eene bepaling , omtrent ouders , die
hunne kinderen ondertrouwd hebben , maar hun
woord niet houden. Reg. ^^. omtrent Priesters of
Ouderlingen, welke een' krans dragen, doch anders
■ aan de Afgoden niet offeren, noch aan dezelve iet
van het hunne betalen. Reg. 56. „Men zal eenoverig-
„ heids-perfoon , in dat jaar , waar in hij het twee-
l^manfchap beldeedt, verbieden, dat hij zich van de
l\ kerk onthoudt." (*) Reg. 57. verbiedt vrou-
wen en mannen hmme klederen te geven tot eenen
Heidenfchen opfchik. Reg. 58. beveelt een naauw-
keurig onderzoek naar die genen , die met aanbe-
velingsbrieven, Qlitterce commimicatorice ^^ van el-
ders komen. Reg. 59. Geen Christen mag, als een
Hei-
( * } Magiflratmn vcro um anno , qno agit duumvi'
ratiim , pvohibendum placvit , ut fe ab ccclcfia cohibeat.
Deze Regel is eenigzins dubbelzinnig. De zin komt
mij voor te zijn: Mij behoort te kerke te komen, en
zijn Christendom niet te verzaken, Ondcrtusfchen zien
wij 'er uit, dat de Christenen ook posten van burgerbe-
ftiuir bekleedden. -"''t .t:.:1' .
GESCHIEDENIS. 389
Heiden, opgaan om te offeren, aan de Goden van II
het Kapitool. De 60 Regel verdient weder aanraer- ^"^^^
king : „ Wanneer iemand Afgodsbeelden breekt , Hoofdft.
5, en daar om gedood wordt, moet men hem, de- "^ C. G.
„ wijl men in het Euangelie niets dergelijks vindt, {^^ ^12!
„ en ook de Apostelen niets dergelijks gedaan heb- ■
5, ben , ook niet onder het getal der Martelaren
„ aannemen." Reg. 61. verbiedt het trouwen met
de Zuster ecner overledene Vrouw. Reg. 62. fluit
uit de gemeenfchap der Gemeente uit, kwakzalvers
en komedianten, (^auriga^ Pantomimus.^ R^^g' 63
en 64. maakt bepaling omtrent vrouwen , fchuldig aan
echtbreuk , bijzonder Reg. 6^. omtrent de vrouw van
eenen Geestelijken , wier man , zo hij 'er kennis van
draagt, en haar niet wegzendt, van het Avondmaal
insgelijks moet worden uitgefloten, ,, opdat niet zul-
„ ken , welke voorbeelden van een goed gedrag beho-
,, ren te wezen, de ondeugden fchijnen te rechtvaardi-
,, gen." Reg. 66. v^erklaart het trouwen met eene
ftiefdochter voor bloedfchande , en Reg. 6j. ver-
biedt eene Christinne eenen man te trouwen , die
tot den fchouwburg behoort. Reg, 68 , 6g, 70 ,
71 , 72. handelen over de misdaaden van hoererij
en onkuischheid. Reg. 73. fluit den genen uit, die
iemand aanbrengt, welke daar door in ballingfchap
verwezen, of zelfs gedood wordt. Dus Reg. 74.
eenen valfchen getuigen , bijzonder Reg. 75. die
eenen Bisfchop , Ouderling , of Diaken , valsch be-
fchuldigt. Reg' 76. legt eene Kerkenboete op ,
wanneer zich iemand als Diakon laat ordenen, van
wien men naderhand bevindt, dat hij eene doodzon^
Bb 3 ds
Spo K E R K E L IJ K E
II de begaan heeft. Reg. 77. Wanneer een Diakoil
^J?^J^ in eene Gemeente, die geen' Bislchop of Ouderling
Hoofdfl- heeft, eenigen doopt, moet een Bisfchop dit, door
na C. G. oplegging der handen, bevestigen. Zo deze lieden
tot 'i o] vooraf overlijden, kan elk, door het geloof, dat
» hij heeft, rechtvaardig zijn. Reg. 78. fluit uit de
gemeenfchap den getrouwden man uit , die het met
eene Jodinne of Heidinne houdt. Reg. 79. den genen ,
die om geld een dobbelfpel fpeelt. Reg. 80. ver-
biedt knechten tot geestelijken te bevorderen , die
wereldlijke ongelovige Heeren hebben. Eindelijk ,
volgends den laatflen Regel 81. mogen geene vrou-
wen getuigfchriften geven , of aannemen , dat iemand
een Christen zij.
De belangrijkheid van verfcheiden dezer Regelen,
en het geen zij ons leeren kannen van het beftuur
en de zedentucht der Kerk, zal eene genoegzame
verantwoording zijn , voor deze eenigzins breedvoeri-
ger iiittrekzels.
EusEBius Dewijl wij de Gefchiedenis van de laatfle vervol-
PAMFiLi. gjijg (jej. Christenen, onder diocletianus , voor-
vènl ' naamlijk, uit de Schriften van eusebius en lac-
TANTius , die dezelve beleefden , hebben opge-
maakt , kan het niet vreemd fchijnen , dat wij
hier, van deze beide Schrijvers , en hunne Schrif-
ten, eenige berichten plaatzen.
Wij hebben van eusebius reeds , in onze Inlei-
ding tot dit Werk (*) , als eenen Kerkdijken Gefchied-
fchrijver, het één en ander gezegd, thans moeten
wij
(*) I Deel, Bladz, XLIV. ,'
GESCHIEDENIS. 391
"^vij hem nader leeren kennen, euseeius is geboren li
Ï!i Pnhe/iina , tiisfchen de jaaren 260 en 270, in ^^'|^
het laatst der regeering van den Keizer gallienus. Hoofdrt.
Door AGAi'ius , Bisfchop van Ccefarea in Palcefiina , h^ C. G.
tot Presbijter ^ (Ouderling, Priester,) ingewijd , JJ^'^ ^ ^ J[
geraakte hij in eene zoo naauwe vriendlchap met
PAMFiLus, van wien wij, in het voorgaande (*),
gefproken hebben, dat hij het zich tot eere rekende,
naar dezen zijnen vriend, eusebius pamfili, of
de vriend vnn pamfilus, te heeten, gelijk hij ook
zijn leven befchreven heeft , hetwelk echter niet tot
onze tijden gekomen is. Met dezen geleerden man
heeft hij, gedeeltelijk, gewerkt, aan de verdediging
van ORIGENES , terwijl paisifilus in den Kerker ge-
vangen zat , waar eusebius hem veelvuldig be-
zocht. Na den dood v^an pamfilus week euse-
bius eerst naa Tyrus , toen naa Egypte , in welk
landfchap hij gevangen werd, doch, zonder eenig
nadeel geleden te hebben, zijne vrijheid wederkreeg.
Edn zijner medegevangenen, potamo , Bisfchop van
HeracleopoJis , die in dezelve één oog verloren had ,
gaf naderhand, een tegenpaitij van eusebius ge-
worden zijnde, zijn vermoeden te kennen, dat deze
zijne vrijheid had verworven, door aan de vervol-
gers te beloven, dat hij den Goden zou oiFeren,
en dat hij zulks misfchien werklijk gedaan had,
doch deze befchuldiging heeft, als van ailen grond
ontbloot, geen geloof verworven (f).
Na C<efarea teruggekeerd , gaf eusebius in die
ftad
C*) Bladz, 285. Ct) EriFAN. Hares, 63.
Bb 4
39* K E R K E L IJ K E
ÏI (tad onderwijs in Godsdiendige Wetenfchnppen , en
*Yr? vverd, na het eindigen der vervolging, in de plaats
Hoofdfl. van agapius, in het jaar 314, tot Bisfchop van
na C G. dezelve verkozen. In deze waardigheid hield hij ,
tot 312! ^y gelegenheid der hi wijding eener nieuwgebouwde
•— . prachtige Kerk, te Tyrus eene redenvoering (*)»
in welke hij het geluk der Kerk , door den hertel-
den vrede, roemt, en zijne toehoorers opwekt, om
God deswegens te loven en te danken; maar tevens
de Bisfchoppcn, zijne ambtgenoten , en bijzonder
PAULINUS , den Bisfchop der flrad , met al den zwier
van eenen Redenaar , te llerk vleijt ,• de eerden noemt
hij , „ vrienden Gods , en Priesters , veifierd met
heilige fierklederen , de hemelfche eere- kroon, de
Godlijke zalving, en den Priesterlijken rok des Hei-
ligen Geestes." Den laatflen vergelijkt hij met jesus
zelven, en noemt hem eenen nieuwen aaron en
MELciiizEDEK , die den Zoon van God gelijk is
geworden, dewijl hij altoos blijft, en de gemecn-
fchappelijke wenfchen der gelovigen van Hem, (je-
sus , ) verkrijgen zal. Voords behelst deze reden-
voering eenige merkwaardige plaatzen, welke ver-
dienen aangemerkt te worden. Dus noemt hij God
5, den Wonderdoener 5 Grootdaadigen , aller Oppcr-
5, heer , den Werkmeester van het Heel - al , den
3, Almagtigen , Algoeden , den ddncn en cenigen
„ God,
(*) Men vindt dezelve in zijne Hist. Eccles. L. X.
C. 4. alwaar hij wel zediglijk zegt, dat zij gehouden is
door iemand van middelmatige bckyvaamhcdcn , doch
duidelijk van zichzelven fpreekt.
GESCHIEDENIS. 395
„ God, den Vader vaii allen." „ Doch," voegt II
hij 'er onmidlijk bij, „laat ons ook de tweede oor- ^^^^
„ zaak van het goede , dat ons gebeiut , onzen Hoofdfl.
„ Leidsman tot de Godskennis , den Leermeester ^^ ^* ^'
5, van den waaren Godsdienst, den verdeiTer der toj 31a!
„ Godlozen, den Tijrannen-dooder, den verbete-
„ raar der Wereld, onzen Zaligmaker , toen wij
5, hopeloos waren, jesus, altijd in den mond dra-
,, gen." „ Deze eenigffce algoede Zoon des algoe-
5, den Vaders, heeft, naar 's Vilders menschlievend
„ oogmerk, onze natuur, die in het diepst verderf
„ lag, aangenomen, en als een voortreflijk genees-
,, heer, onze ziekte befchouwd, onze wonden en
„ zweeren behandeld, uit de ellende van anderen
„ eigene fmarten op zich genomen, en ons, die
5, niet alleen krank, en vol vuile etterbuilen , en
„ wonden waren, maar reeds onder de dooden la-
,, gen, door zich zelven uit de kaaken des doods
„ gered. Daar geene der hemelfche magten zoo
„ veel vermogen bezat, om de zaligheid van zoo
„ vele menfchen zonder eenig nadeel te herflellen,
,, heeft Iiij alleen ons diep verderf aangevat , hij
,, alleen onze fmarten en arbeid gedragen , hij alleen
„ de fh*a(Fe onzer ongerechtigheden op zich geno-
„ men. Hij heeft ons , niet half dood , maar reeds
„ in het graf zwaar riekende , door zijne menfchen-
„ min, buiten onzer aller hoop en verwachting,
„ herfiielt, hij bewaart en maakt ons alle de zalig-
„ heid des Vaders deelachtig. Hij, de levendma-
„ ker! de licht -aanbrenger! onze groote Genees-
„ meester, Koning en Heerl de Christus GodsT —
Bb 5 „De
S94 KERKE L IJ K E
II „ De Keizers erkennen nu, met verachting van d«
*^^^ „ Afgoden en derzelver dienst, den éenen en eeni-
JHoofdfl. 59 §^" God, en belijden Christus, den Zoon van
m C. G. jj God , als den algemeenen Koning en Zaligmaker ,
tot^qit* 59 i" hunne Bevelfchriften — zoodat jesus chris-
■ „ Tus, onze Zaligmaker, alleen van allen, die ooit
5, beftaan hebben, van de grootfce Vorften op aar-
5, de, niet als een gewoon Koning uit de men-
„ fchen verklaard , maar als de eckte Zoon van
„ den Allerhoogften God, en zelf God^ (auloS-eof)
5, wordt aangebeden, en zulks met recht." Dit,
door de blijken van jesus alles overwinnende magt
' aangetoond hebbende , vraagt de Redenaar onder an-
deren: „ Wie kan in dien Heiligen Tempel des
3, levenden Gods, dien wij Christenen uitmaken,
5, inzien, dan alleen de allergrootfte Hoogepriester ,
„ die alleen de Verborgenheden van alle redelijke
„ zielen vermag te doorzoeken ?" Na deze lofver-
heffingen van jesus breidt de Redenaar de vergelij-
king uit, msfchen de nieuwgebouwde Kerk te Ty-
rus (*), en den Geestelijken Tempel der zielen,
en
(*) Deze nieuw gebouwde Kerk was rondom met
cenen muur omgeven, had een ruim en groot voorpor-
taal naar het Oosten, daar op een' vierkanten voorhof,
omringd met galerijen, rustende op pilaren, met houten
traliewerk aan één gehecht , en hebbende fonteinen , om
water tot den doop en reinigingen te verfchaifen. Het
Gebouw zelve had naar het Oosten drie deuren, van
welke de middelfte met koperen platen bedekt, en met-
fnij- eu loof werk , gelijk ook de venfters , verfierd was.
Van
G E S C H I E D E NM S. ^9$
en tiisfchen de ambtsverrichtingen van den Bisfchop II
PAULiNUS ,^en de werkzaamheden van jesus chris- ^^^
Tus. „ Eigenlijk," zegt hij, „is de gewijde en Hoofdft.
„ gereinigde ziel de Tempel van christus, welke "^ ^'o^*
„ de Zoon van God naar zijn beeld gevormd heeft, iq^ 312!
„ hebbende haar in alles de gelijkenis van God, —
,5 eene onverderflijke , onligchaamlijke , redelijke na-
„ tuur, en een van alle aardfche ftofle vervTcemd,
5, en verftandig beftaan gefchonken; haar uit niet
5, tot het aanwezen gebracht hebbende , heeft hij
5, haar voor zich en den Vader tot eene heilige
5, bruid en eenen heiligen Tempel gefticht.
5, Doch , als zij , door den nijd en afgimst van den
„ boozen geest, hare driften en ondeugden begon-
„ nen had aan te Ideven , week de Godheid van
,, haar, en zij werd blootgefteld aan de lagen en
„ het geweld van hare vijanden en benijders. Nu
„ ftortte de Tempel der deugd in , zoodat geen
5, fteen op den anderen bleef, de ziel lag van de
„ natuurlijke denkbeelden van de Godheid geheel
„ beroofd, dood neder Doch, als zij nu de
„ flraf-
Van binnen was de vloer met marmerfleenen geplaveid;
men vond 'er verheven ftoelen of banken , ( 9-^ovoi , )
voor de Bisfchoppen en Ouderlingen, en laager banken
voor de Kerkendienaren , hebbende den Altaar, het al-
lerheiligfte, in het midden, hetwelk met kundig hou-
ten traliewerk was afgefchoten. Buiten aan dit Ge-
bouw waren verfcheiden Kapellen en Kamers aange- v^
bouwd.
390 K E R K E L IJ K E -
II „ ftralTcn der zonden naar verdicïifte duldde, heeft
BOEK ^^ jiet Godlijk en Zaligmakend Woord , aan de
Hoofdft. >? menfchenmin des Algoeden gehoorzamende , . haar
na C. G. ^^ herftcid enz." — Een weinig verder zegt hij :
£0^^12.9' Hij heeft den gantfclicn Tempel, met het groote
» Voorhof der aanbidfiing van den eenigen vi^aaren
God, verfierd, en vertoont Christus en den Hei^
ligen Geest ^ ter wederzijde van des Vaders gezag,
als de twee ftr aaien des lichts.'''' Vervolgends zegt
hij: „ De groote eenigfte Altaar is de zuiverheid
„ der ziel des algemecnen Priesters ; aan wiens rech-
,, tehand de groote Hoogepriester zelve ftaat, je-
5, sus, de Eeniggeboren van God, die het welrie-
5, kend reukwerk , en de onbloedige gcestlijke of-
„ feranden des gebeds van allen , met vrolijke oogen
„ en handen , aanneemt , en aan den Hemelichen
5, Vader en aller God overbrengt. Hij aanbidt
„ eerst , en bewijst alleen aan den Vader den vvaar-
„ digen eerbied, daar na bidt hij ook voor ons,
5, dat hij ons voor altijd genadig en goedertieren
„ blijve." enz.
OfEusE- De Lezer ziet 5 uit deze uittrekzels, hoe eusebius
Biuseen gevoelde en zich uitdrukte nopens eenige voorname
geweest leerftukken der Christenen, de leere aangaande je-
is? sus, het zedelijk verderf, en de verlosfing en hcr-
ftelling des mcnfchen, in eene leerreden, gehouden,
vóórdat de twisten met arius , omtrent het jaar
320 , eenen aanvang namen. In dezelven is onze
eusebius niet weinig gemengd geweest , waar
bij hij zich zoodanig hcpft gedragen , dat velen
van
GESCHIEDENIS. 397
van zijne tijdgenoten en Christenleeraars der volgen- ll
de tijden, hem voor eenen voorfhinder van de leere ^^ff
der Ariünen verklaard hebben, gelijk eustathius , Hoofdd»
ATHANASIUS, HILARIUS , EPIFANIüS , HiëRONYMUS , "^ C. G.
cn TiiEODORETus; deze zijn, onder de laater ge- ^^^ ,12!
leerden , gevolgd , voornaamlijk door tillemont (*) — — —
en CLERICUS (f). Hier tegen hebben anderen zij-
ne reclitzinnigheid verdedigd, als onder de Ouden
socRATES (S) , en onder de nieuwer Kerkelijke
Schrijvers valesius (**) en cave (ff). De Le-
zer zal, in het vervolg, uit de Gefchiedenis der
Afiaanfche verfchillen , best in ftaat gefteld worden ,
om over dit onderwerp te oordeelen. Hier merken
wij alleen aan, dat eusebius zich bij dezelve zeer
gematigd gedragen, en zich voor geene der beide
partijen in de bres gefteld heeft. Hij fchreef ten
voordeele van arius aan alexander , Bisfchop van
Akx^ndri'ê ; hij was tegenwoordig bij de Kerkverga-
dering van Niceë, en had op dezelve zijne plaats
aan de rechtehand van den Keizer konstantyn,
aan wien hij , in naam der Kerkvergadering , de aan-
fpraak deed ; ook flelde hij eene Geloofsbelijdenis op ,
welke varr de vergadering rechtzinnig werd gekeurd ,
doch .niet, aangenomen , omdat 'er het woord ^(?«^-
(*) Mémoires T. VII. P. i. />. i\7. fq. ed. in 12.
<t) Ep. Crit. et EccL Ep. i. fq. Art. Crit. Fol. III.
(§) Hiit. Ecclei. L. II. C. 21.
(**) Be vita et fcriptis Eufeb. Cafar,
■■: (^W^ Disf. de. Eufeb, de f. Arianimo adverfus Jo. Cle*
rScum éïï Epist, Apolog. adverfui eundems
39» K E R K E L IJ K E
II wezen i ^ (è/xo>r(r/öy^) in ontbrak, welk woord euse*
DOEK 5JUS in het eerst niet wilde toelaten , waarom hij
Hoofdfl. ^'^^ ^ geloofsbelijdenis der Kerkvergadering wei-
na C. G. gerde te onderfchrijvcn , .hetwelk hij echter na-
^^r^^rl' derhand , hare mening nader verftaan hebbende,
tot 3^2, ° '
gedaan heeft. Voords was hij , in zijne uitdrulddn-
gen en fchriften , fteeds omzichtig; en den mid-
delweg houdende , keurde hij wel deeglijk , zelfs
uitdriiklijk , vele (lellingen en bewoordingen der
Arianeh af , en neigde, meest over tot de zijde
der Rechtzinnigen .^ docTi aan den anderen kant, on-
dei'fcheiddc hij zorgvuldig den Zoon van den Va-
der, hem tevens, in zeker opzicht, als minder dan
den Vader belcliouwende , gelijk vele Wijsgeerige
Kerkvaders voor hem gedaan hadden. In zijne
Kerkgefchiedenis fpreekt hij niet van deze verfchil-
len , willende liefst zijne Gefchiedverhalen eindigen ,
met den gelukkigen uitllag der vvorflelingen van het
Christendom met het Heidendom. . Dit alles behelst
200 vele blijken van " zijne onpartijdige gematigdheid ,
bij welke het niet wel anders kon zijn , of hij moest
bij ijveraars in het oog lopen, te meer, omdat de
/Irianen hem als lUiuneii befchemier en voorfpraak
achteden. Waar bij komt, dat zijne hoogachting
voor den geleerden or.igenes, aan wiens verdedi-
ging hij met zijnen vriend pamfilus gearbeid had,
liem bij velen in dtn haat bracht, welke nog bij
fommigen vermeerderd werd, door bijzondere rede-
nen. Bij voorbeeld : Als eenigen op de tweede
Kerkvergadering te Niceè', tegen het einde der acht-
fte eeuw , welke ten oogmerk had de verëering der
Ceel-
GESCHIEDENIS. 399
Beelden in de Kerken vast te (lellen, zich op eenen II
Crief van EUSEBius aan konstantia. Zuster van ^^^^
Keizer konstantyn , beriepen , die hem verzocht , Hoofdft.
dat hij haar een afbeeldzel van Christus wilde be- "^ C. G»
zorgen, op welk verzoek elsebius antwoordde , j'^j ^j^'
dat de Vorstin beter zou doen, Christus als God, ■
dan enkel als mensch , te beichouwen , was dit ge-
noeg, om alle de Bisfchoppen te doen uitroepen:
EusEBius ware een man, overgegeven in eenen ver-
keerden zin , en die hetzelfde gevoelen met arius
gevoerd had, wiens gedachten omtrent de Beelden
derhalven niet in aanmerking konden komen (*).
Dus zijn insgelijks ijverige Schrijvers in de Room-
fche Keik, naar het voorbeeld van baronius (f),
gewoon, EUSEBIUS, met verachting, als ten' ^ri-
aan , ten toon te (teilen , omdat zijne berichten (Irij-
den , met het geen zij geern , aangaande het gezag en
de bezittmgen van den Bisfchop van Rome ^ geloofd
wilden hebben. Het kwaad vermoeden, dat recht- '
zinnige ijveraars van eusebius Arianerij hadden
opgevat', is ook de oorzaak, dat deze zoo geleerde
zw vcrdienllelijke Schrijver doorgaands den naam van
'd.tw Heiligen bij hen onwaardig gekeurd werd, dien.
men anders aan Rechtzinnige Kerkleeriiaren , bijzon-
der wanneer zij "iet voor het geloof geleden hadden ,
plagt te geven ; tot dat in laater eeuwen eenige
Schrijvers van Martelaarsboeken, {Martijrologia^^
het gewaagd hebben, hem den Heiligen eusebius
te noemen. Ge*
(*) Jet. VI. Conc. Nic. ir. .
rt) Ann, E;iiki. ad a, 324.
4óo K E 11 K E L IJ K E
II Geduiireiide de onlusten met arius, werd euse-
^jY ^ïus, in het jiiar 329, of 330, tot Bisfchop van
Hoofdft. Antt'óchiê verkozen , voor welke keuze hij echter
na C. G. oordeelde te moeten bedanken , omdat de verplaat-
wt 312. zmg van eenen Bisfchop naa eene andere Gemeente
■ ' met de Kerklijke Wetten ftrccd. Inmiddels prees
van^de^ hem de Keizer konstantyn, wegens dit bedanken,
levensbe- ongemeen, in eenen aan hem gefchreven Brief (*) ,
richten preliik deze Vorst hem fteeds eroote genegenheid
Bius. toedroeg, waar tegen eusehius aan den Keizer den
lievendigften dank bewees, bijzonder door eene Le-
vensbefchrijving van derizelven op te ftèllen, die des
Keizers verdienden jegens de Christen - Kerk ten
hoogften top opvijzelt. Hoe zeer eusebius , en
andere Bisfchopperi , verkuischt waren , met het
goed onthaal, dat konstantyn hun aandeed, kun-
nen wij , ónder anderen , uit het volgende flaaltjen ,
opmaken. „ Bij het vieren van het twintigfte Ver-
,VjAringsfeest zijner regeering ," fchrijft eusebius (f),
5, onthaalde konstantyn alle aanwezende Bisfchop-
5, pen , die thans met malkander verzoend waren ,
5, aan zijne tafel , en bracht door hen , als het vva-
,, re , Gode een betaamlijk ofler toe. De omftan-
,; digheden van dit onthaal kan men naauwlijks be-
„ fchrijven. De Keizerlijke lijfwachten Honden in
„eenen kring, en bewaakten den ingang van het
„ Paleis met ontbloote zwaarden. Maar de mannen
5, Gods traden, midden door hen, onbefchroomd
door ,
(*) Eusebius de Vit. Conjlcmt. L, III. C. 61,
(t) Z)tf Vit. Qonflant. libr. III. Qap, 15.
GESCHIEDENIS. 401
^, door , in het binnenfte des Paleis. Sommigen II
,, fpijsdcn met deii Keizer zelven , anderen nabij ^^J"^
,, hem in het rond. Hier kon men zich recht een Hoofdft.
„ beeld der Iicerlijkheid van ciiristus Koningryk "^ ^- ^*
„ voordellen, en de zaak fcheen meer een droom, JqJ. Ó12*
,, dan iet wezenlijks te zijn." Ook fprak de Kei — —
zcr de Bisfchoppen vriendelijk en lieftalig aan, en
bcgiltigilc elk met gefchenken naar zijne waardig-
heid ^en verdiende. Het kan ons dus niet verwon-
deren, dat EusEBius, al te zeer met deze gmistbe-
wijzen des Keizers ingenomen , alles bewondert,
wat KONSTANïYN Verrichtte. Men vindt echter
geen het minde blijk, dat hij van zijne achting bij
den Keizer eenig eigenbatig of heerschzuchtig misbruik
gemaakt heeft, eusebius leefde , tot het jaar 340 ,
wanneer hij, kort na de dood van konstantyn,
onder de regeering van deszelfs Zoon konstantiüs ,
overleden is. Hoe men vooits nopens hem ook gezind
geweest zij, daar in iiogthans zijn allen ééns, dat
hij, naast origenes, één der gcleerdden onder de
Kerkelijke Schrijvers zij, die alle zijne tijdgenoten in
geleerdheid en belezenheid overtroiTen heeft. Dit,
trouwens , getuigen ook zijne veelvuldige Schriften ,
die , zelfs voor de laatde tijden , hunne belangrijk-
heid behouden, en van welke wij nu een beknopt
verflag zullen geven.
De Schriften van eusebius zijn gedeeltelijk van Schriften
€enen Gefchiedkundigen , gedeeltelijk van eenen God- vanEusE-
, . , , V-, .. Bius.Ge-
geleerden nihoud. bén zijner eerde Werken was fchied-
zijne Chronkk of algemeene Tijdrekening en Ge- kundige.
fchiedenis^ ( Ckronico?} y TFonloSotTry} /^o^i*. ) Het i^'/gj-of^'
lïL Deel. Cc be-
402 K E R K E L IJ K E
II beftond uit twee Hoofddeelen; in het eerfle, ds
'J^j^ Cefchicdenis naar de tijd -orde bevattende, (X^«-
Hoofdf!. voy^<^<ptcc,) had hij den oorfprong en vooitgang vau
na C. G. alle volken en ftaaten , van de Schepping der We-
tot ^10 ^''^'^ï ^^^ Keizer konstantyn, op die wijze voor-
■ • ■ ■ gedragen, dat elke Gefchicdenis in bijzondere afdee-
slgemce- jingen gefteld, de i-egeeringsjaarcn der Vorften be-
rekening. P^3.1d , en vele bijzonderheden min of meer omftandig
verhaald werden. Doch , in het tweede Deel , ('x^ovmos'
x«vft>v,) bracht hij dit alles tot één geheel, en als
tot eene algemeene tafel, op welke men, van tien tot
tien jaaren, naar de veifcheidene wijzen van tijdre-
kening, bij ondcrfcheiden volken, de regeeringen en
merkwaardige gebeurenisfen , van de roeping van
ABRAHAM af, in een gelijktijdig verband kon over-
zien. Dit zoo vooitreflijk Werk, hetwelk zijns ge-
lijk in de oudheid niet had, waar bij eusebius van
de Werken van julius africanus (*) , manetho ,
APotLODORUs , JOSEFUS , cn anderen , een behoor-
lijk gebruik had gemaakt , heeft onze tijden niet
bereikt; zelfs hebben wij de Latijnfche Veitahng van
-hetzelve , door HiëRONYMUs , niet geheel , welke
bovendien , door menigvuldige uitlatingen en bij-
'voegzelcn , niet meer het AVerk van eusebius ge-
noemd kan worden, josef scaliger heeft zich,
op eene uitnemende wijze, omtrent dit Werk, ver-
'dienllelijk gemaakt, door de Griekfche overblijfze-
len, bij gregorius syncellus , cedrenus, zona-
ras, en anderen, bewaard, te verzamelen, en be-
ne*
(*) Zie boven B/adz. 104.
GESCHIEDENIS. 403
nevens de Latijnfche Vertaling , met zijne Aanmerkin- II
gen en Inleiding tot de aloude Tijdrekening, in het ^^^^
liclit te geven , in zijnen Thefaurus Temporum Eiife- Hoofdft,
bii Pamfili eet» Lugd, Batav. 1606 fol. waar van na C. G.
cene tweede uitgave te Amfterdam 1658, vermeer- ]Jqj -jj]
derd met de nagelatene aanmerkingen van scaliger , •
bezorgd is , door alexander morus. In het mid-
den dezer aclittiende eeuw , heeft HiëRONYMUs de
PR AT o, een Geestelijke van de Congregatio orator ii
te Verona beweerd (*), dat HiëRONYMUs alleenlijk
•het tweede Deel van eusebius Chroniek vertaald,
en dat men aan de beide Deelen, op voorgang van
scaliger , een' verkeerden naam gegeven heeft; dat
men ook niet alle overgebleven (lukken van het oor-
fpronglljke gekend, en in de gekende het één en an-
der verkeerd verftaan heeft. Hij gaf daarom eene
nieuwe Proeve van de Griekfche Overblijfzelen van
dit Werk, doch deze is niet vervolgd.
Kort nadat eusebius zijn Tijd rekenkundig Werk Zijne
had uitgegeven , verlcheen zijne Kerkelijke Gefchie- j^ ^Qp. *
denis in het licht (f), omtrent het jaar 326., ge- fchiede-
lijk blijkt , dewijl hij van krispus , Zoon van Kei- '^^**
zer KONSTANTYN, die in het jaar 327 ter dood ge-
bracht is , als nog in leven zijnde , fpreekt ( § ) ,
o ■''.' ir> maar
(*) Z)(f Chronich librii dnohm nb Eufehio Cafarienft
fcriptis et editis. Disfertatio Verorue 1750. 8vo. , en in
zijne uitgave van sulpicius severus Tom, II. Ferona
1754. 4to. Disfert. II.
(f) Hij zegt dit z&XÏ Hist, Ecclei*- I. i.
■ (§) Libr. X. Cap. uit.
Cc 2
404 K E R K E L IJ K E
n maar van licinius, als reeds overleden, gewaagt,
BOEK vviens dood valt in het jaar q2<. Dit Werk bcltaat
Y TT j \j ^
Hoofdft. "^^ ^'^^ Boeken , zijnde door eusebius , blijkens het
na C. G. eerlle Hoofdft uk des Xden Boeks, opgedragen aan
J^^'^^^* j'AULiNus, Bisfchop van Tyrus, eusebius begint
^ zijne Gefchiedenis van de geboorte van jesus chris-
■Tus , en eindigt dezelve , met de bevrijding der
Christenen, of het einde van de laatfte vervolging
onder diocletianus. Wegens dit Werk , waar
mede hij den dank der nakomelingfchap verdiend
heeft, is hij, met alle recht, de Vader der Kerke-
lijke Gefchiedenis van de Christenen genoemd ge-
worden, niet alleen, omdat zijn Werk het oudfte
is, hetwelk wij, in dit vak, hebben, maar ook, in
zeker opzichte, het eenigfte , alzoo de volgende
Kerkelijke Gefchiedenisfchrijvers hunne Gefchiedcnis-
fen daar gewoon zijn te beginnen , waar eusebius
eindigde. Dat dit Werk gebreken hebbe, dat eu-
sebius meermalen het een en ander ten voordeele
van het Christendom te overhaast heeft aangeno-
men, dat hij, in zijnen ijver, fomtijds dezen of ge-
nen ouden Schrijver niet wel verdaan heeft, en dat
4iij eene geregelder en duidelijker fchikking, met be*
trekking tot de tijd -orde, had kunnen volgen, dit
alles behoeft niet ontveinsd te worden, en is ons,
in meer dan één voorbeeld , reeds voorgekomen.
Doch , met alle deze gebreken , blijft dit Werk dier-
baar, hoe ongundig fommigen, in laater tijd, ook
van hetzelve geoordeeld hebben, eusebius, trou-
wens , handhaaft , over het geheel , het karakter van
ecncn waarheidminnenden Schrijver, en levert ons
eenc
GESCHIEDENIS. 405
ecne menigte berichten van ouder Schrijvers der II
Christenheid , met vele fchatbare uittrekzels uit hun- ^°J^^
nc fchriftcn , waar uit wij de gevoelens en gebrul- Hoofdft.
ken der Christenen van de eerllc eeuwen na chris- ^'^ C. G.
rus kunnen opmaken, hetwelk voor ons van het ^q^ „12!
iiiterfte aanbelang is. Dewijl wij van de uitgaven en — — -.
vertalingen van dit Werk reeds gefproken hebben (*) ,
moeten wij 'er hier alleen nog bijvoegen, dat euse-
Bius voor dit Werk eene Inleiding geplaatst heeft,
in welke hij vooreerst den perfoon van jesus Chris-
tus befchrijft: „Ik zal," zegt hij (f), „een be-
„ gin maken van de huishouding Gods, omtrent
5, JESUS CHRISTUS , ouzeu Zaligmaker en Heer."
5, In CHRISTUS , dus vervolgt hij (§) , is eene
5, tvveevouwige natuur, waar van de ééne de God-
5, heid, als het hoofd, en de menschlijke natuur,
„ als de voeten, in zijnen perfoon, befchouwd km
„ worden." Hij fpreekt verders van jesus, in den
zelfden zin, als wij hier voor, in zijne Kerla-eden ,
gezien hebben, met uitdrukkingen en bewoordingen,
die niets gemeen hebben , met de gevoelens van
ARius 5 maar die tevens , aan den anderen kant , ook
niet
(*) I. Deel, Meid, Bladz. XLVL en XL VII.
(f) Hht. Eccles, Libr. I. Cap. i. Door o<xovo^/«,
(^huhhoiidwg,^ verdaan de Griekfche Kerkvaders alles,
wat CHRISTUS toe heil der menfchen op aarde gedaan
heeft. Van deze oiKovifAKit, , {huishouding,) onderfcheidt
EüSEBius vervolgends, ö-goAoyi», {de kere van je$u8
Godheid.) (J) Cap, 2.
Cc 3
4©Ö KERK EL IJ KE
II niet volkomen inflemmen met die van athanasius,
BOEK i^ij betreedt , als het ware , zekeren middehveg , en
Hoofdft. fpi'cekt op die wijze , welke wij , bij verfcheiden on-
na C. G. der Kerkvaderen , insgelijks ontmoet hebben, „jesus
tm ^12*^^ ^^^ licht, dat vóór de wereld geweest is, het
É.1 levende Woord, dat in het begin bij den Vader
was, dat God is, de eerst- en eeniggeboren van
God vóór alle Schepzel en Schepping der zichtbare
en onzichtbare dingen, de overfte leidsman van het
hemelsch redelijk en ondci-flijk heir, de Engel des
grooten Raads, de lütvoerer van 's Vaders Verbor-
gen wil, de Schepper van alles met den Vader, de
tweede oorzaak van alles naast den Vader, de ech-
te en eeniggeboren Zoon van God, de Heer en God,
en Koning van alle Schepzelen, die het gezag en
kracht, benevens de Godheid, magt en eere van-
den Vader ontvangen heeft." enz. In het derde
Hoofd ft uk des eerften Boeks is de ftelling van eusebi-
us ^ dat de naam van jesus en christus reeds aan de
oude Profeeten bekend en van hun geëerd is geweest.
Hier merkt hij , onder anderen , aan , „ dat niet al-
leen de Hoogepricsters bij de Jooden den naam
Christus^ (gezalfde,) gevoerd hebben, dewijl zij,
met bedoeling eener geheime betekenis, gezalfd wa-
ren, maar dat ook Koningen en Profeeten, wegens
eene foortgelijke voorbeeldige zalving , gezalfden
(^Christi^ geweest zijn, welke dus allen eene gelijke
betrekking op den waaren christus, den eenigen
Hoogenpriester ^ den Koning der Schepping, en den
hoogfl:en Profeet des Vaders , hadden." In het vier-
de
GESCHIEDENIS. 407
de Hoofdfluk betoogt hij , tegen de Heidenen , die II
den Christenen de befchuldiging van nieuwheid te- ^^^
genwierpen , dat de Godsdienst van jesus , wat de Hoofdft.
zaak betreft , niet nieuw genoemd Ican worden , al- "» C. G,
zoo de Joodiche Godsdienst met den Christelijken in J^j -j^*,
een allernaauwst verband Haat. „ De naam van Chris- <
ten ^ zegt hij, betelient iemand, die in de kennis
der leere van Christus , in matigheid en rechtvaar-
digheid, eerbaarheid, ftandvastigheid in de deugd,
en beUjdenis der vereering van den eenigen hoogfteii
God , uitmunt."
Na deze Inleiding, komt eusebius tot zijne Ge^ Getuige»
fchiedenis zelve, waar uit wij hier alleenlijk zullen "'^van
' ■' •' . EUSEBIUS
oveifchrijven die merkwaardige plaats , in welke hij omtrent
verflag doet van de gevoelens der Christenen van '^^'^ Ca-
% non des
zijnen tijd omtrent de Heilige Boeken des Nieuwen -^ j
Testaments ^ in het gemeen, nademaal dezelve alles
in één punt faamvergadert , wat eusebius nopens
dit onderwerp , den Canon , of lijst der Heilige Boe-
ken , had opgefpoord. Zijne woorden zijn ( * ) :
,, In de eerfle plaats , behoort men het heilig vier-
„ tal der Euiingeliën te ftellen, waar op de Hande-
„ tingen der Apostelen volgen; daar na de Brieven
„ van PAULUS , de eerfle Brief van joannes , en
„ de eerfte van petrus. Bij deze allen kan men,
5, des goedvindende, ook de Openbaring van joan-
5, nes voegen, omtrent welke wij de gevoelens der
„ ouden op zyne plaats zullen bijbrengen. En de-
5, ze zijn de algemeen voor echt erkende en aangC"
„ m-^
(*) Lihr. III. Hist. Eccles. Caf, 25.
Cc 4
K E R K E L IJ K E
II „ nomen Boeken, (^ofAoKoyaiuivoi.^ Zulkcn, die ie-
'xT^ " g^^S^fp^'ok^'^ 9 of aan welker echtheid getwijfeld
Hoofdft. 99 ^'ordt , (^ctvJi\iyo[Aivx^^ zijn de Brief van jako-
m C. G. ^^ BUS, die van judas, de tweede van petrus,
rot -^12.'?» ^^ tiveede en derde van joannes; het zij dat
»■■ 5, zij van Aqw Apostel joannes, of van ecncn an-
5, deren joannes , af l^omllig zijn. Onder de onechte
5, ( ioBoi ) moet men de Handelingen van paulus ,
„ den zoogenaamdcn Herder , en de Openbaring
5, van PETRUS rekenen , benevens den Brief, die
5, aan barnabas wordt toegefclireven , en de zooge-
5, noemde Lesfen der Apostelen, en nog, gelijk ik
5, zeide, zo men wil, de Openbaring van joan-
5, NES , welke fommigen , als gezegd is , verwer-
55 pen, maar anderen tot de onbetwistbaar echte
5, Boeken rekenen. Sommigen hebben onder deze
5, onechte ook het Euangelie der Hebreen geteld,
5, waar van zich de Christenen uit de Jooden geern
5, bedienen. Alle deze Boeken behooren dus onder
5, die, welke in twijfel getrokken worden. V^oorts
5, heb ik nodig geoordeeld, deze Lijst te geven, en
5, die Boeken, welke, volgends de Kerkelijke over-
5, levering , ( iKK^y^c-iot^tKy^ Ttx^xtoa-ig , ) waar , echt ,
5, en van allen erkend zijn , van die te onderfchci-
5, den, welke niet in de verzameling des Nieuwen
5, Tcstamcnts ftaan , maar die tegcnfpraak dulden ,
5, hoewel zij van vele Kerkelijke Schrijvers erkend
3, worden: opdat men zoo wel deze, nis ook die
„ genen , kennen moge , die van Ketters , onder den
„ naam der Apostelen, in het licht zijn gebracht;
5, hoedanigen zijn de Etiangeli'én van petrus ,
GESCHIEDENIS. 409
THOMAS, MATTHiAS, cii ccnigc andere, als ook il
de Handelingen van andreas, joannes, en de ^^^^
All
andere Apostelen , welke niemand der Kerkleeraa- Hoofdft,
ren , die de Apostelen zijn opgevolgd , verwaardigd "•'^ C. G.
heeft, in zijne Schriften te noemen; ook is derzel- j'^j. „j^!
ver uitdmkking geheel ondericheiden van de fchrij
wijze der Apostelen. Eindelijk , wijkt de inhoud ,
en de gevoelens, van deze Boeken al te zeer af
van de waare rechtzinnigheid, waar uit duidelijk
blijkt, dat zij door Dwaalleeraaren verdicht zijn.
Om alle welke redenen , men deze fchriften niet
eens onder de onechte ( M'i^a, ) kan plaatzen , maar
ten vollen, als ongerijmd en godloos, verwei*pen
moet." De duifterheid , welke in dit bericht van
EusEBius, bij den eerften opflag, voorkomt, waar
door fommigen zelfs aanleiding genomen hebben,
om EUSEBIUS van tegenftrijdigheid met zich zelven
te bcfchuldigen , wordt gemaklijk opgehelderd, als
men begrijpt, dat euseeius , in hetzelve, drie klas-
fen van fchriften onderfcheidt : vooreerst zulken, die,
boven alle tegenfpraak , door alle Christenen , als ech-
te , heilige , en Godlijke Boeken , erkend werden.
(ojMoAa}/3^/xef<») De tweede klasfe bevat de Boeken,
welke aan tegenfpraak onderhevig zijn, doch deze
klasfe heeft eene tweeledige onderdeeling, eerst zul-
ken , die EUSEBIUS , in het bijzonder , tegengefpro-
ken of betzviste Boeken noemt , dat is , die van ve-
len voor echt erkend worden, maar echter aan te-
genfpraak , hoewel niet zoo algemeen , ondenvoi-pen
waren , welke tegenfpraak ook niet zoo zeer de echt-
heid betrof, als wel de vraag, of zij op den Kanon ■
Cc 5 of
4IO K E R K E L IJ K E
II of de lijst der Heilige Boeken gebracht rnoestc?j
^Yif worden ? De andere foort van betwiste Boeken noemt
Hoofdft. ^y onechte (^voB-oc,') die men vrij algemeen voor onder-
na C. G. gefchoven ichriften hield , hoewel geene ongerijmd-
"!ot''qio heden of met de leere (Irijdige Hellingen bevattende,
ü — die dus minder te achten zijn, dan de voorgaande.
De ddne en andere intusfchen behooren tot de te-
gengefproken of betwiste fchriften (uvriKiyofAivct.') De
derde Hoofdklasfe , eindelijk , wordt uitgemaakt , door
zulke fchriften , die door de Rechtzinnigen algemeen ,
als verdichtzelen van Ketters , verworpen werden.
Ten aanzien der Openbaring van joannes , wordt
alle fchijnftrijdighcid in eusebius weggenomen , door
deze aanmeiting , dat dit Boek , met meer drift , dan
eenig ander, beftreden en verdedigd werd, als ook,
dat men meest twistte over dcszelfs Schrijver, of
die de Apostel, of een ander joannes ware, wor-
dende dezen ijver aangevuurd , door het verfchil over
het duizendjaarig Rijk. eusebius, die liier, enkel
als Gcfchiedfchrijver , fprcekt, en geen paitij kiest,
drukt zich daarom, op de bovengemelde wijze, te
dezer plaats, over dit Boek uit. Voorts ziet men
uit deze opgave, hoe de Christenen, met alle vrij-
heid, hun oordeel omtrent de Heilige Boeken des
Nieuwen Testaments gevolgd zijn, zonder dat wij
van eenige uitfpraak van Leeraaren of Kerkvergade-
ring ten dezen , vóór dezen tijd , iet vinden, en daar
nu allen algemeen omtrent het grootltc aantal dor
belangrijkfte Schriften overcenftemmen , geeft deze
overëenftemming ons een overwegend bewijs voor
derzelver echtheid en ooifpronglijkheid.
Ais
GESCHIEDENIS. 411
Als Bijdrage tot de Kerkelijke Gefchiedenis van n
EUSEBius is aan te merken zijn ffefchrift, va7i de "okk
XII
Martelaaren van Pahefiina , die , geduurcndc de Hoofdfl:
vervolging van diocletianus , in dat Landfchap na C. G.
zijn omgekomen, hetwelk doorgaands , als een ge-J^^'^"^*
deelte van het achtfte Boek zijner Kcrkgefchiedenis ,
wordt aangemerkt. Ook had eusebius eene alge- ZijnBoek
vnn Ó.Q.
meene verzameling van oude Martelgefchiedenhfen jviaj-jgij,,
uitgegeven ( * ) , doch deze is verloren geraakt , al- ren vati
leen gelooft men , dat vele Brokftukken van dezelve ' ^'
, , na twz.
voorkomen in de Levensbeichrijvingcn der Kerkva-
deren, die onder den naam van hicronymus voor-
handen zijn . en ook in de Levensbefchrijvingen der
Heiligen van simeon Metaphrastes en elders.
Tot de Gefchiedkundige Werken van eusebius Het leven
kunnen ook gerekend worden , zijne vier Boeken '^^"^on-
over net leven van den Keizer konstantyn, een
Werk , aan hetwelk fommige laater geleerden , zonder
grond , getwijfeld hebben , doch dat , hoe zeer het
ook meer naar eene Lofreden gelijkt , dan naar eene
cenvouwige en kunfleloze Gefchiedenis , nogthans ,
wat de hoofdzaak betreft, zeer belangrijk voor ons
is, mids men het beöordeele naar het doel, het-
welk EUSEBIUS ons zelf opgeeft (f), te weten ,
dat hij zich voornaamlijk bepaald heeft , tot het
geen de Godsvrucht en Godsdienst van dezen Kei-
zer betreft, aan wien de Christenen en eusebius
voor
( * ) Op dit Werk beroept hij zich H. Eccles. IV. 15. V. 2 1 .
Ct) Libr, I. Cap. II.
412
KERK EL IJ KE
II
BOEK
XII
Hoofdrt.
na C. G
Jaar 284,
tot 312,
Van de
namen
der plaat-
zen en
fteden in
de Heil.
Schrift.
Zijne
leerdel-
weder-
leggende
voor zich, in het bijzonder, zoo veel te danken
hadden. Verfcheidcn redenvoeringen en opftellcn,
welke ELTSEBius buitendien , ter eere van dezen Kci-
• zer , gefchreven heeft , of die aan hem gericht wa-
ren , zijn verloren geraakt , behalven nog eene Lof-
reden^ gehouden op den dertigftcn verjaardag van
's Vorften regeering , welke met veel zwier van woor-
den is opgelleld. .
Nog is 'er een Werk van eusebius van eenen aard-
rijkskundigen inhoud, van de namen der plaatzen
en fleden , dia in de H. Schrift voorkomen , waar
toe hij, als in PaUfiina wonende, juist gefchikt
was. In het eerfte Deel van dit "Werk, hetwelk
wij niet meer bezitten, had hij de Hebreeuwfche
Aardrijkskundige namen der Heilige Schrift in het
Grieksch verklaard, en ook eene befchrijving gege-
ven van het Joodfche land , van yertifale?» , en des-
zelfs Tempel. In het tweede Deel, waar van më-
RONYMUS eene Latijnfche Vertaling gemaakt heeft,
en welks Griekfchen Tekst de Jefuit jakob bonfre-
RE te Parijs heeft uitgegeven, in de jaaren 1631
en 1659, zijn dezelfde namen in eene Alphabetifche
orde gebracht. Dit Werk is naderiiand afzonder-
lijk uitgegeven door j. clericus, onder den Titel:
Onomafticon urhium et locorum iS". Scriptura , te
Amfterdayn ^ ïjo-j.
Behalven deze Werken, die tot de Gefchiedenis
of Aardrijkskunde behooren , heeft eusebius zich
lof verworven, door een aantal Schriften, die de
Godsdienstleere der Christenen aanprijzen , verlda-
rcn ,
G E S C II I E DE NI S. 413
ren, en verdedigen, of in welke hij zijne ervaren- u
heid in de uitlegging der Heilige Schriften vertoont. ^^^^
Onder dezen munten voornaamlijk uit zijne AV^«^^- j^qq^j^^
Ilfche f^oorbereiding, oï Foorhereiding ^ (Inleiding ,) na C. G,
tot het bewijs van de waarheid van het Euangelie^ •' ^*
en zijn Bewijs van de waarheid van het Euangelie i_
zelf; beide gefchreven , vóór zijne Kerkelijke Ge- en uitleg-
fchiedenis (*)? en dus lang vóór de Kerkvergade- ^^)^j.jj^jgj^^
ring van Niceë, Het eerstgemelde Werk , beftaande Zijne Eu-
in vijftien Boeken , opgedragen aan theodotus , ji"^J ^"
Bisfchop van Laódicea , bevat in zich eenen fchat Voorbe-
van geleerdheid , dewijl eusebius daar een aantal relding.
aanhalingen en uittrekzels uit de Schriften van oude
W'ijsgeeren en andere Schrijvers verzameld en be-
waai-d heeft, die reeds lang verloren zijn geraakt;
het oogmerk van den Schrijver is, de gemoederen
voor te bereiden tot het erkennen en aannemen
van de waarheid der Christelijke leere, door aan te
tonen, dat de Christenen, met recht, en op goede
gronden , het Heidendom verlaten hebben , het zij
men de Heidenfche Mythologie^ ( Fabelleerc , ) ge-
fchiedkundig, of Leenfpreukig , (yf//<?^^ömc/2 ,) of hoe
ook verklaren wille. In het eerde Boek maakt eu-
sebius een begin met eene korte befchrijving van
het Euangelie, als de gewigtigfte leere, die de men-
fchen ter kennis van den waaren God, tot zijne ge-
hoorzaamheid en liefde, opleidt, met dat gevolg, dat
wij in den zaligden toeitand verplaatst worden.
Ver-
(*) Hij mnakt van deze Werken in ;?ijn€ Kerklijkt
C'fchieder.ii Libr, I. Qap, 2. gewag.
414 K E R K E L IJ K E
II Vervolgcnds weert hij eenige befchuldigingen VM
^^^ Heidenen en Jooden af, als of het Christendom
Hoofdft. alleen een onredelijk en dweepachtig geloof vorder-
na C. G. jje zonder gronden van overtuiging : dat deze leere
tot 312. ^^^ nieuwe leere zij; dat dcChnstcnen den Godsdienst
■ der Jooden tegen dezelven misbruikten , zich de belo&
ten aanmatigende, zonder de wet te volbrengen,
EusEBius , het tegendeel aangetoond hebbende , tast
daar op den Heidenfchen Godsdienst zelven aan ,
en befchrijft de gevoelens der Grieken , aangaande de
Schepping der Wereld, en den dienst der Starren,
als den oudften Afgodsdienst , en verklaart in het
bijzonder de oude Fenicifche Theologie , bij welke
gelegenheid hij het gewigtig ftuk uit den Fenicifchen
Wijsgeer sanchuniaton, naar de vertaling van fi-
1.0 van Byblas , bijbrengt. In het tweede Boek , gaat
hij over tot den Egyptifchen , en veivolgends tot den
Griekfchen Godsdienst. In het derde ^ handelt hij
van de uitlegging van de Fabellecre dezer beide vol-
ken, uit de natuurkunde en zedenleere, aanwijzen-
de, hoe gedwongen, ongerijmd, en tegenllrijdig de-
zelve zij , ook ontvouwt hij de bedriegerijen der
Orakelen en Waarzeggerijen. In het vierde en vijf-
de Boek , beweert hij , dat de offeranden en Gods-
dienstverëering niet aan Goden , maar aan booze
Geesten , zijn toegebracht. Het zeide Boek wederlegt
3e leere van het noodlot, en betoogt de vrijheid vari
den menschlijken wil. Na deze wederlegging van
het Heidendom, wijst eusebilts aan, met hoe veel
recht de Christenen het famenftel der echte Jood-
fche Godsdienstlcere hebben aangenomen, toonende
ia
GESCHIEDENIS. 415
in het zevende Boek, dat deze Godsdienst onder lï
allen de voortreflijkite en nuttigde zij voor de men- ^^^
ichen. „ Bij moSes , filo , en andere geleerde Joo- Hoofdft.
den , komt veel voor van de Schepping der Wereld na C. G.
en der menlchen, van God de hoogfte en opperöor- ^^^ ^it*
zaak van alles , en van het tweede Wezen , ( Siu]i^x
x<rt» , ) en Godlijke kracht , van hetwelk al het ge-
fchapene zijnen oorfprong heeft , dat vóór alle ande-
re dingen aanwezig was, van de eerfte groote Op-
per-oorzaak geteeld, en als een geneesmeester der
zielen aan de mcnfchcn gezonden is. Behalven dit
tweede Wezen , bij de Hebreeën het Woord , de
Wijsheid en Kracht Gods, ook de Zon der Ge~
recht igheid genoemd, is 'er nog een derde , dat als
het ware de plaats der Maan vervangt, de Heilige
Geest ^ dien de Hebreen insgelijks onder de grond-
oorzaken der gcfchapcn dingen (lellen, te weten,
der later voortgebrachte dingen in de laager klas-
fen. Aan deze deelt hij dus in de derde plaats,
welke hij bekleedt , zijne goederen zoodanig me-
de , als hij die van eencn anderen , te weten , van
God het Woord ^ als hooger en voortrefiijker ^ ont-
vangt; welke wederom het zijne uit de altijd wellende
bron des Vaders fchept." In het achtfieViOck , befchrijft
EUSEBiüs de Heilige Boeken der Jooden , welke , vol-
gends hem , niet alleen eenen openbaren , in het oog
vallende , maar ook eenen verborgen zin hebben , ook
roemt hij de heiligheid der Joodfche ^\^ijsgeeren , de
Esfeën , en de wijsheid van anderen, bijzonder van
FiLO, in Godlijke en menschlijke Wetenfchappen.
In het negende Boek , haalt hij getuigcnisfen aan van
Hei-
4i6 K E R K E L IJ K E
n Hcidenfche Schrijvers , ten voordeele van den Gods-
BOEK clienst der Jooden. In het tiende tot het dertiende^
Hoofdfl. beweert hij, dat al het goede, hetwelk de Griek-
na C. G. fche Wijsgeeren hebben, uit Joodfche bronnen ont-
Üf^Ll'leend is: terwijl in het veertiende Boek wordt aan-
pot 3^-*
gemerkt, hoe onzeker, twijfelachtig, onderling ver-
fchUlende en llrijdig de Griekfche Wijsgeerte zij.
Dit werk is door den Franfchen Jefuit francois
viGER met eene nieuwe Latijnfche Vertaling te Pa^
' rijs 1628 Fo/io uitgegeven , welke uitgave te Leipzig
1688 is nagedrukt.
Bewijs Dit Werk is door eusebius in een ander Werk
van de vervolgd , hetwelk hij Bewiis van de waarheid van
waarheid , „" , , .
van het «*^^ Euangelte {'EuxyyiKixvi oiTrodu^if} noemt, en dat
Eunnge- ia twintig Boeken vervat, en aan denzelfden Bisfchop
^^' THEODOTus.is Opgedragen, van welke twintig Boe^
ken echter maar tien overig zijn. Dit bewijs be-
paalt zich bijzonder tot de Jooden, wordende daar-
om door den Schrijver uit hunne Heilige Boeken
ontleend, en behelzende deze twee hoofdftellingen :
De Christenen hebben goede redenen, om het Hei-
dendom te verlaten , maar even min rekenen zij zich
verpligt bij het uitwendig Joodendom te blijven. In-
tegendeel hebben en verdienen de Heilige Boeken
der Jooden onzen eerbied ; immers zij zijn van God
oorfpronglijk , en bevatten de duidelijklle voorzeg-
gingen van CHRISTUS, onzen Zaligmaker. Hetwelk
EUSEBIUS poogt aan te toonen, met het gantfche
leven van je sus door te gaan , en met de Voor-
zeggingen der oude Profeeten te vergelijken.
Merk- Wij zullen uit dit Werk een paar merkwaardige
plaat-
GESCHIEDENIS. 417
phatzeii, bij verkorting, overnemen, waar van de ir
eerfte ons leert, hoe hoog de ongehuwde flaat bij '*^!'1^
All
vele Christenen toenmaals geacht zij. eusebius, aan- Hoofdft.
getoond hebbende , dat de Christenen zichzelven "^ C. G.
met ongelijk zijn, ichoon zij, de Vvet van imoses ^^^ ^^„^
tn de Profeeten eerbiedigende, echter niet naar de ■ •
Toodfche zeden , maar naar die der ouder Aardsva- '^y^^rdige
plaatzen
deren, leven, welke vóór moses geweest zijn, maakt uit dit
zich eene tegenweiping ( * ) , dat alle deze Aards* Weïk o-
ver cl(?ti
vaders in den echt geleefd, en offeranden geofferd Qn^e.
hebben , en beantwoordt het eerfle lid dezer beden- huwden
king, door aan te merken, dat het voor de Aards-
vadercn nodig was, kinderen te verwekken, dewijl
de wereld nog bevolkt moest worden, en zij, bij het
overhandnenicnd getal godlozen , eene deugdzame
iiakomelingichap wilden nalaten , maar , vervolgt hij ,
„ dat vele Christenen zich van het huwlijk onthou-
den, is, omdat in de Kerk van God tweederlei le-
venswijze , of trappen van Christendom , zijn vastge-
jleld. Bij de fbengere , zondert men zich geheel-
lijk aJ' van de gewone levenswijze der menfchen,
men trouwt niet , men zoekt geene bezittingen ,
men wijdt zich enkel en alleen aan den dienst
van God. Zij, die deze levensvvijze omhelsd heb-
ben , bevinden zich met hun hart en zin in den
hemel, en, voor hun gantfche geflacht, aan God
gewijd , verzoenen zij de Godheid^ niet door offer-
anden noch bloed, maar door de rechte leere der
waare Godzaligheid, en de geftalte eener gezuiverde
ziel, en bovendien door deugdzame ^verkent\\ woor*
den^
(*) Dcmonjlr, Euang, I. 7, 8.
in. Deel, Dd
4ï8 K E R K E L rj K E
Il den , cii bedienen , niet alleen voor zich zelven ,
^xn ^^^^ °°^^ ^^^'^ hunne natuurgenoten, het Priester-
Hoofdn:. fchap. De andere levenswijze is inlchiklijker voor
na C. G. ^lit leven, en meer menschlijk, men trouwt, ver-
jaar 284. , , . , , ,
tot 312. ^^^'^^ kmderen, en bezorgt het huishouden, men
' heeft zekere vastgeftelde dagen tot geestelijke oefe-
ningen en onderwijs in het woord van God. Doch
hier ftaat men flechts op den tweeden trap der God-
zaligheid. Het huwlijk is dus ook door het Chris-
tendom niet verboden, maar veel meer geëerd ge-
bleven. Alleen de volmaakte Christen treedt niet in
het huwlijk. De Bisfchop mag maar ééns trouwen,
en wie tot Leerüar aangefteld is, moet van de ge-
meenzame verkeering met zijne vrouw afilaan." Zoo-
danige begrippen van meerder volmaaktheid namen
dus allengs meer de overhand, bijzonder in de Oos-
terfche landen , en , gelijk , uit eusebius zelven , te
dezer plaatze, blijkt, zij werden op ongefchreven
Godfpraken , ( oiy^x(poiff ö-atr/^oif , ) veelal gevestigd.
Omtrent In het zevende Bock leert eusebius hoofdzaaklijk
^^ ^^c\ ^^^ vxilgende : „ Gelijk 'er maar één Vader is , zoo
Zoon en is 'er maar één Zoon. Een volkomen geboren God
de Enge- ^jj. God, die op zichzelven benevens den Vader be-
ien.
ftaat, en vóór alle tijden geweest is. Hij is van
den Vader voortgebracht, als een bijzonder rede-
magtig en levend of liever Godlijk werktuig van alle
wezen en natuur, om die te fcheppen en te onder-
houden. Nademaal de menfchen voor de onmidlijkc
gemeenichap met den hoogften God onvatbaar zijn,
dewijl zij dit licht niet kunnen verdragen , is de
Zoon de middeikracht , die met den Vader in de
naauwfte betrekking ftaat, en zich te gelijk tot de
min-
GESCHIEDENIS. 419
menfcbcn ncderlaat, die zijne hulp behoeven. De- II
wijl de mcnfchcn hunne vrijheid misbruikten , en ^^F-^
lieeds verder van God afwceken , lleldc God de be- Hoofdfl,
zorging der volken onder de Engelen, wier Opper- "^ C. G.
vorst het Woord, de" Zoon, is, die bijzonder de ^qj 012!
Godzaligen onder zijne hoede heeft. Doch de boo- -
ze vijiindlijke Geesten, die altijd in de lucht om-
zwerven , hebben , door hunne verleidingen , het
verderf zoo gi'oot en algemeen gemaakt , dat de En-
gelen niet meer in ftaat waren , hetzelve te fluiten
of weg te nemen. Daarom is de Zoon van God ,
op den wil des Vaders, na te vooren zwakker ftraa-
len van zijne komst uitgefchoten te hebben , zelf
raensch geworden, en geftorven, en heeft de zielen
der verftorvenen wedergebracht , opdat lüj een Heer
zij over levenden en dooden. Het oogmerk van
zijne dood was, opdat hij onze zonden uitdelgde,
dewijl hij een offer en vloek voor ons is geworden ,
en opdat hij aan den hoogflen God , als een groot hei-
lig offer voor de gehcele wereld, zou geofferd wor-
den, verders, opdat hij de verleidende duivelfche
krachten verbreken, eindelijk, opdat hij niet alleen
door woorden en beloften, mnar met de daad zel-
ve, toonen zou, wat zijne vrienden na de dood te
hoopen hebben, om hen daar door in hun vertrou-
wen en gehoorzaamheid te verflerken."
Dit Werk is met liet voorgemelde en eenige an-
dere Werken van eusebius te Parys uitgegeven
1628 , en te Leipzïg , fchoon Keulen op den Titel
(laat, lierdrukt i688 (*). Bc-
(*) ¥ .K?,?ac\\j%\nDeleci. argumevtonim etc. pro veritate
R, C. p, 22. heefi nog eenige BrokHukkeii van dit Werk
Dd z uit
420 K E R K E L IJ K E
II Behalven deze algemeene verdediging van het
^xn Christendom , fchreef hij , met hetzelfde oogmerk ,
Hoofdfl. zijn Boek tegen hiürocles, waar van wij, op zijne
^C.G. piiiats, gefprolcen hebben (*), en andere Schriften,
tot 312! <^is verloren zijn gegaan. Om de overëenflemming der
' Euangelisten te toonen , fchreef hij tien /ij sten of re-
gels, (x(X^'o^g^,) welke in verfcheiden uitgaven van
het N. T. onder anderen , die van mill , gedrukt
zijn (f). Nog had hij een Boek gefchreven over
de fchijnfirijdigheid der Euangelisten , waar uit
plaatzen bewaard zijn bij anastasius sinaita (§)
en coMBEFisius (**). Vervolgends fchreef euse-
F.ius ook uitvoerige verklaringen over eenige Bijbel-
boeken. Van zï|ne uitlegging der Pfalmen heeft
3M0NTFAUC0N (ft) ceu aanzienlijk gedeelte uitgege-
ven, als ook van zijne uitlegging van jesaia (§§).
Overblijfzels van zijne uitlegging van het Hooglied
van SALOMO, met ^^w arbeid van polychronius
én psELLus , over dat Boek , heeft meursius te
Leyden in het jaar 161 7 in 4to laten drukken. Uit
zijn Boek over het leven der Profeeten heeft men
een ftuk vóór de verklaring van prokopius gaz^^ïus
over jesaia Parys 1680 in folio. De Jefuit sir-
JMOND
uit de Boekerij van den Vorst v^wJVaUachi'ê maurocor-
DATO uitgegeven. (*) Boven Bladz. 329.
(I) Eenen hier bijgevoegden Brief van eüsebius heeft
FABRicius geplaatst in zijne Bihlioth. Gr. Fol, VI. />. 97.
(§) 0?i^est. 153.
(**) /hictar. Nor. Patr. Tom. I. p. 781-783.
(ft) Nova. Collect. Patr. Tom. Lp. i.
(J§) Tow. II. pas;. 347.
GESCHIEDENIS. 421
MOND (*) heeft in het jaar 1643 te Parys in Oc- II
tiwo uitgegeven vijftïe}i Ferhandclingcn of Predika- ^^^
ti'én , in het Latijn , (eusebii Cafar. Opuscula XV.) Hoofdd.
welke uit het Grieksch kunnen veitaald zijn , hoe- na C. G.
1 . 1 1 -1 1 j . •• T^ar 284.
wel men niet met zekerheid kan zeggen, dat zij aan ^^^ „j^.
EusEBius behooren. Andere Schriften van euse- ■
Blus, bijzonder tegen marcellus van Ancyra^
welke nog voorhanden zijn, zullen ons, in het ver-
haal van de twisten met de Arianen en met gemel-
den MARCELLUS , voorkomen. Verfcheiden andere ""
zijn geheel verloren, bij voorbeeld, zijne verdedi-
ging van het Christendom tegen porfyrius , nog
eene Wederlegging en Verantwoording tegen de
Heidenen in het gemeen , eene Kerkelijke Voorbe-
reiding en Kerkelijk Bewijs , een uittrekzel van
plaatzen uit de Profeeten ^ en meer anderen, die
hier en daar genoemd worden, en van welke ons
niets meer bekend is.
De andere Schrijver , uit wien wij vele berichten Lactan-
nopens de vervolging van diocletianus gefchept ™^' '^"
hebben, een tijdgenoot van eusecius, is lucius
COELIUS , of C/ECILIUS , LACTANTIUS FIRMIANUS ,
met dezen laatfiicn naam , volgends fommigen , dus
genoemd naar Firmium , eene Stad in den Ager
Picenui in Italië^ welke men dan voor zijn Va-
derland houdt, hoewel anderen, met meer fchijn,
hem voor cenen Afrikaan houden, omdat hij te
Sicca in Afrika het onderwijs van arnobius in
de Welfprekendheid of Redenrijkkunst , in zijne jeugd ,
genoten heeft. Hoe het zij, lactajvtius verwierf
i\d\
(*} ^fP' Tom. I. pag. i'^.fqq.
Dd3 *
42a K E R K E L rf K E
II izich fpoedig zoo grootcn naam, wegens zijnen uit-
*"^!5 muntenden Latijnlchen Stijl, dat hij, naa Bhhyni'i
Hoofdfl:. ontboden zijnde, te Nikomedië , waar de Keizer
na C. G. DiocLETiANUS toenmaals zijn verblijf hield , een
11)^312! ^"^^^*^^y^^^^ plaats in de Latijnlchc Wellprekend-
heid ontving (*). Doch, in eene Griekfche Stad,
weinig leerlingen vindende in de Latijnfche Wclfpre-
kendheid, legde hij zich toe op het fchrijven van
Boeken , alhoewel hij zelf, om de welfprekendheid te
oefenen, de pleitzaal nooit betrad (f). Daar hij een
Christen was geworden, misfchien door het onder-
wijs van ARNOBiüS, en niet alleen het begin der
vervolging in het jaar 303 te Nikomedië voor oogen
zag (§)? rnaar ook hoe twee Ileidenfche Geleer-
den , de Wijsgeer iniaxiimus , en de Landvoogd
HiCROCLES, door hunne Schriften, die zij openlijk
voorlazen , de rampen der Christenen verzwaarden ,
b.efloot hij niet alleen deze beiden , maar in het ge-
meen alle aanvallen der Heidenen , in gefchrift af
te weeren, en het Christendom te verdedigen (**),
hetwelk hij in eenen zoo zuiveren en vloejenden
flijl volvoerde, dat men hem eenen anderen , den
Christelijk en ^ cicero genoemd heeft. Eenigen
tijd na het eindigen der vervolging, werd hij door
den Keizer konstantyn aangefteld, om zijnen oud-
ften Zoon krispus te onderwijzen, die zich toen
in GalUë bevond, en die naderhand, op bevel van
zij-
(*) Dit verbnalt hij zelf Inflltt. Div. L. V. C. 2,
(t) Injiin. L. III. C. 13. Sea. 12.
(§) Libr. VI. Cap. 17. Scct. ó.
(**J Libr, V. Cap. 2,4.
GESCHIEDENIS. 423
zijnen Vader, ter dood is gebracht, eusebius (*) II
bericht ons, dat lactantius in zoo groote armoe- ^!l^
de geleefd heeft, dat hij zelfs meestal de nodigfte Hoofdd.
behoeften des levens ontbeerde, zonder 'er nogthans "^ ^- ^*
j 1-- j j •• -11- • Jaar 284.
bij te voegen, dat hij deze armoede vrijwilhg, uitbot 312.
eene overgedrevene Godzaliglieid , verkozen hebbe ,
gelijk een laater Schrijver gedacht heeft, lactantius
is , niet lang na de dood van zijnen Keizerlijken •
kweekeling, en dus omtrent het jaar 330 overleden.
Het Werk, door ons gemeld, het welk lactantius. Zijne
ter wederlegging der Heidenen, gefchreven heeft, voeit (^.'''^'^°*
den titel van Gört?///^ of Godsdienfiig Onderwijs ^ en is Gods-
in zeven Boeken vervat, Qlnjiitutionum Divinanim d'^nfHg
Libri Septem ^') waar van het eerfte ^ hetwelk ook ^jj^^
ten opfchrift heeft : De f al fa reUgione , ( over den
valfchen Godsdienst , } betoogt , dat niet vele Go-
den , maar flechts één God, de wereld regeert. Het
tweede: De origine erroris, (over den oorfprong
der dwaling,') verklaart den oorfprong der Afgode-
rij. In het derde Boek : De falfa Sapicntia , (over
de vahchlij'k genoemde Wijsheid,') beweert lactan-
tius de ongegrond- en ijdelheid der Heidenfche
Wijsgeerte en Wijsgeeren. Na deze wederlegging,
gaat hij met het vierde Boek: de vera fapientia^
(over de waar e Wijsheid,) over tot eene flcllige
verklaring van de waare Wijsheid, of Godsdienst-
ieere , waar in hij van jesus Christus , en het
oogmerk zijner komst in de wereld, handelt. Het
vijfde Boek: De luftitia , (over de gerechtigheid ,^
ontvouwt de leere van den Godsdienst en deugd;
ge- .
(*} Chron, ad ann. 318.
Dd 4
424 K E R K E L IJ K E
Il gelijk het zesde: De veto cultu^ (^over de waare
*Yj'' Godsdienst - oefening ,) nader voordraagt de wijze,
Iloofdft. "P welke men God behoorlijk vereert; terwijl het
T^^CG. zevende of laatfte Boek: de vita heata^ Cover het
Jaar 2S4.
lot 312. ^^^^'^2'^^^^ ''^^'^^ 5) den loon befchrijft, dien Gods-
dienst en deugd in het toekomend leven te wachten
heeft. Dit A\^erk, waar van de Schrijver een kort
, uittrekzel , ( Epitome Inftitutionum Divinarwn , )
vervaardigd had, is, ten opzichte van den flijl, een
uitmmitend gedenkRuk der Christelijke Oudheid ,
ook heeft lactantius , ter wederlegging van het
Heidendom, zeer vele goede dingen in dit werk
gezegd , en , uit oude Schrijvers , vele bijzonder-
heden bijgebracht, daar wij met vermaak een nut-
tig gebruik van maken, hoe zeer hij niet altijd het
echte en onechte genoegzaam ondcrfchciden heeft.
Maar, aan den anderen kant, is de aanmeridng van
HiëiioNYMus (*) ongelukkig vrij gegrond: „Och!
„ of hij onze leere zoo had kunnen bevestigen, als
„hij de vreemde, met gemak, overhoop wierp ! "
Als Wijsgeer , daar hij dikwijls meer den Re-
denaar vertoont, dan den echten AVijsgeer, maar
voornaamlijk als Godgeleerde, heeft hij vcrfcheidene
gewigtige misllappcn begaan, waaromtrent men hem
vergeefs heeft zoeken te verfchoonen , met de aan-
mcrldng, dat hij geen eigenlijk Leeraar onder de
Christenen geweest is, en dus te weinig kundigheid
van de Godsdienstleere bezeten hebbe. Men zou
misfehien, ware lactantius een aanzienlijk Bis-
fchop geweest, hem, op eenc anderc wijze, gered,
CU
(*3 El>i'J^ 13. ad PAULINITM*
GESCHIEDENIS. 425
eii zijnen lof tot de volgende eeuwen ruimer en if
zuivercr overgebraclit hebben. In de daad, velen, •^^'J^
ja^ de meesten , van zijne vreemde ftellingen zijn ons Hoofdd.
reeds bij meer hooggeroemde vroeger Kerkvaders na C. G.
voorgekomen , en geen wonder, zij hadden bij hem, ^^^^ ^j^*
even gelijk bij dezen , dezelfde bron en ooifprong.
Men hield zich niet genoeg aan de eenvouwige lee-
rc lier Heilige Schrift , en wilde wijs zijn , boven het
geen gefchreven Haat, dienvolgends wilde men ver-
borgenheden verklaren en ontvouwen, hetwelk op
het vormen van het Iccrrtelzel eenen nadeehgen in-
vloed had; zoo veel nadccliger bij lactantius,
als hij zich duidelijker dan die evengemelde Kerk-
vaders heeft uitgedrukt, nademaal deze duidelijkheid
geenen twijfel , omtrent zijne waare mening , heeft
kunnen overlaten.
Eeiiigc voorbeelden van 's mans vreemde gevoelens Voor-
hier , kortelijk , bij te brengen , zal niet ongepast beelden
kunnen fchijnen. Indien de verklaring over den oor- zeldznme
fprong van het kwaad, welke fommige Handfchrif- sevoe-
tcn, in het achtfte Hoofdftiik des tweeden Boeks [^"f^Jj^
van dit W^erk hebben , echt ware , dan zou lac- oor-
TANTius van de belchuldiging van Man'iche'ismus ^•"*^°"ö
' vnn het
niet wel kunnen vrijgelproken worden , alzoo de- kuand.
zelve duidelijk leert, dat „God, dewijl deze wereld
„ uit onderling Itrijdige zaken bellaan zoude, twee
5, bronnen dier flrijdige zaken vóór alles gemaakt
,, heeft, die twee geesten naamlijk, den goeden en
,, boozen, van welke de één, als 't ware, Gods
3, rechte , de ander zijne linke hand is , opdat
3, die fhijdige dingen in hunne magt zouden we-
„ zen; zoo zal ook de mensch van God goed en
Dd 5 ^^kwaai
426 K E R K E L IJ K E
II „ kwaad gcfchapen zijn" enz. Ondcitusfchen twist
^Y men nog (leeds over de echtheid dezer plaats, die
Hoofdfl. tot^Iï in ''^'^ meeste Handfchriften en oudfte uitgavgii
iia C. G. ontbreekt, en wier inlioud, hoe fchiinbaar dezelve
Tanr ''84.
tot 312.*^^^^ fchijnt in te ftemmen met het gene, te dier
-■ ■— plaats, bij lactantius, gelezen wordt, echter niet
geheel en al daar mede overcenflemt ; terwijl echter
aan den anderen kant de ffijl volmaakt die van lac-
tantius is, en alles in het verband wel vleijt;
men kan zich ook naauvvhjks verbeelden, waarom
een Maniche'ér juist dit bijvoegzel aan lactantius
zou hebben opgedrongen , ten ware , omdat hij be-
greep, dat men dezen Schrijver, om zijn fraai La-
tijn , veel zou lezen ; doch van de rechtzinnige
VTÏenden van lactantius kan men ligter geloven,
dat zii deze plaats hebben willen uitvvisfchen , om
de ecre van den Schrijver te redden. Hoe het zij,
het geen lactantius onbetwistbaar hier fchrijft,
is dit: „ Dewijl God de bron is van het volko-
„ men en volmaakte goed , zoodat hetzelve van dezen
5, algoeden als eene beek ontfprong en wijd en zijd
„ voortvloeide, heeft hij eenen geest, hem gelijk,
5, voortgebracht, die met de deugden van God den
„ Vader begaafd was — Daar na heeft hij eenen
5, anderen gemaakt, in wien de geaartlieid van (Xq.\\
5, Godlijken ftam niet gebleven is. Deze is door
„ zijn eigen nijd als met vergif befmet, en is van
„ het goede tot het kwade overgegaan, en heeft,
„ door zijnen eigenen wil , die hem van God vrij
5, gegeven was, zich eencTi flrijdigen naam aange-
5, nomen. Waar uit blijkt, dat de nijd de bron
5, van aile kwaad geweest is. Want hij heeft dien
35 ^ij-
G E S C H I E D E N' I S. 427
„ zijnen voorganger benijd, die bij God den Va- 11
,, der, door zijne volharding, beproefd en ook ge- "^^*
„ lieicl is. Dezen , van goed door zich zelven kwaad Hoofdd.
,, sicworden zijnde, noemen de Grieken 5/öt,'3oAo5-, "^ C. G.
Tnar 284.
,, (^Duivel ^^ wij aanklager^ omdat hij de zonden, ^qj ,,2]
„ tot welke hij zelf verleidt, hij God aanklaagt."
Dezen noemt l actantius , in dat zelfde Hoofdftuk ,
Antitheus ( den Tegetigod. ) Deii eerden en grooten
Zoon heeft God over zijn geheele werk gefteld, en
hem te gelijk gebruikt als zijnen raadsman , en werk-
meester , in het uitdenken , verfieren en volmaken der
dingen , omdat hij volmaakt is , in \vijsheid , rede
en magt. Voorts heeft: hij alles uit niet gefchapen,
en uit warmte en vochtigheid voortgebracht, ook
den mensch, een gewaarwordend en redelijk beeld
van hem. QSibi fimilacrum fenfibile at que inteUi-
gens. ) „ In den mensch behoort het bovenfle deel ,
5, of de ziel, aan God, maar het benedende, of
,, het ligchaam, is uit de aarde, en behoort aan
„ den Duivel." (*) Dit kan niet anders, inLÜcn
het geen Manicheiswiis is, verklaard worden, dan
uit het Gnostiek gevoelen , hetwelk velen der Recht-
zinnigen zelven aankleefde, dat de ftofle in zich-
zelve kwaad is.
5, Van het begin af heeft God aan den Duivel Omtrent
magt over de wereld gelaten, doch, opdat i\t^zc. de.'^f ,J^
^ o 7 5 X derGees-
vvereld niet verder zou verderven , zond Gud Enge- ten.
len , om de menfchen te befchermen , met beveel ,
om zich met de aarde niet te bevlekken. Doch de
beheerfcher der wereld hen verleid hebbende, ver-
ont-
(*) Libr, II. Jtjftitt, Div. Cap. 12. § 10.
428 K E R K E L IJ K E
n ontreinigden zij zich, door de verlveering met vroiw
^Yu ^^^'^5 cii werden dienaars des Duivels. Het kroost
Hoofdfl. van hun geteeld was noch Engel noch mensch,
m C. G. maar van een middenfoort, zi:inde daarom ook niet
tot ''12!"^ ^^ ^^^^ opgenomen, gelijk hunne voorouders in
— " den hemel. Dus zijn 'er twee foorten van Demons
(booze Geesten,) ééne heraelfchc, de andere aard-
fche. Deze laatftcn zijn onreine Geesten , {lich-
ters van alle kwaad, wier \'^orst die zelfde Duivel
is.'* Aan dezen fchrijft hij, vcrvolgends, breedvoe-
rig, velerhande werkingen toe, en zij hebben zich, als
Goden, van de Heidenen laten eercn. Van hun is
de Starrenvvichclarij , waarzeggerij en andere kunftcn
uitgevonden (*).
Wanröm „ Vraagt iemand, waarom God het kwaad toe-
God bet ijijij-^ Qii 200 booze dwalingen niet voorkomt? Het
toelaat, is, opdat het kwaad met het goede kampe, de on-
deugden (Irijden met de deugden, opdat hij fommi-
gen hebbe, die hij ftraffe, anderen, die hij verëere.
Want in de laatlle tijden heeft hij befloten , over le-
venden en dooden gericht te houden. Zoo lang'
[lelt hij den toorn uit, tot dat het einde der tijden
liome. Tot zoo lang oefent hij de volmaaktfte lang-
moedigheid en geduld."
Kracht Van de kracht van den waaren Godsdienst fpreekt
vanden j^jj ^„g nadruklijk, zich op de daaglijkfchc ondei?-
diensten vinding beroepende: „ Geef mij iemand, die toor-
van den ^^ nig , een lasteraar , buiteniporig wild en woest is ,
Doop. ^^j. ^ggj, weinige woorden van God zal ik hem
„ zoo mak en zacht maken , als een fcliaap. Geef
(*) Libi; II. InJIin, Cap. 14.
GESCHIEDENIS. 429
„ mij eenen vrek, gierigajiit, hcbzuchtigcn , ik zal II
„ hem 11 dra milddadig maken, en zijn geld met ^f-J^
,-, volle handen mcdcdeclende. Geef mij iemand, HoofdH»
,, die bevreesd is voor fmart en dood , dra zal hii "^ ^' ^»
„ het kruis, vuur en den ftier van falaris , ver- ^0^ ^^^^
5, achten. Geef mij eenen wellusteling , overfpeler, ■
„ hoerecrer, dra zult gij hem matig , kuisch , en
„ eerbaar zien. Geef eenen wreedaait, en bioed-
„ dorftigen , die woede zal dra in waare zacht-
„ moedigheid veranderen. Geef eenen onrechtvaar-
,5 digen, on wijzen, zondaar, dra zal hij billijk,
„ ver Handig, fchuldeloos wezen. Want ^ met één
„ bad (des Doops) zal alle boosheid uit gedelgd
„ worden. Zoo groot toch is de kracht der God-
,, lijke Wijsheid, dat zij, iii het mcnschlijk hart in-
„ geffcort, de dwaasheid, de moeder der misdaaden ,
„ met éénen flag, eens voor al uitdrijft. Ilier
„ zijn geen onderwijs voor loon , boeken , noch
,, boekoefening, nodig." quz. (*)
Omtrent de leere van jesus Christus, heeft De lecre
LACTANTTus in de hoofdzaak veel, hetwelk wij y^^JKsus
reeds bij de oude Kerldchrijvers , bijzonder bij de
verdedigers van het Christendom , gevonden hebben ;
doch
(*) Libr. IIT. InJlitt. Div. Cap. 25. Soortgelijke
tnal voerde ook cyprianus , ^/<? Gratia, op dezelfde wij-
ze het wondervermogen des Doops verheffende. Zooda-
nige Rhetoricatiën der Kerkvaders hebben ondertusfchen
niet weinig toegebracht tot een zedenloos Christendom,
d?t zekere handelingen als geestelijke tovermiddelen aan-
ziet, en aanprijst, en zich zonder waare verbetering vau
het hflrt daar op verlaat.
99
59
43» K E R K E L IJ K E
II doch hij heeft ook bovendien nog zijne hem eigene
^^'^ bepaUngen : „Vóórdat God — dit vooitreflijk werk
Hoofdft. ?5 ^^'^ wereld voortbracht, heeft hij eenen heiUgeii
na C. G. ^^ en onberispelijken Geest geteeld, (^genuit ^') dien
10^^12!" ^y Zo(9« noemde, en alhoewel hij naderhand,
.. ■ 5, door denzelven , ontallijke anderen fchiep , die wij
5, Engelen noemen, echter heeft hij alleen dezen
,^ eerstgeborenen, met de benoeming van den God-
„ Jijkeji naam verwaardigd, als zijnde begaafd met
„ Vaders deugd en m^c^ÏQil^ (^patria virtute et ma-
jeflate polkntem. " ) ( * ) — I lij is tweemaal ge-
boren, ééns in den Geest, en andermaal in het
„ Vleesch." (f) Verders merkt hij aan, dat men
van de eerfte geboorte geene menschlijke begrippen
moet maken , dat de Godlijke werken van niemand
kunnen gekend noch verklaard worden, maar dat
ons de HeiHgc Schriften keren , dat deze Zoon van
God Gods Woord is , en de overige Engelen Geesten
zijn. En nu zou hij waarlijk verftandig gehandeld
hebben, indien hij het hier bij had laten berusten,
maar daar hij meer wil fchrijven, dan hij weet,
vervalt hij in onbeftaanbare duisterheden : „ Het
,-, woord is een geest, {/piritus^ een adem ^^ met
„ eene flem voortgebracht , die iet betekent. On-
„ dertusfchen dewijl geest (adem) en woord uit
„ onderfcheiden declen worden voortgebracht, de
„ geest (adem) naamlijk door den neus, het woord
„ door den mond, zoo is 'er groot onderfcheid
„ tusichen dezen Zoon van God, en de overige
„ Engelen. Want die geesten zijn /lil uit God
„ uit-
(*) Libr. IV. Ca^, 6. (f) U^r. IV. C'/». 8.
GESCHIEDENIS. 431
„ uitgegaan, omdat zij niet gefchapcn werden, om II
„ de leere van God te onderwijzen, maar tot dienst, ^^^f-
„ Maar hij , ook zelf geest ( adem ) zijnde , is ech- iioofdft.
,, ter met /lem en k/ank uit Gods mond uitgegaan, "a C. G.
, , " , j. .. j Taar 284.
,, als- liet woord, te weten, op die wijze, omdat -^q^ ^ic,
„ hij zijne ilem tot. het volk zou bezigen , dat ■■■
„ is, omdat hij de leermeester zou zijn van Gods
„ leere, en ora de hemelfche verborgenheid tot de
„ mcnfchen te brengen, enz."
Ten opzichte van den Heiligen Geest befchuldigt Van den
HIÖRONY.MUS r* ) onzen lactantius , dat hij het f^leiligea
^ ^ 5 j Geest,
perfoonlijk beflaan van denzelven in twijfel getrok-
ken , en hem dan met den Vader , dan met den
Zoon, vermengd zal hebben. En in de daad, hoe
zeer wij dit niet duidelijk in zijne fchriften vinden,
evenwel is dit zeker, dat hij zeer fpaarzaam gewag
maakt van den YL Geest.
„ Deze was de huishouding des Hoogden Gods, Het oog-
dat , op het einde der eeuwen , de Zoon van God "^^^^ ^'^^
' ^ ' JESUS
op aarde zou nederdalen , opdat hij den Tempel van komst in
God oprichten, en de gerechtigheid leeren zou,'^'^'^^"
evenwel niet in de kracht eenes Engels, of niet he-
melfclie magt , maar in de gedaante van eenen
mensch , en in eenen fterflijken (laat " enz. ( f )
„ Dus heeft die Heilige Geest van God, van den
„ Hemel nederdalende , eene heilige maagd lütverko-
„ zen , uit welke hij , zonder toedoen des mans , ^
„ geboren is. Nadcmaal het nu aan allen bekend
„ is, dat fommige dieren door wind en lucht ple-
(*) Conwient. in Epist. ad Cal. IV. 5. Epist. 6$.
nd Pammückium. (f) Libr^ IV. Ca^. 10.
432 K E R K E L IJ K E
II ,^ gen te ontvangen, waarom zou het dan iemand
^Xn " ^'^^^^^ dunken, wanneer wij zeggen, dat eene
Hoofdft. « maagd is zwanger geworden door den geest van
na C. G. ^^ Qq^ ^ ^vien het gemaldijk is te doen , al wat hij
laar 284* •,^11^.^^ r^ . , ., , ^ ,
tot 312. 59 W"- ( ) "^ „Dus IS hij geworden, Gods
-" - ' ' '■ 5, Zoon dool' den Geest , en 's menfchen Zoon
5, door het vleesch, dat is. God en memch. (f) — •
5, Hij is ook aan God getrouw geweest, te weten,
„ hij leerde , dat 'er maar één God is , en dat men
„ dien alleen moet aanbidden; zichzelven heeft hij
„ nooit God genoemd; trouwens, hij zou zich niet
„ getrouw betoond hebben , indien hij , gezonden ,
„ om de Goden weg te nemen, en ééi^en God te
„ leeren , eencn anderen , behalven den éénen , in-
,, gevoerd had. Wegens deze trouwe, en, omdat
„ hij zichzelven niets heeft aangematigd, heeft hij
„de waardigheid van eeuwigen Hoogenpriestcr, en
„ de magt van Richter, en den naam van God,
„ ontvangen (§). jesus is door den Profeet joan-
„ NES, in deu Jordaan^ gedoopt, opdat hij door
, het geestelijk Waterbad niet zijne eigene zonden,
die hij geheel niet had, maar die van het vleesch,
hetw^elk hij droeg, zou te niet doen, ten einde
hij, gehjk tie Jooden, door het ontvangen der
( , befnijdenis , dus ook de Heidenen , door ^(ti\
Doop , dat is , de ' ovcrlloiting des alreinigenden
„ daauws, zou zaligen." (**) Elders (jf), de
vraao" opwei'pende, waarom jesus niet liever, als
God,
(*) Libr. IV. Oip. 12. (t) Libr. IV. Cap. 13.
(5) Libr. IV. Cap. 14. ('*) Libr: IV. Cap. 15.
(tt) Libr. IV. Cap. 22. fq.
GESCHIEDENIS. 43.-;
God, in de wereld vcrfcheencii zij, met majefleit en U
licerlijkheid ? beiintwoordt hij dezelve op deze wij- ^'^'.'l.^
ze, diit hij aanmerkt, dat de gene, die aan ande- HoofJO.
ren dcuffdcn voorfchreef , die zelf belioorde te vol- ^^ C. O.
brengen, opdat de menfchen zich niet veröntichul- ^^j. Z,Z
digden met de onmogelijkheid, om ze te betrachten
enz. Evenwel, opdat wij zeker zouden zijn, dat
hij van God gezonden was , moest hij , op cene
wonderbare wijze, geboren worden. „Dus was hij
„ God en mensch, tusfchen God en den mensch,
„ in het midden gefield, waarom de Grieken hem
5, Msö-ir*;?, (^Bïiddelaar') noemen, opdat hij den
„ mensch tot God , dat is , tot de onfterflijkhcid ,
5, zou kunnen brengen." (*) Alle de wonderen
en het lijden van jesus hadden eene hooger beteke-
nis. Als hij blinden herftelde, bij voorbeeld, gaf
zulks te kennen , dat hij den Heidenen het licht der
wijsheid zou mededeelen; als hij dooden opwekte,
was zulks een voorbeeld , „ dat de volken , dfior
,, de geheele wereld, welke van God vervreemd en
,, aan den dood onderhevig waren , door de kennis
5, van het waare liclit levend gemaakt, tot den loon
5, der onfterflijkheid zouden komen." (f) Bijzon-
der onderzoekt hij (§), waarom God bepaaldelijk
gewild heeft, dat jesus de kruisdood zou lkr\-cr. ?
hier van geeft hij deze redenen : „ Opdat zelfs de
geringften en zwakftcn hoope van zaligheid zouden heb-
ben, en 'er voKlrekt niemand zou wezen, die hem
niet
(*) Libr. W. Cap. 26. Secf. 5.
(t) Libr. IV. Oip. 16. Sra. 3. fytf.
(5) L/br. IV. Oip. 26. Scct. 29. fqq.
III. Deel. E e
434
KERKELIJKE
II
BOEK
XII
Hoofdfl.
na C. G.
Jaar 284.
tot 312.
Overliet
teken des
kruis.
Over de
eenheid
des Va-
ders en
des
Zoons.
jiict ZOU kunnen navolgen. Ten tweeden , opdat
zijn ligchaam, hetwelk ten derden tiagc zou ver-
rijzen , geheel en ongefchonden zou blijven. Ten
derden, hij werd dus aan het kruis verhoogd, op-
dat het lijden des Heeren aan alle volken bekend
zou worden. Eindelijk, dus breidde hij, in zijn lij-
den, zijne handen uit, en mat de wereld, ten einde
toen reeds te toonen, dat een groot volk, van den
opgang tot den ondergang der Zon, onder zijne
vleugelen komen , en dat groot en verheven teken
des kruis op hunne voorhoofden zou ontvangen."
Aan dit teken des kruis fchrijft hij een groot ver-
mogen toe. Het is voor de booze Geesten vrees-,
lijk , en zij worden daar door uit de bezetenen ge-
dreven. Geene Wichelaars noch Godfpraken veraio-
gen iet, wanneer iemand tegenwoordig is, die dit
teken op het voorhoofd draagt, waar uit zelfs ver-
volgingen ontftaan zijn , alzoo de Wichelaars de
fchuld van het mislukken der offeranden den Cluis-
tencn te last legden (*).
Op de tegenwerping, die men maken mogt, hoe
men kan bewceren, daar men niet meer dan éénen
God verëeren wil, dat 'er echter twee zijn. God
de Vader en God de Zoon ? merkt hij aan :
„ Als wij zeggen God den Vader, en God den
„ Zoon , zeggen wij niet , dat zij verfchillend zijn ,
„ en fcheiden hen niet van malkanderen, omdat de
„ Vader van den Zoon, noch de Zoon van den
„ Vader gefcheiden kan worden; naardien zelfs de
„ Vader zonder den Zoon nkt genoemd, noch de
„ Zoon
(*) Libr. IV. Cnp. 27.
GESCHIEDENIS. 435
„ Zoon zonder den Vader geboren kan worden. Il
„ Dewijl derhalven de Vatlcr den Zoon onder- ^!^^-^
„ fielt , {faciat , ) en de Zoon den Vader , hebben Hoofdll.
„zij beiden édnen zin, {mens^') éénen Geest, na C. G.
„ ééne zelfflandigheid; maar de Vader is als de \^^ ^^t]
„ overvloejende fontein , de Zoon als eene beek , •
„ daar uit vooitvloejende ; de Vader als de Zon ,
,, de Zoon als eene llraal van de Zon uitichieten-
„ de," (^ fok porrectus ^') enz. (*)
Ook fpreekt lactantius van de Ketterijen^ in Over
welke , door aanpomng der booze Geesten , Gods ï^'^'^ff^j-
' , . J; , en.Biu-
volk gcfcheurd is. Deze zijn door christus en ten de
zijne Apostelen voorzegd. Aan zijne woorden niet Kerkgee-
gedachtig , hebben velen verkeerde bijwegen ingefla- j^^,j^{^ °
gen, niet vast zijnde in het geloof, of niet geleerd
genoeg , of min behoedzaam ; fommigen , gezet op we-
reldfchcn rijkdom en eere, ftonden naar het Bis»
fchoppelijk ambt, Qfummutn facerdothtm ^') en daar
in te kort fchietende, wilden zij liever zich van
hunne mededingers fcheiden, dan zich aan dezen
ondeifchikken. Sommigen vonden zich niet in ftaat y
om de tegenwerpingen te wederleggen , en verdraaiden
de Heilige Schriften. Anderen lieten zich , doop
vaifche Profeeten , verleiden. Deze allen hebben op-
gehouden 5 Christenen te zijn , en met verlies van
den naam van christus, menschlijke namen aan*
genomen; bij voorbeeld: de Frygiërs , N^ovatianen^
Valentlnianeii , Mcircioniten , Anthropianen (t}^
„ Het
(♦) Lihr. IV. Cap. 29.
(t) Libr. IV. Cnp, 30. Wie ^^zt Anthropiiinen zijn,
is niit zeker. Misfchien verftaat de Schrijver onder de-
Ëe 2 zen
436 K E R K E L IJ K E
II 5, Het is derhalven 'alleen de algemeene Kerk, (Ca-
*^';f ?9 thoUca Ecclefia , ) die ^t\\ waaren Godsdienst be-
Hoofdil. " houdt. Deze is de fontein der waarheid, het
na C. G. „ verblijf des gcloofs , de Tempel van God. In-
tor^i"?*" ^^^" iemand in dcnzelven niet is ^ binnengetreden ,
-* 5, of uit denzelven is uitgegaan , is hij vreemd van de
5, hoope des levens, en der eeuwige zaligheid." —
De kenmerken der waare Kerk geeft hij dus op:
5, Deze is de waare Kerk, in welke de belijdenis
5, en boete plaats heeft, (^confesfio et poenitentia ^')
5, die de zonden en wonden , aan welke de zwakheid
„ des vleeschs onderhevig is, heilzaam geneest."
Van de Daar lactantius van de gerechtigheid en deugd
deugaen fpj-eekt , laat hii zich , omtrent de deugden der Hei-
der llei- i ' j '
deucn. denen, dus uit: „ Laat ons (lellen, dat iemand,
„ door een natuurlijk en aangeboren goed , waare
„ deugden betracht , hoedanig , bij voorbeeld , ciwon
5, te Atheenen was; wanneer de kennis van ^tw
5, waaren God ontbreekt, zijn alle die goede din-^
5, gen vruchteloos en ijdel, zoodat hij te vergeefs
3, arbeidt, om dezelve naar te flreeven. Want, al-
5, Ie zijne gerechtigheid is gelijk een menschlijk lig-
5, chaam , dat geen hoofd heeft — en dus mist ,
5, het geen het voornaamde van alles is, en leven
„ en gevoel — Weslialven het ontwijfelbaar is, dat
„ hij , die God niet erkent , een godloze is , en alle
„ zijne deugden, welke hij meent te hebben of te
55 bezitten, worden op dien doodlijken weg gevon-
„ den ,
zen nrnm zulken, die jesus voor een bloot r.icmch liiel-
dcn. SoiTimige affchriftcn voegen hier nog de Ariünm
bij , doch dit fchijnt een Ir.ntcr bijvocgzcl.
G E S r TT T E D E N T S. 437
5, den , die gcliccl ccn weg der diiiltcrnis is." ( * ) ir
De waare deugd beftaat in het betrachten van de ^^^^
twee hoüfdgebodcn der wet. God te kennen, hem al- Hoofdft,
leen te gehoorzamen en te dienen ; en in onzen pligt "^ C. G.
te betrachten jegens de menfchen, welke in 't bijzon- ^^j. ^^^
der menschlievendheid of medelijden heet* AVij zijn ■
allen uit dén bloed, dus is, cencn mensch, zelfs 9^'^^^°^'
de wer-
eenen fchuldigen , te haaten , de grootfle ondeugd, (f) y^Q^i.
Mededeelzaamheid te oefenen heeft eene groote be-
loning, alzoo God belooft, dat hij daar aan alle
zonden zal vergeven. (§) Echter, moet men niet
denken , omdat de zonden weggenomen worden , door
milddaadigheid , dat men daar door vrijheid ontvangt,
om te zondigen (**). Boete doen , ti'ouwens , is niet an-
ders dan beloven , dat men voortaan niet meer zondigen
zal. Zij ontvangen vergeving, die onverziens in
zonde vallen , maar hij heeft geene vergeving , die
wetens zondigt, voorts, die gereinigd is van alle
fmet van zonde, moet niet ophouden van mededeel-
zaamheid, als nu geene zonden meer uit te wisfcheii
hebbende, integendeel, dan moet hij te meer ge-
rechtigheid werken, als hij rechtvaardig geworden
4s — tot lof en roem der deugden. — Niemand kan
zonder zonde zijn, zoo lang hij met het kleed des
vleefches beladen is (ff). En, indien wij eenig
goed werk gedaan hebben , behoren wij daar uit
geenen roem te zoeken, alzoo God ons leert, dat ie-
mand 5
(*) LiLr. VI. Cap. 9. (f) Libr. VI. C.yp, 10.
(5) Libr. VI. Cap. 12. Sect. 41.
(**) Libr. VI. Cap. 13. SccT. i. ' ..
(tt) I^ihr. VI. Cap. ].1.
Ee :? ' ;
43S K E Pv K E L IJ K E
II mand, die gerechtigheid werkt, niet moet roemen,
^yVi opdat hij niet fchijne, meer uit ijver om te bclia-
HDofdft. g^'^9 ^^^ 01^1 '^^e GodlijlvC geboden te gehoorzamen,
na C. G. den pligt van menschlievendheid vervuld te heb-
lot ?it'^'2n(*). Niemand echter wanhoope of bczwijke,
. ■ indien hij tot eenige begeerlijkheid of zonde vervallen
mogt zijn, want, „hij kan terug gebracht en ver-
. 5, lost worden , indien hem het bedrevene berouwt ,
5, en hij zich ten besten bekeerende , aan God
,, voldoet, ( aan God bewijst , wat hij fchuldig
„ is.") Ct)
Zijne ze- Zijne zedenleere is, over het geheel, gelijk die van
v^euleere. andere Kerkelijke Schrijveren dier eerfle eeuwen ,
ftreng. Hij veroordeelt den woeker en renten te
nemen van geleend geld (§), her bijwonen der
ll'houwfpelen en kampgevechten , „ want , zegt
„ hij (**), hij, die liet voor vermaak acht, een
„ menscli , die naar zijne verdienden verwezen is,
j, voor zijne oogen te zien dooden , bevlekt zijn
„ geweten." Hij prijst en verheft den ongehuwden
ftaat als volmaakter, dan in het huwlijk te leven (ff).
Hij keurt den foldatenftand af, als ook , iemand ter
dood aan te klagen (5§).
Van bc-t De wereld zal, 6,ooo jaaren, in den tegcnwoordi-
eiiide der ^^^i toeftand blijven , waar na de gerechtigheid i,ooo
Wpr"Id
cniiet ' jaaren heerfchen zal (***). Deze gelukkige tijd zal,
geen daar meent lactantius , niet veel langer dan 200 jaaren
na
(*) Z;VV, VI. Cap. 18. (f) iJ/^r. VI. CaJ>, 24.
(m) Libr. VI. C7/.. i3. (**) Lié!\ VI. Cap. 20.
(it) Lier, VI. Cap. 23. (J§) Lil^r. VI. Cffp. 20,
,V«;. 16. r**) Lier. VII. Cap, 14.
GESCHIEDENIS. 439
na zijnen tijd kunnen uitblijven (*). Bij het einde II
der 6,000 jaaren , zal de Antichrist overwonnen , en ^^^^
met zijnen aanhang ter flrafFe veroordeeld worden, Hoofdft.
dan zal de eerfte opllanding uit de dooden plaats heb- "^ C- ^*
Tanr 284.
ben van alle Christenen, en die den vvaaren Gods- j^j 012.
dienst gekend hebben ; welke geoordeeld zullen wor
den , maar de anderen niet , alzoo zii reeds veröor- 1"^"^^'^'^'
' •' bonden
deeld zijn , en met onuitbluschbaar vuur gcftraft \s.
zullen worden , maar ook , „ als God de recht-
„ vaardigen zal geoordeeld hebben, zal hij ook hen
5, door vuur beproeven. Dan zullen zij, wier zon-
5, den in gewigt of getal overwegen, door het vuur
5, gezengd en gebrand worden , maar zij , die eene
5, volle gerechtigheid en rijpe deugd heeft gezouten
5, Qincoxerit ^^ zullen dit vuur niet voelen, want
5, zij hebben iet van God in zich , hetwelk de kracht y
„ des vuurs afweeit en verdrijft." (f) De zielen
worden dus niet terftond geoordeeld, maar blijven,
tot den tijd der eerfte opftanding, in eene algemee-
ne bewaarplaats. Bij de eerfte opftanding gaan de
vrijgefproken rechtvaardigen tot het eeuwig zalig le^-
ven over, de anderen keeren naa die verblijfplaats
terug, waar de Godlozen het laatfte oordeel der
verdoemenis verwachten. De laatfte 1000 jaaren zul-
len het Rijk van den messias wezen, hetwelk lac-
TANTius als eene Gouden eeuw befchrijft. Na die
1000 jaaren , zal de gebonden Vorst der booze Gees-
ten ontbonden worden, en zich met de Heidenen
tegen de Heilige Stad opmaken, maar God zal zij-
nen
(*) Libr. VII. Cap. -25.
Ct) Libr. VII, Cap. 21. èect. 6.
Ee 4
440 K E R K E L ÏJ. K E
II neii huitften toorn over hen uitllorteii , zootiat nlleen
"vir ^^ lechtvaardi-en overig zullen blijven. Deze zul-
Hüofcid. 1*^1^ ^''"1 '^^ Engelen gelijkvormig worden, wit zijn
na C. G. iiis üieeuvv, en altijd verkecrende voor het aange-
•|^'i.^ ;^jt[ zit:ht van den Almagtigen, zullen zij hunnen Heer
' olFcren en hem eeuwig dienen. Ten zelfden tijde
zal de tweede openbare en algcmcene opftanding ge-
beuren , wanneer de onrechtvaardigen tot eeuwige
ftrafFen opgewekt, en met den Duivel en zijne En-
gelen veroordeeld zijnde , voor liet oog der Engelen
en Heiligen , in het onuitbluschbaar vuiu' in eeuwig-
heid zullen moeten branden (*).
Zijuwerk Behalven dit Godsdienfug onderwijs , lezen wij nog
1\' 'f?, , van dezen zelfden Schriivcr twee Werken, het één
(-Toden over den toorn van God^ {de ira Dei. Liber unus ^')
over de o-efchreven , nailat hij zijn groote Werk voltooid
VooiV-ic-
iii"iicid. Ii'^'*-1 Cf)' ï^i ^^'^'^ verhandeling betoogt hij tegen de
Ileidenfche Wijsgeeren, bijzonder tegen epikurus
en de Stoïcijnen^ dat men aan God, in de daad,
toorn , zoo wel als genade ; ftraffe , zoo wel als ver-
geving der zonden , moet toelchrijven. Zij behelst
vele goede aanmerkingen , alhoewel men eene duide-
lijker ontwikkeling van het waare denkdeeld, wan-
neer aan God toorn wordt toegefchreven , zou mo-
gen verlangen. Het andere Werk of Verhandeling
liec;[t de Godlijke Voorzienigheid tot zijn onderwerp,
( de opificio Dei , vel formatione hominis , ) en be-
wijst deze lecre uit de bewonderenswaardige inrich-
ting van het menschlijk ligchaam. Ook deze ver-
handeling getuigt van de kimde en geleerdheid van
on-
( * ) Llbr. VII. ( \ ) VeriT. L. II. Inflit. Div. C. 17. S. 5,
GESCHIEDENIS. 441
onzen Sclirijver, en bevat vele belangrijke aanmer- TI
langen, om welke elk Lezer geern daar in die mis- ^^^f
flagcii zal verfchonen , welke de Schrijver , ni zijnen Hoofdft.
tijd, bij de zoo gebrekige kennis der Natuur, niet na C. G.
veraiijden kon, maar waar bij tevens zijne befchei- ^^j. ' ^
denhcid te prijzen is. Hij ichreef deze Verbande- —
ling vroeger dan zijn groot Werk, in hetwelk hij
dezelve aanhaalt (*)
Behalven deze Werken van eenen Wijsgeerigen en Zijnwerfc
Godsdienffigen Inhoud , fchreef lactantius ook ^verde
° dood der
een afzonderlijk Gefchiedkundig Werk , Over de dood Vervol-
der Vervolgeren van het Christendom ^ ( de Mortibus geren»
Perfecutorum , ) waar in hij , uit de Gefchiedenis ,
aantoont, welk ongelukkig einde hunnes levens alle
de Vorflen gehad hebben , die de Christenen hebben
veivolgd, beginnende van nero af, tot aan zijnen
tijd, met dit bepaald oogmerk, om hunne rampen
en heilloos uiteinde te doen aanmerken, als flrafFen
van God, die de waarheid van den Godsdienst en
de onfchuld der Christenen dus handhaafde. Het
is , in de daad , jammer , dat , bij zoo vele ophel- "
deringen in de Romeinfche Gefchiedenis, dit oog-
merk van den Schrijver , en zijn afkeer van het
Heidendom, zoo veel invloed op zijne verhalen heb-
ben gehad , hoewel men veel kan infchikken, als
men in aclit neemt, dat hij dit Werk gefchreveii
lieeft , toen de aandoeningen over de naauwlijks ge-
eindigde veiTolging nog hevig , en de wond nog versch
was. Dit Werk heeft balusius (f) het eerst in
het
(*). Z//J/-. II. Injlitt. Div. Cap. lo. Sect. 15.
([) Miicetlan. Libr. \\. pag. \-,\(), Paris. i6j^. Zso.
Ee5
441 K E Pv K E L rj K E
II het licht gebracht, uit ten enkel Handfchrift, hcb-
^f^ bende deze gdêerde man, uit meer dan éétien grond
Hoofdft. bewezen, dat dit Werk waarlijk aan lactantius
na C. G. toebehoort , overëenkomftig het getuigenis van hic-
^^^"■^j^' R<^NYiMüs (*), die verzekert, dat lactantius zoo-
■ ■- ■ ■• danig Werk heeft uitgegeven.
Zijne La- In zijne jonger jaaren heeft deze Schrijver ook eeni-
ti]n(che p.(. Latiinfche Gedichten opgefteld. Eén onder den
Oedich- *=" -"
len. titel van Sijmpojtum , ( het Gezel fchap of Gastmaal , )
hetwelk men te vooren, bij misvatting, aan eenen
geheel onbekenden Dichter symposIus heeft toege-
fchrcven, tot dat de geleerde chr. aug. heuman het
aan zijnen echten maker herflelde , aan wien ook më-
RóJjYiviüS het reeds had toegekend. Dit Gedicht behelst
een honderdtal raadzclen in zesvoetige Verzen , die
ïiiet onvernuftig zijn. Een ander Gedicht over den vo-
gel Feiiix , (Carmen de Phoenice ,) hetwelk de Iland-
fcbriften-insgclijks aan lactantius toefch rijven , zou
ook eenc vrucht zijner vroeger jeugd kunnen wezen.
Maar twee andere Dichtflükken over Het Pafcha, en het
" Lijden des I leer en ^ {de Pafcha et Pasftone Domini^
fchijneii eenen anderen Dichter te hebben. Voorts
zijn zijne Reishefchrljving uit Afrika naa Nikomedië ,
in Dichtmaat , zijn Bock over de Grammatica of
Spraakkunde ^ en eenige' Verzamelingen van zijne
Brieven , door den tijd verloren geraakt.
Uitgaven De overgeblevene Werken van lactantius, zijn
zijner meermalen, na het herftel der geleerdheid, in Europa
* gedrukt geworden , waar toe de voortreflijke ftijl, in
welken zij zijn opgefteld , niet weinig heeft toege-
bracht.
■ (^'~) Catal. SS. Eccles. C. 80.
GESCHIEDENIS. 443
bracht. Merkwaardig is het, dat de oudfte uitgave H
dezer Werken , van het jaar 1465 tol. , in liet Ivlooster '^'^'|j^
Stibiaco ^ het eerlle Boek. is, dat in Itnli'é is gednikt Hooiclft.
geworden. Wij zullen alle de volgende uitgaven der- ^^ C. G.
1 • • 11 1 T^^^r 284.
zelven hier niet opnoemen, alleen ons vergenoegende, ^^^ ^j„
met te zeggen , dat de gewigtigfte die is van joh. lud.
BUNEMAN, Leipzig 1739 8vo. , en de laatfte die van
JOAN CAPTiSTE LE BRUiN' , na dcszelfs dood achter-
volgd door NIC. LENGLET DU PRESNOi , en te Parijs
1748 , in twee Deelen in Qjiarto in het licht veifche-
nen. Het kort Begrip van zijn Godsdienjiig Onder-
■wijs , ( Epitome 'Jnflitutionum Divinarum , ) het-
welk reeds ten tijde van HiéRONYMus grootendeels ver-
loren was geraakt , werd door chr. matth. pfaff,
in her jaar 171 2, uit een Handfchrift der Koninglijke
Boekerij xtTurin , het eerst teParys met eene Inleiding
uitgegeven , en naderhand door jon. da vies te Cam-
bridge 1718 beicien in 8vo. Van zijn AVerk over de
dood der F'ervoigers is , na balusics , ook afzonder-
lijk eene prachtige uitgave, veifierd met de aanmer-
kingen van vericheiden geleerden, en zijne eigene, met
bijzondere Verhandelingen , en zelfs met Plaaten , door
bezorging van paul bauldri, te Utrecht 1693 8vo. ,
lütgekomen.
Thans is ons nog overig, dat wij, aan het einde Opvol-
der derde eeu\v gekomen , een kort verflag geven van -^'."^ ^^"^
de opvolging der Bisfchoppen , die de aanzienlijke Ge- pen [^ "
meenten der Cliristenen te Rotne^ Alexandrie^ jferu- Rome.
falem^ en Anti'öchi'è ^ geduiire.nde deze ecuw, hebben
beftuurd. Van de Bisfchoppen van Rome ^ in deze
eeuw , heeft niemand zich door zijne fchriften , en
üechts eenige weinigen , door eene of andere merkwaar-
dig
444 K E R K E L IJ K E
jj digc d;iad, vermaard gemaakt. Na victoii I. (*},
BOEK volgde ZEPHYRiNus, 111 het tiende jaar van den Keizer
jj'^P^^ SEVERUS, onder hem bloeide de Ouderling cajus of
.na C. G, GAjus , die zich fterk tegen de leere van het duizend-
Jaar 284. j.^j.jff j^]\\^ verzette Cf). De aanhangers van Theodo-
tot 312.
-, Tus den Lederberijder wendden voor , dat onder iiem j
de leere, dat jESUvsGod zij, eerst was opgekomen (§),
doch de door hun verkozen Bisfehop natalis verliet
hunne partij , en onderwierp zich aan zephyrinus , ge-
lijk wij reeds verhaald hebben (**). Na achttien jaa-
ren had zephyrinus tot zijnen opvolger calistus of
CALixTus I. welke, na vijf jaaren, tot zijnen opvolger
had URBANUS den I. (ff), en deze, na acht jaaren,
i'ONTiANus (§§). Op dezen volgde, na zes jaaren^
ANTERUS, voor dcu korten tijd van édne maand (***).
De volgende Bisfehop van Rome^ fabianus, is meer
vermaard geworden , deels door de bijzonderheid,
welke, bij zijne verkiezing, zal gebeurd zijn (fff), maar
bijzonder door zijnen ijver voor den Godsdienst, voor
welken hij ook , in de vervolging onder den Keizer de-
CTus, als Martelaar het leven gelaten heeft, hebbende
zijne waardigheid bekleed van het Jaar 236 tot 250 (§§^).
Een jaar lang ftond nu de Stoel v-mRome ledig, dewijl
DEcius gcene verkiezing van eenen Bisfehop wilde dul-
den ,
(*) Zie II Beel, Bladz. 280.
(f) \\. Deel Bladz. 388. (§) \IJ Dcél, Bladz. i\^,
(**) II. Deely Bladz. 213. Vergelijk eusebiüs Hist.
Eccles. Lihr. V. Cap. 28. (ft) Eusebiüs VI. 21.
(^5) EusEB. VI. 23. (*'*) EusEB. VI. 29.
(ttO Zie II Dcd, Bladz. 423.
(§f§) Eusebiüs Ilist. .Eccla, VI. 3p.
GESCHIEDENIS. 445
den , tot dat , in het jaar 251, cornelius , met meerder- II
heid van flemmen , tegen novatianus , verkozen werd, ^^^ J^
waaropeene fcheuring volgde, gelijk wij reeds verhaald Hoofdft.
hebben (*). cornelius werd, na een jaar en drie maan- "^ ^- *^-
den , door den Keizer gallus, naa Centumcellce oïCivita ^^^ "^ j ^
Vecchia gebannen , alwaar hij overleden is ( f ). Zijn op >
volger Lucius overleed , na naauw achtmaanden gezeten
te hebben , en werd opgevolgd door stefanusoF ste-
ven den I. , welke zich , in den twist over den Doop
der Ketteren, door zijne heerschzucht en drift , niet wei-
nig heeft laten zien , bijzonder tegen cyprianus , ge-
lijk wij hier voor verhaald hebben (§). xystus of
siXTus de tweede , die stefanus in het jaar 257 op-
volgde , werd , in het volgende jaar 258 , een fiachtöf-
fer der vervolging van valerianus (**). Zijn opvol-
ger DiONYSius , in het jaar 259 , nadat de Bisfcliop-
pelijke Stoel een jaar ledig had geftaan , is alleen merk-
waardig, omdat hij zijnen naamgenoot dionysius van
Alexandri'è van de befchuldiging van Ketterij heeft vrij-
gefprokcn (ff). Na felix , eutychianus , en cajus ,
van welke wij niets lezen , dat aanmerkingwaardig is ,
volgde de laatfle Bisfchop te R.ome^ in deze eeuw,
marcellinus , van wiens afval van het Christendom ,
waar mede hij befchuldigd is geworden , wij reeds gc-
fproken hebben (5§).
Zij
(*) In dit Beel, Bladz. 30,31.
(t) Boven Bladz.\\<2.. Volgends eusebius heeft hij zijne
waardigheid ointrent drie jarren bezeten ///5/. Eccles, VII. z.
(§) Boven Bladz. 118. (**} Zie boven i?/.7r/s. 143.
alwaar meer van dezen Bisfcliop gezegd is.
(tt) Boven Blad;:. 160. (i^§} Boven i?/^^'^, 372.
446 K E R K E L IJ K E
II Zij, die, in deze eeuw, als Bisfchoppen, de aan-
*^?^? zienlijke Gemeente van Alexandri'è in -fi^ y/)/^ , befluur-
Iloofdft. den , hebben zich meest allen eenen grooten naam ver-
ua C. G. vvorven , en zijn ons dus , in een ander opzicht , in
tot '^12! ^^" lo^P onzer Gefchiedenis , reeds voorgekomen. Na
DEMETRius (*) , bekcud door zijne onvriendelijke be-
le Alex- |-,ji,i(|eijj^2; van origenes , volgde heraklas, een leer-
ling en vriend van dezen Kerkvader (f), en na de-
zen, in het jaar 248, de vermaarde dionysius , wiens
lotgevallen , gelijk ook zijne fchriften en geleerden ar-
beid, wij hier voor (§) gemeld hebben. Na dionysi-
us volgde MAXIMUS , Ouderling te Alexandné (**) ,
die, na 12 jaaren, door thomas werd opgevolgd,
gelijk deze , na 19 jaaren , door petrus , welke in het
jaar 311 ,in de vervolging onder maximinus, den Mar-
teldood geleden heeft, hebbende zich, door zijne
(h'enge deugd niet min , dan door zijnen ijver en werk-
zaamheid voor den welvaart zijner Gemeente geacht er.
beroemd gemaakt (ff).
Te Ten- r>ij de Gemeente van Jerufalem^ thans jfElia ge-
ialem. nocmd, meldt ons eusebius (§S), als opvolger van
ALEXANDER (***) , iu het Bisfchoppelijk ambt , MAZA-
BANES, en na denzelven hymeneus , die van dezen
Gefchiedfchrijver hooglijk geprezen wordt (fft) , en die
iu
(*) Zie ons II. Deel Bladz. 281.
(t) Bovéu in die Decl^ Bladz. 51.
{^%^ Bladz. 152. volgg. (*^0 EusEB. Z^.VII.C. 11,28
(tO Zie boven Bladz. 375.
(§5) Hht. Ecclcs. Vr. 39.
(***) Zie II Deel, Bladz. 282, 2S3.
(ttt) EusEB. I-Iht. Eccles. Vil. 14.
GESCHIEDENIS. 447
iti de Kerkvergadering te Antiöchi'è^ tegen paulus sa- II
MOSATENüs ( *), is tcgenwoordig geweest; op dezen "^^j
volgde ZABDAS , en daar na hermon , de laatfte vóór Hoofdft.
de vei-volging van diocletianus (f). "^ C. G.
• •■ j 1- 1 r.- r i. Jaar 284.
Na SERAPioN , met wien wij de lijst der Bislchop- {^^ o 12^
pen van Auti'óchi'è^ in de voorgaande eeuw, gefloten
hebben (§), waren aldaar, in deze derde eeuw, de .%"^''^'*
volgende Bisfchoppen, asclepiades (**) , phile-.
Tus (ft) , ZEBiNus (§§) , babylas , van wien
wij elders gefproken hebben (***). Zijn opvolger
was FABius 5 die , novatianus niet ongunfirig zijnde ,
over hem ecne Kerkvergadering te Antiöchi'è bijeen-
riep , welke , alzoo zijn dood tusfchen beiden kwam ,
gehouden fchijnt te zijn door zijnen opvolger deme-»
TRiANus Cttt)' De opvolger van demetrianus was
PAULUS van Samofata , dezen om zijne gevoelens af-
gezet zijnde (S,§.§) ? ^'^'"^ doininus in zijne plaats tot
Bisfchop aangefteld, wien timeus is opgevolgd, en
dezen cyrillus, een tijdgenoot van eusebius, na
wien gevolgd is tyrannus , ten wiens tijde deze Ge-»
meente de woede der laatfle vervolging heeft moeten
verdiuiren (****). Ten tijde van cyrillus bloeide te
Au-:
CO EusEB. Hiit. Eccics. VII. 30.
( t ) EusEn. VII. Cap. uit,
(§) II. V>ecl, Blruh. 283,
(**) Die bij EusEB. Hht, Eccles. VI. 1 1. , geprezen wordt.
(ft) EusEB. VI. 21.
($SJ) Eusr.B. VI. 23.
r***) II. Deel, Bladz, 429.
(ttt) EusEB. VI. 39, 46. et VII. 5.
(I§§) Zie boven Bladz. 241. (****) Euseb. VII. 32.
44S KERKELIJKE GESCHIEDENIS-
II Anti'óchiè dorotheus , Ouderling in deze Gemeente ,
^°jj^ wiens geleerdheid eusebius hooglijk roemt, zijnde
Hoofdft. hij, het geen ten dezen tijde iet zeldzaams was, on-
na C. G. (jej. ^1(3 Christenen , zeer ervaren in de Hebreeuwfche
tot 312.* Taal. EUSEBIUS zegt, hem dikwijls gehoord te hebben,
r- als hij de Heilige Schrift verklaarde, ook meldt hij
van hem deze bijzonderheid , dat hij van zijne geboor-
te af een gefnedene was (*).
En hier mede eindigen wij dit merkwaardig Tijd-
perk, in hetwelk de Christenen, onder menigvuldige
vervolgingen , zonder eenige befcherming van wereld-
lijke magt , zich niet alleen gehandhaafd , maar ook , op
eene verbazende wijze, uitgebreid hebben. Met het
volgende Tijdperk , zal zich aan ons eene geheel an-
dere gedaante van zaken vertoonen, daar de Keizers
van het Romeinfche Rijk den Godsdienst der Christe-
nen omhelzende, deze nu de Godsdienst van den
Staat zal wezen, door de opperfte magt niet flechts
geduld, maar beleden, voorgedaan, en gehandhaafd.
Welken invloed deze verandering op dien Godsdienst ,
ten voordeele, of nadeele door verbastering, gehad
hebbe, zal ons het volgend Deel dezer Gefchiedenis
keren moeten.
C*) Eus£B. VII. 32.
Einde van het Derde Deel.
^ FOR CHRïSTu
"""^O' ONTAfilO, ^^^"^"^
'•s^
'.:_,* ^;•^•, ,; : ;•;► .
. /. ,' • . ^ . -■■■■■-•'./■ ■,»,.■ •*•
■■^'■^•v- ■ :;r'--.--'-.'*^"' ^;'^<.■;.■
M'
>':;=...
•^-.^•:*
••■ ■ W'' '■''!'* .
'•* ■". ■. ♦•.■
'■:i-:::-i-m
r^-